Op donderdag 27 mei 2021 ondertekenden Rita Rahman, voorzitter van de Werkgroep Caraïbische Letteren, en... Lees verder →
Cursisten NVMS winnen opnieuw muziekconcours in Frans Guyana
Voor het tweede opeenvolgende jaar zijn cursisten van de Nationale Volksmuziekschool (NVMS) wederom dik in de prijzen gevallen tijdens het jaarlijks terugkerend muziekconcours ‘Les pirogues musicales’ in St. Laurent (Frans Guyana), dat op 9 en 10 maart werd gehouden. Titelverdedigster Daphne Wong A Foe won een gouden plak en de hoofdprijs, gevolgd door haar jongere broer Mitch Wong A Foe, die zilver in ontvangst mocht nemen. Drummer Jean Luc Dubois wist goud alsook de hoofdprijs te behalen en percussionist Marco Partoredjo nam brons mee naar huis. De trip werd geleid door NVMS-docent Robby Tjon En Fa (basgitaar).
Het is niet de eerste keer dat de NVMS meedoet aan dit concours. Vorig jaar al kwamen drie NVMS-pianocursisten terug met de hoofdprijs, een eerste plaats en een tweede plaats. De cursisten hebben geselecteerde stukken voorgespeeld, die ze gedurende een paar weken van tevoren hebben ingestudeerd onder begeleiding van hun docenten Meika Jusuf (piano), Gerold Zweden (drums) en Hardy Bong A Jan (percussie).
Het spel op het concours werd beoordeeld door een aantal juryleden, afhankelijk van het muziekinstrument. Ronald Tulle, voorzitter van de jury voor piano en afkomstig uit Martinique, complimenteerde persoonlijk de winnares Daphne Wong A Foe voor haar spel en verklaarde dat ze haar stuk met haar hart heeft gespeeld. Ook dit jaar werd het concours georganiseerd door o.a. de muziekschool in St. Laurent en kwamen de participanten uit verschillende delen van Frans Guyana. De uitvoering vond ook dit jaar plaats in Le Camp de la Transportation in St. Laurent, een historisch complex dat verbouwd is tot evenementencentrum. Volgend jaar staan viool en koper op het programma en de NVMS hoopt weer te kunnen participeren. De Nationale Volksmuziekschool is zeer dankbaar dat zij wederom met medewerking van het directoraat Cultuur haar cursisten in de gelegenheid heeft kunnen stellen ervaring op een internationaal podium op te doen en is zeer tevreden met het resultaat.
[uit Dagblad Suriname, 16-03- 2013]
De viering van 1 juli
door Jerry Egger
In 2013 is het 150 geleden dat de slavernij werd afgeschaft. Dat zal zonder twijfel een bijzondere viering worden. In hetzelfde jaar zijn er meerdere momenten die de nodige aandacht vragen. Het is ook 160 en 140 jaar geleden dat de eerste Chinese en Brits-Indische contractanten naar Suriname kwamen. Bovendien is al aangekondigd dat Suriname het Caribbean Festival of Arts (Carifesta) zal organiseren. Op politiek gebied is het de beurt aan ons land om het voorzitterschap van de UNASUR te dragen. Kortom, allemaal momenten die in 2013 ongetwijfeld flink wat – hopelijk positieve – internationale publiciteit zullen opleveren.
In het verleden heeft de dag van 1 juli altijd de nodige aandacht gehad. Twee momenten zullen kort worden belicht; 1913 en 1963 toen de afschaffing van de slavernij 50 en 100 jaar geleden was. De nadruk ligt vooral op de bijdrage van het culturele veld. Suriname was in de eerste helft van de 20ste eeuw geen bloeiende kolonie. Toch gebeurde er op cultureel gebied het nodige. De kranten van die tijd geven een beeld van activiteiten op toneelgebied, cabaret van Kruisland en de opkomende en zeer populaire bioscoopvoorstellingen. De herdenking van de emancipatie van 1913 heeft geleid tot een publicatie die een beeld geeft van wat er toen is gedaan. Dit boek van E.A. van Rossum, Emancipation Jubilee in Surinam, Dutch Guiana, heeft foto’s van het organiserend comité, liederen die toen werden gezongen en andere teksten rond deze viering. Er werden speciale liederen gecomponeerd die werden gezongen in de Grote Stadskerk van de EBG, de traditionele plaats waar de herdenking plaatsvond en waar die nog steeds plaatsvindt. Het moet een bijzonder moment zijn geweest omdat er toen nog mensen leefden die de slavernij aan den lijve hadden ondervonden.
In 1963, bij de eeuwviering, was de situatie in het land heel anders. Door het Statuut werd interne autonomie verkregen. Lokale mensen organiseerden het geheel. Lou Lichtveld (Albert Helman) kreeg de opdracht van Minister-President Pengel om dat te doen. De speeches geschreven door Helman die Pengel toen uitsprak, Honderd Jaar Menswaardig leven (op 30 juni 1963) en De Toekomst van onze Vrijheid (op 1 juli 1963), zijn nog steeds lezenswaardige documenten. Kranten maakten er ook melding van dat in de Grote Stadskerk tijdens de dienst twee composities van Helstone en een tekst van Trefossa ten gehore werden gebracht. Een opvallend initiatief van de Surinaamse Historische Kring was de publicatie van 1863 Emancipatie 1963: Biografieën en Uit Suriname’s Historie. Beide boeken bevatten artikelen die personen en aspecten van de slavernij belichten. Vooral de biografieën worden nog steeds gebruikt. Mannen als Gravenberch, Matzeliger, Helstone, Flu en Carel Paulus Rier (foto) en de enige vrouw in dit gezelschap Sophie Redmond, zijn kort beschreven.
In 2013 kunnen wij putten uit de activiteiten die in 1913 en 1963 zijn georganiseerd. Heruitgaven van enkele van deze publicaties zou een mogelijkheid kunnen zijn. Die hebben duidelijk gemaakt dat in 1863 meer is gebeurd dan alleen maar het vrijmaken van personen. Maar eerst 1 juli 2011. Laten we hopen dat er bewustzijn doordringt van wat emancipatie betekent.
[uit de Ware Tijd Literair, 1 juli 2011]
Een Operagebouw aan Paramaribo’s waterkant?
door Rolf van der Marck
Dat dit de ultieme droom is van de Nederlandse sopraan en zangpedagoge Dieuwke Aalbers, die zojuist voor de tweede maal in Paramaribo is geweest met haar ‘missie’ om Surinaams zangtalent techniek en achtergrond te leren, leerde ons een artikel in de Ware Tijd van een dezer dagen.
Het is de tweede maal dat de zangpedagoge samen met de Surinaamse Nel Dahlberg leerlingen onderricht. “We startten het concept in 2009. Nel Dahlberg vroeg me om haar te ondersteunen, omdat ik aan het conservatorium heb gestudeerd. Maar liefst 140 mensen wilden de cursus volgen. Nel en ik hebben vervolgens via audities de beste zangers gekozen”, legt Aalbers uit. Dit jaar heeft de sopraan met dezelfde mensen gewerkt. Ze bouwt voort op wat ze hen al heeft aangeleerd. Dat bestaat uit notenleer, de geschiedenis van de artiesten en stemtechnieken.
Tekort aan muziekspecialisten
Volgens Elviera Sandie, directeur van het Cultureel Centrum Suriname (CCS), is het nodig dat deskundigen vanuit het buitenland naar Suriname komen. “Er is een tekort aan muziekspecialisten in Suriname. Mensen die het wel geleerd hebben blijven in eigen land, terwijl juist zíj kennis aan jongeren moeten overdragen”, aldus de directeur. Ook volgens Aalbers heeft Suriname behoefte aan geschoolde muziekleerkrachten.”Er is een gebrek aan leerkrachten die op een conservatorium hebben gestudeerd en die ook op een podium hebben gestaan. Als je nog nooit voor een groot publiek hebt gezongen, kun je die belangrijke kennis niet aan je leerlingen overbrengen. Verder zou men ook over de geschiedenis van de artiest moeten vertellen. Sommigen kennen niet eens de naam Mozart, laat staan zijn levensverhaal.”
De Effendi Ketwaru Volksmuziekschool van het Cultureel Centrum Suriname (CCS) en Dieuwke Aalbers willen er geen afzonderlijke projecten van maken, maar zij willen zorgen voor continuïteit. “Het is belangrijk dat de mensen blijven groeien. Daarom wil ik ze ook blijven volgen. Eenmaal ik terug ben in Nederland kunnen ze me e-mailen (info@dieuwkeaalbers.nl) voor tips. En eind november kom ik terug”, vertelt Dieuwke Aalbers. “Surinamers zijn immers erg muzikaal, ik wil er veel meer uit halen. Mijn ultieme droom is om een mooi operagebouw te bouwen langs de waterkant. Waarom zou dat hier niet kunnen?”
Nog een lange weg te gaan
Bepaald een mooie droom, maar er zal nog héél veel water door de Surinamerivier stromen alvorens dit ooit realiteit zou kunnen worden. Haar inspanningen en die van Nel Dahlberg, respectievelijk de Effendi Ketwaru Volksmuziekschool, verdienen bewondering en aanmoediging, maar het is nog slechts een druppel op de gloeiende plaat. De Surinamers zijn zeker muzikaal, zo ontstond er er in het spoor van de in Paramaribo geldende (Europese) muziektraditie, voor een belangrijk deel door de inzet van de Herrnhutter zendelingen in Suriname, de Evangelische Broeder Gemeenschap Suriname (EBGS), vanaf de tweede helft van de 19e eeuw een klassieke muziektraditie die was gestoeld op de Europese klassieken, al dan niet gelardeerd met Surinaamse ingrediënten. Hierbij zijn namen te noemen als die van Helstone, Ketwaru, Dahlberg, Mühringen, Nelom, Snijders, en anderen.
Muziek van de zoutwaternegers
Het waren de paters en fraters die, zij het gebrekkig, de muziek- geschiedenis schreven van de Surinaamse indianen en van de uit Afrika geïmporteerde slaven die zij zoutwaternegers noemden. Aan de muziek van de creolen met een scheutje blank bloed, en van de Hindoestanen die na de afschaffing van de slavernij in 1863 als contractarbeiders uit India naar Suriname waren gereisd gingen zij geheel voorbij. “Alleen authentiek is interessant”, dat vond muziekvorser Herskovits die omstreeks 1930 een reeks beschrijvingen, teksten en transcripties van bosnegermuziek produceerde. De als heidens te boek staande winti-muziek kwam natuurlijk absoluut ‘nicht im Frage’. Complex verweven ritmes, meerstemmige zang en bijbehorende rituele dansen trof hij aan, dit alles naar Westafrikaans recept. Over de lichtvoetiger kawina-drumensembles repte hij niet, de feestmuziek kaseko moest nog worden uitgevonden maar zou evenmin zijn waardering hebben weggedragen.
Omstreeks 1800 waren er al negerorkesten die bestonden uit vrijverklaarde slaven. Zij speelden walsen en polka’s, salonmuziek voor de baas, maar langzamerhand pasten zij die aan hun eigen smaak aan, de stijl werd wat ritmischer. Hun vertrouwdheid met Europees repertoire en instrumenten kwam deze muzikanten goed van pas toen in 1825 de Militaire Kapel werd opgericht.
De invloed van de Christelijke kerkmuziek
Christelijke kerkmuziek betekende voor velen een intensieve kennismaking met een Europese muziekopvatting. Vooral de Duitse Herrnhutters hadden veel succes, zij leerden hun bekeerlingen psalmen en gezangen, het Wilhelmus en andere vaderlandslievende liederen waaronder het onvermijdelijke Wien Neêrlands bloed. Het was wel even wennen, het tempo van de Surinamers lag al snel een stuk hoger dan de Duitsers graag hadden gezien. Kerkorganisten konden dan ook bogen op een brede achtergrond. Zoals Rudolf Adamson, hij begon als drummer bij een jazzband, zijn favoriete genres waren swing en ragtime. Als vijftienjarige zong hij in een jeugdkoor, daarna leerde hij orgel spelen, ritmisch en up-tempo. Ook het voorspel paste hij aan, geen partita’s en fuga’s maar eenvoudige aria’s, pakkende melodieën die de mensen kunnen meeneuriën. “En welke Surinamer kan dat bij Bach of Händel?”, vroeg Adamson zich af.
Het Surinaams Philharmonisch Orkest
Eind jaren veertig richtte Eddy Wessels in Suriname het Philharmonisch Orkest op dat werd bemand met musici uit de militaire kapel en andere ‘handige’ muzikanten die bijvoorbeeld ervaring hadden opgedaan met het begeleiden van stomme films. De vroegere bron van goede muzikanten, de Militaire Kapel, was inmiddels opgedroogd. Pas toen bij een belangrijke beëdiging de plaat met het Wilhelmus bleef ‘hangen’ werd het miltaire orkest opnieuw opgericht. Het Philharmonisch speelde pianoconcerten en symfonieën van Beethoven, de celloconcerten van Saint Saëns, concerten van Mozart, Les Préludes van Liszt voor een publiek van beter gesitueerde burgers in Paramaribo. Gaandeweg ontstond er nieuw repertoire doordat de vier Eddy’s, Mühringen, Snijders, Vervuurt en Wessels, nieuwe stukken schreven, hetzij in een strikt Europees idioom, hetzij op basis van Surinaamse volksmuziek.
Met het overlijden van dirigent Wessels ging ook het Surinaams Philharmonisch Orkest ter ziele, alleen drie blaaskapellen bleven over: de Militaire Kapel, de Politiekapel en Harmonie De Trekkers. Naast Europees en Amerikaans repertoire voor plechtige gelegenheden spelen zij volksliedjes in bewerkingen van de Surinaamse componisten.
Na het wegvallen van het Philharmonisch en het wegkwijnen van de Volksmuziekschool, is het Surinaamse muziekleven min of meer in slaap gedommeld, van een ‘klassiek’ repertoire is helaas nog maar nauwelijks sprake, alleen de populaire muziek mag zich verheugen in een blijvende belangstelling. De opkomst van de brassbands moet daarbij zeker worden genoemd en –niet te vergeten– de gospelkoren als gevolg van de enorme groei van de Volle Evangelie gemeenten. Maar behalve dat er geen orkesten meer zijn, zijn er ook geen ‘rolmodellen’ meer, zoals de hierboven genoemde Surinaamse ‘klassieke’ musici.
Taak voor het Directoraat Cultuur
Het is duidelijk dat hier een taak ligt voor het Directoraat Cultuur van het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling (Minov). Daar zouden plannen moeten worden ontwikkeld voor muziekeducatie in Suriname, om te beginnen met een curriculum dat kan worden gehanteerd op de lagere en middelbare scholen. Ook zou door het Directoraat Cultuur moeten worden toegewerkt naar een samengaan van de inmiddels herboren Volksmuziekschool Suriname en de Effendi Ketwaru Volksmuziekschool van het CCS, want dat is niet alleen een ongewenste versnippering van krachten, maar bovendien is Suriname (Paramaribo) gewoon te klein voor twee muziekscholen. Samenvoeging geeft dan wellicht ook uitzicht op een uit leerlingen geformeerd orkest, waarmee een oude traditie weer kan worden opgepakt, dit naar het voorbeeld van het door Eddy Snijders geformeerde en jarenlang geleide zeer succesvolle Jeugdorkest. Eerst als een en ander goed van de grond is gekomen kan er sprale zijn van muziekeducatie in Suriname, en nóg veel langer daarna (misschien) van een Operagebouw aan de waterkant van Paramaribo.
[Dit artikel is gelijktijdig gepubliceerd op wwwsurinamestemt.com]