blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Hatterman Nola

1001 vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis

door Els Moor

In 2013 kwam in Nederland een boek uit met wetenswaardigheden over 1001 vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis.

read on…

Boek Surinaamse vrouwen in de geschiedenis?

door Jerry Dewnarain
 
Al jaren verschijnt het Jaarboek voor vrouwengeschiedenis. Het zevende nummer, dat uitkwam in 1986 (bij uitgeverij SUN te Nijmegen) was (als eerste) gewijd aan vrouwen in de koloniën. Veel bijdragen gaan over vrouwen in de Oost, enkele over hen in de West. Wim Hoogbergen en Marjo de Theije geven een overzicht van ‘Surinaamse vrouwen in de slavernij’. Marjo Oomens praat over veelwijverij in de negentiende eeuw en Maria Lenders over misi Hartman, een zendelinge voor de EBG. Deze uitgave biedt een uitdaging om meer vrouwen in Suriname tebeschrijven. Deze uitdaging is nog maar beperkt opgepakt.
Voor het Caraïbisch Gebied is dat anders. De zeer productieve auteur Verene Shepherd (van de University of the West Indies, Jamaica) heeft een bundel voor de middelbare scholen gemaakt ter introductie van Women in Caribbean History, en wel van het gebied gekoloniseerd door Engeland (Kingston: Ian Randle Publishers, 1999). Dit was een project van de afdeling Sociale Geschiedenis van de universiteit, en ze heeft dan ook dankbaar gebruik gemaakt van een aantal researchassistenten. De hoofdstukken zouden we in Suriname zo over kunnen nemen: eerst de inheemsen, de planters, de tot slaaf gemaakten, de vrije zwarten en kleurlingen en vervolgens de andere immigranten. Met aan het einde van elk hoofdstuk – heel belangrijk – stof voor de studenten om verder te lezen en bronnen voor de docenten. Net als bij het Nederlandse boek, 1001 Vrouwen in de Nederlandse geschiedenis, zou voor de twintigste eeuw kunnen gelden dat alleen vrouwen die al overleden zijn worden besproken.
In de onderstaande lijst gaat het slechts om een druppel op de hete plaat. Het zijn vrouwen die niet meer in leven zijn. Er is een keuze gemaakt, dat wil zeggen dat deze lijst onvolledig is. Het gaat in dezen om vrouwen die een bijdrage hebben geleverd aan de opbouw van Suriname op elk gebied. Zij hoeven dus niet in Suriname te zijn geboren. De volgorde van de namen is niet alfabetisch en niet volgens een bepaalde periode.
Ma Pansa:stammoeder van vele Pansa’s in Balingsoela, Bendekonde en andere dorpen. Toen Ma Pansa in de slaventijd met haar man Adjako wegvluchtte van de plantage, verstopte zij rijstkorrels in haar dikke vlechten, zodat ze die kon planten als ze in het binnenland aankwam. Zij was de eerste die daarmee rijst introduceerde in Boven-Suriname.
Miep Dekker, 1922-2002: zendingsarts van het Zeister Zendingsgenootschap. Haar eerste standplaats was Kabel. Vanaf oktober 1960 werkte Miep Dekker in Botopasi. Vanaf maart 1962 tot haar pensionering in 1989 was ze werkzaam in Ladouani. Door de Binnenlandse Oorlog bleef Miep Dekker ruim twee jaar langer dan haar pensioengerechtigde leeftijd op haar post, omdat ze de mensen in het binnenland niet in de steek kon laten. Dat was typerend voor haar plichtsbesef en haar grote liefde voor Suriname.
Jaja Dande:een Saamaka gaanmuye (wijze vrouw), de moeder van granman Johannes Arabi, naar wie het ziekenhuis te Djumu is genoemd.
Mata Gauri: hindostaanse contractarbeidster die veel sociaal werk heeft verricht.
Tetary: hindostaanse contractarbeidster die in verzet kwam. Opvallend genoeg is het een moslimvrouw geweest die
meer dan enige leider het beste voorbeeld is geweest van de vasthoudendheid, opoffering en strijdbaarheid die de hindostanen hebben getoond in hun strijd tegen het kolonialisme.
Grace Schneiders-Howard, 1869-1968: politica en socialiste, was de eerste vrouw die gekozen werd in de Staten van Suriname in 1938.
Sophie Redmond, 1907-1955: eerste zwarte vrouwelijke dokter in Suriname en toneelschrijfster.
Elisabeth van der Woude, 1657-1698: schrijfster van reisverslagen en egoducumenten. Egodocumenten van Nederlandse vrouwen uit de 17de eeuw zijn nogal zeldzaam.
Maria Susanna du Plessis, 1739-1795: was een plantagehoudster in Suriname. Du Plessis stond bekend als een van de meest wrede plantagehoudsters in de Surinaamse geschiedenis.
Koningin Wilhelmina, 1880-1962: in het binnenland hangen er nog steeds foto’s van haar! En het standbeeld te Fort Zeelandia.
Coba Cobelens:directrice van drukkerij Eldorado. De drukkerij die nadrukkelijk haar stempel zou zetten op de jaren 1957-1975. Onder het strenge bewind van Coba Cobelens rolden daar vele zeer verzorgde uitgaven van de persen. Eldorado drukte Moetete, maar ook het werk van praktisch alle auteurs rond dit tijdschrift, alsook de boeken die vanaf 1969 uitkwamen bij het Bureau Volkslectuur.
Silvia Wilhelmina de Groot-Rosbergen, 1918-2009: was wetenschapper en Surinamist, gespecialiseerd in de geschiedenis van de Surinaamse marrons en zich bewegend op het grensvlak van geschiedenis, sociologie en antropologie.
Nola Henderika Petronella Hatterman, 1899-1984: kunstenares. In 1953 vestigde zij zich als beeldend kunstenaar in Suriname. Na haar dood werd door oud-studenten het Nola Hatterman Instituut opgericht.
Johanna Isidoro Eugenia Schouten-Elsenhout, 1910-1992: was dichteres. Elsenhout debuteerde in 1962 in het tijdschrift Soelaen kwam daarna met twee poëziebundels in het Sranan: Tide ete (Vandaag nog, 1964) en Awese (Begeesterd, 1965).
Isabella Richards, onderwijzeres en parlementariër van 1963-’69.
 
Elfriede Baarn-Dijksteel, 1948-2010: heeft zich met hart en ziel ingezet voor cultuurbehoud van Afro-Surinamers en was jarenlang voorzitter van de culturele organisatie NAKS. Daarnaast vervulde zij een voortrekkersrol op het gebied van gender en ontwikkeling.
Wilhelmina Angelica Adriana Merian Rijburg alias Maxi Linder, 1902-1981: was een Surinaamser prostituee die tot ver over de grenzen van Suriname bekend is, doordat er in 1999 een roman van Clark Accord verscheen over het leven van deze vrouw.
Carmelita Fereira, 1955-2013: was heel sociaal voelend en heeft zich ingezet voor de belangen van sociaal zwakkeren. Ferreira was hoofdbestuurslid van de Nationale Partij Suriname (NPS) en is tien jaar lang volksvertegenwoordiger geweest in de periode 2000-2005 en van 2005-2010.
Betsy Ramkaly Gonesh (Zuster Gonesh), 1908- ?: begon op haar twintigste de speciale opleiding voor vroedvrouwen, die speciaal opgezet was voor vroedvrouwen die in de landelijke districten te werk zouden worden gesteld. Ze staat te boek als de eerste hindostaanse vroedvrouw in Suriname.
Het is duidelijk, dat vrouwen in het verleden een kleine rol speelden in overgeleverde geschriften. In het leven vol strijd en moeilijkheden zullen ze zeker belangrijk geweest zijn. Maar als heldinnen de geschiedenis ingegaan? Zoals Boni en andere helden? Wel is de moeder van Boni natuurlijk een belangrijke figuur, die, zwanger van haar meester, vluchtte en beviel van haar zoon in een marrondorp. Ze is vastgelegd in het toneelstuk van Bruma. Deze lijst geeft voorbeelden van vrouwen die besproken zouden kunnen worden in een Surinaams alternatief van het Nederlandse vrouwenboek. 1001 zullen wij niet halen!

Museum voor Moderne Kunst Arnhem koopt werk Nola Hatterman

Op de veiling Impressionistische en Moderne Kunst bij Christie’s Amsterdam heeft het Museum voor Moderne Kunst Arnhem (MMKA) twee schilderijen weten te verwerven die een prachtige aanvulling zijn op de collectie vooroorlogs realisme van het museum, een van Kasper Niehaus (1889-1974) en een van de Nederlands-Surinaamse kunstenares Nola Hatterman (1899-1984). Het opvallende werk, getiteld Jazz (1934), toont in groene en gele kleuren een gestileerde weergave van een jazzorkest en geeft daarmee een beeld van de uitbundige, vooroorlogse jazzcultuur. Het werk weerspiegelt Hattermans voorkeur voor de cultuur van mensen met een donkere huidskleur en kan als prelude worden gezien voor haar latere vertrek naar Suriname. De schilderijen die Hatterman omstreeks de jaren dertig maakte vertonen uitgesproken kenmerken van de nieuwe zakelijkheid. Het MMKA heeft van haar een stilleven uit 1929 in langdurig bruikleen van het Stedelijk Museum Amsterdam dat te zien is in de collectiepresentatie.

De aankopen zijn mogelijk gemaakt door de BankGiroloterij.

Jimmy van der Lak (2)


Van schildersmodel tot souteneur?


Op het terras van beeldend kunstenaar Nola Hatterman (1899-1984) is verhuisd van het Amsterdams Historisch Museum naar het Stedelijk in Amsterdam. In 2009 koos criminoloog Frank Bovenwerk het schilderij voor de kaft van zijn boek Etniciteit, criminaliteit en het strafrecht. Hij wierp nieuw licht op de man die ervoor model stond: de Surinaamse Jimmy van der Lak (1903-1990). Was Van der Lak behalve schildersmodel, kelner, danser, bokser, acteur, eigenaar van een boksschool, ook pooier, zoals Bovenkerk suggereerde? Doét het er eigenlijk toe wat ie was?

door Ellen de Vries

Ongetwijfeld zocht hoogleraar criminologie Frank Bovenkerk met zorg deze illustratie uit voor het omslag van Etniciteit, criminaliteit en het strafrecht: de redevoering waarmee hij afscheid nam van het Utrechtse Willem Pompe Instituut voor Strafrechtswetenschappen.
In het voorwerk van de uitgave verklaart hij:

‘Het schildersmodel heette Jimmy van der Lak. (…) Uit de beschrijving van de man, (…) in het Amsterdams Historisch Museum, blijkt dat Jimmy problemen had met de zedenpolitie. (1) Was hij een van de eerste loverboys (of po’s – pooiers – zoals Surinamers zeggen)?(2)

Bovenkerk schreef zijn boek toen Jimmy nog in het Historisch Museum hing. In een interview met de Volkskrant vertelt Bovenkerk, hoe Jimmy in Parijs destijds een café aan diggelen sloeg en in Amsterdam rondhing in een jazzclub die later gesloten werd vanwege het rekruteren van prostituees. Bovenkerk was een van de eersten die het taboe op het openbaren van misdaadcijfers onder migranten doorbrak. Verrassend genoeg concludeert hij aan het eind van zijn loopbaan: ‘Ik keer mij (…) tegen de welhaast onweerstaanbare neiging om de misdaad in de multiculturele samenleving te herleiden tot een etnisch of cultureel probleem.’(3)
In de Volkskrant stelt hij: ‘Vandaag de dag zou Jimmy loverboy heten. Maar wat was nou zijn cultuur? Hij was niet typisch Surinaams, voldeed aan alle stereotypen van een Amerikaanse neger in die tijd. Jimmy was een cultureel hybride crimineel avant la lettre.’ (4)

Amstel
Cultureel hybride crimineel avant la lettre? Het klinkt haast als een compliment. Toch weet ik niet of ik het een geruststelling vind, dat Jimmy niet ‘typisch Surinaams’ was, maar aan alle ‘stereotypen van een Amerikaanse neger’ voldeed. Ik kijk nog eens goed naar de te donker uitgevallen reproductie van Op het terras. Voor mijn ogen verandert de man op het schilderij van een gedistingeerde gentleman in een duistere figuur. De gebalde vuist voorspelt ineens niet veel goeds. De leren handschoenen op het tafeltje evenmin. Voor je het weet heeft hij ze van tafel gegrist en je er een striemende slag mee in je gezicht gegeven. Wat een ander onderschrift: Etniciteit, criminaliteit en het strafrecht wel niet vermag! De originele titel Op het terras daarentegen, wekt associaties op met een lome, zomerse vakantiedag.

Tijdens mijn research voor de biografie van de schepper van dit werk – de Amsterdamse kunstenares Nola Hatterman – kwam ik Jimmy’s naam zelden tegen. Zeker niet als pooier of crimineel. Wel las ik in De eerste neger van journalist Rudie Kagie, dat generatiegenoten van Jimmy van pooierij beschúldigd werden. Namen werden niet genoemd.(5) Mij kwam slechts een verhaal over Jimmy ter ore. Dat is de anekdote die Nola Hatterman haar oud-leerling, pleegzoon en lieveling Armand Baag vertelde. Nola zou van de Amstelbrouwers opdracht hebben gekregen om een deftige heer te schilderen die op een terras een glas Amstelbier drinkt. Nola schilderde een deftige, zwárte heer. Verschrikt zouden de brouwers hebben afgezien van de aankoop. De huidige eigenaar van Amstel, Heineken, kon het verhaal niet bevestigen. Nola had – ontdekte ik – een grote fantasie, maar helemaal onvoorstelbaar is haar verhaal niet. Zeker niet als je bedenkt dat reclamemakers zwarte mensen vooral vereenzelvigden met hun huidskleur. (6) Uitheemse producten als koffie en cacao, maar ook oer-Hollandse als kachelglans en zoute drop werden aan de man gebracht met afbeeldingen van breed lachende ‘negers’ op de verpakking. In advertenties voor zeep werd de zwarte huid juist dankbaar aangegrepen om eens fijn ‘schoon’ te schrobben. Een zwarte consument die producten aanprees voor de Nederlandse markt? Dat gaf geen pas! Het aantal zwarte migranten – veelal Surinamers – was verwaarloosbaar klein en vormde dus nog geen interessante doelgroep voor marketeers.

Een naam
De anekdote stelde discriminatie aan de kaak. Over Jimmy zelf vertelde Nola blijkbaar niets dat degenen die ik over haar sprak is bijgebleven. Ik vermoed dat Nola en Jimmy – die in hetzelfde uitgaanscircuit verkeerden – elkaar vaak moeten zijn tegengekomen. Maar misschien behoorde Jimmy niet tot haar intimi. Ze gaf het doek in elk geval niet de naam van de geportretteerde mee, zoals ze wel deed met het zoekgeraakte schilderij Surinamer (Frits Frezer) dat in hetzelfde jaar verscheen. Lange tijd was onduidelijk wie de terrasganger was. In recensies uit de jaren dertig werd hij slechts aangeduid met ‘neger’ of ‘man’. Pas in 1999 kreeg hij een naam: Jimmy van der Lak. Dat was te danken aan de kunsthistoricus Karin Söhngen die het schilderij selecteerde voor de tentoonstelling Magie en Zakelijkheid – realistische schilderkunst in Nederland 1925-1945. De gelijknamige catalogus schetste voor het eerst zijn bestaan. Het schilderij, eigendom van het Stedelijk Museum, was tot 2012 in bruikleen van het Amsterdams Historisch Museum. Daar stond Jimmy min of meer model voor de Surinaamse nieuwkomers die in de jaren twintig en dertig werk vonden in de sport, jazz- en amusementsindustrie.

Journalist Rudie Kagie sprak Jimmy een half jaar voor zijn dood in 1990. Zestien jaar later deed Jimmy in de herziene druk van De eerste neger (2006) postuum zijn relaas. Désiré Max Jules Constantijn van der Lak – beter bekend als Jimmy van der Lak, alias Jimmy Lacky of Jimmy Lucky – werd in 1903 geboren in Paramaribo. Hij was de nazaat van slaven, afkomstig van de suikerplantage Merveille (ook bekend als Adjakka) langs de Surinamerivier. (7) Aan Kagie vertelde hij dat zijn vader architect was en bruggen ontwierp. Het lijkt onwaarschijnlijk dat Jimmy uit een dergelijk milieu afkomstig was, maar hoe dan ook: als jongetje droomde Jimmy van verre landen voorbij de bruggen en einders. In een interview met Elsevier uit 1970 pochte hij over zijn danstalent. Het revuegezelschap van de Amerikaan Louis Douglas dat Suriname aandeed, zou Jimmy hebben meegevraagd op tournee naar Trinidad. Vandaar trok het gezelschap naar Europa. In Parijs stapte Jimmy om onduidelijke redenen uit de groep en nam de trein naar Amsterdam. (8) Om met Albert Helman – pseudoniem voor de Surinaamse schrijver Lou Lichtveld – te spreken: ‘Herinneringen zijn als schuwe vogels die fladderen van dak tot dak, die nauwelijks de toppen raken en weer zweven in de lucht’. Het is aannemelijker dat Jimmy als verstekeling aan boord van motorschip de Cottica uit Paramaribo vertrok. In elk geval wijst de gezinskaart van het Stadsarchief Amsterdam uit dat Jimmy van der Lak in 1926 in Amsterdam werd ingeschreven. Als ‘plaats waarvandaan de persoon is gekomen’ werd ‘Paramaribo’ en niet ‘Parijs’ genoteerd. Achter ‘ambt, beroep of bedrijf’: ‘knecht’ in plaats van ‘danser’. Dat dansen moet van later datum geweest.

Verstekeling
Jimmy was niet de enige die de oceaan overstak. Studie was in die tijd de meest voor de hand liggende reden voor de overtocht naar Nederland. In Suriname waren de mogelijkheden beperkt. Vaak waren de studenten afkomstig uit rijke, lichtgekleurde Surinaamse elite. De andere groep die Nederland aandeed bestond uit varensgezellen. En dan waren er nog gelukzoekers zoals Jimmy. (9)
In reclames werden ze misschien belachelijk gemaakt, in de horeca en amusementsindustrie waren zwarte mensen in de jaren twintig, begin jaren dertig bijzonder gewild. Dat gold ook voor de kunstwereld. Nederland volgde Parijs. In de lichtstad had de belangstelling voor jazz en de zwarte cultuur die was overgewaaid vanuit New-Yorkse wijk Harlem, zich ontwikkeld tot een ware negrofilia. (10) Op schilderijen, foto’s, in populaire muziek, dans, literatuur, theater en meubelontwerpen, ‘negercabarets’ overal was de invloed van de Afrikaanse en Afro-Amerikaanse zwarte cultuur zichtbaar. (11)  Ook Nederlandse schilders lieten zich erdoor inspireren. De meeste Surinamers in Amsterdam kenden elkaar. Het zong zich als snel rond dat je als schildersmodel een centje kon bijverdienen. Vanaf 1926 poseerden Surinaamse en Antilliaanse modellen voor studenten op de Rijksacademie, andere onderwijsinstellingen en individuele schilders. (12) Via haar privéleraar Charles Haak kwam Nola met Jimmy in aanraking. Hij moet een van haar eerste modellen zijn geweest. (13)

Revue
Op het terras beeldt, conform de stijl van de Nieuwe Zakelijkheid waartoe het gerekend wordt, attributen af die iets vertellen over de Jimmy’s functie in het dagelijks leven. (14) In het opengeslagen avondblad lezen we advertenties voor de operette Wenn der weisse Flieder wieder bluht, en de revues O, Yes Kitty, Hallo! met Lou Bandy en Sonny Boy. Heel goed mogelijk dat Jimmy figureerde of danste in een of misschien wel alle afgebeelde producties. In het interview met Elsevier in 1970 bevestigt hij dat hij met Lou Bandy in Carré op de planken stond. Jimmy had met andere woorden zijn knechtenbestaan ingeruild voor de revue. Of zijn gebalde vuist en leren handschoenen dan al naar zijn bokscarrière verwijzen en het pilsje naar zijn kelnerschap, weet ik niet helemaal zeker.

Zo rond 1930 vermoed ik, moet Jimmy naar Parijs zijn vertrokken om te dienen in het Nederlandse restaurant van Leo Faust, vlak achter Place Pigalle. Het was befaamd om zijn ‘Hollandsche Gerechten, opgediend door Hollandsche kellners’. Hier in Parijs zou hij, zoals Bovenkerk suggereert, een café aan diggelen hebben geslagen en Frankrijk zijn uitgezet. Hoe het ook zij, Jimmy keerde rond 1932 weer terug naar Nederland; in het voorjaar danste en zong hij in de revue Blank en Bruin van Willy Walden en Frits Schakels uitgedost als Afrikaan. (15) Wanneer zijn professionele carrière als bokser precies begon, is ook niet duidelijk. Boksen leerde hij in de Amsterdamse boksschool De Jonge Bokser in de Wagenstraat. Pas in 1934 duikt zijn naam op in Het Vaderland. In de krant van 9 februari wordt de mededeling gedaan dat Jimmy zijn training – blijkbaar na een pauze – hervat. Nog geen maand later op 8 maart 1934 volgt de aankondiging van een internationale bokswedstrijd in de Dierentuin te Den Haag waaraan Jimmy Lacky deelneemt: ‘bekend Haagsch negerinstructeur’. Dat sloeg op het feit dat Jimmy inmiddels een boksschool was gestart in Den Haag aan de Elandsstraat 54. Aan Kagie vertelde Jimmy dat de wedstrijd in de Dierentuin zijn laatste was. Jimmy verscheen gedrogeerd door hoffmanndruppels, die zijn middagdutje hadden moeten bespoedigen, in de ring. ‘Ik kreeg een enorm pak slaag. De scheidsrechter kwam tussenbeide en dat was het einde van mijn bokscarrière.’ (16) Hierna vond Jimmy emplooi als kelner in café-restaurant De Sport in Scheveningen. De zaak liep als ‘jewelste’. De zwarte Jimmy zou een bezienswaardigheid zijn geweest. Als hij er niet was kon de eigenaar de tent wel sluiten. Op straat hielden mensen Jimmy aan. ‘Bussen stopten. (…) Ik was een attractie.’  (17)


‘Negercabarets

In Parijs was de rage alweer op zijn retour, maar in de Randstad schoten ‘negertenten’ als paddestoelen uit de grond. Jimmy keerde terug naar Amsterdam en vond werk in de Negro Kit Cat Club in de Wagenstraat, vlakbij de school waar hij zijn eerste bokspartijtjes speelde. De Negro Kit Cat Club was – evenals the Negro Palace – razend populair. Zwarte obers serveerden mixdrankjes met exotische namen als Bamboo cocktail en East-Indian. Jimmy was bevorderd tot chefkelner. Terwijl zwarte jazzmusici – onder wie de legendarische Teddy Cotton en Kid Dynamite – zich de longen uit het lijf bliezen, wervelden verhitte mannen en vrouwen over de dansvloer. De hoofdinspecteur van politie de heer Versteeg, sloeg het bezorgd gade. Hij had het niet zo op deze muziek en vergeleek een bezoek aan The Negro Kit Cat Club met een uitstapje naar Artis. ‘In dat dierenparadijs kan men de fratsen van de apen nog waarderen. In The Negro Kit Cat Club is echter het optreden dezer “mensapen” walgelijk om aan te zien.’ (18) In het politiedossier met als titel Negercabarets dat in het Stadsarchief ligt opgeslagen, bevindt zich een brief waarin Versteeg waarschuwde voor de ‘naar onze inzichten onsmakelijk uitziende, sexueel uitermate veel presteerende negers’. Hollandse meisjes waren het met het eerste zeker niet eens en het tweede vormde misschien juist reden voor bezoekjes aan de clubs. Er kwamen klachten over onzedelijk gedrag. Een van die klachten waarvan op 27 november 1936 rapport werd opgemaakt, had betrekking op – jawel – Jimmy van der Lack.

‘Op 21 november jl werd aan bureau Zedenpolitie door een onbekend gebleven man telefonisch medegedeeld dat de oberkellner Jimmy Lucky en de eerste kellner genaamd Emanuel (…) er hun werk van maakten om plm. 18 jarige vrouwen die meergenoemde zaak bezoeken [Kit Cat Club] in contact te komen. Ze maken dan een afspraak met die vrouwen om hen na sluiting van de zaak omstreeks 1.30 uur ‘s nachts op te wachten. De vrouwen worden dan volgens denzelfden man mee naar de kamers van die kellners genomen, waar dan allerlei ontucht wordt gepleegd. Zelfs moet het wel voorgekomen zijn, dat die kellners een meisje naar binnen hebben gesleept. Namen van de meisjes kon de zegsman niet noemen.’

Blonde Geertje
De Zedenpolitie begaf zich op vrijdag 27 november 1936 naar de Negro Kit Cat Club om poolshoogte te nemen. Ze vatten twee vrouwen in de kraag: Hermina Burggraaf en haar vriendin Geertruida de Boer, beiden circa 18 jaar oud. De blonde Geertruida – Geertje of Gray genoemd – bleek verliefd op Jimmy. Desgevraagd ontkende Jimmy tegenover de zedenpolitie seks met haar te hebben gehad. Als reden gaf hij op: ‘(…) omdat ik trouwplannen met haar heb.’ In het dossier bevinden zich twee brieven van Jimmy aan Gray. Uit de tweede brief van 19 november 1936, blijkt dat Gray problemen heeft thuis.

‘Baby, hoe hard en ellendig of je ‘t ook thuis heb, houd dit altijd voor oogen, er is toch iemand, een jongen die met me mee leefd en voel en dat is Jimmy. Die gedachte alleen helpe je leed verzachten. Nu Gray, je weet wat we hebben afgesproken. Ik ben iedere middag van 1 tot 2 in de Cityhal. Daarna ben ik thuis tot 4 uur. Je kan altijd naar me toekomen.’

Het lijkt erop alsof Gray niet geheel tegen haar zin met Jimmy omging. De zwaarste verwijten richting Jimmy kwam van dezelfde anonieme bron, die later ontmaskerd werd als de Surinamer Frederik Willem Reigman, artiestennaam Kid Johnson. Reigman beschuldigde Jimmy ervan ‘hoofd van een Surinaamsche bende’ te zijn die ‘voor talloze minderjarige Hollandse meisjes’ een gevaar vormen. Tot de Surinaamse bende behoorden muzikanten en kelners die in de Negro Kit Cat Club werkten. Onder anderen de namen van de muzikanten Walter Rens, Michael Hidalgo en Teddy Cotton vielen. Volgens Reigman waren het eigenlijk souteneurs, die meisjes trouwden om ze de baan op te sturen. Rancune leek een rol te spelen. Jimmy zou Reigmans baan als chefkelner hebben ingepikt. Het was Reigman die stelde dat Jimmy in het café van Leo Faust de boel kort en klein had geslagen, tot drie maanden gevangenis was veroordeeld en in 1930/1931 zou zijn uitgewezen.

Ontucht
Wat er werkelijk gebeurd is, wordt uit het dossier niet duidelijk. Wel lees ik wat Geertje de Boer tijdens een verhoor over Jimmy vertelde. Zij verklapte op dinsdag 9-2-37, dat ze nadat ze door de inspecteurs was aangehouden, Jimmy was blíjven zien. Ze zocht hem op in zijn woning aan de Prinsengracht 755. Geertje gaf uiteindelijk toe ‘intiem’ te zijn geweest met Jimmy, maar ontkende ‘ontucht met verschillende mannen’ te hebben gepleegd. De inspecteurs rapporteerden:

 ‘Op onze vraag hoe zij dan aan geld kwam, verklaarde zij zich drie maal als mannequin beschikbaar te hebben gesteld, waarmeede zij gezamenlijk f 30 had verdiend. Zij wilde echter niet zeggen voor welken firma dit was geweest waarom wij rapporteurs deze verklaring in twijfel trokken.’

Ook verklaarde Geertje dat Jimmy haar, in zijn woning meermalen om geld had gevraagd en dat zij hem bedragen variërend van f 1 tot f 2,50 had gegeven.

‘Ook had ze wel tegen hem gezegd wanneer hij om geld vroeg, dat zij geen geld bezat. Hij onderzocht dan haar tasch en wanneer hij dan geld vond, dan kreeg zij een pak slaag van hem, omdat zij hem had voorgelogen. Eenmaal had hij haar zo’n harde klap in haar gezicht gegeven, dat ze op de grond viel. Daarom gaf ze hem, uit vrees steeds haar geld. Haar genegenheid voor hem was volgens haar bekoeld doch zij durfde den omgang met hem niet te verbreken, omdat hij haar had bedreigd wanneer zij den omgang zou verbreken, dat hij dan haar gezicht zou verminken. Tenslotte verklaarde ze nog dat zij des morgens omstreeks 9 uur van huis ging en dat zij daarin pas tegen middernacht terugkwam. De tijd daartusschen bracht zij door, in de woning van Jimmy en in dancings, ondermeer La Gaité in de Reguliersbreestraat alhier. Deze zaak is daarmee doorgegeven aan het bureau Zedenpolitie alhier.’

Uit een dossier van bureau Zedenpolitie zou ook blijken dat Jimmy in pension Van den Berg aan de Prinsengracht no 636 enige nachten sliep met een toen nog minderjarig meisje dat hij op straat had leren kennen en dat zich volgens de pensionhouder vervolgens ‘aan prostitutie overgaf.’

Ontslagen
Op woensdag 31 maart 1937 werd Jimmy zelf gehoord, ‘zonder vast beroep, wonende Singel 387 boven’. Vreemd genoeg zegt hij tijdens dat verhoor, dat ie vanaf 1931 in Nederland woont, wat bewijsbaar onjuist is. Bedoelde hij misschien: wéér?

‘Ik ben vanaf 1931 in Holland. Voorheen heb ik gewerkt in Parijs, Spanje, België en Duitsland als kellner, bokser, danser en zanger. Ik pak alles aan. Vanaf 1931 heb ik gewerkt als zoodanig in Den Haag, Rotterdam en andere grote steden. In october 1936 ben ik weer in Amsterdam teruggekeerd. Ik heb ook boksles gegeven,alsmede dansles en gymnastiekles.’

Toen de rapporteur vroeg of hij in Parijs had werkt in een Hollands café, ontstak Jimmy in woede.

‘Nu begrijp ik wie of u die inlichtingen heeft verstrekt. Mijn kop er af als Johnson [Reigman] u die inlichtingen niet heeft verstrekt. (…) Johnson is de grootste kinderverkrachter die er rondloopt. Verscheidene meisjes hebben een kind van hem, waar hij zich niets van aantrekt. Hij is de grootste oplichter die er rondloopt.’ 

Hij begreep niet ‘dat de Politie van zo iemand inlichtingen wil ontvangen’. Reigman was inderdaad niet van onbesproken gedrag. Jimmy liep kwaad weg. De rapporteur schreef bedrukt: ‘Al mijn pogingen om het verhoor voort te zetten, faalden. Van der Lak bleef bij zijn besluit, om niet meer te antwoorden, reden waarom geen uitvoerig gehoor plaats kon hebben.’ Vanwege alle klachten over onzedelijk gedrag was het zwarte personeel van ‘negerclubs’ inmiddels ontslagen.

Wel of niet?
Was Jimmy een pooier? Als je de rapporten leest, lijkt hij geen brave borst. Toch werd Jimmy voor zover mij bekend niet veroordeeld. De inspecteur deed blijkbaar evenmin pogingen om hem nog eens te verhoren. Het zou kunnen dat hij een tijdje de pooier uithing, maar keiharde bewijzen ontbreken.
Doet het ertoe? Het is verleidelijk – en misschien ook wel de kracht van de voorstelling – om heden, verleden en de toekomst erin te projecteren. De rapporten van de zedenpolitie dateren van 1936-1937; Op het terras is van 1930.

Uit de beschrijvingen – ook van kunsthistorici – lijkt het verhaal achter de man op het schilderij in toenemende mate van belang te zijn geworden. In het bijschrift dat het Stedelijk naast Op het terras plaatste wordt behalve over Jimmy nu ook informatie verschaft over Nola Hatterman die – misschien wel om af te rekenen met het koloniale milieu waaruit ze afkomstig was – beweerde zich ‘van binnen een neger’ te voelen. Het zijn notities om bij weg te dromen en je fantasie de vrije loop te laten. Maar zijn ze van  belang? Zit de zeggingskracht van Op het terras ‘m niet vooral in het werk zelf, in plaats van de onderschriften die het model en de motieven van de schilder in een tijdsbeeld proberen te vangen. Een verslaggever van het Algemeen Handelsblad schreef in 1939, zich van dit alles niet bewust, onbekommerd: ‘Het groote portret van den man voor zijn café is zoowel in zijn expressie als door zijn compositie en kleurencombinatie een getuigenis van diepe innerlijke beschaving en smaak.’ (19) Of zoals de jonge verkoper in de boekwinkel van het Stedelijk – die feilloos wist in welke zaal Jimmy hing – opmerkte: ‘Cool schilderij.’

[Dit artikel is een bewerking van het artikel dat in 2009 werd gepubliceerd op de website Researchlab Black is beautiful.]

Ellen de Vries is publicist en auteur van Nola – Portret van een eigenzinnig kunstenares.

Literatuur

Archer-Straw, Petrine (2000). Negrophilia, Avant-Garde Paris and Black Culture in the 1920s. New York: Thames & Hudson.
Bovenkerk, Frank (2009). Etniciteit, criminaliteit en het strafrecht. Den Haag: Boom Juridische uitgevers in samenwerking met het Willem Pompe Instituut voor Strafwetenschappen in Utrecht
Cottaar, Annemarie (2004), Cornelis Kogeldans en Carmen van Vliet: Surinaamse modellen aan de Rijksacademie, in: De kunst van het overleven – Levensverhalen uit de twintigste eeuw, uit de serie: Cultuur en Migratie in Nederland, (o.r.) Wim Willems. Den Haag: Sdu-Uitgevers.
Haarnack, Carl en Schreuder, Esther (2008), Op het terras, Jimmy van der Lak, p. 312-313, in: Black is beautiful – Rubens tot Dumas, Kolfin, Elmer en Schreuder, Esther (red.) (2008). Zwolle: Waanders Uitgevers.
Kagie, Rudie (2006). De eerste neger. Amsterdam: Mets & Schilt
Nederveen Pieterse, Jan (1990). Wit over zwart – beelden van Afrika en zwarten in de westerse populaire cultuur. Amsterdam: Koninklijk Instituut voor de Tropen
Oostindie, Gert en Maduro, Emy (1986). In het land van de overheerser II – Antillianen en Surinamers in Nederland 1634/1667-1954. Leiden: Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde
Schreuder, Esther (2008), Afrika in het onderbewuste 1920-1960, p 317, in: Black is beautiful – Rubens tot Dumas, Kolfin, Elmer en Schreuder, Esther (red.) (2008). Zwolle: Waanders Uitgevers.
Söhngen, Karin (1999), De thematiek van het nieuwe realisme, het eerherstel der genres p.61-88. In: Magie en zakelijkheid, realistische schilderkunst in Nederland 1925-1945, Blotkamp, Carel en Koopmans, Ype (or). Zwolle: Waanders Uitgevers
Vries, Ellen de (2e herziene druk 2009). Nola – Portret van een eigenzinnig kunstenares. Amersfoort: Klapwijk en Keijsers Uitgevers.
Noten:

[1]Die beschrijving luidt: ‘De meeste Surinamers die in de jaren 20 en 30 naar Nederland emigreerden, kwamen terecht in het amusement of de sport. Zo ook Jimmy van der Lak (artiestennaam Jimmy Lucky) die in 1903 geboren was in Paramaribo. Na een verblijf in Parijs trok hij naar Amsterdam waar hij zijn geld verdiende als bokser, zanger, tapdanser en filmacteur. Ook was hij chef-kelner in de Negro Kit Cat Club in de Wagenstraat, totdat in 1937 op aandrang van Hoofdcommissaris van Politie Versteeg al het zwarte personeel van de ‘negercabarets’ ontslagen werden na klachten over verleiding van Nederlandse meisjes.’
[2]Bovenkerk, 2009
[3]Bovenkerk, 2009:28
[4]‘Meten en benoemen’, interview met Frank Bovenkerk, door Janny Groen en Annieke Kranenberg, in de Volkskrant van 6 juni 2009.
[5]Kagie, 2006:106-115
[6]Nederveen Pieterse, 1990:198-199
[7]Schreuder en Haarnack, 2008:313

[8]‘Het hart op de tong’ – interview met Jimmy van der Lak door Frits van der Molen, in Elsevier van 10 januari 1970 
[9] Oostindie en Maduro, 1986: p 26 e.v., p. 45-e.v. 
[10]Bedoeld wordt de Harlem Renaissance: een culturele stroming van zelfbewuste zwarte schrijvers, muzikanten, kunstenaars, activisten en politici in de New Yorkse wijk Harlem die tot 1929 bestond.

Zie Archer-Straw, 2000: 159 e.v.
[11]Archer-Straw, 2000:9-16
[12]Cottaar: 2004:67
[13]De Vries, 2009:45
[14]Haarnack en Scheuder: 2008:313
[15]Kagie, 2006:84
[16]Kagie,2006:84-85

[17]ibidem

[18]Kagie, 2006:110
[19]In het Algemeen Handelsblad(avondblad) van 8 maart 1939

Jimmy van der Lak verhuisd naar het Stedelijk Museum

door Carl Haarnack

Nola Hattermans schilderij Op het terras is verhuisd van het Amsterdam Historisch naar het onlangs heropende Stedelijk Museum in Amsterdam. Nola Hatterman schilderde in 1930 Jimmy van der Lak, alias Jimmy Lucky.

 
Jimmy Lucky
Precies veertig jaar na de afschaffing van de slavernij  werd Jimmy van der Lak (Paramaribo 1903 – Amsterdam 1990) geboren. Zijn volledige naam was Desiré Max Jules Constantijn Van der Lak maar hij ging door het leven als Jimmy, ook wel ‘Jimmy Lucky’.  De voorouders van Jimmy waren slaven, afkomstig van de suikerplantage Merveille (ook wel genoemd: Adjakka) aan de Suriname-rivier. Aan het begin 20e eeuw moest de emancipatie van de zwarte bevolking in Suriname nog beginnen. Op de enige erkende MULO in Paramaribo, de Hendriksschool, werd je als zwarte jongen niet toegelaten.
Het vertrek van Van der Lak naar Europa viel samen met de een belangrijke ontwikkeling in Amerika, de Harlem Renaissance. Hij maakte als getalenteerd tapdanser onderdeel uit van de groep o.l.v. de Afro-Amerikaanse danser en choreograaf Louis Douglas die met zijn ‘Revue nègre’, samen met Josephine Baker, grote successen boekte. Met deze groep ging hij op tournee, eerst op  Trinidad en vervolgens in België, Duitsland, Nederland en Frankrijk.
In 1925 verliet Van der Lak Parijs en ging naar Nederland. Ook daar was de Harlem Renaissance, met in haar voetsporen de jazzmuziek, doorgedrongen. Zwarte muzikanten, dansers, boksers, acteurs en modellen waren zeer gewild in die tijd.  Met een zwarte kelner kon ieder grand café zich een internationale allure aanmeten. Van der Lak pakte alles aan. Samen met Freddy Sunkar (1902), alias ‘Sugar’ ontwikkelde hij zijn talenten in de boksschool Wagenstraat in Amsterdam en trainde met Bep van Klaveren. Later, in 1936, had hij samen met Sunkar en de Amerikaanse oud-wereldkampioen Jack Taylor, een boksschool in de Elandstraat in Den Haag. Als prof bokste Jimmy, die zich als bokser van de naam ‘Lacky’ bediende, 41 partijen in Nederland, Frankrijk, België en Spanje; 34 overwinningen, de meeste op k.o. Toen Lacky in 1947 naar Paramaribo vertrok opende hij daar in de Anniestraat een boksschool waar hij onder andere Henri ‘Tiger’ Sno (1926) trainde. Een team van jonge Surinaamse boksers tourde onder de bezielende leiding van Van der Lak door Trinidad, Barbados, Jamaica en Venezuela.
Als kelner werkte hij eind jaren ’20 in Parijs in het restaurant van Leo Faust, “Au Neuvième Art” aan de Rue Pigalle 55. In Scheveningen werkte hij in het zomerseizoen jarenlang in café-restaurant De Sport. Daar was hij vanwege zijn huidskleur een enorme attractie. In Amsterdam werd hij in 1937 chef-kelner in de beroemde Kit Cat Cotton Club in de Wagenstraat.  In 1946 begon Jimmy Lucky het eerste Surinaamse restaurant in Amsterdam, in de Reguliersbreestraat tegenover Tuschinski.
 
Op de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten aan de Stadhouderskade in Amsterdam werd voor zwarte modellen vier gulden per dag betaald. Van der Lak werd hier door verschillende kunstenaars vereeuwigd. In 1930 gebruikte Nola Hatterman hem als model voor haar schilderij ‘Op het terras’.
Met dansen was de carrière van Jimmy Lucky in Suriname begonnen. In Nederland danste hij samen met Sunkar in 1932 in de revue Blank en Bruin van Frits Schakels en Willy Walden. En met Lou Bandy trad hij op in Carré. Na de oorlog zette Van der Lak aan de Stadhouderskade een dansschool op waar de Amsterdammers zich konden laten scholen in tapdance, de rumba of de cha-cha-cha. 

Zo af en toe trad Jimmy ook op als gelegenheidsmuzikant. In de film Ballade van den Hoogen Hoed (1936) figureert hij als muzikant met hoge hoed en trompet aan de voet van de Amsterdamse Montelbaenstoren. Vooral In Duitsland maakte hij in de filmindustrie furore als figurant. In 1954 is hij voor het eerst te zien als danser in de revue Afrika im Zoo. Daarna kreeg hij rollen in  zo’n twintig Duitse speelfilms, waarin grote namen zoals Nadja Tiller en Hans Albers en Willy Frisch de hoofdrol speelden.

In 1952 verhuisde Van der Lak naar Berlijn. Zijn vrouw, Cocky Gerritsen, met wie hij in 1933 getrouwd was, had hem verlaten voor een kunstschilder. De eigenaar van café Montmartre aan de Nollendorfplatz in Berlijn was speciaal naar Amsterdam gekomen om zwart personeel te werven voor zijn ‘Negerbar’. Jimmy Lucky maakte er furore als tapdancer en als barkeeper. In het naoorlogse Berlijn was een zwarte huidskleur een bezienswaardigheid. 
 

A Kba, Ma A De Ete, alledaagse en eenmalige gebeurtenissen

Nola Hatterman en Rietveld: Vijf jaar uitwisseling en samenwerking

door Nicolaas Porter

Het begon allemaal met een verzoek van Rinaldo Klas, voorgelegd aan Tijmen van Grootheest, voorzitter van het college van de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam. Dit verzoek bracht een verbinding tussen beide kunstacademies tot stand. Precies vijf jaar geleden (een lustrum!) kwam de eerste Rietvelddocent (Christiaan Bastiaans) in Paramaribo verkennen. Welke bijdrage zou de Rietveldacademie kunnen leveren aan het Nola Hattermaninstituut zo wilde hij destijds weten. Tijd om eens te praten met twee van de inmiddels 36 docenten (sic) uit Amsterdam die hier les kwamen geven. Tammo Schuringa kwam hier voor het eerst in 2007 en Erik Mattijssen in 2009. Nu zijn ze er weer en dit keer wordt hun bezoek afgesloten met een expositie getiteld A Kba, Ma A De Ete.

Wat waren jullie verwachtingen en wat viel jullie op toen je voor de eerste keer In Suriname en op het Nola Hatterman aankwamen?
Tammo: ‘Ik had geen verwachtingen. Ik was een beetje geïnformeerd, had wel wat gelezen maar ik was toch verbaasd om te zien dat Suriname geen zwarte samenleving is. Dat er ook Hindostanen, Javanen en inheemsen etc. woonden en dat deze mix door Nederlanders was samengesteld; ik had er eigenlijk geen idee van. Dat was eigenlijk mijn eerste verrassing. Als je in de Bijlmer rondloopt neem je dus onwillekeurig aan dat er alleen creolen in Suriname wonen. Achteraf mag je dat naïef noemen maar aan de andere kant stond ik ook erg open voor al deze eerste ervaringen.

Vergeleken met de Rietveld met 1000 leerlingen is het Nola Hatterman natuurlijk een hele kleine school. Dat wist ik natuurlijk wel maar toch overviel het me nog. Maar mij viel ook meteen de rijke schakering van het geheel op: ik keek mijn ogen uit: de jongeren van Matoekoe die hier komen werken, de vakantiecursussen voor jong talent. Het ging hier om veel meer dan een kunstacademie. Het Nola Hatterman bleek een sociale ontmoetingsplaats voor een grote verscheidenheid van mensen.’
Erik vult aan: ‘Inderdaad het is heel toegankelijk, een open huis. Het is een komen en gaan. Er lopen ook toeristen binnen die aanvankelijk voor het Fort Zeelandia komen, en daar is hier allemaal ruimte voor.
Ik was wel redelijk goed geïnformeerd toen ik hier aan kwam maar toch had ik tijd nodig om de eerste schok te boven te komen.’
Welke schok?
Erik : ‘De vreemde mix van vertrouwd en vreemd. Een samenleving die in veel opzichten niet met Europa te vergelijken is maar waar je toch ook met je eigen taal terecht kunt. Na een tijdje begon ik het erg leuk te vinden dat je zo makkelijk in contact met met mensen komt en spontaan met elkaar kan geinen. Tijdens mijn fietstochten naar het Nola Hatterman wordt er gezwaaid en geroepen. Het is een open samenleving, overal zie je al snel een ‘big smile’. De mensen zijn ook behulpzaam. Bijvoorbeeld op school: een jongen kon niet meer komen omdat hij naar het ziekenhuis moest. De andere studenten vragen dan, kunnen wij zijn werk niet afmaken?’

‘Minder prettig vind ik dat overal vuil op straat ligt. Dat was wel degelijk een schok voor mij.’
Beiden: ‘Je moet je verwachtingspatronen bijstellen. In het begin ben je ongeduldig, word je geconfronteerd met je eigen conventies waarvan je je niet eens bewust was dat je ze had.. Uiteindelijk komt alles goed maar niets gaat zoals jij het verwacht. De eerste les: leren incalculeren dat niet alles op jouw voorwaarden hoeft te gaan!’

Vertel eens wat over de lessen die jullie aan de studenten geven.
‘Bij het verzorgen van lessen is het eerste waar je eigenlijk tegen aan loopt dat beide instituten verschillende uitgangspunten hanteren. Het Nola wil vooral een solide basis aanbrengen door middel van waarneming: het tekenen naar model of het tekenen van correcte stillevens. Dat gebeurt overigens op nog veel meer plaatsen op de wereld. De Rietveld gaat van een heel ander standpunt uit. Wij als docenten stellen vragen aan de studenten, vragen die ook heel persoonlijk kunnen zijn. We weten van tevoren niet wat de antwoorden zullen zijn en we willen dat ook niet weten. We proberen voortdurend voorwaarden te scheppen waarbinnen de student zich heel individueel en heel persoonlijk kan ontwikkelen. Daardoor gaan de studenten het avontuur aan met de wereld maar ook met zichzelf. Dat kan tot teleurstellende resultaten leiden maar ook tot heel verrassende.
Welnu de meeste docenten en studenten van het Nola Hatterman zijn zo’n aanpak niet gewend. Vandaar dat de studenten aanvankelijk een afwachtende houding aannemen. We tasten elkaar voorzichtig af. Aanvankelijk zorgde dat voor een wat stroperig, langzaam begin maar nu zijn we hier voor de tweede keer en we merken dat de studenten bereid zijn in deze wat onzekere situatie de uitdaging aan te gaan . En is dat eenmaal een feit dan verbaas je je keer op keer over de kwaliteit die dan zichtbaar wordt. In dat opzicht kunnen de resultaten van de Surinaamse studenten glansrijk de vergelijking met de studenten van de Rietveld doorstaan!’

Wat zijn de problemen die jullie tegenkomen binnen dit uitwisselingsproject?

Erik: ‘Kijk, wij moeten nooit uit het oog verliezen dat wij hier te gast zijn en dat zorgt voor wat terughoudendheid als het gaat om het leveren van kritiek, maar absentie is soms best wel een probleem want als iemand wegblijft of zegt niet te kunnen komen, vinden we het nogal aanmatigend of arrogant om dan direct in te grijpen. Je overziet de achtergronden niet en je bent er als gastdocent maar zo kort. Dat maakt dit soort situaties best wel eens lastig. Vaak lijkt het alsof studenten volgzamer zijn naar de docenten toe, ook naar de Surinaamse docenten en blijven ze weg als ze niet vinden wat ze zoeken in plaats van kritiek op het geboden onderwijs of de docenten te geven. Het is ons ook opgevallen dat studenten groot belang hechten aan het certificaat dat ze kunnen behalen. In Nederland is dat veel meer bijzaak.’
Kunnen jullie iets vertellen over de doelstellingen van dit samenwerkingsproject?

Tammo: ‘Wat mij betreft is een van de de kernen van dit project het ontdekken van talentvolle studenten die met een beurs op de Rietveld een verdere opleiding kunnen gaan volgen. Een andere kern vormt het stimuleren van studenten hier, dus ook zij die niet naar de Rietveld gaan voor verdere opleiding. Het is onze hoop en verwachting dat de studenten die wel gegaan zijn terugkeren naar Suriname om hier verder te werken aan hun persoonlijke loopbaan als kunstenaar maar ook te werken aan de verdere uitbouw en vernieuwing van het curriculum van het Nola. Inmiddels zijn er 5 studenten die nu een opleiding volgen aan de Rietveld.’
Wat voor garantie hebben jullie dat deze studenten ook daadwerkelijk terugkeren naar Suriname?
Erik: ‘Die garantie kunnen wij natuurlijk niet geven. Maar wat ons opvalt is dat de huidige generatie jonge Surinamers trots zijn op hun land en van hun land houden. Dat is in het verleden wel eens anders geweest. Deze liefde voor en betrokkenheid bij de ontwikkeling van Suriname geeft ons inziens voldoende basis voor de verwachting van terugkeer!’
Tammo: ‘Tot nu toe geven zowel docenten als studenten aan dat ze veel hebben aan deze uitwisseling met de Rietveld. Onze lessen hier maar ook in Amsterdam hebben tot doel de eigen wortels, de eigen culturele achtergronden te verkennen en uit te diepen. Het gaat om de eigen identiteit en die te onderzoeken. Wij realiseren ons dat, wat wij doen slechts een klein onderdeel is van dit proces maar we realiseren ons ook dat dit proces uiteindelijk zal bijdragen aan een inspirerende en fascinerende kunstontwikkeling in Suriname. Wat dat betreft is de ontwikkeling van kunst net zo belangrijk als economische ontwikkeling.’

Er zijn ook mensen die zeggen dat wat de Rietveld hier doet een vorm van neokolonialisme is. Wat vinden jullie hiervan?
Erik: ‘Dat sommige mensen dat denken is begrijpelijk vanuit het gedeelde verleden, maar niet in overeenstemming met de feiten. De vraag is uit Suriname gekomen en wat wij proberen is een antwoord te geven op deze vraag. We hebben onszelf niet opgedrongen. Wat echt neokoloniaal zou zijn is niet verder denken dan je neus lang is. Dat gaat op voor Suriname maar ook voor Nederland.’
Tammo: ‘Deze samenwerking is een enorme verrijking voor Surinamers en Nederlanders gelijk. Onze gezamenlijke doelstelling is om de kunsten naar een hoger niveau te tillen en dat kan uitsluitend als mensen elkaar kunnen ontmoeten en bereid zijn van elkaar te leren. Daar is niets neokoloniaals aan.’

Zie ook dit bericht

Duo Expo 2011 Robbert Enfield & Remond Mangoensemito

(Robbert Enfield, Next Chapter of My Life, acrylverf op canvas, 63 x 46”)

We kennen allemaal de ‘struggle for life’, maar zodra je geconfronteerd wordt met het mensensoort kunstenaar, en ziet en je realiseert wat die moet doen om mee te komen in de ‘ratrace’ van het dagelijks leven, dan wekt dat op zich al bewondering. Nog bewonderingswaardiger is het wanneer blijkt dat dat persoonlijk gevecht niet enkel instandhouding maar -méér nog- vernieuwing en intensivering van hun werk tot gevolg heeft, en dan kan en mag respect niet uitblijven. Dat is wat Robbert en Remond met elkaar verbindt: het blijven vechten voor méér en beter, daaraan ontlenen zij het recht om u te tonen waartoe zij in staat zijn.

Zij hebben een verschillende achtergrond en een verschillende stijl van werken, daarin zijn ze niet vergelijkbaar, dat is in deze tentoonstelling duidelijk te constateren. Maar ze hebben wél een aantal dingen met elkaar gemeen, zoals de afkomst uit en het opgroeien in een multicultureel ontwikkelingssland, die niet hebben nagelaten sporen te trekken in beider werk. Bovendien wisten beiden al jong wát zij wilden en dat ze niets ánders wilden, waardoor ze als vanzelf terecht kwamen op Suriname’s unieke instelling, het Nola Hatterman Instituut, nu modisch Nola Hatterman Art Academy geheten, maar nog steeds dezelfde gedreven opleiding voor gedreven mensen: de naam Nola Hatterman staat daarvoor nog altijd garant.

(Robbert Enfield, Step up in Life, acrylverf op canvas, 62,5 x 52”)

Maar aan die opleiding hadden zij niet genoeg, beiden zijn, zij het op verschillende tijdstippen, hun ‘roeping’ gevolgd en zijn hun kennen en kunnen gaan verbreden aan het Edna Manley College of the Visual and Performing Arts te Jamaica, welke opleiding zij hebben afgesloten met het diploma Bachelor of Art. Geen eindpunt, een beginpunt. Sindsdien zijn hun wegen weer volledig gedivergeerd, om met deze expositie elkaar weer even te kruisen.

Enfield
Robbert is naar The British Virgin Islands vertrokken en heeft daar tien jaar gewoond en gewerkt, waar vandaan hij nu is geremigreerd naar Suriname. Sinds hij schildert heeft hij zich laten leiden door wat hij gemist heeft, of wat er niet goed was, in zijn jeugd. Zijn thema’s waren de afgelopen jaren dan ook Loniless of Childhood, The Time en Timeless Childhood. Met de geboorte van zijn derde en jongste kind, Pharrell, is Robbert een nieuwe levensfase ingegaan, waarbij zijn focus is komen te liggen op het (eigen) gezin, waarbinnen liefde, structuur en regelmaat de voorwaarden moeten vormen voor een gelukkige jeugd van het kind.

(Remond Mangoensemito, Know your History)

Robbert realiseert zich dat hij verkeert in wat wel genoemd wordt de ‘middelbare volwassenheidsfase’, en hij heeft voor zichzelf vastgelegd wat hij wil en hoe dat past in zijn gezin. “Daardoor is mijn techniek en mijn kleurgebruik beïnvloed”, zegt hij, “ik heb teksten verwerkt in mijn werkstukken en gebruik gemaakt van verschillende lettertypen, blauw, paars, soms zelf zwart, heel felle contrasten en overlappingen. Als je iets kon veranderen zou je het willen ‘oplappen’ en dat kan je ook uitbeelden. Ik heb rekening gehouden met de lettertypen om een bepaalde uitingen ook visueel te laten spreken, zonder het werk ‘grafisch’ te willen maken.”

(Remond Mangoensemito, Whaa sweet Nanny Coat a go run im Belly)

Mangoensemito
Remond is na Jamaica teruggekeerd naar Suriname en er gebleven. “Mijn werken”, zegt hij, “zijn een antwoord op de impuls van culturele desintegratie. Het lijdt geen twijfel dat de westerse beschaving een grote invloed heeft gehad op de niet-westerse beschavingen. Deze invloed is grotendeels negatief geweest, omdat de westerse beschaving door de manier waarop die is gevormd een superioriteit heeft aangenomen boven alle andere beschavingen. Veel aspecten van niet-westerse gemeenschappen zijn aan ernstige culturele erosie, kaalslag, onderhevig geweest, zoals op het gebied van familieleven, taal, kleding en een aantal specifieke culturele patronen. Deze culturele erosie heeft een soort van vervreemding en gevoel van misplaatst zijn gecreëerd binnen die geërodeerde cultuur. Dat is wat ik culturele desintegratie noem. Die manifesteert zich duidelijk wanneer mensen vergeten wie ze zijn en zodoende hun eigen culturele continuïteit ontkennen als antwoord op de ‘superieure’ cultuur die hun domineert en dikwijls onderdrukt. Op die manier is mijn werk een antwoord op de impuls van de culturele desintegratie”, besluit Remond.

__________

De tentoonstelling wordt gehouden in het Waaggebouw aan de Waterkant te Paramaribo en is te bezichtigen van zaterdag 10 tot en met donderdag 22 september a.s. van 10.00 tot 21.00 uur.
De tentoonstelling wordt geopend door Nancy de Randamie op vrijdag 9 september a.s. om 19.00 uur.

Lespakket Nola Hatterman voor middelbare scholen in Suriname

Middelbare scholen in Suriname hebben een lespakket over Nola Hatterman gekregen. Doel van dit pakket is leerlingen op hun eigen niveau meer te leren over en beter te laten kijken naar kunst. De kunst wordt ook in de tijd geplaatst waardoor een deel van de Surinaamse geschiedenis duidelijk voor ze wordt. Het lespakket bestaat uit de biografie Nola, portret van een eigenzinnig kunstenares van auteur Ellen de Vries, een DVD met de film Nola Hatterman (en de konsekwente keuze) van Frank Zichem, foto’s van Nola’s werk en leven en lesbrieven voor leerlingen van mulo 4, havo en vwo.

Nola Hatterman heeft veel betekend voor de kunstontwikkeling in Suriname. Toen journaliste Ellen de Vries in 2008 de biografie Nola presenteerde in Suriname, namen Els Moor en Hilde Neus het initiatief tot een lesbrief over deze bakravrouw die haar hart verloor aan Suriname. Nola heeft in haar tijd veel mensen anders naar ‘negers’ – zoals men in Nola’s tijd zei – laten kijken.

Het scholenpakket Nola is vakoverstijgend. Bij Nederlands kunnen de leerlingen gedichten schrijven of een opstel maken over meerdere werken van Nola. Bij geschiedenis kan de periode van opkomend nationalisme belicht worden. Bij kunstvakken kunnen diverse stromingen en kunsttermen ter sprake komen.
Het scholenpakket is samengesteld door Els Moor, Hilde Neus en Ellen de Vries en is mede mogelijk gemaakt door bijdragen van De Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden, De Surinaamsche Bank, Cordaid, Klapwijk & Keijsers Uitgevers en de Stichting Nationale Database Suriname.

Klapwijk & Keijsers Uitgevers Stadsring 181 3817 BA Amersfoort T 033 7508704
http://www.klapwijkenkeijsers.nl/ info@klapwijkenkeijsers.nl

Kunstcafé Nola Hatterman en Rietveld Academie

Kunstcafé Nola Hatterman en Rietveld Academie beleggen op donderdag 15 oktober een bijeenkomst over het kunstvakonderwijs in Suriname en Nederland. Gasten zijn Ellen de Vries, Tammo Schuringa, Neil Fortune en Razia Barsatie. De gespreksleiding is in handen van Jules Rijssen

Programma
Ellen de Vries over haar biografie van Nola Hatterman. Na een algemene introductie van het boek zal De Vries focussen op het toenmalige kunstvakonderwijs in Suriname.
Tammo Schuringa over het samenwerkingsproject van de Gerrit Rietveld Academie met het Nola Hatterman Instituut.
Neil Fortune en Razia Barsatie over hun ervaringen als kunstenaars die vanuit het Nola Hatterman Instituut in Suriname nu met een beurs de opleiding volgen aan de Rietveld Academie in Amsterdam.
Vragen en debat

Datum: 15 oktober 2009
Tijd :van 19.30 uur tot 21.00 uur; inloop vanaf 19.00 uur.
Locatie: CBK Zuidoost, Bijlmerdreef 119, Amsterdam
Entree is gratis. Bel voor meer informatie naar: CBK Zuidoost (020-6911322).
Organisatie: CBK Zuidoost i.s.m. Podium Kwakoe

.

Bigi yari Nola Hatterman


Nola Hatterman: ‘Vandaag ben ik jarig, komen jullie dansen? Dyompo, dyompo?’

door Ellen de Vries

Amsterdam, 12 augustus. Vandaag is het de geboortedag van Nola Hatterman. De 110e geboortedag om precies te zijn. Kroonjaren worden niet alleen in Nederland, maar vooral in Suriname uitbundig gevierd. Stel, fantaseer ik, dat ze in 1984 níet verongelukt was. Dan had ze misschien behoord tot het kleine legertje supercentenarions.

Ik verbeeld me dat ik Nola een beetje ken, sinds ik in 2006 besloot een portret te maken van deze extravagante Hollandse schilderes met haar knalrode lippen en een voorkeur voor kokette hoedjes. Alleen al het feit dat ze op haar 53e de boot pakte om in haar eentje de oversteek naar De West te maken, vond ik moedig. Wat bezielde deze Hollandse vrouw, die beweerde zich van binnen ‘een neger’ te voelen? Waarom schilderde ze uitsluitend portretten van ‘negers’. Wat dreef haar naar Suriname? Was het een nieuwe geliefde, zoals mij werd ingefluisterd? Had ze in Amsterdam niets meer te zoeken sinds het uit was met Arie Jansma? Over die relatie wist ze in Frank Zichems documentaire Nola en de konsekwente keuze zonder een spoor van ironie te vertellen dat die beëindigd was, omdat zij van ‘binnen steeds meer neger was geworden’. Arie was blank en ‘dus’ was het op den duur een gemengde relatie met ‘alle gevolgen’ vandien. Volgens de familie van Arie was de breuk vooral te wijten aan het feit dat Nola vaker vreemd ging dan Arie kon verdragen.
Ik denk, dat vooral nieuwsgierigheid naar het land van haar modellen de doorslag gaf om zich in te schepen. Een nieuwsgierigheid ingegeven door haar professie. Ze zou exposeren in Trinidad, een beetje rondreizen in de regio met als eindbestemming Suriname.

Dansen
Nola zou de laatste zijn geweest om haar exacte leeftijd te verklappen. Natuurlijk zou ze haar verjaardag gevierd hebben. Haar vrienden en oud-leerlingen zouden met de auto of bus over de stoffige, rode bauxietweg zijn afgereisd naar haar woonplaats Brokopondo-Centrum in het binnenland van Suriname. (Inmiddels wordt de weg trouwens geasfalteerd.) Ook de buren zouden een invitatie hebben gekregen om een soft of een rum-cola te komen drinken en een dansje te wagen onder de neuten van haar zelfontworpen huis: ‘Vandaag ben ik jarig, komen jullie dansen: dyompo, dyompo?’ Als ze visten: ‘Nola, hoe oud ben je eigenlijk geworden?’ zou ze wijselijk hebben gezwegen. Journalisten die ernaar vroegen zou ze echter vinnig hebben geantwoord: ‘Nee, dat hoeft niet vermeld te worden.’ Want denk je eens in, dat men er alsnog achterkwam dat Nola bij haar aantreden als tekenlerares bij het Cultureel Centrum Suriname zich tien jaar jonger had voorgedaan dan ze was? Of zou het er allemaal niet meer toe gedaan hebben? De ijdelheid voorbij? Mocht de districtscommissaris van Brokopondo, Vernon Pryor, onverhoopt de juiste geboortedatum hebben achterhaald, dan zou hij haar zeker een bezoek gebracht hebben. Alle honderdjarigen in het binnenland valt die eer te beurt. Dus zeker de 110-jarigen: de supercentenarions. De schoolkinderen zouden Mevrouw Nola hebben toegezongen, waarop Nola’s honden – telgen van Snuitje en Tina – van schrik geblaft zouden hebben. En haar laatste pleegzoon en huisgenoot Stuart Manuel – zijn dreads inmiddels vergrijsd – zou Nola een schilderij cadeau hebben ‘gemaakt’.
Was ík welkom geweest op haar feestje, peins ik. Zoals ik me vaker heb afgevraagd: zouden we bevriend zijn geraakt? Ik denk het niet en ik geef haar groot gelijk. Iedereen wil zijn verdiensten geboekstaafd zien, maar wenst zorgvuldig bewaarde geheimen niet aan de openbaarheid prijs te geven. En naar die geheimen is een biograaf natuurlijk óók op zoek.

Surinaamse aarde
Als ik al twijfelde om me anderhalf jaar lang in haar leven te verdiepen, dan haalde Frank Zichems documentaire me over de streep. Je moet een beetje verliefd zijn op de hoofdpersoon van je boek, denk ik, om die dag in dag uit in je nabijheid te velen. Haar vrolijkheid, levenslust en tegendraadsheid fascineerden me. En steeds wanneer ik het fragment zag waarmee Zichems film eindigde, zwol mijn gemoed. In dat fragment luistert ze samen met haar lievelingsleerling en pleegzoon Armand Baag naar het gedicht Wan de. Baag die inmiddels is overleden zette dit gedicht op muziek. Ze beschrijft erin dat ze ooit – wanneer ze doodgaat – in Surinaamse aarde door zwarte handen begraven wilde worden. Zo zou het ook gebeuren. Op de dag van haar ongeluk wachtte de filmmaker met een kopie van de film in de stad op haar. Ze zou de bewuste scène zelf nooit te zien krijgen; de taxi die haar reed sloeg over de kop. Nola was op slag dood. Vooral die wetenschap gaf de laatste filmscène een dramatische lading.
Ik bezocht – toen ik onderzoek ging doen in Suriname – allereerst haar graf in Paramaribo. De steen lag er verwaarloosd bij. De letters ‘Een volk spreekt tot de wereld door zijn kunstenaars’ waren verbleekt. Ik liet het schoonmaken en samen met een van haar oud-leerlingen legde ik de volgende dag bloemen neer. Kort daarop nam ik de taxi naar de plaats waar ze moest zijn verongelukt in het district Para. Het was al schemerdonker toen ik er arriveerde. Veel was er niet te zien. En de mensen die ik sprak, konden zich het ongeluk niet meer herinneren. Ik reisde naar Brokopondo-Centrum en stapte rond in de bouwval die haar huis was geweest. Schuw wegduikend voor de vleermuizen. Ik liep het paadje af naar het beekje achter haar huis. Ik sprak vriend en vijand. Hoe meer verhalen, hoe verwarrender soms. Het menselijk geheugen is nu eenmaal feilbaar.

Naccaraccibo
In de archieven vond ik papieren, notulen en brieven die haaks stonden op wat ik uit interviews over Nola te weten was gekomen. Zo was het zeer de vraag of Nola, die zich als fervent nationalist presenteerde, ooit de Surinaamse nationaliteit had aangenomen. Mijn liefde voor haar begon wat barstjes te vertonen. Regelmatig verbaasde ik me – liever gezegd – ergerde ik me aan de leugentjes waarop ik haar betrapte. Waarom vertelde ze in Suriname in hemelsnaam dat ze Joods was, terwijl dat aantoonbaar onjuist was? Waar kwam die neiging tot fabuleren vandaan? Maar was het wel aan mij om een oordeel te vellen? Nee, eerder om te begrijpen waarom ze handelde zoals ze handelde. Toen ze op haar zeventigste werd ontslagen, voelde ik met haar mee. Hoe terecht het ontslag misschien ook was. Nola liet zich niet kisten en begon doodleuk haar eigen particuliere kunstopleiding. Op het moment dat haar gezag opnieuw ondermijnd werd door enkele van haar leerlingen en er bovendien geld van haar was gestolen, besloot ze definitief naar het binnenland te verhuizen. Misschien was ze teleurgesteld, maar voortvarend als ze was, besloot ze nu eindelijk haar historische schilderijenreeks over slavernij en marronage te voltooien. Ik bewonderde haar er andermaal om.


Ze leek extravert, maar was in feite gesloten. Niet van haar familie of intieme vrienden, maar uit de archieven moest ik vernemen dat Nola niet de eerste Hatterman was geweest die voet aan wal zette in Suriname. Haar oudoom Hendrik Antonie Hatterman was haar voorgegaan. Hij was eigenaar van de plantage Naccaraccibo waar onder meer koffie werd verbouwd. Wist ze dit? Het leek erop alsof ze dat geheim voor altijd met zich mee had genomen in het witblauw betegelde graf aan de Schietbaanweg. Totdat – je zult het altijd zien, mijn boek lag al in de winkel – er ineens nog brieven opdoken. Uit de schrijfsels aan haar achterneef Theo Hart de Ruyter bleek dat Nola wel degelijk hiervan op de hoogte was. De broer van haar vader, Pieter Hatterman, had haar dit verteld. Nola: ‘Als ik me probeer te herinneren wat Oom Piet (de broer van mijn vader) vertelde, die me een prachtig boek over Suriname heeft gegeven, dat eens aan die Hatterman heeft behoord, dan vermoed ik wel dat hij een plantage tot werkterrein zal hebben gehad, maar hij is jong gestorven. ‘ ‘Een plantage tot werkterrein zal hebben gehad’, dat is op zijn minst eufemistisch uitgedrukt. Schaamde ze zich? Haar eigen vader – zo vertelde ze in een zeldzaam openhartig interview – werkte bij een firma die handel dreef met Nederlands-Indië en daar ook vestigingen had. ‘Ik kom uit een koloniaal milieu. Mijn vader zat op een koffiekantoor in Amsterdam. Daar kwam je met alles wat koloniaal was, in aanraking. Dat is eigenlijk de oorzaak geweest van mijn rebelleren.’ Sleutelzinnen. Als kind snapte ze niet waarom er zo laatdunkend werd gesproken over de inwoners van Nederlands-Indië. Later begreep ze: natuurlijk, hoe kun je een land onderdrukken als je de mensen waardeert. Was haar leven niet een groot antikoloniaal statement? Een afzetten tegen het koloniale milieu waaruit ze afkomstig was? Wat dat de reden waarom ze zich ooit tegenover haar Hollandse vriendin, zuster Maria Hoppen, liet ontvallen: ‘Wij, Nederlanders, hebben een ereschuld te betalen aan Suriname’?

Falckstraat
Hoe het ook zij. Vandaag vier ik haar gebóórtedag. Ik zal straks naar de Utrechtsestraat 113 fietsen, er binnengaan om een hapje te eten. Nola werd er ‘des voormiddags ten eenen ure’ op 12 augustus 1899 geboren als enige dochter van Elisabeth Hendrika Christina Verzijl en Johan Herman Rudolf Hatterman. Ze zou in haar nopjes zijn geweest, als ze wist dat in haar geboortehuis nu het Indonesisch restaurant Coffee & Jazz gevestigd is. De gevreesde restaurantrecensent Johannes van Dam liet er zich de delicatessen goed smaken en jazzpianist Michiel Borstlap vernoemde een van zijn cd’s naar wat hij als zijn huiskamer beschouwt. Nola was een liefhebber van nasi, genoot mateloos van jazz en als kind al bewonderde ze de schoonheid van de inwoners van Nederlands-Indië. Ze duwde haar lippen naar buiten en plette haar neus in de hoop dat ze zou gaan lijken op de bruine vriendjes en vriendinnetjes die ze zo mooi vond. Toen ze eenmaal met Surinamers in aanraking kwam, vond ze die zo mogelijk nog fraaier. Hoe die vriendschap verliep is bekend. Een kopje koffie zou ze er evenwel niet gedronken hebben. Ze prefereerde thee.
Vanaf de Utrechtsestraat zal ik naar de Falckstraat nummer 9 fietsen, waar ze het langst woonde en waar ook haar atelier gevestigd was. Op het bankje rondom de dikke boom in het parkje tegenover het witgepleisterde klokgevelhuis zal ik plaatsnemen. Om de bladeren te horen ruisen in de wind en naar de duiven te kijken die er rondscharrelen. De lucht zal bewolkt zijn, zoals op de dag waarop ze geboren werd. Stiekem hoop ik dat de deur opengaat en Nola naar buiten stapt. ‘Hartelijk gefeliciteerd, Nola’ zou ik dan roepen.

Ellen de Vries, auteur van Nola – Portret van een eigenzinnig kunstenares

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter