blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Heldring Alexander

Een Joods kolonisatieplan voor Suriname

door Hans Ramsoedh

Het Saramacca project is een studie over het plan van de Freeland League for Jewish Territorial Colonization (Liga) om dertigduizend Joden in de naoorlogse periode in Suriname te vestigen. De jurist en oud-Nederlandse diplomaat Alexander Heldring promoveerde eind 2010 op deze studie.

Rechts: de oprichter van de Freeland League, Isaac Nachman Steinberg in 1918

Als diplomaat op de Nederlandse ambassade in Polen begin jaren zeventig leidde Heldring een afdeling die verantwoordelijk was voor de afgifte van Israëlische visa aan Poolse Joden die door het communistische regiem het leven ernstig zuur werd gemaakt. Op verzoek van Jeruzalem behartigde de Nederlandse ambassade in Warschau de belangen van Israël. Begin jaren tachtig was Heldring werkzaam op de Nederlandse ambassade in Paramaribo. Zijn aandacht werd getrokken door een bladzijde in de Encyclopedie van Suriname waarin summier naar het Joodse kolonisatieplan van de Liga in Suriname werd verwezen. Na zijn uittreden uit de diplomatieke dienst wilde hij een politieke thriller over dit kolonisatieplan schrijven. Uitgevers toonden echter geen interesse en Heldring besloot het hele onderwerp van een historische en feitelijke kant te beschrijven.

De Liga werd in 1935 in Engeland opgericht tegen de achtergrond van de steeds ernstiger wordende Jodenvervolging door de Nazi’s. Zij zocht naar een dunbevolkt gebied waar Joodse kolonisten zich zouden kunnen vestigen zonder daarbij te streven naar een onafhankelijke Joodse staat. Op grond van deze doelstelling noemde de Liga zich ‘territorialistisch’, dit in tegenstelling tot de zionisten die wel naar een onafhankelijke Joodse staat streefden. Palestina was voor de Liga geen optie, omdat het nog onder een Volkenbondmandaat van de Britse regering stond, die een beperkt toelatingsbeleid voor Joden toepaste. Met haar doelstelling werd de Liga de concurrent van de zionisten. De laatsten vreesden namelijk dat de Britse regering (en later de Verenigde Naties) de territoriale plannen van de Liga als een acceptabel alternatief voor een Joodse staat in Palestina zouden beschouwen. Op het hoogste niveau in zionistische kringen werden territoriale plannen van de Liga als een dreiging opgevat. Hun inspanningen richtten zich op het dwarsbomen van de plannen van de Liga. Zo verspreidden zionisten de fabel dat de Liga als doel had van Suriname een Joodse staat te maken die zich van Nederland zou afscheiden.

In Het Saramacca project ligt de focus op het ontstaan en het verloop van de onderhandelingen tussen de Liga en de Surinaamse en Nederlandse autoriteiten en op de factoren die uiteindelijk hebben geleid tot het mislukken van dit plan. Deze studie is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. In de inleiding bespreekt de auteur de keuze van de Liga voor Suriname en de bronnen die hij voor zijn onderzoek heeft gebruikt. In het tweede hoofdstuk komen de volgende onderwerpen aan de orde: een eerder plan van de Liga om vóór de Tweede Wereldoorlog vijfenzeventigduizend Joden in Australië te vestigen, het Plan Mussert uit 1938 van de Nederlandse Nationaalsocialistische Beweging om een Joods Nationaal Tehuis in de Guyana’s te vestigen, de eerste besprekingen tussen de Liga en Nederland en het eerste debat in november 1947 in de Surinaamse Staten.

In het derde hoofdstuk behandelt de auteur de geëmotioneerde debatten in de Staten over de plannen van de Liga en de reacties in de Surinaamse pers. Hoewel de Staten in april 1947 met een kleine meerderheid akkoord gingen met de immigratie van dertigduizend Joodse kolonisten in Suriname was er tegenstand, vooral van de zijde van de Creoolse Nationale Partij Suriname (NPS). Deze partij vreesde een politieke en economische overheersing door de nieuwe Joodse immigranten en een verlies van haar leiderschapsrol in de Surinaamse politiek. De vrees bij de NPS werd ook nog gevoed door de zionisten die, zoals eerder gesteld, hun eigen agenda hadden.

In het vierde hoofdstuk gaat Heldring in op de financiële aspecten van het plan, de toenemende zionistische tegenstand, de groeiende weerstand in Den Haag tegen het kolonisatieplan, de ontwikkelingen in Palestina als gevolg van de stichting van de staat Israël in 1948 en de weerslag daarvan in Suriname. Aanvankelijk enthousiasme van Nederlandse zijde voor het Joodse kolonisatieplan maakte plaats voor groeiende weerstand die onder meer samenhing met de Koude Oorlog. De Nederlandse regering vreesde namelijk dat door de kolonisatie grote groepen politiek ongewenste elementen (lees communisten) Suriname binnen zouden komen.

In hoofdstuk vijf bespreekt de auteur het kantelpunt in het proces rond dit kolonisatieplan, waarna het bergafwaarts ging met de plannen voor het Saramacca-project. Daarbij ging het onder meer om de gewijzigde verhoudingen tussen Nederland en Suriname, de grotere invloed van de NPS in het Surinaamse politieke bestel na invoering van het algemeen kiesrecht in Suriname en spanningen binnen de Freeland League en met name tussen het hoofdkwartier in New York en de officiële vertegenwoordiger van de Liga in Nederland.

In het voorlaatste hoofdstuk behandelt Heldring de laatste fase van het Saramacca-project, een fase die de auteur typeert als ‘gerommel in de marge’. Tot februari 1956 koesterde de Liga de hoop dat het in Suriname nog zou lukken met haar kolonisatieplan. In februari 1956 schreef de toenmalige Surinaamse minister-president Ferrier aan de Liga dat de regering in Paramaribo het kolonisatievoorstel zou bestuderen: ‘Zodra een besluit tot stand is gekomen, zullen we u dit laten weten’ aldus Ferrier (p. 299). Ferrier nam hierna geen actie meer en zijn brief kan worden beschouwd als de slotscène in het drama van het Saramacca project. Hierna viel definitief het doek. Het laatste hoofdstuk is een slotbeschouwing waarin de auteur resumerend ingaat op de deelvragen in de inleiding.

Deze studie kent een aantal omissies. De eerste betreft de bestaansmiddelen van de Joodse kolonisten. Zij zouden zich gaan richten op agro-industriële ontwikkeling. De lezer blijft in het ongewisse wat voor soort agrarische en industriële activiteiten het precies betrof. Een tweede onderbelicht thema betreft de financiën. De Liga verwees naar invloedrijke Joodse organisaties en personen die grote belangstelling toonden voor de oprichting van een fonds, maar heeft nimmer namen van deze organisaties genoemd. Hoe serieus waren deze toezeggingen? Heldring gaat hier al te makkelijk aan voorbij door te stellen dat er geen financiers over de brug zouden komen zolang er geen bindende overeenkomst met de Surinaamse en/of Nederlandse regering bestond. De Liga had de totale kosten begroot op dertig miljoen dollar, dat wil zeggen duizend dollar per persoon, een irrealistisch bedrag voor een kolonisatie van een groep met een dergelijke omvang. En hoe zat het met het levensonderhoud in de beginperiode van de kolonisatie? De kosten gaan immers voor de baat uit. Een derde punt dat onderbelicht blijft, betreft de werving van Joodse kolonisten uit de overlevingskampen en uit Oost-Europa. Onduidelijk blijft hoe de Liga dacht de kolonisten te werven en te vervoeren naar Suriname. Een laatste aspect dat eveneens onderbelicht blijft en dat de slagingskans van dit kolonisatieplan zeer zeker in negatieve zin zou hebben beïnvloed, betreft de relatie met de concurrerende en invloedrijke zionistische beweging die zowel vóór als na de stichting van de staat Israël als doel had zoveel mogelijk Joden naar de nieuwe Joodse staat over te brengen. Het is niet ondenkbeeldig dat de kolonisatieplannen van de Liga bij een effectuering zouden zijn gedwarsboomd door de zionistische beweging, zoals zij dat in een eerder stadium had gedaan. Was het kolonisatieplan van de Liga daarom niet meer dan een hersenschim van enkele idealisten met oprechte en humanitaire bedoelingen? Na lezing van deze studie ben ik, in alle voorzichtigheid, geneigd deze vraag bevestigend te beantwoorden.

Ondanks deze tekortkomingen heeft de auteur een lezenswaardige studie geschreven. Heldring is erin geslaagd het Joodse kolonisatieplan in Suriname, zoals hijzelf schrijft, onder het vloerkleed van de geschiedenis te voorschijn te halen en een plek te geven in de Surinaamse, Nederlandse en Joodse historiografie. Een interessante vraag is uiteraard hoe de geschiedenis van Suriname zou zijn verlopen als het kolonisatieplan van de Liga wel was gelukt. Maar dit is meer een thema voor speculatieve fictie of een politieke thriller.

Alexander Heldring, Het Saramacca project; Een plan van joodse kolonisatie in Suriname. Hilversum: Verloren, 2011. 348 p., ISBN 978 90 8704 207 3, prijs € 35,00.

[uit Oso, 2011, nr. 2]

Zie ook The Saramacca Project

Een naoorlogs joods kolonisatieplan voor Suriname

Gisteren, 25 november, promoveerde Alexander Heldring in Groningen op het proefschrift Het Saramacca project: een plan van joodse kolonisatie in Suriname.

Van 1946 tot 1948 onderhandelde een Amerikaans-Joodse organisatie, de Freeland League, met de Nederlandse en Surinaamse regeringen over de vestiging in Suriname van 30.000 joodse ontheemden uit Europa. Voormalig ambassadeur Alexander Heldring zet in zijn proefschrift de redenen waarop het plan afketste op een rij en toont aan waarom die merendeels op misvattingen berustten.

De joden die in Suriname gevestigd zouden worden, zouden Surinaamse onderdanen worden, maar wel zoveel mogelijk hun eigen joodse cultuur en jiddische taal behouden. Voor de Freeland League was vestiging in Palestina geen onmiddellijke optie, omdat zij, in tegenstelling tot de zionisten, niet naar het creëren van een onafhankelijke joodse staat streefde. Eind juni 1947 stemden de Staten van Suriname in principe ermee in om 30.000 joodse immigranten in Suriname toe te laten. Deze zouden zich vestigen in het Saramaccadistrict, ten westen van Paramaribo.

Er was echter veel tegenstand van zionistische zijde. Zolang Palestina onder Brits mandaat stond en de Britten massale joodse immigratie uit Europa belemmerden, zou Suriname immers als een aanvaardbaar alternatief voor een toevluchtsoord voor joodse ontheemden kunnen dienen. Ook de creoolse Nationale Partij Suriname (NPS) verzette zich tegen het plan. De NPS was bang voor mogelijke politieke en economische overheersing door de joodse immigranten. Na een aanvankelijk positieve opstelling besliste de Nederlandse regering dat het plan niet door mocht gaan. De regering vreesde dat zich onder de joodse immigranten uit Centraal- en Oost-Europa veel ‘communistische infiltranten’ zouden bevinden. Kort na de stichting van Israël (mei 1948) en onder Nederlandse druk besloten de Staten de onderhandelingen over de joodse immigratie ‘op te schorten’. Dit betekende in feite ‘stopzetten’. Nog tot begin 1956 heeft de Freeland League geprobeerd de onderhandelingen te heropenen, doch vergeefs.

ISBN handelseditie 9789087042073

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter