blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Hart Ed

Ed Hart – Phedra

Waar onder andere beschutting
Het nabije en warmgestreelde
Zwemen naar tinten van verrukking
Zich wentelde als in ongekende weelde.
Phedra
Waar aan dezelfde oever
Je het kennen van jezelf bestond
En een teruggestroomd vroeger
Ons in plotselinge omarming vond

Nacht die zich herinnert wat wij weten
Laat zich voorwaar, niet licht vergeten.

Ed Hart – Deporté (II en slot)

Wat de oorzaak was van zijn straf in het bagno of op L’ile du Diable, bleef duister. We wisten niet of hij was gevlucht of z’n straf had uitgezeten.

Slechts dat hij al een tijdlang op de plantage verbleef en werkzaamheden verrichtte zoals het onderhouden van kostgrondjes van naburige plantages. Hij werd wel vertrouwd. Zijn andere bezigheden waren hengelen en incidenteel gesprekjes voeren met de winkelier of een enkele klant. Het mondje Sranantongo waarmee hij zich verstaanbaar kon maken had een zwaar accent. Hij had een Italiaanse naam maar kon ook Frans spreken. Waarschijnlijk jaren in Frankrijk gewoond en vandaar getransporteerd naar het gevang in het buurland.

Veel anderen vóór hem hadden tijdens hun vlucht dankzij de bun-ati van onze grootvader een tijdelijk onderkomen hier gevonden.

Aan deze ex-gevangene was niet aan te zien of de tragiek van z’n leven aan hem vrat. Hij zag er niet ondervoed uit, leek gezond, was gebronsd door de zon, met snor, baard en achterdochtig-vorsende ogen. Een curieuze aanwezigheid

Op gezette tijden zat hij z’n kapmes aan te scherpen met een vijl. In het voorbijgaan kon men hem hiermee bezig zien. Dan keek hij even op met toegeknepen ogen. Hij deed er vrij lang over met een vastberaden trek om de mond. Het vlijmscherpe metaal weerkaatste plotselinge, verblindende flitsen zonlicht wanneer hij met tong tegen z’n bovenlip, de scherpte bekeek of voorzichtig bevoelde. Er ging iets dreigends uit van die handeling met vijl en houwer en het geschraap van metaal op metaal dat je de tanden deed knersen. Zijn doordringende blikken wanneer hij opkeek, maakten dat je snel je ogen afwendde en je verder haastte naar waar je ging. Ofschoon hij geen kwaad in de zin kon hebben met die houwer.

Na z’n werkzaamheden zat hij in de namiddag meestal in de opening waar geen deur was shagtabak te roken. Dacht hij dan aan zijn geboorteland, familie, gezin of de strafperiode die hij achter zich had?

Hier was hij in ieder geval vrij, had zich aangepast en berust in een levenswijze die te verkiezen was boven de herinnerde hel in het buurland waar hij innerlijk, wie weet, was murw gemaakt of gebroken. Misschien was deze hervonden vrijheid, hoe beperkt ook, een utopia waarvan hij jarenlang ‘s nachts had gedroomd. En in wakende uren naar had gesnakt. En nog wel goed terecht gekomen bij zulke gastvrije vreemdelingen. Met toegeknepen ogen zat hij z’n shaggie te roken. Zijn houding was alert.

Hoe zouden z’n nachten zijn? Kon hij z’n heimwee aan? Een ander menswaardig bestaan visualiseren ? Misschien was hij tevreden zo want nu veel beter aan toe dan die zich nog in het bagno en op Duivelseiland bevonden.

Ed Hart – Deporté (I)

De uit Frans Guyana ontsnapte deportés ook wel Poiteh genoemd, begonnen een nieuw leven nadat ze veilig in Paramaribo waren aangekomen. Er waren die horloges repareerden of muziekinstrumenten. Bij de muzikaal begaafden kon men zelfs muzieklessen nemen. In theater Bellevue werden de stomme films begeleid door een vaste violist alom bekend als monsieur Salut [het ging hier om René Chalut, die nog les heeft gegeven aan Albert Helman – red CU]. De meesten voorzagen in hun onderhoud door van alles en nog wat aan te pakken. Geleidelijk aan gingen ze op in de samenleveng waar men ze verder ongemoeid liet.

Op plantage Groot-Marseille aan de Boven-Cotticarivier was een van ze om onbekende redenen achtergebleven. Half afgebouwd en voor wie op afstand langs liep slechts gedeeltelijk zichtbaar tussen omringend geboomte en bosschage bevond zich het huis waarin hij van de plantage- eigenaar mocht verblijven. Een allesbehalve uitnodigend onderdak waartegen naamloze klimplanten vrij spel hadden. Bij de koningspalm schuin tegenover een loods begon vanaf het brede pad naar de waterkant een weggetje dat eindigde bij een loopplank van onverwoestbaar dik hout. Lang en smal voerde deze loopplank naar het gemakshuisje op de oever van de sluiskreek.

Wanneer we met z’n tweeën die kant opgingen moesten we achter mekaar op die dikke, door vele tientallen jaren betreden licht doorgebogen plank lopen. De grond onder en aan weerskanten van de plank was drassig met veel grassen en in het regenseizoen bleef het water er lang liggen. Het wemelde er van kikkers en andersoortige waterdiertjes. ‘s Avonds steeg er van daaruit een kakafonie van kwaakgeluiden op.

Samen richting sluiskreek voelden we ons veiliger want wel een beetje afgelegen van het woongedeelte dichtbij de kreek aan de andere kant. Je weet ook in ’t oerwoud niet welke ogen je bespieden. De angst voor verborgen bosgevaren was niet bepaald onbestemd.

Tijdens z’n afwezigheid gingen wij die op vakantie daar waren, een keer stiekem met bonzend hart een kijkje nemen in de verblijfplaats van de deporté. Een van ons op de uitkijk en de andere twee schielijk aan het inspecteren. Het bouwsel had geen stoep of trapje en geen ingangsdeur. Waar de foroisi moest zijn gaapten twee vierkante openingen in plaats van ramen, een van ze half afgeschermd. met een lap zephyr. Het onaffe bouwsel stond op ietwat hoge neuten. Van de vloer ontbraken enkele vloerplanken wat vrij uitzicht gaf op woekerend onkruid onder het huis.

Alleen z’n slaapruimte bevatte een raam dat gesloten was. De muren bestonden uit verticale, smalle palissadenlatten met kieren die streepjes zonlicht doorlieten.

Tegen een van de muren in het slaapvertrek stond er een gaba, een houten ledikant zonder matras waarop een sribi-p’papaya en wat ander slaapgoed elkaar gezelschap hielden.

Erom heen hing een halfopen klamboe. Alle textiel en wat schaarse kledingstukken waren doortrokken van tabaks- en muskietenkaarsgeuren. Ook een lichaamsgeur was aanwezig en alles bij elkaar ademde iets uit dat moeilijk warmte genoemd kon worden maar eerder een kleurloze aanwijzing dat er iemand daar verbleef die verstoken was van de meest gebruikelijke dingen die mensen gewoonlijk om zich heen hebben. De uiterlijk geharde bewoner scheen geen moeite te hebben met deze onveilige woonsituatie. Nadat we ons hadden georiënteerd maakten we ons vliegensvlug uit de voeten.

Femme (slot)

door Ed Hart

Je kon je zo een fraai-ogende vrouw mak’lijk voorstellen op een prisiri. Vol broko meedeinend in de rij of met een danspartner, menig andere met goud of zilver behangen prodo-uma schalks de loef afstekend. Na ongeveer een half jaar ging ze in dienst bij een andere familie en kwam er een nieuwe huishoudster in haar plaats. In het begin misten we haar gerechten. Op de lobi-singi zagen we haar ook niet meer. Daarna vergaten we haar. ” Allons enfants de la patrie..” De afgelopen jaren begonnen en sloten buitenlandse radio stations via de kortegolf hun uitzendingen af met respectievelijk La Marseillaise, God Save the King en The Star Spangled Banner. Drie van de liedjes die we konden fluiten. Oorlogsberichten werden afgewisseld met strijdliederen en marsmuziek. Yankee Doodle was een van de populaire meezingers. Dat er een tweede wereldoorlog woedde was in Paramaribo en op vliegveld Zanderij te merken aan de aanwezigheid van een paar duizend strijdkrachten uit Amerika en Canada. Het was ook te merken aan de schaarste van bepaalde voedselproducten en in onze buurt aan enkele loopgraven die in de wandel schuilkelders werden genoemd. De gezonken “Goslar”sprak boekdelen. Daarentegen werd er op los gefuifd in Halekibe en andere dansgelegenheden. Er waren trein en boot excursies. De bioscopen vertoonden elke avond speelfilms. Katwijk was een gevreesd ballingsoord geworden voor losbandige vrouwen. De oorlog liep nu ten einde. Le jour de gloire est arrivé.

Toen werd een nachtelijk drama als voorpagina nieuws door de kranten gebracht. Een ontstellend bericht dat van mond tot mond snelde, van wijk tot wijk, tot ver buiten Paramaribo een spoor van ongeloof en verbijstering achterlatend maar vooral afgrijzen in het gemoed van de bevolking. Men kon het maar niet bevatten en velen wilden geen details horen of werden niet goed van ze, zo huiveringwekkend. De getraumatiseerde nabestaanden behoefden enorme steun. De afleggers kregen een psychisch loodzware taak. Ook wij gruwden toen we het hoorden over die, voor het slachtoffer fatale nacht. Binnen een week kregen we te horen wie het was toen de voornaam in onze directe omgeving ontdaan werd rondgefluisterd. En toch brachten we het gebeurde niet direct in verband met degene die we ons herinnerden met dezelfde voornaam. Meerdere vrouwen heetten zo. Maar het was niet anders en zo vernamen we dat het wel degelijk onze ex-huishoudster was die op zo onvoorstelbaar beestachtige wijze het leven had gelaten. De sfeer in ons huis veranderde op slag, alsof er een schaduw was neergedaald. Herinneringen aan de ongelukkige vrouw kwamen naar boven. Waar ze stond te koken, de smakelijke gerechten en overige indrukken van haar. Met wroeging dachten we ook terug aan hoe irritant we soms tegen haar waren geweest. Bewogen geraakt in ons onbekommerd kinderbestaan door het wrange besef, duurde het een hele tijd voor we het van ons konden afzetten. Wanneer het regende richtten we onze aandacht op de anga-lampu haag waarop de rode en witte bruidstranen welig tierden. Aangaande het ware motief van de dader tastte men eerst in het duister maar al snel rees het sterke vermoeden en raakte men overtuigd dat het om een crime-passionel ging. De naam van de vrouw raakte in vergetelheid maar niet de naam van de dader. Zijn naam riep jaren later nog weerstanden op. Als een nachtmerrie bleef deze schokkende gebeurtenis lang in de herinnering van velen voortspoken. Toen haar beeld een halve eeuw later aan iemand verscheen in een droom, herinnerde ze zich niets van een gruweldaad haar aangedaan. Ze was gered, gereinigd, en weer gaaf.

Femme

door Ed Hart

(Wij, de twee jongste van zes broers, verschilden anderhalf jaar in leeftijd en werden als een tweeling opgevoed die zowat alles samendeelden. Zowel binnen als buiten spelen, kattekwaad uithalen maar ook braaf zijn. De bloemen in de tuin haastig besproeien om weer te gaan ravotten. Voor het slapen gaan onder de klamboe elkaar wild gefantaseerde verhaaltjes vertellend. Nooit ruzie om speelgoed of verhaalboek. Samen miserabel voelen wanneer kinderaandoeningen als bof, een steenpuist of mazelen ons binnenshuis hielden. De gehate laxeermiddelen met hun weerzinwekkende smaak zeer tegen onze zin innemen. Zelfs zinnebladeren deden ons kokhalzen. Wanneer onze pa weer een verrassing had dan konden we onze blijdschap met z’n beiden op. Splinternieuw Bata schoeisel, kledingmaat nemen bij de kleermaker, felgekleurde badhanddoeken uitkiezen, rivierreisjes, de kermis of een opvoering in Thalia en in het byzonder, meegaan op vakantie. Samen in de padvinderij. Ook een verzwegen gemis deelden wij. Zo ontstond onze hechte, onverbrekelijke band in het geborgen wereldje dat voortreffelijk door onze pa in stand werd gehouden).

Terugschattend was onze huishoudster iemand die waarschijnlijk de dertig naderde. Deed de huishouding bedreven en met gemak en kookte als de beste. Beslist een zelfbewuste vrouw en aantrekkelijk, niet alleen qua gelaat maar ook haar houding. Ze had “broko”, bescheiden flair op z’n creools. Ofschoon ze niet met haar fraaiheid pronkte, moest ze wel in de blikken van degenen die haar beleefd opnamen of sluiks taxeerden, iets hebben bespeurd van sympathie of zefs bewondering. Fronsen deed ze niet. Raadselachtig glimlachen als een Mona Lisa evenmin en toch had ze iets ondoorgrondelijks want van haar gezicht viel weinig of niks af te lezen van wat er zoal in haar omging. Ze was zwijgzaam. Zong of neuriede nooit. Een zekere reserve moet ik haar wel toeschrijven. Het was haar houding die meestal onze aandacht kreeg. Haar lichaamstaal wanneer ze sprak met onze pa of luisterde. Ze had een veerkrachtige tred en stond meestal met een been naar voren, een hand in haar zij wat als uitdagend overkwam. Ze droeg ook binnenshuis een iets naar achteren geschoven angisa maar geen in het oog springende sieraden. Hoogstens een deels zichtbare kralen halsketting en soms kleine oorknopjes. Het huishouden deed ze niet met een minachtende trek om haar mond maar ze beschouwde het ook niet als een heilige taak. Soms waren broer O. en ik als echte ettertjes ronduit onaardig tegen haar maar alleen wanneer er niemand anders in de buurt was. Ze haalde dan haar schouders op of negeerde ons straal. Eens klaagde ze in ons bijzijn wel tegen onze pa toen we het echt iets te bont hadden gemaakt. We konden toen wel door de grond zakken en daarna herhaalde dat onbeleefde zich nooit meer. Iedere werkdag ging ze naar de markt en voor de rest van haar werkuren deed ze geroutineerd de huishouding en kon op haar gemak het eten bereiden Door de week zagen we haar alleen na school wanneer ze opdiende en daarna opruimde. Zaterdag’s zagen we haar langer bezig en zondagmorgen werkte ze maar een paar uurtjes. Een keer zagen we haar op een van de geregeld georganiseerde lobi-singi middagen in een belendend erf. Via de gluurgaatjes in de schutting hadden we een goed zicht op wat zich afspeelde bij dit merkwaardig toneelspel. Ze was gekleed in een effen, katoenen jurk met okselmouw en boothals, een kunstig gebonden odo-angisa op, degelijke platte schoenen, een gowtu-boei, powisietere oorbellen en tussen haar parelwitte tanden de alanya-tiki die haar gezicht een achteloze uitdrukking gaf.

(vervolg klik hier)

Verboden Safari (slot)

door Ed Hart

Intussen een behoorlijke afstand afgelegd en nog niet moe van lopen, werdde Cultuurtuin uitgekozen als voorlopige eindbestemming. Voor alle zekerheid liepen we eerst deAnniestraat in tot het eind en daarna terug naar de Gravenstraat. Een pand aldaar dat ooit van onze Pa was, werd opnieuw door ons bekeken als aspirant huurders. Eindelijk in de Botanische tuin aangekomen, konden we zittend op een bank de boterhammen rustig oppeuzelen om daarna rondwandelend, alle plantensoorten en bomen te bekijken. We werden door niemand aangesproken. De lucht was nog steeds grauw maar, gelukkig voor ons, bleef de regen uit.

Het was nu uren later maar hoe laat precies konden we niet weten. En waar moesten we van hier naar toe? We konden niet naar de binnenstad om etalages te bekijken en langin speelgoedwinkels rond te hangen. Alsnog naar school was uitgesloten. De gedachte alleen! Nog minder op bezoek bij deze of gene tante die hoogstverbaasd zou zijn om ons te zien. En welk smoesje zouden we moeten verzinnen om geloofd te worden. En stel dat vader van zo’n verrassingsbezoek – liefst tijdens schooltijd – te horen kreeg?

Naar huis terugkeren durfden we natuurlijk niet. Het kwam niet in ons op dat we dat wel konden doen, met als reden, erge hoofd- of buikpijn. Of gewoon vroeg van school. Alhoewel, wij allebei? O. en ik zaten namelijk niet op dezelfde school. Dit alles vroegen we ons paniekerig wordend af. Alle vergaarde moed zonk ons in de schoenen die als lood aanvoelden. Ineens hadden we allebei meer dan genoeg van dit gewaagd avontuur en kregen spijt, erge spijt ook.

Quo Vadis nu? Er was geen andere keus, dan dezelfde route terug. Zo langzaam mogelijk slenteren en geen enkele Chinese winkel meer overslaand. Weer om de haverklap stilstaan en rondkijken als toeristen uit het binnenland. Het avontuurlijke was er totaal uit. Terwijl het gevoel “vogelvij verklaard” te zijn bezit van ons begon te nemen moesten we toch doen alsof we niks op ons geweten hadden. Liever waren we wel naar school gegaan of schoolziek gemeld. We hadden geen rustig moment meer want het grote avontuur had ons al verleid en nu in een benauwende greep te pakken.

Toen we zoetjes aan weer in bekende buurten aankwamen waren we haast paranoïde en vreesden elk ogenblik aangehouden te worden door de politie. Of door Oupa Doeli, een norse oudere man die ooit politiebeambte moet zijn geweest en nu de schrik was van alle stoute kinderen die hij de stuipen op het lijf joeg. Hij sprak ze dan luid bestraffend toe en dreigde zelfs ze mee te nemen naar lont’oso (politie buro). Een bedreiging om van te klappertanden. Alle kinderen waren doodsbang van hem. Hij was de laatste die we wensten tegen te komen en hij woonde nota bene in deze buurt. Dicht naast elkaar en vlak langs de huizen lopend, keken we nauwelijks meer op of rond, om maar niet herkend te worden. Ergens voelden we dat het dichtbij twaalven moest zijn. Dit werd een tijdje later bevestigd door de dagelijkse, als het geloei van een koe klinkende twaalfuur-sirene die in de hele stad te horen was. We hadden dus nog een dik uur te gaan. In de Burenstraat aangekomen, gingen we tenslotte iets ingedoken op de stoep van de Stadszending zitten wachten tot de leerlingen van de Selectaschool even verderop, naar buiten zouden komen. Het werd een ongedurig zitten en naar de grond staren. En we woonden n. b. slechts twee hoeken verwijderd van deze plek.

Eindelijk ( het leken jaren) hoorden we de schoolbel. Onbeschrijfelijk opgelucht veerden we direkt op en besloten niet langer te blijven wachten tot de eerste leerlingen naar buiten kwamen. Alle spanning viel van ons af toen we ons repten naar de woning van oom V. om de schooltassen te pakken. Had een barse stem op dat moment ons een “stop daar” toegeblaft, dan waren we of ter plekke flauwgevallen of ontzet weggeijld zoals die kermende honden op oudjaar wanneer het vuurwerk in alle hevigheid losbrandt. Dat bleef ons gelukkig bespaard en zonder haast slenterden we meesmuilend als branies naar huis. Helemaal gerust waren we echter niet want stel dat iemand die ons kende ons wel had gezien en het aan onze Pa ging vertellen ! Maar hij is er nooit achter gekomen anders hadden we het wel geweten. Om het ons voorgoed af te leren. Ofschoon de doorstane angst al straf genoeg voor ons was geweest. Het was de eerste en laatste keer dat wij van school hebben gespijbeld.

Verboden Safari (1)

door Ed Hart

Hoe en waarom het in ons opkwam weet ik niet meer. Het besluit om een dag te gaan spijbelen. Ervan gehoord en het gedurfde ervan moet ons hebben gemotiveerd. Aldus gingen O. en ik op een bewolkte dag van huis, zogenaamd richting school. Vlak om de eerste hoek aangekomen, sloegen we direct linksaf om via Ondrobon en Hofstraat naar de Burenstraat te gaan. Daar aangekomen wilden we de schooltassen kwijt, ergens verstoppen. Na kort beraad besloten we om ze onder de woning van oom V. te verbergen tot terugkeer. We stonden er pal voor en doken snel de poort in. Nadat we de boterhammen uit ze hadden gehaald, legden we de tassen achter een van de neuten waarna we bevrijd van ze, weer te voorschijn kwamen. Eerste opzet gelukt dachten we ende safari nam een aanvang. Genietend van deze toegeëigende vrijheid kuierden we op z’n langzaamst om zoveel mogelijk tijd te slijten. Via de Rust en Vredestraat naar de Weidestraat, mekaar op van alles en nog wat attent makend en vaak stilstaand om ernaar te kijken alsof voor het eerst. We hadden geen polshorloges en konden dus geen tijd in de gaten houden. Maar uit de ooghoeken soms wel naar wie ons misschien verdacht vond. We namen een stukje rechterkant van de straat, dan staken we over naar de linkerkant. Hoge stoepenliepen we op en af en tuurden naar huisnummers alsof we een adres zochten en dat bleven we volhouden. Van voorbijgaande auto’s probeerden we het merk te raden en het nastaren roofde ook wat tijd, liefst in ons voordeel.

In Paramaribo waren de luxe auto’s overwegend licht of donkerblauw, zwart, donkergroen of donkerrood/paars van kleur. In tijdschriften als LOOK, LIFE, EBONY, e. a glossy maandbladen, besloegen hun afbeeldingen hele pagina’s. Een en al glans, pure luxe en dure perfectie. Cadillac, Jaguar en Lincoln Continental waren nergens in Suriname te bespeuren. Auto- garages vervoerden hun passagiers overwegend met de minst dure auto’s zoals Chevrolet, Dodge of Plymouth. Particulieren bezaten meestal een Buick, Pontiac, Hudson, Nash, Studebaker of Mercury, Behalve deze merken zag je soms een Frans of Engels merk. Citroën, Morris, De Soto.

Broer O. herkende de meeste merken. Soms aan de grille, het boksijzer (voorbumper) of het model.Auto’s met treeplanken, modderkap en achterbumpers waarop je even “step kon nemen” maar wel op tijd weer eraf springenom met een halve buiteling in fugu fugu santi te landen. Richtingwijzers (tussen de twee portierramen) die in- en uitfloepten, veel fonkelend chroomwerk, twee- en vierdeurs. Slechts één ‘openkap’ sportwagen zagen wegeregeld geparkeerd op het Kerkplein. De eigenaar, een rijke Hollandse meneer die in een villa te Leonsberg woonde, liet bij een onverwachte regenbui de rode kap heel demonstratief neerdalen, alle aandacht van voorbijgangers trekkend. Weelde is tenslotte er op berekend om gezien te worden

Het registreren van alle langsrijdende automerken was een goede afleiding en werd soms zelfs een wedstrijdje tussen ons.In deze buurten zagen we zelden een klasse-auto. Die zag men overwegend rijden door het centrum, de hoofdstraten en geparkeerd in voorname buurten. Ook geregeld geparkeerd bij het Park, Palace Hotel en Theater Tower. Er waren ook station-cars met houten, tweekleurige bovenbouw. Die vervoerden passagiers naar verre plaatsen zoals Uitkijk.Auto’s werden doorgaans door mannen bestuurd. Zat er een vrouwspersoon achter het stuur, dan was hetgewis een high-society dame die als een vorstin werd nagestaard.

Chin. winkels liepen we binnen, keken er rustig rond en vertrokken weer zonder iets gekocht te hebben. In de Van Idsingastraat aangekomen zat de stemming er nog steeds goed in. Geen drukke straat. Heel stil hieren zonder zijkant voor voetgangers langs de huizen, lieten we achter elkaar lopend op het paadje tussen asfalt en trens, het stilstaan om naar huizen, heggen en vruchtbomen te kijken maar achterwege.Zo kwamen we uit waar de Gravenstraat overgaat in de Kwattaweg en er voor ons genoeg te zien was in de drukte.In deze lange straat hoopten we minder op te zullen vallen alhoewel er nergens andere kinderen te zien waren. ‘t Leek nog vroeg. Halftien, tien uur? We raakten weer druk in gesprek met elkaar. Met stoere houdingallerlei oppervlakkigs aan mekaar vertellend zonder enig idee van de precieze tijd. Zo ver uit onze vertrouwde buurten stonden ons nog heel wat uren voor de boeg dus bleven we achteloos doen en voelden ons in deze verrebuurt toch veilger dan aan de Waterkant en overig centrum. Ofschoon er iets in ons begon te knagen.

(Vervolg klik hier)

Madame Cleopatra (2)

door Ed Hart

Als muzikale verrassing verschenen twee aanbiddelijke schoonheden in paarse avondtoiletten die men alleen in films en op de high-society van de stad te zien kreeg. Met blote schouders dicht naast elkaar, hieven ze een harmonieus Yours aan, maar wel in hun eigen taal n.l. het Spaans. Met zilverig getinte zangstemmen en een zielberoerende vertolking van Quiereme Mucho betoverden ze de zaal en voerden ons mee naar de kwintessens van muzikaal genot. En nog verder naar de schoonheid van het allerfijnste. Dit was voor ons dan Roem in vol ornaat die voor een afgeladen theater stond te schitteren..

read on…

Madame Cleopatra (1)

door Ed Hart

Toegangskaartjes voor de kindervoorstellingen op vrijdagmiddag in Theater Bellevue waren doorgaans uitverkocht. De voorstelling van deze middag was echter geen zwemspektakel met Esther Williams of Cowboyfilm met Roy Rogers, ook geen Tarzan avontuur of musical met zingende en dansende wittedoek sterren. Vanmiddag gingen levensechte circusartiesten het jonge publiek vermaken.

Een half uur voor de aanvang was de drukte voor Bellevue enorm. Vanaf Ketmien tot Vervuurt stond een menigte uitgedoste kinderen op het trottoir te wachten om zich in de rij te voegen. De jongsten onder begeleiding van een ouder of ander familielid.
Een stoet particuliere auto’s kwam langzaam aanrijden om vlakbij de hoofdingang hun pronkende kroost te laten uitstappen als bij een filmpremière maar zonder camerageflits en bleecher-seats vol dweepzuchtigen.
En het waren geen goedkope garagewagens van het merk Ford, Chevrolet, Plymouth of Dodge maar Nash, Buick, Packard en Kaiser-Fraser. Het wachtende publiek ving een glimp op van de wereld van de welgestelden.
Met iets overbodig vertoon alsof ze van kristal waren hielpen de begeleiders en begeleidsters de bevoorrechte kinderen uitstappen waarna suppoosten ze de twee trappen ophielpen naar de duurdere zitplaatsen boven in de loge. Stil-bewonderd maar ook benijdend nagestaard door sommigewachtende leeftijdgenootjes. Toen ontstond er commotie en iedereen begon reikhalzend te kijken naar de hoofdingang. Want uit de auto die ervoor was gestopt zag men twee jonge, identieke meisjes die zo uit een sprookje schenen te zijn gestapt. De omstanders vergaapten zich aan hun uiterlijk waaraan de grootste zorg was besteed. Gekleed in zijden taffetta jurkjes met wijde rokjes opgesierd met strikjes, lintjes en andere glanzende frutsels.
Een weelde aan Shirley Temple pijpekrulletjes omlijstte hun gezichtjes. Alleen lichtkransjes ontbraken boven hun lieftalligheid.
Als gracieuze kindsterretjes werden ze blozend in hun duur ritselende jurkjes haastig de stenen trap opgeloodst door een kinderjuf om via een tweede trap naar de loge te gaan waar ze in een gereserveerde box plaats gingen nemen. Ze hadden geen toegangskaartjes nodig want deze bioscoop en een andere moderne, behoorden aan hun schatrijke oom
Een lange rij voor de zij-ingang van het theater schoof langzaam door naar de tweede en derde rang. Nieuw aagekomenen sloten zich meteen aan.
Tot grote teleurstelling van een overgebleven rij voor het loket, ging deze dicht want de kaartjes waren weer uitverkocht.
Popelend en met toegangsbewijzen in de aanslag gaven broer O. en ik onze ogen en oren goed de kost. Eindelijk konden we naar binnen. En hadden wat geluk om twee vrije plaatsen naast elkaar te vinden vlakbij een uitgang. Niet te ver van of te dichtbij het hoge podium.

’t Duurde een tijdje voordat de lange rij bij de ingang binnen was. Daarna begonnen de theaterlichten een voor een te doven. De half openstaande donkerrode gordijnen van de ingangen werden dichtgetrokken en de deuren gesloten.In de onstane donkerte gloeiden boven de uitgangen alleen nog langwerpige Exit wandlampen op. ‘t Gegons in de zaal nam snel af en toen de indigoblauwe statiegordijnen van het toneel geruisloos uiteen weken, werd het volkomen stil.Ook de kranten hadden gewag gemaakt van dit gezelschap en hun sensationele nummers die ze nu voor kinderen gingen opvoeren.Volwassenen die naar de avondvoorstellingen waren geweest raakten niet uitgepraat over wat ze allemaal met eigen ogen aan verbazingwekkends hadden gezien.Maar er was ook twijfel aan de echtheid van bepaalde opgevoerde stukken.Langslopend kon men op zekere hoeken waar hangmannen hun plek hadden, discussies opvangen die soms verhit klonken.“Optisch bedrog, massa hypnose, hocuspocus, duistere machten”, klonk het vernietigend. Maar zulke boude uitspraken maakten de mensen nog nieuwsgieriger en geen wonder dat de voorstellingen uitverkocht raakten.Vanuit een buurland of iets verdere landen streken van tijd tot tijd artiesten in Paramaribo neer en wisten de stad wel ‘s op stelten te brengen met hun revue.Madam O’Lindy, een vaudeville artieste uit Demerara, was een van ze.Haar specialiteiten waren zang en dans. Zij en haar troepje artiesten traden ook op in andere landen van de regio en in het Caribisch gebied..Het gezelschap dat ons deze avond ging vermaken werd aangevoerd door een trapeze artieste en hypnotiseuse die de roemruchte naam van een glorieuze vrouw uit de oudheid had aangenomen. Madame Cleopatra noemde ze zich.De kunstjes die men van haar had gezien waren zo bizar dat sommigen overtuigd waren dat het een duivelskunstenares moest zijn.Op het intussen helverlichte toneel stonden de nodige props voor het eerste nummer.De zaal fixeerde zich op wat zich daar begon af te spelen.Voorafgegaan door tromgeroffel brachten de artiesten afwisselende acts, van acrobatiek, mime en goocheltrucs tot clowneske nummers die geweldig in de smaak vielen. Ze veroverden ons met hun kunne en wij gaven ons massaal over aan het spectaculaire dat ze ten toon spreidden. Zij op hun beurt omarmden ons muzikaal begeleid vanop afstand, mikten kusjes de zaal in, voelden zich geadoreerd en wij waren in de wolken. Hunkerden naar nog meer. Zo machtig hadden ze ons tot nu toe vermaakt.De clowns sloofden zich ook uit. Kinderstemmen die het uitgierden en uitproestten van het lachen. De lachsalvo’s schalden keer op keer door het gebouw gevolgd door explosies van applaus. Het verschilde weinig van een circus. Voor ieder onderdeel werd het decor veranderd.

(wordt vervolgd)

Gentleman John

door Ed Hart

Nadat ik me had verdiept in een van zijn poëziebundels, besloot ik hem uit te nodigen voor de eerstvolgende kon makandra. Via via lukte het me om kontakt te krijgen en hij had belangstelling voor de besloten bijeenkomst. Dat moet zo’n vijftien jaar geleden zijn.

Tot m’n grote verrassing ontdekte ik indertijd een oude groepsfoto van in Nederland studerende Surinaamse jongelui. Ze staan er op als een muziekformatie. Een van ze is de ex-president en dichter Drs. Ronald Venetiaan (Vene). Een andere op de foto is onze enige echte John, n.b. vermeld als vocalist. Dat wisten wij dus niet want hij heeft het strikt geheim gehouden ofschoon er gelegenheid te over was om ons te onthalen op nachtballades begeleid door virtuoos gitarist F. Kemmel. Maar je kan niet alles hebben dus mochten we in elk geval geregeld samen luisteren naar zijn al of niet gepubliceerde gedichten van hoog niveau.

John, altijd correct en tactvol, altijd in zijn element tussen vrouwelijk schoon, had er slag van om de aanwezige ladies te bevestigen met hoffelijke aandacht en complimenten. Tussendoor het hele gezelschap amuserend met goed getimede kwinkslagen. Hij werd een van de trouwste bezoekers van de konmakandra-avonden in thuishaven Amsterdam-West en verder in Amsterdam Zuid-Oost, Abcoude en de laatste keer in Oegstgeest. Ook in Almere of Deventer heeft hij meegedaan als ik me niet vergis.

Zijn medewerking verleende hij ook graag aan podiumactiviteiten en radioprogramma’s in stad en land. Weer of geen weer, niets hield hem tegen, geen afstand was hem te ver en hij schuwde geen late uurtjes. Maar op den duur moest hij het wel rustiger aan gaan doen en dat ging eveneens voor ons gelden. In de zomer van 2008 waren we weer samen aanwezig op de derde konmakandra van gastvrouw Mieke in Abcoude. Een nauwelijks te overtreffen avond in mijn opinie. Andere notabelen die avond waren dhr. Max Sordam, Carl Haarnack, de diva’s Monique Mijnals en Gilda. Na Oegstgeest hebben John en ik elkaar niet meer ontmoet maar ik zie wel recente foto’s en artikelen van en over hem in de krant, in tijdschrift en op Caraïbisch Uitzicht.

John is jarenlang een stimulans en bindende factor voor de konmakandra’s geweest en ofschoon Michiel van Kempen DE initiatiefnemer is van de cultureel/ literair konmakandra, mogen wij John gerust zien als de beschermheer van deze bijeenkomsten in Amsterdam–West en elders. Ik wens dank uit te brengen aan Masra John mede namens de anderen met veel waardering voor zijn altijd stijlvolle aanwezigheid en literaire bijdragen die allure aan de konmakandra’s verleenden, zijn begeleiding, de presentatie die hij soms op zich nam, de attente brieven en kaarten, ja voor alles dat verheffend is geweest! Gran Tangi, Brada John! It was great while it lasted. Het ga jou en de jouwen goed.

[Gentleman John staat voor ex-ambassadeur, onze erkende dichter John Leefmans]

Ed Hart – Obsession

1.

Wijlen onze buurvrouw zal wel gedacht hebben dat ik haar graag een gevraagd genoegen deed. Wat ze niet wist is dat zij een droom van me in vervulling deed gaan. Of was het een obsessie geworden? Soms bleef er een kweekje bij haar. Via onze bovenramen correspondeerden we dan met briefjes, tot prop gemaakt en naar binnen gemikt. Wat op ze stond geschreven zou de kweekmoeder hebben doen verbleken. Een van de propjes landde een keer net niet binnen en viel terug op het glooiende dak van de galerij. We kregen het toen knap benauwd, want we konden het alleen ‘s avonds stiekem van het dak proberen te verwijderen met een lange stok.

Iedere dag leefde ik naar de momenten wanneer ik via een bovenraam daar naar binnen kon kijken. Voor ik naar school ging vroeg ik me af als deze dag weer een gelukkige dag voor me zou worden. Thuis na school keek ik direct als ik weer positie kon gaan innemen op de plek vanwaar ik, in bijna vervoering dat wat daar sluimerde kon zien. ‘t Hing wel af van de zolderramen. Alleen wanneer ze openstonden kon ik m’n hart ophalen aan het verleidelijker wordende zichtbare deel van wat ik als het ware begon te adoreren.

Het verlangen ernaar groeide met de dag. Om het begeerde desnoods maar één keertje helemaal voor mezelf te hebben zodat ik niet eeuwig van op afstand hoefde te strelen met m’n oog. Dat wat buiten bereik bleef, echt te beleven, eindelijk aanraken en betasten. Een vurige hoop en tegelijkertijd een wensdroom. Als ik de voor mij magnetisch geworden lieveling vanwege een gesloten raam niet kon zien en niet van kon genieten dan was m’n stemming totaal bedorven. Teleurgesteld en somber gestemd ging ik dan m’n huiswerk of andere bezigheden doen. Zo het raam weer openstond voedde de aanblik van wat me was gaan obsederen mij als weinig andere attracties. Soms werd het me gewoon te veel en vluchtte ik weg van het raam.

2.
Op een goede dag werd ik geroepen door deze buurvrouw, een uit de Antillen teruggekeerde groot-modiste die vanwege veel opdrachten dag en nachtvoor haar electrische naaimachine zat. Vriendelijk vroeg ze me om wat ontbrekend naaigerei voor haar te gaan kopen bij Singer aan de Gravenstraat. Paljetten, rikrak, statiekoord en garen waren het benodigde op de lijst die ze me meegaf. Deze kledingopdracht moest dringend af. Ik stemde toe, nam het geld en begon de deur uit te lopen toen ze zei: “Wacht even…” Ze stond op en vroeg me naar boven te gaan en een aldaar staande herenfiets naar beneden te brengen. Dat deed ik en zag een qua bouw, gestroomlijnde fiets staan zonder bagagedrager zodat ie iets sportiefs had. Nadat ik hem grondig in ogenschouw had genomen daalde ik de trap af ermee en wilde hem tegen een muur plaatsen toen ze me uitlegde dat ik met die fiets de boodschap kon gaan doen. Had ik haar goed gehoord? Sprakeloos keek ik haar aan. Ze was weer aan de machine gaan zitten. Verder liet ik niets blijken, maar wat toen in me omging is beyound words. Ik moest me met alle macht inhouden om van geluk niet op m’n knieën te gaan en haar te bedanken voor dit groots moment in m’n jongensleven. Het kleine stukje lopen naar de straat deed me al ettelijke keren slikken van stille opwinding. Dit was te mooi om waar te zijn. De hele wereld lachte me toe. En ik wilde gezien worden tijdens deze luxe-rit. Langzaam rijdend op deze zo lang begeerde fiets (geen enkele andere!), naar en door het centrum voelde ik me onaantastbaar en trots als een pauw. Genoot met diepe teugen van elke geruisloze trapbeweging, vasthouden van het stuur, de bel, het berijden. Zowat alles wat ik had gedagdroomd. Zo voelt men zich in een zeppelin was m’n conclusie. Zelden heb ik me zo triomfantelijk gevoeld en zo gezegend. Dit was topgenot en verhief zich ver boven alle muzikale, erotische e.a. meeslepende sensaties van die periode. Ik moest me weliswaar uit alle macht beheersen om geen rondjes te gaan rijden in Palmentuin, vandaar verder de Combé in en terug naar Gouvernementsplein. Bij de Marinetrap pronkerig afstappen en doen alsof die fiets mijn eigendom was om pas een uur later met de gekochte spullen terug te keren met als verontschuldiging, platte band of ketting-gedoe etc. Buurvrouw zou zeer verontrust zijn geworden. Enfin…ik bleef de verzoeking de baas en kon die morgen niet verleid worden tot stoute dingen.

Eenmaal terug thuis, bracht ik deze fiets die me zo was gaan obsederen weer keurig naar de zolder van de buurvrouw die me uitvoerig bedankte. Ja, dagdromen komen soms uit en hoe! Het was tevens een afscheid van die fiets. Want ik voelde me genezen van die obsessie om er mee te moeten rijden. Alle verdere interesse was weg. Ik was bevrijd. Einde relatie met een functioneel ding dat je zonder omkijken laat voor wat het is. In tegenstelling tot een relatie met een ander mens die niet zomaar aan de kant mag worden gezet.
R.I.P. lieve buurvrouw.

Ed Hart – Tortuga (2)

Teruggekeerd
Als een gehavend schip
Met in het ruim
Hoog-opgestapeld verdriet,
Leek alles onveranderd.

De bougainville nog in volle bloei
En al het andere vertrouwde
Dat mij zonder enig verwijt
Weer omringde.

Slechts het uitzicht op de zee
Herinnerde aan toen ik
Dit alles verliet en mezelf blindelings
verloor in Tortuga aan jou.

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter