Op donderdag 27 mei 2021 ondertekenden Rita Rahman, voorzitter van de Werkgroep Caraïbische Letteren, en... Lees verder →
Een eigen tijdschrift voor Surinaamse geschiedenis en cultuur: His/her Tori
door Els Moor
His/her Tori, nr 1 verscheen in juni 2010. Het is een belangrijke, zelfs feestelijke gebeurtenis, de verschijning van het eerste nummer van een tijdschrift voor Surinaamse geschiedenis en cultuur, van binnen uit. ‘Is het het begin van iets moois, of het einde van een leuk idee?’, is de best wel realistische vraag in het ‘ten geleide’ van de redactie die bestaat uit Jerome Egger (links op de foto naast Harold Jap A Joe), Eric Jagdew en Hilde Neus-van der Putten. Een Surinaams tijdschrift met bijdragen van in Suriname schrijvende gevestigde en beginnende deskundigen, dat is de grote uitdaging en het is een geruststellend feit dat het Instituut voor Maatschappijwetenschappelijk Onderzoek ( IMWO) van de Anton de Kom Universiteit van Suriname onderdak biedt aan dit initiatief.
Geschiedenis is voor iedereen: voor hem (his) en haar (her), voor jong en oud, voor studenten en geïnteresseerden. Aan ons allen de taak om dit tijdschrift levend te houden. Niet alleen op het IOL en de universiteit, maar ook op middelbare scholen, in bibliotheken en in boekwinkels moet het aanwezig zijn, zodat iedereen er kennis van kan nemen. De medewerkers zijn docenten en studenten en belangrijk is het dat het tijdschrift ‘leesbaar’ is, dus niet vol staat met voor de gewone lezer onbegrijpelijke wetenschappelijke termen.
Hieronder volgen besprekingen van de artikelen.
‘Een verdwenen tak van de Surinaamse literatuur: Volksepen en volkstoneel in Suriname’ door Narinder Mohkamsing
Dit artikel gaat over hindostaanse orale volksliteratuur. Het is jammer dat de titel dat niet aangeeft. De Surinaamse volksliteratuur houdt wel wat meer in dan wat oorspronkelijk uit India kwam. Het artikel geeft veel informatie, overzichtelijk ingedeeld met duidelijke tussenkoppen. Mohkamsing geeft een overzicht van de volksliteratuur in India en vervolgens die binnen de hindostaanse literatuur in Suriname. Een belangrijk onderscheid dat hij geeft is dat in een ‘grote traditie’, van de hogere klassen, in het Sanskriet, een klassieke taal en een ‘kleine traditie’ in regionale talen en dialecten. Tot de ‘grote traditie’ behoort bijvoorbeeld Rám-lí, spel van Ráma, dat jaarlijks wordt opgevoerd in Suriname, pas geleden nog te Leiding 9, verdeeld over zeven dagen . In het artikel wordt informatie gegeven over de uitvoeringspraktijken, vooral tijdens de contractperiode, met alle ups en downs van dien. Tot slot beschrijft Narinder Mohkamsing de inhoud van de verschillende verhalen. Rijk materiaal dus, met een uitgebreide literatuurlijst. Het artikel is geen essay; het geeft geen visie, geen lijn en het gaat als een nachtkaars uit, geen slot, conclusie of terugblik.
‘Renovelling the Past: A Suriname woman rewriting history’ door Hilde Neus
Dit artikel, nota bene over het werk van Cynthia McLeod, staat in het Engels in het tijdschrift. Dat misstaat wel, vind ik en bovendien lezen mensen hier graag over het werk van Cynthia McLeod en dan is het toch het prettigste in een taal die je dagelijks spreekt en leest. Het is een verkorting van de presentatie die Hilde Neus hield in mei 2008 op de ACWWS-conferentie (over literatuur van vrouwen in het Caraïbisch gebied) te Grenada .
Hilde Neus begint met een overzicht van historische romans vóór Hoe duur was de suiker. Dan brengt ze ons terug naar de presentatie bij VACO in de Domineestraat in 1987. Een moeilijke tijd; suiker was schaars. In de etalage van de winkel stonden papieren zakken met zand in verband met de titel van de roman, maar natuurlijk dachten veel mensen dat er suiker in was. Gevolg: dikke rijen voor de winkel!
Uiteraard is er een samenvatting van de inhoud en de plaats binnen de historie. Bekende stof voor de lezer! Hoe duur was de suiker is immers de meest populaire roman hier geworden. In het begin ging het bezoek van hand tot hand. De eigen historie wordt er op een boeiende manier van binnen uit in beschreven, met veel Sranan erin. Helemaal in die moeilijke tijd, maar ook nu nog spreekt dat de Surinaamse lezer aan. Neus geeft ook de receptie weer: hoe werd het boek ontvangen door critici. Dat was hier heel positief, later in essays ook zakelijker en afstandelijker en in Nederland kritischer. Michiel van Kempens recensie heeft als laatste zin dat Hoe duur was de suiker geen literatuur is. Dat verwekte hier woede. (Van Kempen op de foto in het midden, rechts Mc Leod, links Jit Narain.) In het artikel staat leuke beelden voor verschillende visies op literatuur. Die in Europa lijkt op een ui. Met vele lagen, die je afschilt en dan kom je tot de kern, waardoor je gaat huilen! Hier heb je suikerriet. Een lange steel met segmenten, geen lagen; gewoon van top naar wortels, stevige wortels en het suikerriet zelf smaakt zo lekker zoet! Een goed artikel dus, jammer van het Engels.
‘Van Vernederlandisching naar Surinamisering: Het geschiedenisonderwijs in Suriname’door Eric Jagdew
Ook dit is een heel bruikbaar artikel. Het geeft een overzicht van de ontwikkeling van het onderwijs in Suriname in het algemeen in verschillende periodes. Van ‘onderwijs binnen de slavenkolonie’ tot en met’ Onderwijs binnen de soevereine staat Suriname na 1975’. Die ‘Vernederlandisching’ staat geboekt van 1863 tot 1945. Het koloniale bestuur voerde toen zo’n politiek Zwijgzame onderdanen, dat wilde Nederland en in die tijd kwamen er ook veel broeders en priesters die vanuit christelijke visie onderwijs gaven. Geschiedenis komt pas laat op het Europese rooster en dient vooral om vaderlandslievendheid aan te kweken. Na 1945 wordt het onderwijs, en ook het geschiedenisonderwijs steeds meer eigen, Surinaamser en nu is die ontwikkeling al ver gevorderd. Goed dat dit allemaal zo overzichtelijk is vastgelegd, met een lange literatuurlijst erbij.
‘Acht december 1982 in de geschiedschrijving van Suriname’ door Jerome Egger
Jerome Egger valt met de deur in huis en is verder ook steeds ‘to the point’ in dit praktische en goed leesbare artikel. Geen vage inleiding, in de eerste zin al de kern: ‘De geschiedenis van Suriname na de militaire coup van 25 februari 1980 is niet voor iedereen een gemakkelijk onderwerp om over te praten’. Ook binnen het onderwijs, voj en vos, geeft dit problemen, hoewel de leerlingen en studenten graag informatie erover willen. De gebeurtenissen uit die tijd, vooral van 8 december 1982 liggen vaak nog gevoelig en studenten staan er totaal verschillend tegenover, door hun leeftijd en door hun houding ten opzichte van de huidige president van Suriname. Egger heeft besloten de mo-B-opleiding geschiedenis via een module met deze stof bezig te laten zijn, ‘Historiografie van Suriname voor mo B-studenten’. Surinamers moeten zelf hun standpunt over gevoelige zaken in de historie kunnen bepalen. Daarom liet Egger zijn studenten (14, in verschillende leeftijden, waarvan 12 al lesgeven) veel artikelen lezen, vooral over de gebeurtenissen rond 8 december 1982. Vooral veel artikelen van hier, met verschillende meningen. Daarnaast gebruikte Egger de documentaire Het dilemma van Fred Derby (2003), gemaakt door Sandew Hira en Yvette Foster. Met het materiaal gingen de studenten aan het werk. Alle studenten schreven een essay en enkele hielden een presentatie met discussie. Heel duidelijk was hoe groot de meningsverschillen waren. Hoe ga je daar in de klas mee om? Dat was het grote dicussiepunt. Docenten zelf moeten zo neutraal mogelijk zijn, was een belangrijke conclusie. Egger zelf straalt dat op een voortreffelijke manier uit in zijn artikel. Hij geeft belangrijke conclusies: dat studenten geleerd hebben kritisch om te gaan met geschreven materiaal over de eigen geschiedenis en hoe bruikbaar ook audiovisuele producties zijn in een klassensituatie. Een artikel dat niet alleen over moeilijke geschiedenisstof gaat, maar vooral over het vinden van de ideale didactiek voor zulke lessen..
‘Wilfred Teixeira en de ontwikkeling van het toneel- en hoorspel in Suriname’door Eartha Grootfaam
Van Eartha Grootfaam is het artikel over Wilfried Teixeira. Het is een bewerking van haar afstudeerscriptie voor mo-a geschiedenis. In een tijd waarin vooral Europees toneel in Suriname aanzien had, heeft Wilfred Teixeira (1920) werkelijk Surinaamse toneel (zowel wat taal als inhoud betreft) geïntroduceerd, zelfs in Thalia. Zijn stukken zijn in het Sranan en gaan vaak over voor gewone mensen herkenbare maatschappelijke toestanden. Teixeira is ook 24 jaar lang actief geweest als schrijver en producent van hoorspelen. Ook die gaan meestal om dagelijkse problemen. Velen zullen hem nog kennen van populaire series, zoals Famirie Misma. Veel mensen bleven ervoor thuis! Eartha Grootfaam benadrukt in haar artikel dat Teixeira het fundament gelegd heeft voor wat we nu kennen als ‘echt Surinaams toneel’. Wilfred Teixeira is nu 90 jaar en heeft vele onderscheidingen gekregen tijdens zijn lange loopbaan. Wat volgens mij in zo’n artikel niet thuishoren zijn ups en downs van Teixeira’s ambtenarencarrière. Liever was Grootfaam dieper op de thematiek van zijn toneel- en hoorspelen ingegaan dan de lezers te vergasten op minder leuke details in zijn werkleven. Die horen thuis in een uitgebreide biografie.
‘Van inheems dorp naar stedelijke woonwijk: Bernarddorp nader bekeken’ door Meredith Woei
Ook dit artikel, over de ontwikkeling van Bernarddorp, inheems dorp in de Para (foto hierboven), is de bewerking van een mo-a- geschiedenisscriptie. Het is een leuk artikel. Je kunt de geschiedenis van Bernarddorp zien als een miniatuur van die van het hele land Suriname: ondanks verschrikkelijk veel dyugu dyugu op bestuurlijk gebied, heeft het dorp zich ontwikkeld tot een modern dorp met electriciteit, waterleiding en telefoonaansluiting, ‘echte’ huizen en een bevolking die niet afhankelijk is van kostgronden. Bernarddorp ontleent zijn naam aan een bezoek van prins Bernard in 1950, die zo graag een ‘echt’ inheems dorp wilde zien. Ook de dyugu dyugu rond zijn bezoek, de financiële bijdrage die hij wel of niet deed en die in ieder geval het dorpsbestuur nooit bereikte, zijn herkenbare zaken die eigenlijk nu nog spelen in de verre inheemse dorpen van ons land.
Het blad wordt afgesloten met een recensie vaneen studente in het kader van de module ‘recensies schrijven’ en een fotoreportage van de 40ste ACH (Association of Caribbean Historians) Conferentie in 2008 in Paramaribo. Of dit hier passende bijdragen zijn? Ik twijfel.
Tot slot:
Wij feliciteren de redactie van His/her Tori met dit eerste nummer waarin leerkrachten, studenten en geïnteresseerden stof kunnen vinden die interessant is, maar vooral bruikbaar voor onderzoek en onderwijs. Veel achtergronden worden er gegeven, maar ook praktische aanwijzingen. Jan Bongers en Ton Wolf hebben hun werk goed gedaan: er zitten nauwelijks onrechtmatigheden in betreffende taal en stijl. Het kan natuurlijk altijd nóg beter. Hopelijk gaat de redactie zelf ook grondig evalueren. Welke lengte moeten artikelen hebben, wel of niet in het Engels, of ook een Engelse versie voor de landen in de buurt? Samen oefenen in echt boeiend schrijven zou ook een idee zijn. ‘Het begin van iets moois? Of het einde van een leuk idee?’ Het eerste, hoop ik!
IMWO/ADEKUS: His/her Tori. Tijdschrift voor Surinaamse geschiedenis en cultuur. Nr.1, juni 2010