blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Heloise Elodie

Boekpresentaties van twee Antilliaanse romans in De Pletterij

Op zaterdagmiddag 27 mei 2023 presenteert Uitgeverij In de Knipscheer vanaf 15.00 uur twee romans die respectievelijk spelen op de Antilliaanse eilanden Curaçao en Aruba. Blauwe Tomaten van Elodie Heloise en Op weg naar Nos Plaser van Ken Mangroelal.

read on…

Columniste Elodie Heloise schrijft brief aan koning

Een spannend moment voor ouders als hun kind in het buitenland gaat studeren. Dat vindt ook columniste Elodie Heloise. Haar zoon gaat naar Nederland, en dus besloot Elodie een brief aan koning Willem Alexander te schrijven. Deze brief las zij voor in ‘Wat een Week!’ (doorklikken). read on…

Symptoom van roofbouw

door Elodie Heloise

 

Het enige en laatste functionerende theater dat Curacao heeft, zit ernstig in de problemen. Teatro Luna Blou krijgt het niet voor elkaar om haar bestaansrecht te handhaven. Dat wil zeggen in financiele zin. Om de nood tijdelijk te lenigen draait schrijver, acteur en regisseur Roland Colastica momenteel een show ‘Roi and friends’. Verschillende mensen uit de performing arts zijn deel van deze show en doen wat ze kunnen. Tegen beter weten in want zij kunnen niet meer voor het theater betekenen dan het creeren van een korte adempauze in deze geldelijke malaise. In korte tijd werd deze fundraising-show in elkaar gezet, tussen de drukke bedrijven van het overleven door. Elk van de deelnemende kunstenaars heeft namelijk ook rekeningen te betalen en heeft helaas niet meer dan 24 uur per dag ter beschikking. read on…

Zwarte rots der onverzettelijkheid

door Elodie Heloïse

 

Frank Martinus Arion (17 december 1936-28 september 2015)

 

De zwarte rots lag
waar hij lag
en had geen enkele pretentie
iets anders te zijn
dan wat hij was: read on…

De leeuwin van de emancipatie

door Elodie Heloise

De veelzijdige kunstenaar Fridi Martina is gistermorgen overleden. Martina was actrice, schrijver, regisseur, dramadocent en zanger. Een professional die internationale bekendheid genoot en die geen genoegen nam met middelmatigheid. Ze deed het goed, anders deed ze het niet. Een les die ze haar leerlingen met verve bijbracht, maar ook ieder ander die in haar ogen niet uit zichzelf haalde wat erin zat. Martina studeerde in de jaren zeventig in Nederland en later ook in de Verenigde Staten.

In Nederland werd ze bekend met haar rollen in Goede Tijden Slechte Tijden, Vrouwenvleugelen De Erfenis. Na haar theaterstudie in Amsterdam werkte ze behalve als actrice ook als theaterdocent in Utrecht. In 1986 opende ze samen met nog een paar kunstenaars een interculturele kunstgalerie in Amsterdam onder de naam Villa Baranka – Academy for Dramatic Arts. In de jaren negentig kwam zij terug naar Curaçao waar zij tot onlangs nog werkzaam was met theater maken, muziek maken en schrijven.

Waarschijnlijk is het laatste optreden van Martina vastgelegd in het filmpje over het St. Elisabeth Hospitaal, dat in april deelnam aan de wedstrijd short movies/big stories van het Internationaal Filmfestival Rotterdam. In deze korte film speelt Martina een ernstig zieke vrouw. Theaterproducente Anja Steffens was betrokken bij het maken van deze film. “Fridi was al ziek toen ik haar vroeg. We kennen elkaar uit het theatervak en we waren al jaren bevriend. ‘Tuurlijk’, zei ze. ’Dat kan ik nog’. Ik ben blij dat ze dat nog gedaan heeft. Fridi was een mooi mens voor Curaçao. En ik denk dat zij haar tijd eigenlijk ver vooruit was.”   Martina stond bekend op Curaçao als een flamboyante maar ook zeer kritische persoonlijkheid. “Ze was een professional”, zo laat Gibi Basilio, de directeur van Kas di Kultura weten. “Toneel was voor haar geen hobby. Het was haar vak en eenieder die dat vak niet vanuit professionaliteit benaderde kreeg dat te horen. Ze kon scherp zijn in haar kritiek. Middelmatigheid stelde zij aan de kaak. Het ging haar om het streven naar excellentie. Die hardheid waarmee zij kritiek kon uiten, zoals sommigen dat wellicht ervaren hebben, paste ze overigens ook op zichzelf toe. Fridi hield dit land een spiegel voor. Maar al te vaak. Ze had een sterke mening waar het ging over de positie van de vrouw ten opzichte van de man. Maar ook de rol van mannen in hun vaderschap. Vrouwen zijn geen slaven van mannen en mannen moeten hun verantwoordelijkheid nemen, ook in hun vaderschap.”

Met kinderboekenschrijfster Sonja Garmers had Martina een bijzondere relatie. Elke maand zocht zij haar op om even bij te praten. “Een fleurige vrouw die me vaak aan het lachen maakte”, zegt Garmers desgevraagd. “Maar ook streng, voor zichzelf en voor anderen. Ik herinner me haar uit de jaren zeventig toen ik haar in Nederland ontmoette. Ze liet zich uit over het machismo door aan te geven dat als geaccepteerd werd dat mannen er meerdere vrouwen op na konden houden, vrouwen dat ook konden. Sindsdien zijn wij bevriend. En nu is ze er niet meer. Volgend jaar zou ze 65 geworden zijn. Ik zal haar missen.”

Met de Nederlandse kunstenaar Frouwkje J. Smit deed Martina in 2009/2010 op Curaçao een kunstproject dat Walking2gether heette aan de vooravond van de verkiezingen van 2010. Smit reageerde vandaag geschokt op het bericht van overlijden van Martina. “Fridi is belangrijk geweest tijdens mijn verblijf op Curaçao. In de eerste maanden heeft zij mij laten inzien wat ons verleden en heden met elkaar verbindt. En hoe ik als Hollandse daarmee moest omgaan. Ze leerde mij ook inzien dat je als kunstenaar je vaak eenzaam kunt voelen. En dat dit niet erg is, zolang je maar van jezelf blijft houden. Ik zal haar nooit vergeten.” Basilio laat tot slot weten dat Curaçao afscheid moet nemen van een van haar kinderen die internationaal naam maakte en hoge eisen stelde aan zichzelf. “Geen genoegen nemen met middelmatigheid, laat dat de levende boodschap zijn die Fridi voor ons achterlaat.”  

[van de website van Elodie Heloise, 13 mei 2014]

Triple P

door Elodie Heloise
.
De vrouw tegenover me was meer dan intimiderend vrouwelijk. Net als ik een veertiger en alles aan haar was zeer goed verzorgd. Glanzend mooi lang haar, nagels als kunstwerken bewerkt, mooie ronde welvingen. Ze droeg een korte witte bodyfit jurk met een indrukwekkend décolleté en een open rug. Haar hakken zo hoog dat zelfs ik als toeschouwer de pijngrens voelen kon. Haar make-up, outfit en accesoires tot in de puntjes op elkaar afgestemd. Het soort verschijning dat hoofden, van mannen en vrouwen, doet draaien tot hoeken die het onmogelijke benaderen.  “Dress to impress, baby”, zei ze tegen me toen ik haar belde en vroeg wat ze aan zou doen.
Dat was waar ik bang voor was. Het duurt precies vijftien minuten voor mij om me ‘klaar’ te maken. Of het nou voor werk is of om uit te gaan. En in geval van een gewone werkdag is dat inclusief ontbijt maken, aankleden en opmaken. Vrouwen zoals zij maken met hun verschijning mijn latente gevoel van ‘achterstallig onderhoud’ wakker. Ze trekken alles uit de kast om vooral zo goed mogelijk voor de dag te komen en doen alsof daar geen greintje moeite voor gedaan is. Zoals zij uit het vliegtuig stapte na een reis van vijftien uur is voor mij hogere kunst. Geen haar van zijn plek, make-up die nergens uitgelopen is, een kreukloze jurk. Fris en fruitig, alsof er niets aan vooraf gegaan is. Hogere kunst neigend naar een wonder.
De vrouw die tegenover me zat is Colombiaanse en we delen de vriendschap van onze kinderen. Ze was op bezoek op het Curacao waar ze een tijdlang woonde voordat zij scheidde van haar man en wilde graag ‘even uit’ met mij. Ze woont inmiddels al heel lang in Nederland, leeft samen met een Nederlander en vloekt in het Nederlands. Tegelijkertijd is ze zoals zij dat zegt op en top ‘Latina’ zij het met een speciale touch: ze heeft zich namelijk naar eigen zeggen de Hollandse directheid eigen gemaakt en zegt het zoals het is. We ontmoetten elkaar bij een van de vele strandtenten die dit land rijk is en die regelmatig van eigenaar wisselen omdat de horecabusiness op Curacao nou eenmaal geen gemakkelijke is.  ”Je ziet er mooi uit”, zei ze die er veel beter uitzag dan ik en begon over de exersitie die zij zich had moeten getroosten om eruit te zien zoals zij dat deed. De kapper, de nagelspecialist, het kiezen van haar outfit, het douchen en klaarmaken… meer dan drie uur was ze kwijt geweest. “Ik ben Latina, zo gaat dat bij ons. We moeten wel want er is veel concurrentie. Van al die andere Colombiaanse en Dominicaanse vrouwen. Die gaan ervoor en laten niet los wanneer ze een man ‘te pakken’ hebben. Believe me, baby.” Terwijl ze aan het praten was, werd ze ge-eyeballed door mannen van allerlei leeftijden. Een schalkse blik van een oudere meneer ving ik op, een verlegen stiekeme grijns van een stagiaire die hier ongetwijfeld een mooie droom aan overhouden zou, een ober die bijna met blad en al tegen een tafel aanliep omdat hij omkeek en behalve dat bijna zijn nek verrekte. De reacties vanuit de entourage bevestigden zonder meer dat ze een punt had.
“Triple P daar gaat het om.”  En ze schetste vervolgens een beeld van haar thuisland en hoe Colombiaanse mannen in relatie tot hun partners of vriendinnen zwaar te kort schieten. “Kleine bruine piemeltjes, dat is het probleem. En dat onze mannen kennelijk niet verder komen in bed dan erop en eraf te gaan. Er wordt niet nagedacht wat wij als vrouwen fijn en lekker vinden. En daar praten vrouwen dus over. Dat er toch meer moet zijn dan dat.” Ze roerde daarmee de eerste ‘p’ van de drievoud aan ‘p’s’ aan. “Het is een belangrijke reden om verder te willen kijken. Zij die dat doen ontdekken inderdaad dat het ook anders kan.”
De tweede ‘p’ waaraan zij met klem refereerde was de p van paspoort. “Alles beter dan Colombia. Nou niet alles, maar Europa doet het goed.” Ze stak twee vingers op en benadrukte wat ze me zojuist had verteld. “Piemel en paspoort. Wanneer je die twee kan regelen zit je al veel beter dan waar je zat. Maar er is nog een belangrijke p-factor. Laat me je dat zeggen.” De derde ‘p’ was die van poen. Zo legde ze me uit. “En wanneer deze vrouwen alledrie die ingredienten in hun bereik ruiken… dan gaan ze erop af. Of die mannen nou getrouwd zijn of niet. Het maakt niets uit. Ze gaan ervoor, helemaal. Met valse wimpers, siliconen…en believe me Colombia is silicone country…alles om het beter te krijgen wordt aan het werk gezet. Triple P, zo simpel is het. En met die laatste ‘p’ moet je slim omgaan. Het goed regelen als je begrijpt wat ik bedoel. Zodat je goed achterblijft wanneer hij er niet meer is of wanneer een van je jongere concurrentes dreigt toe te slaan. Altijd oppassen en alert blijven. Vooral wanneer je ouder wordt. Zo werkt het. Vooral hier op Curaçao.” Ik kon het niet helpen en bekeek haar nog eens goed. Ze raadde mijn ongeuite vraag. “Ja hoor, ik heb ook een heleboel laten doen. Dat mag iedereen weten. Ik maak nergens een geheim van.” En bluntly honest liet ze me weten wat, waar en hoe terwijl ze me ondertussen haar potentiële vervangsters aanwees.
Daar zaten we dan, twee vrouwen van ergens in de veertig, beiden opnieuw begonnen vanuit een alleenstaande met kinderen perspectief. Zij verhuisde om die reden naar Nederland. “Er zijn te weinig mannen op Curacao.” Ze was daar eerst onafhankelijk en vond daarna een partner. “Zelf werken en wanneer je samen bent de ‘p’ van poen goed regelen. Nu ben ik aan de beurt en alles wat ik nu doe in mijn latina-zijn, doe ik omdat ik het wil doen. Niet meer voor een man. Het geluk moet je in jezelf zoeken.”
De vrouw die tegenover me zat komt uit een andere cultuur dan ik. Met heel andere gebruiken en toch, zo ontdekte ik delen we het vrouw-zijn met elkaar. Haar conclusie is ook de mijne. Beiden hebben we een lange weg afgelegd om daar te komen. Beiden hebben we ons geluk afhankelijk gesteld van mannen. Elk op onze eigen wijze en nu wij de veertig zijn gepasseerd gaat het om andere dingen zoals simpelweg gelukkig zijn. Allereerst met jezelf op de manier en met de dingen van het leven die je dat geluk brengen. We zijn die avond met z’n tweeen de dansvloer opgegaan. Zij in haar bling bling outfit, ik in mijn hippietenue en toen wij de dansvloer afgingen omdat haar extensions te heet werden zijn we schaterlachend aan de wijn gegaan. Proost, op het leven!
[van de blogspot van Elodie Heloise]

Het Tula-tumult

 
door Elodie Heloise
Ik zeg ‘Tula’… en heb inmiddels het idee dat ik of direct mijn schild op moet zetten om mij te verdedigen tegen de lading ‘rotte’ tomaten die mijn kant op geslingerd worden of dat ik het op een lopen moet zetten om te ontkomen aan een venijnige groep opgeschoten historici die op mijn nek uit zijn. Voordat ik ‘Tula’ zeggen mag, moet ik tegenwoordig, zo lijkt het althans, eerst heel erg goed te rade gaan bij mijn historische kennis en kunde. Wanneer ik heb vastgesteld dat ik in elk geval drie van de naar verluid vijf boeken over Tula gelezen heb, het toneelstuk van Pacheco Domecassé ken, met daarin overigens een hele jonge Diana Lebacs en Laura Quast, stijgen mijn kansen om iets over de film Tula The Revolt te mogen zeggen. Maar we zijn er nog niet, de eerste rotte tomaat ligt al in de aanslag bij de een of andere Curaçao-expert al dan niet van eigen bodem, ik moet namelijk ook nog even heel goed kijken welke kleur ik heb en waar ik geboren ben. Hoe verder mijn wortels verwijderd zijn van de Curaçaose bodem, hoe meer mijn recht van spreken slinkt… tot op het punt waar ik eigenlijk netjes met mijn armen over elkaar behoor te zitten met bij voorkeur duct-tape op mijn mond.
Zo moet het voelen voor de filmmakers Dolph van Stapele en Jeroen Leinders die het waagden een film over de nationale held van Curaçao te maken en die een stroom van kritiek over zich heen hebben gekregen sinds de film in premiere ging. Triest is het dat een van hen in een interview aanhalen moet: ‘Ik heb 18 jaar op Curaçao gewoond’. De ander, en dat weet ik, heeft alle documenten en stukken geraadpleegd. Zo ook de experts om vooral niet af te wijken van de historisch vastgelegde gebeurtenissen rondom de slavenopstand van 1795. Genadeloos wordt hij ‘aangepakt’ op een omissie in de feiten… die hij in overleg met experts heeft ingevuld met de meest voor de hand liggende interpretatie. Nee, de redelijkheid en de doorgaans daaraan voorafgaande objectiviteit over Tula The Revolt is ver te zoeken. En dat laatste intrigeert me.
Het filmboek van Leinders had ik al gelezen ruim voordat ik de film zelf zag.  Ik vond het een strak boek. Weinig ‘speelruimte’ zat erin, het was al een half filmscript dat zeer dicht op de feitelijke gebeurtenissen van 1795 vastgenageld zat. En ik begreep ook waarom… dit ging over Tula en daar kun je niet zomaar iets mee doen. Niet op Curaçao. En al helemaal niet als ‘niet-Curaçoënaar’.  De argusogen van de historici keken daarom ook zeer nauwlettend mee. In mijn optiek is daarmee elke mogelijkheid om van Tula een heldenverhaal te maken op voorhand al gesneuveld. Daar was ik dan ook bang voor toen ik het boek van Leinders las.
Stel je voor: een schip vaart de Annabaai binnen. Het komt uit Haïti en heeft een verstekeling  annex halve crimineel bij zich. Mercier genaamd. De man is veroordeeld en moet zijn tijd ‘uitzitten’ op een plantage alwaar hij onder de slaven het bericht van de Franse strijd brengen kan. Stel je voor dat Madame Johanna Lesire een echte française was die het nieuws uit eigen bronnen ook al vernomen had. Stel dat het stadsleven van Curaçao van rond 1795 meer in beeld was gebracht, of het leven op de plantages….? En dat de historische route niet met een animatie in beeld was gebracht, maar gewoon op de kaart, op tafel, tussen soldaten die een strategie uitzetten om de opstand te beteugelen? Ja, op het plot of script van deze film is zeker het een en ander aan te merken, maar alleen wanneer je als schrijver ervan de vrijheid ook echt hebt gehad.  En die was er vrees ik niet. Die was al eerder om zeep geholpen, door de feitelijke geschiedenis en haar vaandeldragers.
Kritiek op een plot rechtvaardigt echter naar mijn smaak niet het tumult dat over deze film is ontstaan. Het tumult erover is emotioneel. ‘Want Tula komt niet uit de verf zoals hij had moeten zijn’. En daar zit de angel, denk ik. De plaats van Tula als nationale held van Curaçao. Welke plaats? Voor zover ik weet, alle historici kunnen nu heel hun gewicht in de schaal gooien en met titels van proefschriften smijten, is Tula nog altijd niet in het collectieve besef van de bevolking van Curaçao doorgedrongen als held, of iemand om trots op te zijn. Waar zijn de kinderen die Tula heten? Dit in tegenstelling tot de duizenden die zijn vernoemd naar Martin Luther King, Malcolm X of Rosa Parks, allemaal voorvechters van gelijke rechten voor iedereen en in het bijzonder voor de Afrikaanse afstammelingen. Sterker nog: een kind dat op Curaçao op het schoolplein ‘Tula’ wordt genoemd, ervaart dat als een vernedering. ‘Ik ben geen slaaf’. Waar is de Tulaschool? Er is een museum, dat wel. En er is een straat naar hem vernoemd. Maar daar houdt het wel zo’n beetje mee op. Wat betekent dat?
Ik denk dat Tula The Revolt voor Curaçao te vroeg is verschenen. Curaçao is er nog steeds niet klaar voor om Tula echt als een held tot zich te nemen. Het maakt niet uit wie de film gemaakt heeft of welke megasterren erin hebben gespeeld. Alle boekjes, historici en standbeelden ten spijt. Dat is de echte reden van de emotie die achter de reacties zit. Zolang dit stuk verleden niet in ons denken en voelen wordt omgezet tot een trots op wie we zijn en waar we vandaan komen, dansen we om de hete brei heen. Misschien is Tula The Revolt toch precies op tijd verschenen. De discussie erover is in elk geval al gestart.
En Tula? Die wacht al 218 jaar op rehabilitatie en erkenning… hij zal, vrees ik, nog wat langer geduld moeten hebben.
[van de blog van Elodie Heloïse]

Toelichting van Ini Statia:
Elodie, prachtig verwoord! Heel mooi en treffend. Eén kleine correctie: Tula is bijna vier jaar geleden (in oktober 2009) OFFICIEEL gerehabiliteerd als ‘held.’ Dit gebeurde tijdens een plechtig en serieus symposium in Kurá Hulanda. Ik was daarbij aanwezig. Echter, het was een handjevol mensen, dezelfde groep als altijd. Bijna alleen Curaçaoënaars. Een commissie die onder anderen uit mr. Suzy Camelia-Römer en prof. dr. Jandi Paula bestond, had zich hierover gebogen en heeft in een juridisch document vastgelegd dat Tula officieel gerehabiliteerd is.

Woestijnzand laat zien hoe divers mensenlevens kunnen zijn

door Ezra de Haan
 .

Woestijnzand is de verrassende titel van het debuut van de op Curaçao woonachtige Elodie Heloise. Wie de verhalenbundel gaat lezen, komt erachter dat er inderdaad Saharazand op de Curaçaose bodem ligt. De wind neemt het fijne zand mee en transporteert het over zee, waarna het duizenden mijlen verder neerkomt. Die rondzwervende zandkorrels vormen een mooie metafoor voor al die verhalen die een schrijver tegenkomt. Elodie Heloise hoort ze aan en legt ze vast, als ze denkt dat dit nodig is. Soms zijn levert dat korte fragmenten op, schetsen zou je ze misschien het beste kunnen noemen. Vaker nog ontstaan verhalen die verder gaan dan een anekdote. Ze laten zien hoe het leven vroeger was op Curaçao, maar ook hoe het nu is en vooral hoe divers mensenlevens kunnen zijn.

Maria ‘Shon Chia’, de verteller in het titelverhaal, zie je voor je. Zittend in haar schommelstoel op de porch is ze het schoolvoorbeeld van de orale traditie. Als ze vertelt, komt het verleden tot leven. Haar verhaal over Melitza en Beta gaat terug naar de tijd toen er nog slaven en plantages op Curaçao waren. Elodie Heloise maakt listig gebruik van een raamvertelling, stort je meteen in de gruwelijke wereld van de slavernij en buigt het verhaal op het eind om tot een spookverhaal. ‘Woestijnzand’ beschrijft het barbaarse gedrag van de plantagebezitters. Het gaat over mishandeling, verkrachting en moord. We lezen over een ‘bomba’, een opzichter op de plantage. Hij is een lichtgekleurde man die ter wereld is gekomen doordat een blanke vrouw vertier zocht met een neger. Iemand die nergens bijhoorde en daardoor uiterst geschikt was zweepslagen uit te delen. Het waren vooral zijn frustraties die neerdaalden op zijn zwarte broers en zusters… De zoon van zijn meester valt op een slavin en verkracht haar tot er een kind van komt. ‘Je plant je zaad niet in een negerin. Geen zwarte bastaarden op deze plantage.’ Het is aan de ‘bomba’ om dit probleem op te lossen. Heel soepel laat Heloise het verhaal en de momenten dat het van commentaar wordt voorzien door de verteller, in elkaar overgaan. Het doet mij denken aan de oude Gothic novel, het spookverhaal van lang geleden, maar dan in een heel nieuw jasje.

Elodie Heloise vindt haar verhalen niet alleen in het verleden. Ook het heden biedt materiaal aan. In ‘Dutch Treat’ komen we drugs en corruptie tegen in de dialogen, terwijl het personage in het verhaal vooral discriminatie te verduren heeft. Toch is het een hilarisch verhaal. Heloise weet je steeds weer aan het lachen te krijgen. Neem een opmerking als: ‘Een Curaçaoënaar met een jas aan is zoiets als een Eskimo in een bikini.’In ‘De cycloop’ lezen we hoe het is om een tropische storm mee te maken. ‘Het zijn vriendelijke namen, als die van een buurmeisje of een lievelingsoom, maar wie hen ontmoet heeft, weet welk geweld er achter hen schuil kan gaan. Huizenhoge golven, schuimbekkend water en windvlagen, gek van razernij. De kust wordt opengereten, de onderwaterwereld gesloopt, alles op het land wordt met de grond gelijkgemaakt.’

‘Bitterzoet’ is ook zo’n verhaal over het alledaagse leven op Curaçao. Hoofdrolspelers in dit drama zijn Alfredo, een man die amper bij zinnen is en op straat leeft, zijn vriend El Chino en dokter Ricardo. Alfredo en El Chino waren verliefd op het buurmeisje van de dokter en dus rivalen.

‘El Chino, een diepzwarte neger met spleetogen, heeft net zoals zovelen in de Penstraat een eigen verhaal. Volgens overlevering werd zijn betovergrootmoeder, een sterke negerin met smaragdgroene ogen, ervan verdacht een affaire te hebben gehad met een Chinese immigrant. Zij had dit verhaal nooit ontkend maar ook nooit bevestigd. Ze had de geruchten simpelweg genegeerd omdat zij van mening was dat mensen toch altijd denken wat ze willen denken. Maar enige generaties later kwam het bewijs van haar vermeende overspel alsnog naar boven. In de vorm van El Chino.’

Als vrienden droegen ze uiteindelijk de kist van het meisje naar de begraafplaats. Elodie Heloise laat met dit verhaal zien welk verhaal er achter een dakloze drugsverslaafde kan schuilgaan. Het rauwe realisme dat ze in dit verhaal gebruikt, staat haaks op de sprookjesachtige sfeer van het verhaal ‘Schelpenvlees’. Het thema: De zee geeft, de zee neemt, had ook een oud Nederlands schippersverhaal kunnen betreffen. Heloise geeft het echter een heel eigen toon doordat Janchi, de visser in het verhaal, een relatie aangaat met de ‘Blauwe dame’. Wanneer Janchi’s vrouw Eleonora zwanger wordt, breekt de zee uit jaloezie zijn benen. Het is het begin van het einde van de liefde tussen Janchi en Eleonora. ‘Schelpenvlees’ heeft de potentie met de jaren een van de legenden van Curaçao te kunnen worden.

‘De bloedende boom’ laat, net als het verhaal ‘Woestijnzand’, zien hoe sterk de kracht van voodoo kan zijn. Ook als de blanke er niets van gelooft en het als idioterie afdoet, ontkomt hij niet aan de gevolgen ervan. Mai Fiti is de enige die het probleem kan oplossen.

‘Een kordaat klein vrouwtje stapt naar voren. Ze draagt een feest aan kleuren. Twee gouden creolen bungelen aan haar oren, en het haar heeft ze weggestopt onder een bonte hoofddoek. Het gezicht van de vrouw is verrassend fijn gesneden maar oud. Ze heeft meer rimpels dan het Spaanse Water dat bespeeld wordt door een windvlaag, en er staat geen fatsoenlijke tand meer in haar mond.’

Bovenstaande passage is typerend voor het proza dat Elodie Heloise schrijft. Het leest vlot, de taal staat in dienst van het verhaal en af en toe verschijnen er pareltjes. De korte en lange verhalen in Woestijnzand geven het leven op Curaçao perfect weer. Door steeds weer nieuwe invalshoeken te kiezen, schetst Elodie Heloise hoe de bewoners van dit Caribische eiland leven en leefden. Vooral in de langere verhalen van de auteur zie je het verteltalent naar voren komen. Het zou mij dan ook niet verbazen als haar volgende boek een roman zal zijn. Als die met net zoveel plezier en compassie geschreven wordt, heeft Curaçao er weer een belangrijke schrijver bij. Woestijnzand is een verrassend hors d’oeuvre en hopelijk de opmaat naar een groots literair diner.

[Bron: Literatuurplein.nl]

Woestijnzand op Curaçao gepresenteerd

Woestijnzand, de bundel verhalen van Elodie Heloise, is zaterdagmiddag op Curaçao gepresenteerd. Op het strand van Playa Kanoa had de auteur voor dit geboortefeest vrienden, familie en kennissen uitgenodigd. Roy Colastica en Laura Quast waren gevraagd het verhaal Schelpenvlees voor te dragen. Jeroen Heuvel bracht samen met Jelleke Praamsma en Rianne Plaisier de proloog in een theaterjasje ten gehore. Ook Michelle van het Prins Bernhard Cultuurfoonds sprak en Toine Frehe, er werd muziek gespeeld door twee kinderen van Elodie en madrina Lusette hielp zoon Merijn het boek met krastenchizand (zand van koraalsteen) te dopen. Ceremoniemeester Lisa Dindial sprak de verschillende sprekers en artiesten aan elkaar.

‘Niemand van ons is hetzelfde maar we herkennen elkaar als mensen; meestal; tegenwoordig. Hoewel we vreemdelingen niet zoveel mens vinden. Als wij zelf. Soms zijn we méér mens. Soms minder. Wat doe je met je eigen interpretatie? Een schrijver wil iets, uit zich. Een lezer wil iets, vergelijkt. Het geschrevene met z’n eigen wereldbeeld. Elodie schreef in Woestijnzand een proloog – gesprek, gevonden op straat. Wij laten één leesinterpretatie hiervan zien.’ Met deze woorden leidde Heuvel zijn ondereel van de middag in.

Woestijnzand is de derde publicatie van uitgeverij In de Knipscheer die op drie achtereenvolgende weekenden op Curaçao is gedoopt. Twee weken geleden is de biografie over Pierre Lauffer, geschreven door Bernadette Heiligers aan het Curaçaose lezersvolk aangeboden, vorige week de door Hans Vaders geschreven novelle Terug tot Tovar en afgelopen zaterdag Woestijnzand.Waar een klein land groot in is, en hoeveel vertrouwen een kleine uitgeverij uit Haarlem in het Nederlandstalig literair vermogen van Curaçao heeft.

3 x ‘In de Knip’

Drie literaire boekpresentaties in drie weken achter elkaar

Elodie Heloise

Hoe relatief. In het ene land verschijnen er dagelijks boeken, in het andere misschien twee per maand. In de landstaal of landstalen, er zal zo gauw in Hong Kong niet een Groenlands literair boek worden gepresenteerd.
Dit is ook bijzonder en mag niet ongemerkt voorbij gaan:
Op drie achtereenvolgende zaterdagen zijn er op Curaçao nieuwe titels verschenen. En misschien wel nog unieker: alle drie van uitgeverij In de Knipscheer. Geschreven in het ene autonome, zelfstandige rijksdeel, geproduceerd in het grootste deel van het koninkrijk, in een van de landstalen. In Nederland zijn ze alle drie op dezelfde middag gepresenteerd, op Curaçao nemen we hier de tijd voor, elk weekend één, op zaterdag 27 oktober van Bernadette Heiligers: Pierre Lauffer, Het bewogen leven van een bevlogen dichter, gisteren (3 november) van Hans Vaders: Terug tot Tovar en komende zaterdag (10 november) Woestijnzand geschreven door Elodie Heloise.
Hulde aan de schrijvers en vooral aan ‘Knip’.

Verhalenbundel van Elodie Heloise: Woestijnzand

Verslag van een leesproces

door Wim Rutgers

Negentien verhalen, negen korte tot heel korte en tien langere verhalen, voorafgegaan door een proloog en besloten met een epiloog in een bundel van 192 pagina’s: de eerste verhalenbundel Woestijnzand van Elodie Heloise. Ik las eerst de korte verhalen en was daar niet bijster van onder de indruk omdat ik er eerder schrijfprobeersels dan voldragen verhalen in zag. Aardig, zeker, maar niet meer dan dat. Ook met de rest had ik aanvankelijk problemen. De proloog is volgens mij een non-onderwerp met zijn ‘discussie’ over het al-dan-niet discriminerende van de woorden ‘makamba’ en ‘neger’. Maar ik vond wel een auteur die kennelijk niet terugdeinst om hete hangijzers te durven benoemen.

Zo gaat dat met lezen, je begint aan een roman, een verhaal of een verhalenbundel en je vormt je al lezende een persoonlijke mening, die echter naarmate het leesproces vordert, steeds door jou als lezer weer bijgesteld moet worden. Zo merkte ik pas bij tweede lezing op hoe de door mij aanvankelijk negatief gewaardeerde proloog in de epiloog een tegenhanger vindt, waardoor de bundel in zijn totaliteit een ontwikkeling te zien geeft van negatieve en onoverbrugbaar lijkende tegenstellingen naar een belijden van positieve harmonie in de liefde voor het eigen eiland.
Een tweede voorbeeld waaruit blijkt dat ik mijn mening al lezend voortdurend moest bijstellen. Het eerste langere verhaal, het titelverhaal ‘Woestijnzand’ zag ik als het zoveelste voorbeeld van een slavernijverhaal waarin alle clichés die in die verhalen voortdurend voorkomen aanwezig waren. In het tweede verhaal ‘Dutch treat’ las ik een herschrijving van talrijke passantenverhalen over de aankomst op een Caribisch eiland waar de hoofdpersoon dan geconfronteerd wordt met ergerlijk en zelfs discriminerend gedrag van immigratie en douanefunctionarissen. In dit geval dus een herschrijving: geen Caribisch eiland maar Schiphol en de 100% controle. Waarom vroeg ik me af? Wat las ik wat ik niet al wist?
Het derde verhaal gaat over een cycloon die op het laatste moment toch uitwijkt. Ik las het vierde verhaal over choller Alfredo en het vijfde over een schilderes en haar expositie en ik herzag mijn aanvankelijke bezwaren omdat ik vond dat in de loop van de bundel steeds sterker een eigen stem van de auteur doorklonk. Dat gevoel versterkte zich in de volgende verhalen over de vrouw Irina die haar overleden man niet wil afstaan en hem angstvallig in haar huis bewaart. Het verhaal ‘Schelpenvlees’ trok me definitief over de streep, ook omdat daarin het verhaal zich ontwikkelt vanuit het perspectief van de verschillende personages, een procédé dat in het langste slotverhaal ‘Jerkchicken’ verdiept herhaald wordt, al was het slot daarvan in mijn ogen teleurstellend.

Nadat ik de verhalen ‘Mysterie’ over het al dan niet kappen van een oude boom wat ongelukkige gevolgen heeft en het verhaal ‘Den wowo’ over onder meer een musicus die een winnend loterijbriefje als legaat krijgt van een overleden schildervriend, waarbij het aan hem wordt overgelaten wat hij met het geld gaat doen, had gelezen, maakte mijn aanvankelijke oordeelsvorming opnieuw een stevige draai. De hoofdpersoon deelt het gewonnen geld tenslotte uit aan de nummerverkoopsters, waarna hij bedenkt: Daks, den wowo – “over de dood heen heeft zijn vriend hem nog een keer op het verkeerde been gezet.”

Zo verging het mij ook, toen ik bedacht dat eigenlijk alle verhalen in de bundel toch wel heel bekende eilandelijke thema’s tot uitgangspunt en onderwerp hebben. De auteur had mij met mijn aanvankelijke oordeel gaandeweg de bundel ook beetgenomen. Met overbekende onderwerpen zoals loten, drugs, bruha, slavernij en discriminatie komt Elodie Heloise bij de argeloze lezer binnen om die overbekende gegevens op een nieuwe en originele manier te vertellen. Maar als literatuur vernieuwend kan en volgens velen in deze tijd ook moet zijn, dan zijn bekende verhalen als deze inhoudelijk toch niet erg interessant. Ik moest nogmaals bij herlezing en nadere beschouwing mijn mening herzien, toen ik op details ging letten die voornamelijk de stijl betreffen. Ik geef als voorbeeld het verhaalbegin van ‘Den wowo’: “Op het moment dat de nacht zijn optreden afsluit en de dag

achter de coulissen klaarstaat om een glorieuze rentree te maken wordt Elger wakker.” Het traditionele verhaal over de Afro-Caribische slavernij begint met de knappe metafoor van het Saharazand: “Op de adem van de wind is het over zee gereisd. Om duizenden mijlen verderop de Curaçaose bodem te bedekken. De oorsprong ervan is onderweg verloren gegaan. Is vermengd met zoutkristallen, geschuurd door passaatwinden en gewassen door tropische regens. Ik weet dat ik daarom bij Shon Chia ben. Shon Chia heeft nog een stuk van de oorsprong in handen.”

Na lezen, doorlezen en herlezen heb ik met mijn leesproces een weg afgelegd waarbij ik aanvankelijke meningen en oordelen moest herzien en herformuleren. Daarom dit verslag van mijn leesproces vanuit mijn voortdurende vraag wat ik nou met de bundel aan moest vangen en hoe die te beoordelen. Mijn antwoord: Elodie Heloise maakt in haar bundel een aantal traditionele Curaçaose thema’s opnieuw bespreekbaar. Uiteindelijk heb ik Woestijnzand van Elodie Heloise niet gelezen om zijn vernieuwende inhoud, maar ben ik wel geboeid geraakt door de stijl. Volgens veel critici is het nou net dat wat belangrijk is in de literatuur, al gaat mijn voorkeur uit naar de combinatie van een verrassende nieuwe inhoud die onlosmakelijk verpakt wordt in origineel en aansprekend taalgebruik. Ondanks mijn kanttekeningen, vind ik dat Elodie Heloise een verdienstelijke bundel heeft geschreven als aankondiging van een nieuw literair talent in ontwikkeling.

.
Elodie Heloise: Woestijnzand (verhalenbundel)
Haarlem: In de Knipscheer (2012)
192 pagina’s
ISBN 978 90 6265 803 9
[uit Antilliaans Dagblad (Wikent), zaterdag 6 oktober 2012]

Elodie Heloise

Portret van de Curaçaose schrijfster Elodie Heloise, gemaakt door de in Suriname werkzame fotograaf Nicolaas Porter. Nr. 155b in de reeks fotoportretten die Porter in opdracht van de Werkgroep Caraïbische Letteren maakt. Voor informatie kunt U mailen naar: nicolaasporter@hotmail.com. Wie de hele reeks wil zien kan hieronder klikken op het label Werkgroepportretten.
  • RSS
  • Facebook
  • Twitter