blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Heijer Henk den

Het Kasteel van Elmina: Europese slavenhandel minstens zo Afrikaans

door Stuart Rahan

Amsterdam – Met de presentatie van het boek Het kasteel van Elmina heeft schrijver en journalist Marcel van Engelen een nieuw hoofdstuk toegevoegd aan de discussie over slavernij en slavenhandel. De Nederlandse schrijver heeft de onderbelichte kant van slavernij en slavenhandel op het vaste continent van Afrika aan een nadere bespreking onderworpen.

read on…

Slapjanussen en markante persoonlijkheden

 door Henk den Heijer
Op 10 oktober 2010 viel het doek voor de Nederlandse Antillen als land binnen het Koninkrijk. De zes eilanden die sinds de zeventiende eeuw met Nederland verbonden zijn, liggen nog steeds op dezelfde plaats en zijn nog steeds onderdeel van het Koninkrijk der Nederlanden, maar hun staatkundige positie is een andere geworden. In plaats van één land hebben de kleinste drie – Bonaire, Sint Eustatius en Saba − de status van gemeente gekregen, en de overige drie die van afzonderlijke landen binnen het Koninkrijk. De verzelfstandiging van Curaçao en Sint Maarten – Aruba had al een status aparte − werd in oktober 2010 feestelijk gevierd, maar inmiddels is er van die feestvreugde weinig meer over. Een jaar na de verzelfstandiging presenteerde Paul Rosenmöller een rapport over het bestuur van Curaçao, waarin de integriteit van minstens drie ministers ter discussie werd gesteld. Het rapport veroorzaakte op Curaçao veel onrust en ongenoegen. Ook op de andere eilanden werd gemord over de negatieve effecten van de bestuurlijke veranderingen.
In het onder redactie van Gert Oostindie verschenen boek De gouverneurs van de Nederlandse Antillen sinds 1815 wordt niet ingegaan op de huidige bestuurlijke perikelen, maar teruggeblikt op de dertig gouverneurs die het eilandenrijk tussen 1815 en 2010 in opdracht van Den Haag hebben bestuurd. Oostindie schetst in het inleidende hoofdstuk in kort bestek de bestuurlijke geschiedenis van de Antillen onder het Koninkrijk die aanvankelijk als wingewest, maar al vrij vroeg in de negentiende eeuw als financieel blok aan het been werden ervaren. De door de Nederlandse regering aangestelde gouverneur moest in de West op de koloniale winkel passen en zorgen dat de begrotingstekorten daar niet te hoog opliepen. Tot in de jaren vijftig van de vorige eeuw was hij door Den Haag met vrijwel autocratische bevoegdheden bekleed. Pas na de moeizame voltooiing van het ‘Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden’ in 1954 kregen de Antillen een gelijkwaardige, en daarmee een bestuurlijk autonome positie binnen het Koninkrijk. Vanaf dat moment was de gouverneur vooral een symbolische figuur, te vergelijken met een constitutionele monarch in een parlementaire democratie.
De gouverneurs in het boek zijn in vier opeenvolgende tijdvakken ondergebracht die door evenzoveel auteurs worden beschreven. Wim Renkema behandelt de periode 1815-1866 die gekenmerkt wordt door slavernij, koloniale experimenten en uiteindelijk de afschaffing van de slavernij in 1863. Het daarop volgende tijdvak met de veelzeggende titel ‘Dood tij’ (1866-1919) is van de hand van Ronald Donk. In deze periode werd met wisselend succes gepoogd de economische positie van met name de Benedenwindse eilanden op te vijzelen door fosfaatwinning en experimenten in de landbouw die nauwelijks effect sorteerden. De gouverneurs hadden het regelmatig met de Venezolaanse regering aan de stok, die de eilandbewoners van wapenleveranties aan rebellen beschuldigden. Dirk Tang tekent voor de periode van modernisering (1919-1951), waarin de raffinage van Venezolaanse olie eindelijk geld in het laatje bracht.
Leonardus Fruytier was in dit tijdvak de meest tragische gouverneur. Gedurende zijn eenjarige ambtstermijn drong een groep Venezolaanse revolutionairen onder leiding van Rafael Simón Urbina het Waterfort op Curaçao binnen, veroverde daar een partij wapens en gijzelde Fruytier. De gouverneur werd gedwongen om de revolutionairen met het schip Maracaibo naar Coro te brengen. Na zijn terugkeer op Curaçao werd Fruytier slap optreden verweten en riep de regering hem in oktober 1929 terug naar Nederland. De gouverneurs in de periode van statutaire autonomie (1951-2010) zijn door Aart Broek geportretteerd. Anton Struycken en Antonius Speekenbrink hadden in de beginfase van die bestuurlijke verandering duidelijk moeite met hun uitgeklede machtspositie. De markantste gouverneur uit deze periode was Nicolaas (Cola) Debrot, de op Bonaire geboren intellectueel die als de grondlegger van de Antilliaanse literatuur wordt beschouwd. Tijdens zijn ambtstermijn vond eind mei 1969 op Curaçao een geweldsuitbarsting onder Afro-Curaçaoënaars plaats die Nederland tot militair ingrijpen dwong. Vanaf Debrot waren alle gouverneurs van de Antillen afkomstig.
In het laatste hoofdstuk laat kunsthistorica Renske van der Zee haar licht schijnen over de geschilderde gouverneursportretten die het gouverneurshuis in Willemstad sieren. De negentiende- en begin twintigste-eeuwse gezagsdragers werden waarschijnlijk in opdracht van gouverneur Nicolaas Brantjes (1921-1928) door de Haagse fotograaf Ton Blom geschilderd. Historisch gezien zijn de in galakostuum en met onderscheidingen afgebeelde gouverneurs ongetwijfeld interessant, maar in artistiek opzicht valt van deze stereotiepe portretten een stuk minder te genieten. Dat geldt niet voor de schilderijen die na 1929 zijn vervaardigd. Bijzonder zijn die van Leonard Peters en Nicolaas Debrot, die door de magisch-realistische schilder Carel Willink zijn vervaardigd. De koele blauwgrijze tonen en de Antilliaanse scènes op de achtergrond geven deze schilderijen een beklemmende aanblik.
De dertig biografische schetsen van vier á vijf pagina’s per gezagsdrager hebben een vaste opbouw, waarin achtereenvolgens het geloof, de opleiding, de carrière en de bestuurlijke daden van de betreffende gouverneur de revue passeren. Opvallend is dat Den Haag tot ver in de negentiende eeuw de voorkeur gaf aan in Nederland geboren gouverneurs van protestantsen huize. In 1890 werd voor het eerst een katholieke bestuurder aangesteld. Aanvankelijk koos men militairen als ambtsdrager, maar geleidelijk werden steeds vaker gouverneurs met een bestuurlijke achtergrond aangesteld. De titel van het boek suggereert dat het over de bestuurders van de Nederlandse Antillen gaat, maar de nadruk ligt wel erg op het hun functioneren op Curaçao. In de negentiende eeuw bezochten de gouverneurs de andere eilanden niet of nauwelijks. Dat had deels te maken met de lastige bereikbaarheid van de Bovenwinden met zeilschepen, maar ook na de introductie van stoomschepen bleef de focus op Curaçao gericht. Hoe moeten we dit werk beoordelen? Een overzicht van de bestuurlijke ontwikkeling van Curaçao of de Nederlandse Antillen is het niet, hoewel die in grote lijnen wel uit de biografische schetsen te destilleren valt. Dat was natuurlijk ook niet de opzet van het boek. Van markante gouverneurs had ik graag meer willen weten en van slapjanussen minder, maar de keuze voor een beperkt aantal woorden per bestuurder heeft dat jammer genoeg geblokkeerd. De gouverneurs van de Nederlandse Antillen sinds 1815 is desalniettemin een nuttig naslagwerk. Per biografie is een beknopt overzicht van bronnen en literatuur toegevoegd, dat een mooi startpunt vormt voor degenen die behoefte hebben aan meer informatie.
Gert Oostindie (red.), De gouverneurs van de Nederlandse Antillen sinds 1815. Leiden: KITLV Uitgeverij, 2011. 251 p., isbn 978 90 6718 344 4, prijs € 29,95.
[uit Oso 2012.1]

Een feestje voor oude blanken (2)

door Rudie Kagie
 
Antikoloniale optiek
 

De vooraanstaande Nederlandse academici die álles van slavenhandel en de Gouden Eeuw meenden af te weten, schrokken hevig van de stroom publicaties waarin Hira hun zekerheden bekritiseert, becommentarieert of weghoont. De eminente emeritus-hoogleraar Piet Emmer, auteur van het standaardwerk De Nederlandse slavenhandel 1500-1850, verkondigde de volgens Hira ‘onbeschaafde’ stelling dat het afschaffen van de slavernij een kenmerk van de westerse beschaving was. ‘Maar wie heeft de slavernij dan ingevoerd? Dat waren zeker weer de Marokkanen?’ De historicus Gert Oostindie, directeur van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde te Leiden en kenner van het koloniale verleden in de West, zou volgens Hira ‘geen wetenschap maar ideologie’ bedrijven, een verwijt dat de geattaqueerde auteur ‘intermenselijk gezien zwaar beneden de gordel’ noemde. Wijlen socioloog Rudolf van Lier, een autoriteit binnen zijn vakgebied, tuimelde bij Hira al eerder van zijn sokkel omdat hij in Samenleving in een grensgebied (1949) schreef dat Suriname tot stand is gekomen door een soort sociaal contract waarbij mensen afspraken om gemeenschappelijke doelen na te streven. Hira wijst erop dat bij zijn weten geen slaaf ooit met zijn meester had afgesproken om hem uit Afrika weg te plukken.
De hoogleraren Alex van Stipriaan en Henk den Heijer – ach, best aardige lui om een biertje mee te drinken, maar volgens Hira collectief behept met een naïeve inschatting van wat het mensonterende slavendom in Suriname en op de Antillen aanrichtte. Een dieptepunt dunkt hem de in het najaar van 2011 uitgezonden vijfdelige serie De Slavernij, gemaakt onder auspiciën van Oostindie, Van Stipriaan en Den Heijer en gepresenteerd door Daphne Bunskoek en Roué Verveer, volgens Hira ‘de Sjors en Sjimmie van de NTR’. Op de site van zijn International Institute for Scientific Research (IISR) begeleidde Hira elke aflevering met kritisch commentaar. Wekelijks zag hij de oude leugens over het scherm voorbijtrekken die al eeuwenlang over slavernij worden verkondigd. Het doortrekken van de lijn uit het verleden naar het heden, zoals de makers deden (Roemeense vrouwenhandel of kinderarbeid in India zijn óók vormen van slavernij) berustte volgens hem op een dubbele denkfout. ‘Ten eerste, de transatlantische slavernij was gesanctioneerd door staten en geen aangelegenheid van particulieren. (…) Ten tweede, de moderne slavernij is niet het fundament van de wereldeconomie in wording.’

Sandew Hira zal laten zien hoe je zo’n televisieserie over slavernij ook vanuit een kritische, antikoloniale optiek kunt maken. Hij schreef een script voor een twaalfdelige documentaire over de geschiedenis van zijn geboorteland (Van Columbus tot Anton de Kom) en debuteert tijdens de inmiddels in Nederland en Suriname begonnen opnamen als televisiepresentator. De Surinaamse zender Sky TV zal het resultaat – twaalf afleveringen van veertig minuten – te zijner tijd op het scherm brengen. Boze tongen beweerden dat Bouterse het project financiert, maar hoewel diens politieke partij NDP aan Sky is gelieerd, verzekert Hira dat het project uitsluitend gefinancierd wordt door SKY en IISR en de regering en zijn partij er niets mee te maken hebben. ‘In Nederland zal de serie op dvd worden uitgebracht,’ zegt hij. ‘Nee, niet op de televisie. Misschien dat de publieke omroep over veertig jaar zover is om een zwart geluid te laten horen.’

Verzoenende rol

Bij een broodje in het centrum van Den Haag vertelt Barryl Biekman over de wapenfeiten van het Landelijk Platform Slavernijverleden (LPS) dat ze in 1998 hielp oprichten en waarvan ze sindsdien voorzitter is. Ze werd voor haar verdiensten voor de multiculturele samenleving geridderd in de Orde van Oranje Nassau. Dankzij inspanningen van haar forum werd bereikt dat koningin Beatrix tien jaar geleden het slavernijmonument in het Amsterdamse Oosterpark onthulde, al was het de toegestroomde menigte helaas niet vergund om een glimp van de ceremonie op te vangen. Nadat de dranghekken tegen de grond waren geduwd, kreeg het tafereel van blanke politieagenten die de nazaten van slaven met getrokken latten op afstand probeerden te houden een naargeestige symboliek, zeker in het licht van de aard van de plechtigheid. ‘Vreselijk dat deze dag in het tegendeel is verkeerd van wat de bedoeling was,’ zou toenmalig burgemeester Job Cohen er later over zeggen.


Dat in 2002 het instituut voor slavernijverleden NiNsee zijn deuren opende, was eveneens de verdienste van Barryl Biekman en haar landelijk platform. Al botste de radicale visie van de beoogde directeur Rick Derveld met de mening van het dagelijkse bestuur van het NiNsee. Derveld, onlangs overleden, vond dat het NiNsee het zwarte perspectief moest hanteren en vanuit de slachtoffers naar het verleden moest kijken. Die opvatting strookte niet met de verzoenende rol die de door rijk en gemeente gefinancierde instelling was toebedeeld en de directeur werd, terwijl zijn sollicitatie al was goedgekeurd, enkele weken later medegedeeld dat hij niet meer welkom was.Biekman vindt het jammer dat de noodzaak van het NiNsee niet goed uit de verf is gekomen door de richting waarin het instituut zich heeft ontwikkeld. Ze verwijt het Nederlandse kabinet de ‘hypocriete’ manier waarop en de argumenten waarmee de financiering van het NiNsee is gestopt. Het instituut, dat zowel een nationaal als een internationaal perspectief had moeten hebben, is nu verworden tot een stedelijke instelling die blij mag zijn met de gunsten van de stad Amsterdam. ‘De Nederlandse staat heeft hiermee gedemonstreerd dat zij geen enkele verantwoordelijkheid wenst te dragen voor de verwerpelijke barbaarse handelingen van de slavendrijvers, wettelijk toegestaan door de toenmalige Nederlandse gezaghebbers inclusief het koningshuis.’

Het was het platform niet alleen te doen om een slavernijmonument en een instituut, maar ook, zegt Biekman, om de bestrijding van ‘alles wat refereert aan de racistische ideologieën die het mogelijk maakten om het slavernijsysteem te consolideren’. ‘Wij zijn sinds 2001 betrokken bij de VN-mensen­rechten­activiteiten die racisme bij de wortel willen aanpakken. En dat heeft zijn nut al bewezen. Dat de slavernij en kolonialisme tot misdaad tegen de menselijkheid zijn verklaard, komt mede door de acties van mensen van Afrik­aanse afkomst wereldwijd. Ook het LPS heeft daaraan een belangrijke bijdrage geleverd. Toen ik dertig jaar geleden als voorzitter van de Afro-Europese Vrouwenbeweging riep dat Sinterklaas een racistisch feest is, kreeg ik nog een storm van verontwaardiging over me heen. Tegenwoordig staat het voortbestaan van Zwarte Piet maatschappelijk ter discussie. De actie van het LPS heeft er in ieder geval voor gezorgd dat de Unesco weet hoe mensen van Afrikaanse afkomst in Nederland over dit festijn denken. Nederland zal het moeilijk krijgen om pakjesavond op de lijst van Immaterieel Cultureel Erfgoed te krijgen.’Met justitie en politie loopt een levendige correspondentie over de kenmerken die in profielen van verdachten worden gehanteerd. ‘Die zijn doordrenkt van racistische vooroordelen. Men spreekt in rapporten bijvoorbeeld van een negroïde man.’

 

De aanklacht tegen de afbeelding op de Gouden Koets die naar de slavernijperiode zou verwijzen, bleef vooralsnog zonder resultaat. ‘We waren echt geschokt over de wijze waarop dit thema werd opgepakt door het kabinet en de politiek,’ zegt Barryl Biekman. ‘De Gouden Koets is een vernedering voor ons zwarte mensen. Stel je voor dat de koningin zou rondrijden in een koets die refereert aan de Joodse Holocaust! We kwamen met een voorstel: kabinet, we denken graag met jullie mee, vervang dat paneel door een schildering die verwijst naar de multiculturele samenleving. Die koets kan verder blijven zoals die is, maar dat element van de slavernij gaat eruit. Nodig kunstenaars uit om een creatief alternatief te bedenken. Wat denk je? Totaal geen reactie. De vraag is waarom wij niet serieus worden genomen. Er is totaal geen respect voor ons. Vanuit de homobeweging wordt wel begrip gevraagd en worden allerlei maatregelen getroffen om discriminatie tegen te gaan, maar als zwarte mensen iets naar voren brengen, dan heeft dat totaal geen waarde. Daar haat ik Nederland voor, maar dat mag ik niet zeggen, hè?’ De opzet voor het herdenkingsjaar slavernijverleden beantwoordt niet aan de voorstellen die het LPS had ingediend. ‘Ze gaan het breed trekken, met aandacht voor moderne slavernij, prostitutie en kinderarbeid. Terwijl die onderwerpen al nationale aandacht hebben. Kinderarbeid is al strafbaar. Vrouwenhandel is ook al strafbaar. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat er van alles bij de herdenking wordt betrokken om de stilte rond slavernij te consolideren. Een Amsterdamse stichting gaat het organiseren, terwijl dit een nationaal verhaal had moeten worden over de misdaad tegen de menselijkheid die Nederland honderden jaren heeft begaan. Er is net zo lang gesleuteld, genuanceerd en afgezwakt totdat uiteindelijk dit programma eruit rolde.’

[wordt vervolgd]

De WIC in kaarten

door Victor Enthoven

De Grote atlas van de West-Indische Compagnie, deel 1 is een publicatie waar superlatieven op zijn plaats zijn. Het boek beslaat de periode van de Eerste of Oude West-Indische Compagnie wic en is samengesteld op basis van authentieke manuscriptkaarten, plattegronden en getekende topografische afbeeldingen over de jaren 1621-1674. Het is een gebonden uitgave op houtvrij 170 grams kunstdrukpapier, met circa 550 kaarten en topografische afbeeldingen, die prachtig zijn gereproduceerd. De tekst is in het Nederlands en het Engels, de pagina’s meten 56 x 40 cm, met stofomslag, in een cassette. Totaalgewicht 12 kg. Hoe recenseer je een dergelijk monumentaal en massief boek? Op je knieën op de grond.  

read on…

Debat “Slavernij, verleden, heden, toekomst”

Stichting Julius Leeft!, NTR, NiNsee en De Balie presenteren een debat in De Balie in Amsterdam op 19 december 2011. Naar aanleiding van de muzikale geënsceneerde reading “Hoe duur was de suiker?” op 18 december een debat plaatsvinden over “Slavernij, verleden, heden, toekomst”.

read on…

Zwarte emoties en wit onderzoek gaan lastig samen

door Harmen Boerboom

Er is al heel veel over gezegd, maar de discussie gaat door: is de NTR-televisieserie De Slavernij te genuanceerd? Te ‘wit’? Of anders op zijn minst: te weinig ‘zwart’? Dinsdagavond mochten de deskundigen en de mensen in de zaal van debatcentrum ‘De Rode Hoed’ te Amsterdam opnieuw de degens kruisen.

Prem Radhakishun (“Mijn voorouders zijn vrijwillig op de boot naar Suriname gestapt, dus ik mag er niet over meepraten”) leidde de discussie. De zoveelste in een reeks waarin voor- en tegenstanders argumenten en emoties met elkaar uitwisselden. “En dat is nu juist het probleem in deze discussie,” zegt Henk den Heijer, hoogleraar maritieme geschiedenis in Leiden. “Het is een debat over zwarte emoties en wit onderzoek.” Boe-geroep uit de zaal valt hem ten deel.

Wetenschappelijk bewijs
Den Heijer probeert nog om zijn uitspraak te onderbouwen met een voorbeeld. “In een gastenboek van een oud fort in Afrika, waarheen Afro-Amerikanen een ‘Heritage-reis’ kunnen maken, las ik tal van beschrijvingen van afschuwelijke praktijken die zich op die plek zouden hebben afgespeeld. Verkrachting, afranseling en ga zo maar door. Wetenschappelijk bewijs ontbreekt, maar wees eerlijk: als je daar gids bent, dan vertel je natuurlijk ook een beetje van hetgeen je gasten van je verlangen en willen horen. En zo gaat het zijn eigen leven leiden en wordt het ‘de waarheid’.”

“Maar juist dit soort nuances lijken voor de huidige generatie van slavernij-slachtoffers iets wat ze niet willen horen,” aldus een Surinaamse bezoeker van het debat. “Je bent zwart en slachtoffer en dat moet vooral zo blijven. Het lijkt alsof er een identiteit aan ontleend wordt.”

Trauma’s
Volgens een andere bezoeker, een psychiater, zijn de gevoelens van de nazaten van de slaven wel degelijk echt. “Ik heb tal van slavernij-getraumatiseerden in mijn praktijk. Biologen onderzoeken op dit moment in of het trauma genetisch is vastgelegd.”

De eindredacteur van de serie, Carla Boos, is na een aantal openbare discussies, de kritiek onderhand gewend. “Het is goed dat die kritiek er is. Ik draag als blanke geen eeuwenoude postkoloniale last mee op mijn schouders en kan me dus nooit zo in de emoties verplaatsen als mensen wiens voorouders leden onder de gruweldaden van de slavernij.”

Slavernij nu
Eindredacteur Boos betreurt wel de kritiek van sommigen dat er in de serie een vergelijking wordt gemaakt tussen slavernij toen en slavernij nu. “Je zou verwachten dat juist de slachtoffers van de slavernij van vroeger zich extra zouden inzetten tegen bestrijding van kinderarbeid in Azië en Afrika en tegen illegale Oost-Europeanen die voor lage lonen en onder schandalige omstandigheden hun werk doen. Ik hoor daar vanuit die hoek helaas zelden wat over.”

[RNW, 9 november 2011]

Poëzie en geschiedschrijving

De kritiek op de koloniale geschiedschijving vindt ook haar weerklank in kunst en literatuur. Tijdens Black Talk op vrijdag 5 augustus 2011 in Comedytheater in de Nes in Amsterdam, trad T. Martinus (Quisy Gario – foto rechts) op met het stuk Prof. Dr. Den Heijer en Seks met Dieren. Black Talk is een avond geïnitieerd door Stichting Alma en Simpla en beleefde dit jaar haar derde editie. De avond gaat om seksuele diversiteit en verschillende stemmen over seksualiteit een podium te bieden.

In het stuk maakt T. Martinus korte metten met de oratie van Prof. Dr. Den Heijer door te wijzen op het inconsequente en irrationale taalgebruik van de professor. T. Martinus is onder andere dichter en columnist. In september 2011 komt zijn eerste dichtbundel uit en speelt hij op het Amsterdam Fringe Festival zijn eerste solo-voorstelling genaamd The Bearable Ordeal of the Collapse of Certainties in Stay Okay Hostel Zeeburg. In zijn voorstelling onderzoekt hij via poëzie, muziek en lokatie theater hoe het zo gekomen is dat xenofobie in Nederland nu zo geaccepteerd wordt. Op 1 oktober treedt hij op op de Vierde Caraïbische Letterendag van de Werkgroep Caraïbische Letteren.

Voor zijn kritiek op Den Heijer zie de YouTube video klik hier

[IISR]

Ze moesten levend de overkant halen

Hoogleraar zeegeschiedenis Henk den Heijer over het leven aan boord van slavenschepen

door Dirk Vlasblom

Het was zeker niet prettig aan boord van slavenschepen, maar vaak stierven er procentueel gezien meer bemanningsleden dan slaven, aldus historicus Den Heijer.

Het beeld duikt steeds weer op in boeken en artikelen over de trans-Atlantische slavenhandel: een plattegrond van een slavendek, waarop de menselijke koopwaar is gestouwd als haringen in een ton, met nauwelijks ruimte tussen de lijven. Het is een negentiende-eeuwse prent van het zeilschip Brookes, gebouwd in Liverpool in 1781, dat talloze ladingen slaven vervoerde van de West-Afrikaanse kust naar Kingston op Jamaica.

[Lees hier verder in NRC]

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter