blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Hagenaars Albert

Een bundel met loopbruggen

Over Beelddicht van Winarko Bazoeni Boesrie

door Albert Hagenaars

Een van de spannendste confrontaties in de poëzie is die tussen twee waardesystemen met grote onderlinge verschillen. Denk aan het onderscheid tussen bijvoorbeeld liefdeslyriek en sociaal realistische heilzangen, of tussen religieuze gedichten en onderzoeken die de taal zelf centraal stellen. Poëzie uit een ander werelddeel dan dat van de lezer kan een nog grotere kloof laten zien en daarmee een groter beroep doen op het interpretatievermogen.

read on…

Gedichten over eilanden (III)

Bonaire

door Albert Hagenaars

Bonaire, dit ruim met natuurschoon bedeelde eiland met behalve Nederlandse ook Spaanse en Britse invloeden, kent een kleine bevolking, slechts ruim 13.000 inwoners die bijna allemaal in de meer kernen tellende hoofdplaats Kralendijk wonen, maar was goed voor toch nog zeven bijdragen aan de bloemlezing Vaar naar de vuurtoren. De oproep in de titel kan op vijf verschillende manieren gerealiseerd worden want hoewel lang niet alle eilanden een vuurtoren bezitten, heeft Bonaire er maar liefst vijf, waarvan de Willemstoren uit 1838 de bekendste is. Drie torens zijn zelfs onlangs gerenoveerd en werken inmiddels op zonne-energie. Als daar geen nieuwe poëzie uit voortkomt…

read on…

Gedichten over eilanden (I)

Curaçao

door Albert Hagenaars

Eilandgevoel, dat is het onbetwiste trefwoord voor de anthologie Vaar naar de vuurtoren met gedichten en volksliederen over álle eilanden van het Koninkrijk der Nederlanden. Het zijn er 12, verdeeld over het Caribisch gebied en Nederland zelf, waarvan twee met een actueel verse status. Curaçao en Sint-Maarten werden namelijk landen binnen het koninkrijk.

Geholpen door kenners ter plaatse verzamelde Klaas de Groot, die ook het nawoord met verantwoording schreef, een opvallend groot aantal teksten: Ameland (8 stuks), Aruba (12), Bonaire (7), Curaçao (14), Rottum (6), Saba (7), Schiermonnikoog (8), Sint-Eustatius (4), Sint-Maarten (4), Terschelling (11), Texel (11), Vlieland (9). De room op het geheel is een slotdeel (8) dat een algemeen perspectief biedt. Dichters van faam, o.a. Arion, Bernlef en Slauerhoff, staan naast plaatselijke grootheden als Gré Buitenwerf en Cecile Peterson.

Het motto voorin, van Cola Debrot, is zo goed gekozen dat ik het wel moet citeren. De originele tekst luidt: ‘Ami gusta un cos / I abo gusta e mes cos / ma kiko e cost a cu nos gusta / lo keda un secreto entre nos dos’. In de Nederlandse versie van Carel de Haseth komt dat, hoewel hij niet letterlijk vertaalde, niet minder treffend over: ‘Ik houd ergens van / en jij houdt van hetzelfde / maar wat het is waar wij van houden / blijft een geheim tussen jou en mij’.

Curaçao, dat dus qua aantal bijdragen aan kop gaat, krijgt de onverdeelde aandacht van, in alfabetische volgorde: Frank Martinus Arion, Oswin ‘Chin’ Behilia, Oda Blinder, Charles Corsen, Lucille Haseth, Carel de Haseth, Elis Juliana, Antoine A.R. de Kom, Pierre A. Laufer, Boeli van Leeuwen, Walter Palm, Myra Römer, Andries van der Wal en Guillermo E. Rosario. De naam van laatstgenoemde is verbonden aan het volkslied van het eiland, dat door Rose Ellen Evertsz-Jonkhout en Margaret Grace Jonkhout in het Nederlands werd vertaald en hier eveneens afgedrukt. Aan deze van trots en zelfvertrouwen blakende ‘Himno di Korsou’, die inmiddels alleen in het Papiaments gezongen mag worden, werkten opvallend veel personen mee, iets wat in dit boek helaas onduidelijk blijft, waardoor het ten onrechte alleen aan Guillermo Rosario toegeschreven kan worden. De historie in een notendop: de Nederlandse broeder Radulphus schreef al in 1898, ter gelegenheid van de kroning van Wilhelmina, de tekst op het stramien van, godbetert, een Tyrools lied. In de jaren dertig componeerde broeder Candidus Nouwens dan de tegenwoordig gebruikte melodie. In 1978 gaf de regering tenslotte een commissie, bestaande uit Guillermo Rosario, Mae Henriquez, Enrique Muller en Betty Doran, de opdracht de tekst te herzien, opdat die beter paste bij de veranderde politieke en maatschappelijke context. Van deze versie, die een tijdlang voor alle zes de Nederlandse Antillen gold, worden tegenwoordig meestal alleen de eerste, tweede, zevende en achtste strofe gezongen.

De literair beste bijdrage over het eiland is van Boeli van Leeuwen (1922-2007), die als prozaïst een grote hoogte bereikte maar dus ook als dichter weet te imponeren, en dat terwijl hij zich nauwelijks in deze discipline uitte. Van hem is ‘In dit licht’ opgenomen, gekozen uit de gelijknamige publicatie met foto’s van Carlos Tramm (Uitgeverij ICS, 1995). De titel geeft al aan welk aspect van Curaçao centraal staat en dat is niet vreemd gezien de aandacht in zijn werk voor kijken, góed kijken, zién dus, en inzien, doorzien maar ook ontzien:

In dit licht
Op zulk een schrale harde bodem
ging, op een ezel wiegend,
Jezus aan de mens voorbij.

sindsdien kan niemand
hoog te paard gezeten
over dorre bodem gaan:
geen paard krijgt vleugels in het gruis van deze gronden
geen ruiter stijgt in hoogmoed uit het stof.

verschuilen kan zich niemand onder deze hemel:
een bol en strak gespannen suizelend plafond
gekoepeld om een bronzen ruimte
waarin zonnen exploderen
en ’t gesmolten licht doen spatten in de zee.

in dit licht zijn alle dingen zoals ze zijn
en niet zoals wij ze willen dromen
en wij zijn ook niet meer dan wat wij zijn:
morituri op een eiland in de zee.

dit is geen land van melk en honing
maar van sprinkhaan en profeet
dit is geen land waar gras
het stof der aarde camoufleert
en waar zachte grijze wolken
tussen mensen en vuur geschoven zijn.

wij staan hier naakt op deze rots.

In plaats van een weelderige taal die nogal eens met de tropen geassocieerd wordt, vergast Van Leeuwen de lezer op schraal, hard, profetisch, om niet te zeggen calvinistisch aandoende beelden en beschrijvingen, die indringend genoeg zijn om hun werking niet meer te laten vergeten.
Dat dit maar één perspectief is waarvoor Curaçao zich leent, bewijzen met name Arion, die in ‘Eiland van mijn dromen’ wel een plaats aan nachtelijke voorstellingen en wensen geeft, én aan de lach, en De Kom, in wiens beeldenrijke ‘Blauwbaai’ de branding tevens de grens van leven en dood wordt. Oswin Behilia sluit met de beschrijvende zang van ‘Zikizá’ meer bij de Latijns-Amerikaanse traditie aan en Myra Römer laat Papiaments en Nederlands samenvallen in één gedicht. Hoewel er zeker, zowel inhoudelijk als vormtechnisch, overeenkomsten tussen de bijdragen te ontdekken zijn, is het onderscheidend vermogen van elk groot genoeg om er relevante leeservaringen aan te kunnen koppelen. Daar schuilt de grote verdienste van samensteller Klaas de Groot.

Alle teksten in Vaar naar de vuurtoren werden in de originele taal afgedrukt, die in het Fries en Papiaments tevens in vertaling, de Engelse niet. John Jansen van Galen schreef een hoogst vermakelijk voorwoord aan de hand van eigen eilandervaringen en dat blijken er vele te zijn.

Het resultaat is een in alle opzichten afwisselend boek dat velen zal boeien én zelfs de koffers doen pakken!

Klaas de Groot (red.), Vaar naar de vuurtoren – gedichten over eilanden
978-9062-656585
Haarlem: In de Knipscheer, 2010
€ 18,50

[ook in Confetti, jrg. 1, nummer 12, december 2010]

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter