Op donderdag 27 mei 2021 ondertekenden Rita Rahman, voorzitter van de Werkgroep Caraïbische Letteren, en... Lees verder →
Benny Ooft, 31 jaar geleden…
Vandaag exact 31 jaar geleden overleed Benny Ooft. De Surinaamse schrijver, actief in de grote nationalistische generatie van de jaren ’60 en ’70, woonde toen al enige tijd in Nederland. Michiel van Kempen herdenkt hem.
read on…Buitenlandspook en roekeloosheid president
door Theo Para
Zowel bij de onthulling van het Waterkant-monument voor slachtoffers van de Binnenlandse Oorlog, als bij de ‘opening’ van het Memre Buku kazernemonument voor de gevallen militairen in die oorlog − ver van plaatsen delict en slagveld − leek niet de nagedachtenis van de slachtoffers, maar de politiek-historische zelfrechtvaardiging van de zittende macht centraal te staan. Geen levende herinneringen aan de gevallen burgers of militairen voerden de boventoon. read on…
‘We zijn niet gekend bij opzetten monument’
door Naomi Hoever
Paramaribo – De ex-strijders aangesloten bij de toenmalige guerrillabeweging Jungle Commando (JC) voelen zich miskend bij de voorbereidingen en de activiteiten om te komen tot een monument voor de Binnenlandse Oorlog. Ook de plek waar het monument staat, de Waterkant, valt hen tegen. Ze hadden het liever bijvoorbeeld in Moiwana gehad. read on…
Kunstenaars bekritiseren Dobrubeeld op Louis Doedelplein
door Merredith Bruce
Paramaribo – Het Louis Doedelplein bij de kruising van de Zwartenhovenbrugstraat met de Saramaccastraat krijgt een borstbeeld. Niet van Louis Doedel, maar van Robin ‘Dobru’ Raveles. Kunstenaars George Ramjiawansingh en George Struikelblok zijn echter geen voorstander hiervan en zouden een andere plek kiezen. read on…
Herrenberg presenteert boek over ondernemingsraad
Het voornaamste doel van het schrijven van dit boek is het overdragen van vakbondskennis aan de jongeren, deelt de schrijver mee. Ook is getracht om voor de arbeidersklasse de mogelijkheden voor een modernere kijk op de
Dit boekje is te koop voor SRD 10.
De verkooppunten van dit boek op 25 februari zijn: Palmentuin, OCER, Stibula, Plein van de Revolutie en de markt in Nickerie.
Bouw oorlogsmonument doorgedrukt: ‘Het is powerplay van Herrenberg’
In een brief naar directeur Stanley Sidoel van het Directoraat Cultuur en het ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling wees Monumentenzorg eind vorige maand op het effect van dergelijke handelingen op de positie van Suriname op de Unesco Werelderfgoedlijst. Het ministerie van Openbare Werken (OW), die voor de bouw van het monument zorgt, staakte vorige week zaterdag dientengevolge de bouwwerkzaamheden. Per brief liet OW-directeur Mark Rommy de commissie ‘Monument van de gesneuvelde militairen 1986-1992’ toen weten dat er geen toestemming is verleend van instanties voor de bouw. Henk Herrenberg heeft de toestemming uiteindelijk bij het Kabinet van de President gekregen, waarna OW donderdag de werkzaamheden hervatte. Deze handeling komt op het moment dat Suriname op de vingers is getikt door de Unesco over het uitblijven van maatregelen om zijn plaats op de Werelderfgoedlijst te behouden.
Minister Ashwin Adhin van het ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling waaronder het Directoraat Cultuur valt, blijft op de vlakte over het onderwerp. Volgens hem is het nog onduidelijk wie toestemming moet geven. “We gaan dit na met de verschillende actoren en kijken welke afspraken gemaakt zijn”, geeft hij aan. Directeur Stephen Fokke van Stichting Gebouwd Erfgoed die de beheerder is van de Werelderfgoedsite, is met verlof en heeft via zijn secretaresse laten weten voorlopig niet in de publiciteit te treden. In een eerder interview gaf hij echter aan dat de overheid voldoende bewust is van de impact van zulke handelingen op de kwaliteit van de Werelderfgoedsite. Maar “de overheid speelt don manmet ons”. Alle veranderingen van het Onafhankelijkheidsplein en de Waterkant dienen met Stichting Gebouwd Erfgoed Suriname opgenomen te worden. Hoewel minister Soewarto Moestadja leden van de Commissie Monument Gesneuvelde Militairen en Burgers tijdens de Binnenlandse Oorlog woensdag heeft geïnstalleerd, is de bouw van het monument maandag 28 oktober aangevangen.
Twee monumenten voor slachtoffers Binnenlandse Oorlog
door Gilliamo Orban
Paramaribo – Behalve een gedenkteken speciaal voor militairen die tijdens de Binnenlandse Oorlog zijn gesneuveld, komt er ook een monument voor burgerslachtoffers en ex-militairen. Ook nog in leven zijnde soldaten die aan het conflict hebben meegedaan behoren tot de laatste categorie.
read on…Instituut voor onderzoek eigen geschiedenis
door Audry Wajwakana
Jan Soebhag wint eerste Hindipopfestival
door Sabitrie Gangapersad
Cultuurontwikkeling
Van de 21 ingezonden composities zijn twaalf geselecteerd voor de finale. De selectie vond vrijdagavond in de Anthony Nesty Sporthal plaats. “We hebben jarenlang de verschillende hoogtijdagen gescheiden gevierd, maar het is nu tijd om samen, gecoördineerd en landelijk belangrijke hoogtijdagen te gedenken”, sprak Henk Herrenberg, voorzitter van de Nationale Commissie Jubileajaren, de aanwezigen toe. Ashwin Adhin van de Culturele Unie Suriname (CUS) vindt dat het Hindipopfestival cultuurontwikkeling stimuleert.
Na de korte toespraken werden alle twaalf composities achter elkaar vertolkt. De muzikale begeleiding was in handen van Yaadgaar Orchestra onder leiding van Riaz Ahmadali. De meeste Hindipopnummers zijn door de componisten zelf gezongen. De melodie, tekst en presentatie oogstten veel waardering van het publiek. “De jury heeft het moeilijk. Alles klinkt geweldig. Dit is een prijzenswaardig initiatief. Ons talent doet niet onder voor dat van de rest van de wereld”, merkten verschillende aanwezigen op.
Verzwegen held Doedel herrijst naar glorie
Horb is vermoord
door Theo Para
Roy Horb, de in ongenade gevallen tweede man van het toenmalige Militaire Gezag, is vermoord. De lezing van het militaire regime dat Horb zich op 2 februari 1983 in zijn cel in Fort Zeelandia ‘met het koord van zijn onderbroek aan een spijker’ had verhangen blijkt gelogen. Horb zou eerst met behulp van ‘een arts’ om het leven zijn gebracht, daarna hingen zijn moordenaars hem met een koord op aan een spijker in de muur van zijn cel.
De getuigenis van oud-politieofficier Herman Doorson liet er geen misverstand over bestaan. De voormalig politieman verscheen op 8 juli als getuige à décharge voor de Krijgsraad in het 8 december strafproces. Dat Doorson als ‘vriend van Bouterse’ deze onthullende verklaring aflegde draagt bij aan de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van zijn versie van de noodlottige epiloog van de decembermoorden van 1982.Bouterse en zijn groep wilden met de brandstichtingen, folteringen, decembermoorden, mediaverboden en afschaffing van verkiezingen niet alleen afrekenen met de democratische volksbeweging, zij wilden ook andersdenkenden binnen hun regime liquideren. In het boek Decembermoorden in Suriname. Verslag van een ooggetuige (1983) liet Horb zijn getuigenis optekenen door ex-minister Jan Sariman. Hij vertelt daarin dat hij door Bouterse ‘werd gedwongen’ mee te doen aan de moorden op 8 december 1982. De ‘Leider van de Revolutie’ wilde van hem af omdat hij zich niet kon vinden in de koers richting een ‘linkse’ totalitaire staat in Suriname. Om hem te compromitteren liet Bevel, Horb op de televisie met de aangeslagen journalist Jozef Slagveer verschijnen.
Slagveer las onder geweldsdreiging een valse zelfbeschuldigende verklaring voor waarin de gearresteerden van 8 december 1982 van een staatsgreep en samenzwering met buitenlandse machten werden beschuldigd. Ook André Kamperveen, een ander 8 decemberslachtoffer, moest zo een valse verklaring voorlezen. Hij verscheen niet op de televisie, slechts op de radio was zijn gebroken stem te horen. Pas veel later, in een zitting van het 8 december strafproces, zouden filmbeelden van zijn verklaring worden vertoond. Op die beelden, die op 8 december 1982 in het Fort Zeelandia waren geschoten, was ook zijn verhoorder te zien: Desi Bouterse. Voor de goede verstaander was daarmee de hoofdverdachte op heterdaad betrapt, hij was wel in het Fort tijdens de folteringen en moorden. Toen de VN rapporteur voor de mensenrechten mr. Amos Wako verhaal kwam halen bij de legerleiding was het duidelijk in welke schoenen de schuld zou worden geschoven. Sgt. Majoor Zeeuw, toenmalig ondercommandant van de Militaire Politie en vertrouweling van Bouterse, vertelde volgens de rapportage van Wako het volstrekt ongeloofwaardige verhaal dat ‘een soldaat’ met een ‘Bren gun’ plots begon te schieten op de ‘gevangenen’, omdat hij ‘waarschijnlijk ten onrechte dacht dat ze zouden vluchten’. Op de vraag wie de soldaat dan wel niet was, zei hij dat het een ‘dienstplichtig soldaat’ betrof ‘die alleen majoor Horb kende’. Zowel naar verklaringen van Zeeuw, kapt. Graanoogst, als lt. Gorré was alleen (!) Horb in Fort Zeelandia. En Horb was er niet meer. Maar Horb was voorzienig en liet deze getuigenis optekenen: ‘Als ik mocht doodgaan bij een verkeersongeluk, door verdrinking of wat dan ook, weet één ding: ik ben vermoord. Vermoord door Desi en zijn bende.’
Meineed als ‘geheugenverlies’
Irwin Kanhai, advocaat van de hoofdverdachte, was als PALU-kaderlid in 1982 militant van de ‘revolutie’, lees de militaire dictatuur. Hij verdedigt met de hoofdverdachte ook zijn eigen politieke biografie. De ethische gedragscode van advocaten vraagt om onafhankelijkheid van de advocaat in relatie tot zijn cliënt en diens belangen. Bij Kanhai lijkt die onafhankelijkheid zoek, niet alleen vanwege zijn politieke affiliatie met de hoofdverdachte, maar ook vanwege zijn meer politiek-ideologische, dan juridische strategie in de rechtszaal. Kanhai tracht met juridische middelen de desinformatie en lastercampagne van het toenmalige militaire regime tegen zijn slachtoffers en de laffe, valse alibiverhalen van de hoofdverdachte legitimiteit te verschaffen. Hij tracht de leugen dat de decembermoorden het antwoord waren op een dreigende invasie en staatsgreep, waaraan de slachtoffers zouden hebben deelgenomen, kredietwaardigheid te verschaffen. Maar de decembermoorden waren geen antwoord op een dreigende invasie, zij waren als volkenrechtelijk misdrijf tegen de menselijkheid juist aanleiding tot overwegen van een buitenlandse humanitaire interventie. Kanhai poogt slachtoffers en daders met elkaar te verwarren. Maar het is zoals de OAS in haar rapport over de decembermoorden stelde: ook al waren de slachtoffers voornemens een staatsgreep te plegen, dan nog rechtvaardigt niets het martelen en zonder vorm van proces executeren van ongewapende mensen. Soerendre Rambocus en Jiwan Sheombar werden zelfs uit hun gevangeniscellen in Santo Boma gehaald om hen op Bastion Veere dood te schieten. Wat Kanhai tracht te verhullen is dat de decembermoorden onderdeel waren van een totalitaire machtsgreep, waarvan hij en zijn politieke partij ruimschoots hebben geprofiteerd. Uit de kruitdampen van 8 december 1982 verscheen splinterpartij PALU in de totalitaire regering van 1983 als partij met de meeste ministersposten en het premierschap.Met Doorson trachtte onze politieke advocaat weer het invasiefabeltje iets van geloofwaardigheid te verschaffen. Hij had daarbij, ongetwijfeld tot zijn ergernis, niet alles in de hand. Want naast de ontboezeming over de moord op Horb, verklaarde deze ‘vriend van Bouterse’ ook nog dat oud vakbondsleider Fred Derby, anders dan Bouterse beweerde, geen ‘mol’ van het militaire bewind was en dat het ‘op de vlucht neergeschoten’ verhaal van bevelhebber Bouterse niet waar was. Deze toenmalige politieofficier was gedetacheerd bij Procureur Generaal R.Reeder, die hem na de decembermoorden vroeg gegevens te verzamelen omdat mogelijk strafbare daden waren gepleegd. Er werden geen mensen verhoord. Bovendien kreeg hij na de dood van Horb van de PG te horen dat hij ook met dat gegevens-verzamelen moest stoppen. Doorson zei nadrukkelijk dat het niet om een onderzoek en zeker geen strafrechtelijk onderzoek ging. De bewering van Bouterse, veel later, dat er onder zijn bewind na 8 december 1982 onderzoek was verricht, maar dat het was kwijtgeraakt, was dus de zoveelste leugen. Ook in het rapport (1985) van Wako vinden we daarvan de bevestiging. De VN rapporteur schreef dat ‘Lt.Kol. Bouterse’ tegenover hem had verklaard dat ‘er geen poging is ondernomen om een onderzoek naar de gebeurtenissen in te stellen.’ Doorson maakte van zijn verzamelde gegevens een dossier in drievoud. Twee exemplaren bewaarde hij op het kantoor van de PG en een gaf hij vertrouwelijk – ‘een vriendendienst’ – via toenmalig directeur Jozef Brahim in bewaring bij De Surinaamsche Bank. Ter zitting bleek dat alle drie exemplaren waren verdwenen. ‘Een groot raadsel’ zei getuige Jozef Brahim, die vertelde dat in 1993, toen hij met pensioen ging, het bankexemplaar er nog was. Toen de rechters aan getuige Doorson vroegen wat hij zich kon herinneren van zijn gegevens, zei hij dat hij zich had aangeleerd na een ‘zware zaak’ de gegevens uit zijn geheugen ‘te wissen’, want ‘anders word je gek’. Voor een ieder met enige kennis van de werking van het menselijke geheugen is die bewering lariekoek. De hersenen zijn geen computer. Treffend gebruikte auditeur-militair Roy Elgin het begrip ‘delete’ voor de ongeloofwaardige pretentie van de getuige. Maar het delete-knopje van Doorson werkte selectief. Want hij wist wel zich te herinneren dat in het dossier ‘90% harde informatie was dat Nederland Suriname zou binnenvallen’. Derby zou dat aan Horb gezegd hebben. Nee, hij herinnerde zich geen details, ook wist hij geen namen, geen gebeurtenissen, geen feiten, alleen van-horen-zeggen. Horb en Derby zijn er niet meer, het dossier is foetsie, we moeten het dus alleen doen met het delete-geheugen van de ‘vriend van Bouterse’. Dat deze getuige buiten zijn rol ging van vertolker onder ede van wat hij heeft waargenomen, bleek uit zijn verdachtmaking (www.caribiana.nl) dat het exemplaar uit de kluis van de bank mogelijk is weggehaald door de Nederlandse ambassade of door Ilse Labadie, voorzitster van de Organisatie voor Gerechtigheid en Vrede, die toen bij de bank werkte. Zowel Nederland als de nabestaandenzouden er baat bij hebben dat informatie over de ‘invasieplannen’ niet naar buiten zouden komen. De getuige verraadde hiermee niet alleen zijn partijdigheid, hij laadde ook de verdenking op zich de dief te zijn die roept ‘houdt de dief’. Want behalve Jozef Brahim en Herman Doorson wist niemand anders van het exemplaar in de bankkluis en de afspraak was dat alleen als de laatste erom vroeg het uit de kluis zou worden gehaald. En waarom heeft Doorson, toen midden jaren negentig bleek dat het exemplaar uit de bankkluis was verdwenen, geen onderzoek naar de verdwijning laten instellen?! In 1997 werd hij door het regime Bouterse-Wijdenbosch benoemd tot hoofd van de Centrale Inlichtingen Dienst (CID). Zijn ‘vriend’ en naar het unanieme verhaal van alle ooggetuigen de opdrachtgever van de decembermoorden, had alle belang bij de verdwijning van het dossier en waarom zou de gecompromitteerde Doorson zijn Baas daarbij niet van dienst zijn?! Als het gaat om zijn getuigenissen à décharge marcheert Doorson in de parade van pro-Bouterse-getuigen die meineed vermommen als ‘geheugenverlies’. Maar ook om andere reden is Doorson- die terloops, in lijn met de leugens van Bouterse en Kanhai, alle schuld in de schoenen van de nu overleden Paul Bhagwandas tracht te schuiven – als getuige à décharge onbetrouwbaar. Het NRC Handelsblad van 17 mei 1997 citeerde uit een vertrouwelijk proces-verbaal van de Haagse regionale criminele inlichtingendienst dat ‘H.C.E. Doorson, die in het dagelijks leven bij het korps politie Suriname werkt als inspecteur een cocaïnelijn heeft opgezet. Doorson zou een koelvrieshuis hebben in het bedrijf NV Doroe in Suriname alwaar cocaïne geprepareerd zou worden in bevroren vis, bestemd voor Nederland. Doorson heeft zakelijke belangen met Lowes en Bouterse.’
Heropening onderzoek
De justitiële autoriteiten in Suriname moeten op straffe van verlies van geloofwaardigheid onmiddellijk het onderzoek naar de dood van Roy Horb heropenen. Doorson moet worden verhoord, terwijl ook de ‘arts’ die mogelijk op flagrante wijze zijn medische eed en de mensenrechten heeft geschonden flink aan de tand moet worden gevoeld. Gezien de huidige ongunstige politieke omstandigheden, waarbij de hoofdverdachte president is, is internationale betrokkenheid bij het onderzoek belangrijk voor borging van procedural justice en de geloofwaardigheid van de onderzoeksresultaten. De Surinaamse staat is deze inzet tot waarheidsvinding verplicht aan de Surinamers en de collega’s, vrienden en nabestaanden van Roy Horb.
10-07-2011
The making of Ronnie Brunswijk in Nederlandse media (5 en slot)
door Ellen de Vries
Begin Binnenlandse Oorlog
Toen de militaire posten in de nacht van 21 op 22 juli 1986 werden overvallen – algemeen wordt die datum gezien als het begin van de Binnenlandse Oorlog – was aanvankelijk onduidelijk wie daarachter stak. Het NRC publiceerde – gebaseerd op een bericht van Associated Press (AP) – op 23 juli een vrij neutraal berichtje met als kop: ‘Aanval kazernes in Oost-Suriname’. Ook de Volkskrant van 23 juli plaatste een klein bericht. Het Parool – een avondblad – kwam met een uitgebreider artikel en meldde dat het al enkele maanden onrustig was in dit deel van Suriname, waar enkele bank- en roofovervallen waren gepleegd.
De autoriteiten verdenken Ronnie Brunswijk, een vroegere lijfwacht van legerleider Desi Bouterse van deze overvallen. Brunswijk heeft de beschuldigingen echter altijd ontkend. Hij heeft slechts toegegeven goederen en transporten uit Frans Guyana bestemd voor het Surinaamse leger, te hebben onderschept. De goederen heeft hij volgens eigen mededelingen ‘als een moderne Robin Hood’ verdeeld onder de veelal arme bevolking van Moengotapoe, een dorp niet ver van Albina, waar hij zich schuilhoudt.
In de periode vanaf 21 juli tot en met 31 juli gebeurde er veel. Nieuwsberichten volgden elkaar in snel tempo op. Niet alleen overviel Brunswijk – naar later bleek – de militaire posten in Stolkertsijver en Albina, Brunswijk gaf ook een communiqué uit waarin hij het Surinaams Nationaal Bevrijdingsleger proclameerde. Bovendien gijzelde hij twaalf militairen. Ten slotte werd een groep huurlingen die van plan was de macht in Suriname over te nemen in de VS gearresteerd. [xv] Over die zaken verschenen in vier grote kranten, De Telegraaf, de Volkskrant, het NRC en Het Parool (toen nog een landelijke krant) in die tien dagen ten minste 29 artikelen (niet alle edities van de kranten werden bekeken). Al deze kranten namen de beschrijving van Brunswijk als Robin Hood – al dan niet tussen aanhalingstekens – over.[xvi]
Ook een regionale krant als de Leeuwarder Courant deed dat (zie editie van 24 juli 1986). Omdat in het begin vooral werd geleund op het Algemeen Nederlands Persbureau (ANP), de Gemeenschappelijke Pers Dienst (GPD) en AP is het waarschijnlijk dat ook andere (regionale) kranten dergelijke berichten publiceerden. In de Volkskrant van 25 juli en 31 juli 1986 en in Het Parool van 25 juli 1986 en het NRC van 2 augustus werd Brunswijk bovendien vergeleken met Boni.[xvii]
Opvallend is dat Haakmat (foto links) in Het Parool, de Volkskrant, het NRC en De Telegraaf in de genoemde 29 artikelen maar liefst negen keer als bron werd opgevoerd. Dat hij zo vaak aangehaald werd, had ongetwijfeld ook te maken met vragen over de relatie tussen het verzet en de in de VS opgepakte huurlingen. Het verzet en Brunswijk ontkenden daarmee iets van doen te hebben. Haakmat – en ook andere vertegenwoordigers van het Surinaamse verzet – namen de gelegenheid te baat om hún verhaal te vertellen. In het interview met de Volkskrant van 25 juli 1986 sprak Haakmat over de strijd van Boni en legde hij uit: ‘De tactiek van toen wordt nu herhaald door de Brunswijkguerrilla’s.’ In Het Parool van 30 juli vergeleek hij in een ingezonden brief Brunswijk wederom met Boni die streed tegen de blanke kolonisator.
Curieus is dat de rolverdeling krijgskundig nu zo is, dat het zich revolutionair noemend regiem Bouterse de positie inneemt van de koloniale huurlingenlegers in hun strijd tegen de marrons van Boni. Interessant is dat Herrenberg later – zoals we hierboven zagen – beweerde dat juist Brunswijk de huurling was. De figuren uit het koloniale verleden werden gebruikt als symbolen in de (media)strijd. Boni was de good guy, de vrijheidsstrijder; de ‘redi musu’ en ‘huurlingen’ waren de bad guys.
De aanduiding van Brunswijk als een Surinaamse, zwarte Robin Hood was in Nederlandse media in die eerste week na de overvallen op militaire posten in Oost-Suriname populairder dan de vergelijking met Boni. Vóór de overvallen op Stolkertsijver en Albina in de nacht van 21 op 22 juli waren Brunswijks acties al geïnterpreteerd als een ‘guerrillastrijd’. In de Leeuwarder Courant van 27 mei 1986 – die zich baseerde op GPD- en ANP-berichten – werd Brunswijk aangeduid als een ‘gedeserteerde’ sergeant die sinds april een guerrilla-oorlog tegen het Bouterse-regime voerde. Het was de Raad voor de Bevrijding van Suriname van wie de informatie klaarblijkelijk afkomstig was. Het is twijfelachtig of de acties van Brunswijk op dat moment als zodanig geïnterpreteerd moeten worden. Was er niet eerder sprake van een ‘wraakmotief’ en deed niet pas later een politiek motief, herstel van de democratie, zijn intrede (Volker 1998:166)? In het interview dat ik met hem had zei Brunswijk letterlijk, dat het Surinaams verzet hem vroeg de democratie te helpen herstellen. Edwin Marshall, die ook betrokken was bij het Surinaams verzet, bevestigde tegenover mij: ‘In 1985 begon Brunswijk hier en daar met overvalletjes; hij deelde geld uit. Er was toen nog geen sprake van een ideologische strijd (De Vries 2005:16, 20).’
Al te gemakkelijk namen media (in navolging van De Telegraaf en Nieuwe Revu) aan, dat Brunswijks streed tegen de ‘dictatuur’ of de gevestigde macht. De kranten stonden weinig kritisch tegenover de aanklachten die Brunswijk ten laste waren gelegd en schreven dat Brunswijk gestolen geld en goederen uitdeelde zonder iemand aan het woord te laten die dat kon bevestigen. De Volkskrant van 24 juli en Het Parool van 25 juli 1986 stelden dat Brunswijk destijds geschorst werd, omdat hij kritiek had op ‘de revolutie’ en de ‘verwording’ ervan afkeurde. Ook dat is dubieus. Daar stond tegenover dat Nieuwe Revu als eerste naar Moengotapoe toog om te kijken welke schade daar was aangericht. Artikelen daarover waren niet eerder verschenen.
Het is níet zo dat media Brunswijk blind geloofden. De Volkskrant van 29 juli 1986 belde inwoners van Moengo om te verifiëren hoe men daar over Brunswijk dacht. Brunswijk – zo bleek – werd gezien als een ‘misdadiger die wegens criminele activiteiten uit het leger is gezet en die zijn voormalige collega’s nu uit rancune bestrijdt.’ Men zag het militaire regime graag verdreven worden, maar dan wel door iemand anders. Romeo Hoost, woordvoerder van het Surinaams verzet in Nederland, ontkrachtte de beschuldigingen: ‘Brunswijk heeft geen bankovervallen gepleegd. Hij is een idealist die een einde wil maken aan de corruptie van de militaire machtskliek, een idealist die het voor het volk opneemt.’ In dezelfde krant werd de ‘oude’ politieke leider Lachmon geciteerd die namens het Topberaad zijn ernstige bezorgdheid uitsprak. ‘Wij hebben gekozen voor democratisering langs de weg van de dialoog en niet langs die van geweld.’
NRC-journalist Van Klaveren kaartte op 2 augustus 1986 in een achtergrondartikel aan dat Suriname zelden zo dicht bij herstel van de onontbeerlijke ontwikkelingshulp was geweest, nu de ‘oude’ politieke partijen in het machtscentrum waren teruggekeerd. Nederland stelde als eis voor hervatting van de hulp herstel van de democratie. De oude politieke partijen eisten vrije verkiezingen. Van Klaveren wees erop dat de acties van Brunswijk onderdeel vormden van de nieuwe strategie van het Surinaams verzet in Nederland ‘dat met de hulp van een boze bosneger een wig tussen beide landen heeft weten te drijven’.
Het beeld (frame) van Brunswijk als vrijheidsstrijder overheerste echter die eerste week de berichtgeving. Door Brunswijk te vergelijken met Boni, maar vooral met Robin Hood, werd dat imago versterkt. Nederlandse media kopieerden elkaar, zo lijkt het. Daarnaast – zou je kunnen zeggen – slaagde het Surinaams verzet in Nederland er goed in om het frame van Brunswijk als vrijheidsstrijder te propageren en te bevestigen.
Terechte kritiek?
Onmiskenbaar speelden Nederlandse media een rol in de making of Ronnie Brunswijk. De Telegraaf verzon de naam Robin Hood, Pieter Storms van Nieuwe Revu bracht het verzet in Nederland in contact met Brunswijk. Ruim voor de proclamatie van het Surinaams Nationaal Bevrijdingsleger merkte De Telegraaf op 10 juni 1986 op, dat Brunswijk nog ‘geen steun van de verzetsbeweging’ in Nederland had gekregen. En Nieuwe Revu (nr. 29, week 11 t/m 18 juli 1986) – wist die soms meer? – beweerde dat Brunswijk als hij terugkeerde naar Suriname in zijn eentje een grotere bedreiging voor de militairen in Paramaribo vormde dan ‘tien pelotons getrainde commando’s’. Het kan goed zijn dat media ingingen op suggesties van het Surinaams verzet, zoals eerder gedaan in de Leeuwarder Courant van 27 mei 1986, in plaats van, zoals Herrenberg beweerde, zelf een ‘burgeroorlog’ te propageren. Het is een nadere analyse waard.
Waarom het NRC, Het Parool, de Volkskrant en De Telegraaf die eerste week minder oor hadden voor bijvoorbeeld de visie van Lachmon is gissen. Interviews met journalisten en sleutelfiguren uit die periode zouden licht kunnen werpen op deze kwestie. Achteraf leek de scepsis van het Surinaams verzet terecht. In 1990 grepen militairen opnieuw de macht tijdens de zogenaamde telefooncoup. Maar doet dat iets af aan Lachmons opvatting een gewapende strijd af te keuren? Bij Karskens en Burlage – en wie weet ook bij andere journalisten – bestond als het om Suriname ging al een beeld, namelijk van Bouterse als bad guy die nog steeds aan de touwtjes trok. Bovendien wisten ze zich in hun persvrijheid beknot. Niet alleen Pieter Storms en Gerard Wessel, ook Telegraaf-journalist Guido van de Kreeke was al eens in de cel beland.[xviii]
Brunswijk was zich er al snel van bewust dat je voor een ‘moderne guerrilla’ niet alleen wapens, maar vooral ‘bezoekende journalisten’ nodig had.[xix] Hij slaagde er beter in dan Bouterse de Nederlandse pers voor zich te winnen. Ook de ‘mythische jungle’ zal ongetwijfeld tot de verbeelding van de Nederlandse journalisten hebben gesproken. Oorlog wordt in de media vaak gepresenteerd als een spannend verhaal, drama, de strijd tussen goed en kwaad (Wieten 2002:21). Brunswijk paste daar uitstekend in. Bovendien mag verondersteld worden dat Nederlandse media al voor Brunswijk op de proppen kwam, contacten hadden met het Surinaams verzet in Nederland. Volgens Schalkwijk (1994:173) zocht die groep ‘grif’ de media en had belang bij ‘gekleurde reportages’.
Frames zijn behoorlijk stabiel, maar niet onveranderbaar (Vasterman 2004:43). In het eerste nummer van 1987 plaatste Nieuwe Revu misschien voor het eerst (?) ook vraagtekens bij Brunswijks strijd. Er waren inmiddels doden gevallen. Ronnie werd omringd door ‘ex-politici’ die wel wisten wat goed was voor Ronnie, de ‘bosnegers’ en Suriname. ‘Mensen die de macht per se terug willen.’ Storms en Karskens hadden heimwee naar het begin van 1986, toen Ronnie nog geknipt leek voor de rol van ‘charmante hoofdpersoon voor een leuk en spannend jongensboek’: De Nederlandse pers heeft overwegend partij gekozen voor Ronnie, maar als het zo doorgaat krijg je zo’n hopeloze oorlog. Zonder good guys en bad guys. Niemand noemt Ronnie nog een kwajongen. Of Robin Hood.
Nieuwe gebeurtenissen of onverwachte ontwikkelingen kunnen leiden tot reframing (Vasterman 2004:43). Niet alleen bij journalisten maar ook bij actiegroepen of bewegingen. Zo bekende Romeo Hoost (foto rechts) in Vrij Nederland van 16 juni 2010 naar aanleiding van het zojuist beklonken politieke bondgenootschap tussen Bouterse en Brunswijk: ‘Als ik zeg dat ik nooit een grotere opportunist dan Brunswijk ben tegengekomen, dan druk ik me voorzichtig uit.’
Verder onderzoek moet uitwijzen waarom bepaalde frames wel en andere niet doordrongen tot de media. Had dat behalve met al bestaande opvattingen over Suriname soms te maken met de tijdgeest, met de journalistieke cultuur in Nederland destijds? Het was de tijd dat Nederlandse journalisten ook naar Nicaragua en El Salvador trokken om daar de ‘vrijheidsstrijd’ te verslaan. Hoe ‘neutraal’ of geëngageerd waren bladen toen? Andere interessante kwestie is: wie had toegang tot welke bronnen en welke relaties bestonden er precies tussen Nederlandse journalisten en Surinaamse bronnen in Nederland én in Suriname. Wie gingen er schuil achter anonieme zegslieden die werden opgevoerd als ‘betrouwbare bron uit Paramaribo’?
[i] http://www.rnw.nl/suriname/article/karskens-binnenlandse-oorlog-suriname-mooie-reis, laatst geraadpleegd 30 oktober 2010.
[ii] Zie voor verschillende meningen De Vries 2005:20-24.
[iii] Media zouden er de oorzaak van zijn geweest dat de VS zich terugtrokken uit de oorlog.
[iv] Gesprekken met Burlage vonden plaats op 30 september en 19 oktober 2010.
[v] De juiste spelling van zijn roepnaam is Ronnie.
[vi] Zie noot 4.
[vii] De Surinaamse media en met name De West waren naar de mening van Hoogbergen en Kruijt (2005:136) ‘fel anti-Brunswijk’.
[viii] http://www.volkskrant.nl/archief_gratis/article630012.ece/Nationale_amnesie_redt_Brunswijk_niet, laatst geraadpleegd 30 oktober 2010.
[ix] Gebaseerd op ANP- en GPD-berichten.
[x] Als bron werd het ANP genoemd.
[xi] Nieuwe Revu nr. 26, 20 t/m 27 juni 1986.
[xii] Nieuwe Revu nr. 27, 27 juni t/m 4 juli 1986.
[xiii] Nieuwe Revu nr. 28, 4 t/m 11 juli 1986.
[xiv] Later zouden ook andere verslaggevers, onder wie Albert de Lange van Het Parool, Frans van Klaveren van het NRC en Arnold Karskens van Nieuwe Revu in hun reportages de magische krachten van Brunswijk en de rituelen die hij en zijn medestrijders, Jungle Commando’s, ondergingen kleurrijk beschrijven. Verslagen van de strijd kregen het aureool van een spannend jongensboek. Karskens begon zijn artikel in Nieuwe Revu nr. 44, week 24 t/m 31 oktober 1986 letterlijk met de woorden: ‘Het leest als een oorlogsroman.’
[xv] Op 28 juli arresteerde de FBI nabij New Orleans twaalf Amerikaanse huurlingen die op weg waren naar Suriname. Hun leider, Tommy Lynn Denley, verklaarde tijdens verhoren dat hij door de Nederlandse overheid en de Ansus Foundation – in casu de Surinaamse Nederlander George Baker –was ingehuurd. Baker ontkende iedere betrokkenheid. Brunswijk cum suis ook. Nederland idem dito. Hoogbergen en Kruijt (2005:126) vermoeden dat er ondanks de ontkenningen wel contacten waren tussen Brunswijk/het Surinaams verzet en de Ansus Foundation.
[xvi] Zie Het Parool van 23 en 24 juli, de Volkskrant van 24, 25 en 31 juli 1986; De Telegraaf van 29 juli 1986 en het NRC van 2 augustus 1986.
[xvii] In Nieuwe Revu nr. 35, 22 t/m 29 augustus 1986 vergeleek Brunswijk zichzelf met Boni en werd hij door zijn medestrijders Boni II genoemd.
[xviii] Zie noot 4.
—
Literatuur
Beek, F. van der, 1987 – Ronnie Brunswijk. Dagboek van een verzetstrijder. Weesp: Centerboek.
Haakmat, A., 1987 – De revolutie uitgegleden. Politieke herinneringen. Amsterdam: Jan Mets.
Herrenberg, H.F., 1988 – Het verschijnsel Ronnie Brunswijk. Lezing gehouden in het IVP gebouw, centrum VFB, 20 september 1986. S.l.: s.n.
Hoogbergen, W. & D. Kruijt, 2005 – De oorlog van de sergeanten. Surinaamse militairen in de politiek. Amsterdam: Bert Bakker.
Leurdijk, A., 1999 – Televisiejournalistiek over de multiculturele samenleving. Amsterdam: Het Spinhuis.
Mc Quail, D., 2000 – Mass Communication Theory. An Introduction. London: Sage. [4th edition]
Meel, P., 1993 – ‘The March of Militarization in Suriname.’ In: A. Payne & P. Sutton (eds.), Modern Caribbean politics. London: The Johns Hopkins University Press, pp. 125-147.
Polimé, T. & B. Thoden van Velzen, 1988 – Vluchtelingen, opstandelingen en andere bosnegers van Oost-Suriname, 1986-1988.Utrecht: Universiteit Utrecht.
Ramcharan, N., 2008 – ‘Het donkerste tijdperk voor de persvrijheid. De media tijdens de militaire dictatuur, 1980-1987.’ In: A. Sumter, A. Sens, M. de Koninck & E. de Vries (red.), K’ranti! De Surinaamse pers 1774-2008. Amsterdam: KIT-Publishers/Persmuseum, pp. 173-191.
Schalkwijk, M., 1994 – Suriname. Het steentje in de Nederlandse schoen. Van Onafhankelijkheid tot Raamverdrag. Paramaribo: Firgos.
Scholten, O., N. Ruigrok & P. Heerma, 2002 – In Sarajevo wordt geschoten, in Genève wordt gepraat. Een onderzoek naar de berichtgeving in vier landelijke dagbladen over het conflict in voormalig Joegoslavië van januari tot en met december 1993. Amsterdam: The Amsterdam School of Communications Research/NIOD.
Scholtens, B., 1994 – Bosnegers en overheid in Suriname. De ontwikkelingen van politieke verhoudingen 1651-1992. Paramaribo: Afdeling Cultuurstudies/Minov.
Sedney, J., 2010 – De toekomst van ons verleden. Democratie, etniciteit en politieke machtsvorming in Suriname. Paramaribo: Vaco. [2e herziene druk]
Vasterman, P., 2004 – Mediahype. Amsterdam: Aksant.
Volker, G., 1998 – ‘De Surinaamse burgeroorlog 1986-1992’. Oso, Tijdschrift voor Surinamistiek en het Caraïbisch gebied 17 (2):157-168.
Vries, E. de, 2005 – Suriname na de Binnenlandse Oorlog. Amsterdam: KIT-Publishers.
Wieten, J., 2002 – Srebrenica en de journalistiek. Achtergronden en invloed van de berichtgeving over het conflict in voormalig Joegoslavië in de periode 1991-1995. Een onderzoek naar opvattingen en werkwijze van Nederlandse journalisten. Amsterdam: The Amsterdam School of Communications Research/NIOD.
—
Ellen de Vries studeerde Massacommunicatie aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). Ze bereidt – met steun van onder andere het NiNsee en de Treubmaatschappij – een dissertatie voor aan de UvA. Onderwerp: de rol van media in de postkoloniale verhouding tussen Nederland en Suriname (1975-2000).
Dit artikel is ook gepubliceerd in: Oso, Tijdschrift voor Surinamistiek en het Caraïbisch gebied nummer 30 jaargang nummer 1