Op donderdag 27 mei 2021 ondertekenden Rita Rahman, voorzitter van de Werkgroep Caraïbische Letteren, en... Lees verder →
Elodie Heloise

Lauffer-biografie, Heloise en Vaders gedoopt
Op zondag 16 september 2012 vond in een uitverkocht Amsterdams theater Podium-Mozaïek de presentatie plaats van drie nieuwe Knipscheer-boeken: de biografie van Pierre Lauffer door Bernadette Heiligers, de verhalenbundel Woestijnzand van Elodie Heloise en de novelle Terug tot Tovar van Hans Vaders.
Curaçao door de ogen van Pierre Lauffer
Uitgeverij In de Knipscheer en Fundashon Pierre Lauffer nodigen u van harte uit aanwezig te zijn op zondagmiddag 16 september 2012, 15.00 uur bij de feestelijke boekpresentatie van Pierre Lauffer. Het bewogen leven van een bevlogen dichter Biografie door Bernadette Heiligers alsmede van Na final di kaminda speciale bundel met de laatste acht gedichten van Pierre Lauffer in 5 talen door verschillende vertalers, onder wie August Willemsen (†).
Tevens worden gepresenteerdWoestijnzand, het prozadebuut van Elodie Heloïse en Terug tot Tovar, de nieuwe novelle van Hans Vaders m.m.v. de auteurs Bernadette Heiligers, Elodie Heloïse, de vertalers Lucille Berry-Haseth, Fred de Haas en met Robin Akkerman, Sidney Joubert, Franc Knipscheer, Wim Rutgers, Peter de Rijk.
Muziek van Alma Latina [o.a. 3 liedjes van Pierre Lauffer!]
Na afloop signeren de auteurs voor belangstellenden hun boeken.
Podium Mozaïek Bos en Lommerweg 191 1055 DT Amsterdam.
Klik: Route & bereikbaarheid
Datum: zondag 16 september 2012, zaal open 14.30 uur; programma 15.00 tot 17.00 uur signeren en napraat in de foyer
Toegang gratis, reserveren noodzakelijk: http://www.podiummozaiek.nl/ 020-580 0381 [++ 3120 580 0381] of via e-mail aan indeknipscheer@planet.nl De kaarten liggen dan voor u klaar op de dag van de voorstelling vanaf 14.00 uur bij Podium Mozaïek. Op zondag is het in de directe omgeving van Podium Mozaïek gratis parkeren.
Elodie Heloise

Elodie Heloise: Nieuwe verhalen over Curaçao
Met de verhalenbundel Woestijnzand neemt Elodie Heloise de lezer mee in de verschillende lagen die de Curaçaose samenleving kent. Van eigentijdse perikelen tot verhalen die ver in de tijd teruggaan maar die nog altijd zijn weerslag hebben op het nu.
Elodie Heloise (1968) woont en werkt op Curaçao. Ze maakt portretten van ‘gewone’ Curaçaoënaars voor het Antilliaans Dagblad, werkt er op de redactie, schrijft voor online magazine Cpost.nl. Op zondag 16 september vindt de presentatie van haar debuutroman Woestijnzand plaats, klik hier voor een ander bericht daarover.
Elodie Heloise zegt: ‘Schrijven is voor mij “stilstaan bij en ervaren”. Ik schrijf om vast te leggen, om [opnieuw] te kunnen beleven. Wat ik in een flits zie, kan uitgroeien tot een korte tekst of een verhaal. Het zijn vrijwel altijd dingen die een emotie bij me oproepen en dat gevoel probeer ik in woorden te “bevriezen” […] Ik schrijf om stil te zetten zodat je dat wat aan je voorbijging, alsnog kunt beleven.’
Fragment:
Alfredo schudt de slaap uit zijn benen en loopt de Penstraat in. Hij kent elke centimeter hier. Hij heeft er gespeeld. Zijn eerste klappen gekregen. Ergens op het trottoir liggen de resten van een gebroken hart. Naast de tanden die hij er verloren heeft.
De schilder. Hij is het recentste overlijdensbericht. De dag ervoor was zijn truck gevonden. In de armen van een mangelboom op Playa Largu. Zijn kleren, slippers, porte-monnee en horloge lagen keurig opgestapeld in de achterbak. Er lag ook een briefje. Zorgvuldig op zijn plaats gehouden door het gewicht van een koraalsteen. ‘Wie deze auto vindt, mag hem hebben. De sleutel zit in het contact. PS: je moet wel even tanken. Er zit nog een tientje in de portemonnee.’
Eusebio wil praten, opent zijn mond, maar zijn woorden mengen zich met zijn ademhaling en blijven in zijn keel steken. Hij lijkt te stikken. Geen lucht, gebaart de man. Harold rent het huis in voor een papieren zak, snelt terug en trekt de zak over de neus en mond van de naar adem snakkende man. Harold bestudeert de beweging van de papieren zak en moet de impuls onderdrukken de bolling kapot te slaan. Dat geeft een heerlijke knal. Hij heeft dat vroeger als kind vaak gedaan.
Mai Fiti rommelt in laatjes tot ze vindt wat ze zoekt. Blauw poeder valt in het water. Ze neemt een houten peddel en roert in het bad. Ze kijkt niet op of om, ervan overtuigd dat Harold blijft waar hij is, wachtend in zijn stoel, precies zoals zij hem daar heeft neergezet. En tot zijn verbazing is dat precies wat hij doet. Als het mengsel is opgelost, steekt ze de kaarsen aan.
De geboorte van een drieling: een kostbaar bezit
door Quito Nicolaas
Op 16 september a.s. vindt om 15.00 in Podium Mozaiek (Bos en Lommerweg, Amsterdam) de boekpresentatie van een drietal boeken: Het bewogen leven van een bevlogen dichter/ Na final di kaminda (speciale bundel met de laatste acht gedichten van Pierre Lauffer in 5 talen). Het tweede boek is Woestijnzand, het prozadebuut van Elodie Heloïse. En tenslotte Terug tot Tovar, de nieuwe novelle van Hans Vaders. Het programma is onder auspiciën van Uitgeverij In de Knipscheer opgezet m.m.v. de auteurs Bernadette Heiligers, Elodie Heloïse, de vertalers Lucille Berry-Haseth, Fred de Haas en met Robin Akkerman, Sidney Joubert, Franc Knipscheer, Wim Rutgers, Peter de Rijk. Muziek van Alma Latina [o.a. 3 liedjes van Pierre Lauffer!]
Woestijnzand
Een van de boektitels die meteen je aandacht trekt is die van Woestijnzand, een bundel korte verhalen van Elodie Heloise. De auteur is geen onbekende en schrijft al jaren voor het AD op Curaçao. Haar schrijfstijl is anders dan we gewend zijn en als een ‘insider’ schetst ze een profiel van de gemeenschap en de dagelijkse beslommeringen. En dat doet ze op een eigenwijze manier die de lezer actief betrekt bij het lezen. Bij het lezen van de verhalen heb je niet langer de indruk dat je op afstand zit, maar middenin op het eiland.
Flaptekst
Curaçao zou zijn naam ontlenen aan het Portugese woord coração, dat letterlijk ‘hart’ betekent. Elodie Heloise doet die etymologie eer aan door haar éígen hart aan het eiland te verpanden. En het klopt warmbloedig. In de bundel Woestijnzand meet Heloise zich weliswaar een overwegend ‘observatoire’ schrijfstijl aan, maar zij weet daarin ook precíés op de juiste momenten ‘te falen’. Het resultaat: proza met prik maar zonder preek.
De uiteenlopende karakters in Woestijnzand ondergaan hun klein en groot leed met een vreemd soort luciditeit die soms jaloersmakend, dan weer meelijwekkend is. Toch schemert er elke ochtend weer een hoopvol ‘mañana!’ aan de Caribische horizon.
In Woestijnzand ontpopt Elodie Heloise zich als een chroniqueur van het alledaagse Curaçao. Van een junk die zijn oude straat beweent tot de weduwe die haar gestorven man thuis koel houdt. Van het gezin dat zich op een cycloon voorbereidt tot de kunstenares die denkt een ‘dodelijk’ schilderij te hebben verkocht. En als Heloises sporadisch opgevoerde alter ego op Schiphol staat: ‘Twee marechaussees met neutraal correcte gezichten vangen mij op. Ik moet mijn armen en benen spreiden. Een elektronische staaf glijdt langs mijn lijf. “Bent u ongesteld, mevrouw?” Ik voel dat ik knik en daarop lopen de mannen door naar het volgende slachtoffer dat door de hond uitverkoren is. Verbijsterd kijk ik ze na.
Op het werk spreken we van “bezoek”. Mijn collega’s, de vrouwelijke dan, zien het aan me. “Ach, dushi, heb je bezoek? Geeft niet, doe rustig aan vandaag. We weten allemaal hoe het is.” Ik krijg dan een knipoog die druipt van het medeleven.’
[uit Caribe Magazine, 22 augustus 2012]
Het orakel van Curaçao (4 en slot)
door Elodie Heloise
Sonia Garmers is van Pietermaai en weet niet anders dan dat ze veel, heel veel vrouwen heeft gezien en meegemaakt die altijd in beweging waren. Met van alles en nog wat. Harde werkers die van hun werk een belevenis maakten. Zo was er Shishi van de plasa. Zij verkocht Zjazjimein met stukjes cocosnoot. “Zjazjimein is een pap gemaakt van gekookte mais. Voor een kwartje kreeg je een kopje. Een goed zwaar ontbijt. Je had Labertin in de steeg van de synagoge. Ze maakte de beste sopi mondongo. Je kon er alleen ‘s avond terecht. Na acht uur werd er thuis gekookt voor de verkoop.” Sonia denkt ook terug aan de vrouwen van Sint Michiel die te voet met vis de berg opkwamen om die te verkopen. “Taya en Yeye waren er. Ze verkochten allebei in de Penstraat. Taya was groot en lang. Ze bracht al roepend aan de man wat zij in haar mand had. ‘Awe ta snuk’ of ‘awe ta masbangu’. Ik hoor het haar nog roepen. Yeye was een indiaanse met twee donkere vlechten. Als zij riep dat ze ‘ko’i famia’ had, dan waren er grote vissen te koop. Buni bijvoorbeeld, waar het hele gezin van kon eten.”
[van de website van Elodie Heloise, 17 juli 2012]
Het orakel van Curaçao (3)
door Elodie Heloise
Sonia Garmers (1933), de grande dame van de Curaçaose literatuur, is een van die kleurrijke mensen die ons eiland rijk is en wiens leven vol gekkigheid en wijsheid zit. Wie ‘Sonia’ zegt, heeft het over het over geheimen, verhalen, nieuwtjes (meestal waar) doorspekt van humor en een ongebreidelde liefde voor het leven en mensen. Met een lach en een traan brengt zij het verleden tot leven, verdraagt zij het nu en heeft ze een uitgesproken mening over de toekomst. ,,Ik ben misschien oud, maar niet gek.” In deze serie mag Sonia roepen wat ze maar wil. Over mannen, vrouwen, kinderen, politiek, de liefde, seks. Over Curaçao en haar tradities. Over wat was, wat is en wat nog zal komen. Het Orakel van Curaçao zal spreken. Deze keer over de politiek en de Staten.
Ik deed verslag van de Staten voor La Cruz in een tijd dat je werd uitbetaald per centimeter/kolom. Er werd een meetlint langs de krant gelegd en op basis van het aantal centimeters tekst dat je geproduceerd had, werd het loon berekend. Ik geloof dat het zo’n 25 cent per centimeter was. Zoiets was het. De allerbeste klussen toentertijd waren de begrotingsbehandelingen in het parlement. Dat ging vaak door tot drie uur ’s nachts en je kreeg er een vergoeding van 40 gulden voor. En we werden er goed verzorgd. Duurde het lang dan kreeg je wat te drinken en een sandwich.”
De perstribune en de publieke tribune zaten in de tijd waar Sonia over spreekt nog vol met belangstellenden. Het waren de jaren vijftig en zestig. De Nederlandse Antillen bestonden nog als land. Het monument met de zes vogels aan de Fokkerweg werd trots geopend: ‘Steunend op eigen kracht, doch met de wil elkander bij te staan.’ De strubbelingen met een Aruba – dat zich steeds meer wilde distantiëren en dat zich uiteindelijk in 1985 afscheidde van het land en een status aparte binnen het Koninkrijk verwierf – werden zichtbaar. Maar het waren ook de jaren van Moises Frumencio ‘Dòktor’ da Costa Gomez van de Nationale Volkspartij (NVP, later PNP) en Efrain Jonckheer van de Democratische partij (DP), van de vorming en de uiteindelijke ondertekening van het Statuut, van het recht voor vrouwen om te mogen stemmen (1948) en de invoering van een algemeen ouderdomspensioen. Het politiek bewustzijn op Curaçao groeide en werd verwoord. ,,Toon van Dongen schreef voor de Amigoe en Bea van Delden voor de Beurs- en Nieuwsberichten. We hebben vreselijk veel lol gehad op die perstribune. Door de versprekingen die ontstonden bijvoorbeeld door het verplichte gebruik van het Nederlands in de Openbare Vergaderingen. Maar ook door het ommentaar dat vanaf de publieke tribune naar de Statenleden toe werd gesmeten. Maar het ging altijd op een nette manier. Met veel gevoel voor humor.”
Sonia schiet in de lach wanneer ze zich een paar anekdotes uit die tijd herinnert.”Deze moet je horen. Er was een parlementslid dat uiterst netjes aangaf dat hij even de ruimte nodig had om zich te wijden aan ‘de noodzakelijkheden van de natuur van de mens’. Vanaf de publieke tribune werd daar direct korte metten mee gemaakt door te roepen: ‘Kèns bo ta? Bisa pupu òf pishi, no’ (Ben je gek geworden, zeg gewoon dat je moet poepen of plassen). Dat leverde een lachsalvo en vervolgens een waarschuwing van de voorzitter op die dreigde de publieke tribune te laten ontruimen. Of de parlementariër die verwees naar ‘het onderste deel van de minister’. ‘Voorzitter’, sprak de man. ‘Ik ben met het onderste gedeelte van de minister in aanraking gekomen.’ Wij bleven er bijna in. Hij bedoelde het onderste gedeelte van een ministeriële beschikking; daar had hij vragen over. En zo was er een Statenlid dat aan de minister van Financiën refereerde met de ‘minister van Fiansa’ (lening). Het was vaak echt lachen.”
Sonia herinnert zich ook het moment in de Staten dat er besloten moest worden wie er naar Nederland zou gaan om het Statuut te ondertekenen. ,,Van Efrain Jonckheer stond dat al vast. De DP had namelijk de verkiezingen gewonnen. Statenlid Harry Maal, ook van de DP, zou hem vergezellen maar stond zijn plek af aan ‘Dòktor’ van de NVP. Hij bracht het heel mooi: ‘We kunnen niet een lijf sturen zonder hoofd. En zodoende sta ik mijn plaats af aan Dòktor’. Dat was nog eens politiek bedrijven. Respect was er voor de ander, ook al was hij niet van dezelfde politieke partij.”
Bij Sonia thuis was de politieke gezindheid gelijk. Sonia’s oma, yaya, was vervent NVP-aanhanger. Zo ook haar moeder. “Yaya liep rond in haar groene gedoe en waste iedereen de oren. Ik was ook voor de NVP. Ik hield van Dòktor’. Op woensdag hield hij bijeenkomsten speciaal voor vrouwen. De Dames van Woensdag (Damanan di Djarason), zo werden we genoemd. Ik herinner me ook dat het vrouwenkiesrecht werd ingevoerd. In 1948. Wij leerden de vrouwen hoe ze stemmen moesten. We hadden een proefhokje, een stembiljet en een potlood. Uiteraard maakten wij van die gelegenheid ook gebruik om de partij van Dòktor aan te duiden. ‘Je moet op die groene kleur stemmen en dan helemaal bovenaan het bolletje inkleuren.” Yaya, Sonia’s oma, stemde haar hele leven trouw op de NVP met uitzondering van één keer. ,,Dat was toen de DP met de invoering van het Ouderdomspensioen kwam. Ze is toen niet gaan stemmen maar heeft een volmacht afgegeven voor een DP-stem. ‘Als ik dat niet doe, ga ik toch op Nashonal stemmen.’ Van het pensioengeld dat ze kreeg, 50 gulden per maand, spaarde ze een bedrag bij elkaar om een grafkelder met twee verdiepingen te kopen. ‘Ik ga boven. Jij mag eronder.’ Ik was het daar natuurlijk niet mee eens en protesteerde. Yaya gaf repliek en liet weten dat er geen discussie over mogelijk was. ‘Het is zoals met seks… wie betaalt, ligt boven.’ Toen ik aanhaalde dat er echt wel meerdere manieren waren om seks te bedrijven, zei yaya: ‘Sera bo boka’ (Hou je mond).”
Sonia herinnert zich ook de discussie over de voertaal in het Bestuurscollege en dat er steeds meer stemmen opgingen om de moedertaal, het Papiaments, ‘naar school’ te sturen. ,,Fifi Römer kwam ermee. Hij had zijn kinderen uit hun schoolboeken horen lezen. Dat voorbeeld bracht hij in. ‘Voorzitter, mijn kinderen spreken van ‘de apostélen van je-zus’ en van ‘Nico-de-mus was een neef van je-zus’. Dat kan toch niet.’” Het werd uiteindelijk Chano Margaretha van de DP die de stap echt zette. ,,Hij sprak het parlement in het Papiaments aan. In 1958. ,,Dat was wat. De vergadering werd gesloten. De voorzitter, Michael Gorsira, sommeerde Margaretha in het Nederlands te spreken. Hetgeen hij weigerde. Ondertussen stroomde het Wilhelminaplein vol mensen. Dit was natuurlijk een zeer gewaagde rel. De brandspuit werd klaargezet. Heel spannend allemaal. Na rijp beraad werd de Openbare Vergadering weer hervat en mocht Chano in het Papiaments verder praten.”
Ook in het Papiamentssprekende parlement bleef er genoeg te lachen. ,,Curaçaoënaars zijn heel creatief met woorden. Ik ging graag naar de Staten, vaak alleen maar om te lachen. Zo was er een keer een vergadering over een meelfabriek die ervan werd beticht een monopoliepositie in de markt te hebben. Een parlementariër kwam met een zak meel naar de Staten om zijn punt kracht bij te zetten. Het meel was volgens hem heel erg slecht. ‘Hasta trahadó di repa ta bisa ku e ariña no ta sirbi’ (Zelfs pannenkoekenbakkers zeggen dat dit meel niet deugt). Wij begonnen al te lachen omdat ‘trahadó di repa’ ook lesbienne betekent. Het antwoord hierop kwam van een minister van Economische Zaken: ‘Bisa e trahadó di repa di stòp di traha repa i usa stòkbrood’ (Zeg tegen die pannenkoekenbakkers dat ze moeten stoppen met pannenkoeken bakken, laat ze een stokbrood gebruiken). Dat stokbrood had hij bij zich en daar stond hij mee te zwaaien. Plat lagen we. Het was echt leuk maar ook inhoudelijk goed. Je kwam niet zomaar in de Staten, zoals nu. De parlementariërs waren ouder en legden gewicht in de schaal. Ze kenden hun onderwerpen en waren goed op de hoogte van het reglement van het parlement. Kundige fatsoenlijke mensen. Het ging er ook veel gemoedelijker aan toe, ook al gebeurde er genoeg gekkigheid.
Ik weet van een premier die in slaap gevallen was en daarmee een motie van wantrouwen miste. Toen hij de Statenleden toesprak en het had over ‘zijn kabinet’ werd hij onderbroken met de mededeling dat hij dat niet meer had. Het kabinet was terwijl hij dutte gevallen. Hilariteit alom natuurlijk maar op een nette manier. Niet zoals het nu gaat. Daar word ik echt verdrietig van. Ik ben ook al heel lang niet meer gaan stemmen. De laatste keer was met het referendum over de slotverklaring. De ‘si’- of ‘no’-verkiezing. En naar de Staten luisteren doe ik al helemaal niet meer. Ik kan niets met de grove, harde manier waarop het nu gaat.”
[Klik hier voor deel 4]
[uit Antilliaans Dagblad, 11 mei 2012]
Het orakel van Curaçao (2)
door Elodie Heloise
Sonia Garmers (1933), de grande dame van de Curaçaose literatuur, is een van die kleurrijke mensen die ons eiland rijk is en wiens leven vol gekkigheid en wijsheid zit. Wie ‘Sonia’ zegt, heeft het over het over geheimen, verhalen, nieuwtjes (meestal waar) doorspekt van humor en een ongebreidelde liefde voor het leven en mensen. Met een lach en een traan brengt zij het verleden tot leven, verdraagt zij het nu en heeft ze een uitgesproken mening over de toekomst. ,,Ik ben misschien oud, maar niet gek.”
Als schrijfster en alleenstaande moeder van vier dochters heeft ze van alles gedaan om haar hoofd boven water te kunnen houden. Regelmatig werd ze geconfronteerd met tegenslagen die alleen met een klinkende lach te hanteren waren. Zo deed ze haar man de deur uit (‘Hij kon niet kiezen tussen wat er achter het hek en daarbuiten op straat aan vrouwelijk schoon rondliep’), werkte ze bij La Cruz, de Amigoe en Radio Hoyer. Ze verkocht antiek, gouden sieraden en werd plaatstelijk wereldberoemd vanwege haar lotenverkoop. Verder schreef ze kinder- en kookboeken – de laatste vooral wanneer ze geld nodig had – en werkte ze op haar ‘oude dag’ bij Landhuis Bloemhof als wegwijzer en curiositeit. Dat Sonia ook een van de speciale beschermelingen was van May Henriquez, één van de pioniers van Curaçao met betrekking tot kunst en cultuur, is iets dat niet veel mensen weten. Deze keer spreekt zij van oude mensen op Curaçao. Mi tin ril di Kòrsou… Ik krijg de rillingen van Curaçao.” Oude mensen zijn slim. Door de jaren die ze geleefd hebben. Ze zitten vol wijsheden die praktisch zijn. Bruikbaar en waar. Ook nog in deze tijd. Maar je moet ze wel met respect behandelen. Het is jammer dat jongeren tegenwoordig denken dat ze alles beter weten. Het leven blijft het leven en oude mensen hebben daar al een heel stuk van achter de rug. Zij weten dingen, hebben voor situaties gestaan en hebben oplossingen moeten verzinnen. Daar kun je wat van leren. Maar dan moet je wel willen luisteren. Jongeren nemen daar de tijd niet meer voor. Ik denk altijd: ‘Laat ze maar kletsen’ en ik denk er het mijne van. Maar ja wie ben ik. Ik ben gek.” Het thema ‘oude mensen’ voert Sonia direct naar haar eigen oma waar ze een bijzondere band mee had. Een sterke realistische en intelligente vrouw die zo haar nukken en grillen had. “Gelukkig is mijn oma nooit naar school gegaan”, zegt Sonia lachend. “Anders was ze waarschijnlijk een levensgevaarlijke advocaat geworden. Mensen zoals mijn Yaya zijn er niet meer. Ze deed alles, werkte op het land, had een kleine veestapel en zorgde voor ons nadat mijn vader was overleden.”
Sonia’s oma, Emerencia Justina Lorenzo Hulita Candelaria Macares (‘Vraag niet waar al die namen vandaan komen, ik heb geen idee, maar zo noemde ze zichzelf’), ging zich echt bemoeien met het leven van haar kleindochter toen Sonia’s vader op zijn 33e overleed. Sonia was vijf jaar. ,,Op Aruba, waar we toen woonden, is hij gestorven. Hij was douanebeambte en kreeg een fataal auto-ongeluk. Mijn grootmoeder had maar één kind en toen zij dat verloor besloot zij zich alles wat dat kind had voortgebracht aan familieleden toe te eigenen. Ze had een eigen huis op Rooi Santu maar trok ook half bij haar schoondochter en kleinkinderen in. Ik weet niet beter of Yaya was er. Altijd en vaak tot ergernis van mijn moeder omdat die twee niet goed met elkaar overweg konden. Het waren twee eigenwijze vrouwen elk met de missie de ander te domineren. Trots was ze, en als je haar krenkte dan was je aan de beurt. Er zijn mensen waar ze om die reden nooit meer mee gesproken heeft. Ze werkte bij mensen thuis, kon verschrikkelijk goed koken. Maar er waren drie woorden waar ze allergisch voor was: ‘Hasi lie (doe vlug) en mester (moet)’. Die woorden moest je niet gebruiken.
Er zijn er die daar over mee kunnen praten. Er was een gezin waar krabben klaargemaakt moesten worden en de man des huizes gebruikte ‘mester’ en ‘hasi lie’. Alles moest om 12.00 uur klaar staan. Yaya deed om vijf voor twaalf uien in de pan en liet het huis geuren naar eten. Het gezin zat al likkebaardend aan tafel. Maar er kwam niks. Yaya was vertrokken.” “Nee, de tijden zijn veranderd. Bo sa no: Het is voor oude mensen niet leuk meer. Ze zijn bang. Gaan de deur niet meer uit. Vroeger deed je de deur misschien dicht, maar nooit op slot. Nu moet je in een kooi wonen. Ik weet nog dat een moord iets heel bijzonders was. Daar werd weken, zo niet maanden over gepraat. Nu is dat normaal. Het is echt heel triest. Zelfs autorijden is gevaarlijk geworden. Er is geen geduld en als je niet snel genoeg reageert, word je uitgescholden. Dat is mij ook overkomen. Twee dames met krulspelden in riepen naar me: ‘Muhe pendeu, bai kore na Betesta’ (Stomme vrouw, ga bij Betesta (verzorgingstehuis) autorijden).” De derde inbraak in Sonia’s huis in de stad heeft haar flink geraakt en ervoor gezorgd dat ook zij eigenlijk de deur niet meer uit wil. “Die vent is midden in de nacht binnen geweest. Ik lag te slapen en dat idee, daar heb ik last van gehad. Het gebeurde vlak voor Kerstmis vorig jaar en ik besloot het advies van mijn dochters dan toch maar op te volgen. Zij wilden al langer dat ik wegging waar ik zat. En nu zit ik dan in een ‘home’. Mi tin ril di Kòrsou. Zoals het nu is…, dit land is zo veranderd. Wapens, geweld, slecht opgevoede kinderen. Ik weet dat Yaya tegen me zei dat ik ervoor moest zorgen dat ik altijd twee flessen zoutzuur in huis had. ‘Voor het geval een man je iets wil doen. Wapens heb je niet nodig. Gewoon zoutzuur. En als de rechter aan je vraagt hoe het kan dat je dat in huis had zeg je gewoon dat je er de wc mee schoonmaakt’.”
Sonja zucht en zegt dan: “Ik weet niet waarom het nu zo is. Soms denk ik dat Nederland dit land gecorrumpeerd heeft door er altijd maar voor te blijven zorgen. Wanneer mensen niet moeten werken voor hun geld, het gewoon krijgen, dan kan er toch ook niets goeds van terechtkomen? Dit is in elk geval niet goed.” “Weet je wat het is: ik ben niet bang om te sterven. Helemaal niet. Maar ik wil dat rustig kunnen doen. Op mijn eigen bed.”
[Klik hier voor deel 3]
[Eerder verschenen in het Antilliaans Dagblad, hier iets ingekort omdat een deel van het interview al in deel 1 stond]
Of ik dat oké vind…?
door Elodie Heloise
Terwijl ik bezig ben de ‘zetproef’ door te nemen van Woestijnzand krijg ik een mailtje van uitgever Franc Knipscheer. Over de flaptekst van het boek. Hij stuurt me een tekst en vraagt of dat ok is:
Curaçao ontleent zijn naam aan het Portugese woord coração, dat letterlijk ‘hart’ betekent. Elodie Heloise doet die etymologie eer aan door haar éígen hart aan het eiland te verpanden. En het klopt warmbloedig. In de bundel Woestijnzand meet Heloise zich weliswaar een overwegend ‘observatoire’ schrijfstijl aan, maar zij weet daarin ook precíés op de juiste momenten ‘te falen’. Het resultaat: proza met prik maar zonder preek. De uiteenlopende karakters in Woestijnzand ondergaan hun klein en groot leed met een vreemd soort luciditeit die soms jaloersmakend, dan weer meelijwekkend is. Toch schemert er elke ochtend weer een hoopvol ‘mañana!’ aan de Caribische horizon.
In Woestijnzand ontpopt Elodie Heloise zich als een chroniqueur van het alledaagse Curaçao. Van een junk die zijn oude straat beweent tot de weduwe die haar gestorven man thuis koel houdt. Van het gezin dat zich op een cycloon voorbereidt tot de kunstenares die denkt een ‘dodelijk’ schilderij te hebben verkocht. En als Heloises sporadisch opgevoerde alter ego op Schiphol staat:
‘Twee marechaussees met neutraal correcte gezichten vangen mij op. Ik moet mijn armen en benen spreiden. Een elektronische staaf glijdt langs mijn lijf. “Bent u ongesteld, mevrouw?” Ik voel dat ik knik en daarop lopen de mannen door naar het volgende slachtoffer dat door de hond uitverkoren is. Verbijsterd kijk ik ze na. Op het werk spreken we van “bezoek”. Mijn collega’s, de vrouwelijke dan, zien het aan me. “Ach, dushi, heb je bezoek? Geeft niet, doe rustig aan vandaag. We weten allemaal hoe het is.” Ik krijg dan een knipoog die druipt van het medeleven.’
Of ik dat oké vind…? Man, ik ben er helemaal stil van. En oh ja… de presentatie van deze bundel is op 16 september. In Amsterdam.
[van de nieuwe website van Elodie Heloise]
Het orakel van Curaçao (1)
door Elodie Heloïse
Sonia Garmers (79) is iemand die ik graag en als het even kan veel spreek. En niet alleen vanwege het feit dat zij de perikelen van schrijvers kent en ik haar niet zoveel hoef uit te leggen. Sonia’s leven en dat van mij vertonen regelmatig maffe parallellen en ik leer ervan door te luisteren naar wat zij met wat zij op haar bord kreeg, deed.
read on…Curaçao: vijfde maal Literatuurfestival Krusa Laman
Curaçao tekent voor de vijfde editie van het Internationaal Literatuurfestival Krusa Laman Writers Unlimited Willemstad
Tussen 12 en 22 april 2012 wordt op Curaçao voor de vijfde keer het internationale literatuurfestival Krusa Laman-Writers Unlimited Curaçao georganiseerd. Krusa Laman/Crusa Lama/Crossing the Seas is een schrijverstournee van het Internationale Literatuurfestival Writers Unlimited Den Haag (voorheen Winternachten), dat sinds 2003 op Curaçao, Aruba en Sint Maarten wordt gehouden.
read on…