blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Gomes Patricia

Na de zweep de welvaart

Nieuw onderzoek naar de Atlantische slavenhandel toont dat de impact op de Nederlandse economie allerminst marginaal was. Een mijlpaal volgens onderzoekers. En belangrijk: zonder activisten was dit niet onderzocht.

door Niels Matthijsen read on…

Amsterdam & slavernij


31 mei t/m 15 augustus 2013

Op 1 juli 2013 is het honderdvijftig jaar geleden dat de slavernij in Suriname en op de Nederlandse Antillen werd afgeschaft. Slavenhandel en slavernij maakten in de zeventiende en achttiende eeuw een belangrijk onderdeel uit van de Amsterdamse economie.
De weerslag hiervan is te vinden in de archieven van de stad, van families en van handelshuizen. Deze zomer besteedt het Stadsarchief uitgebreid aandacht aan de Amsterdamse betrokkenheid bij het slavernijverleden, met een themawebsite, presentaties in de Schatkamer en de Centrale Hal en een aantal bijeenkomsten.
Toegang is gratis
 
 

Bijeenkomsten

  • 24 juni: Première Slavenschip Leusden , sabi yu historia
    Maandag 24 juni gaat in het Stadsarchief Amsterdam de documentaire Slavenschip Leusden, sabi yu historia in première. Twee jonge Nederlandse filmmakers Carlien Megens en Erwin Veenstra zochten dit voorjaar mee naar de immateriële overblijfselen van de grootste Nederlandse scheepsramp aller tijden. Slavenschip Leusden verging in 1738 bij de monding van de Marowijnerivier. De bemanning overleefde de ramp, maar timmerde vóór het zichzelf in veiligheid bracht de luiken van het ruim dicht. Bijna 700 mensen verdronken in de buik van het schip. De première is besloten
  • 26 juni: Slavernijverleden op de kaart / Mapping slavery history
Vorig jaar presenteerden studenten Geschiedenis van de Vrije Universiteit onderleiding van Prof. Dienke Hondius de eerste kaart van slaveneigenaren woonachtig in Amsterdam ten tijde van de afschaffing van de slavernij in 1863. Het onderzoek ging door; nieuwe kaarten worden nu getoond. Een allereerste geprinte versie wordt aangeboden aan enkele bijzondere gasten, waaronder het bestuur van NiNSee, en prof.dr. Stephen Small.
Woensdag 26 juni 2013, 15.00-17.00 uur, Bodeplein (tweede verdieping Stadsarchief Amsterdam.
  • 30 juni: Symposium: Cultureel trauma? Trans-Atlantische Slavernij in perspectief
    Tijdens dit symposium worden de gevolgen van de slavernij besproken vanuit een historische en sociaalpsychologische benadering en is er specifieke aandacht voor de manier waarop superioriteitsdenken en negatieve zelfbeelden aan opeenvolgende generaties worden doorgegeven – vanuit het gezichtspunt van witte en zwarte afstammelingen.

De Trans-Atlantische slavernij raakt immers beide groepen. Maar in het maatschappelijke debat lijkt slavernij vooral van betekenis te zijn voor de zwarte nazaten, terwijl de afschaffing van de slavernij mede door toedoen van witte voorouders tot stand is gekomen. Nadruk op een gedeelde geschiedenis kan de huidige maatschappelijke problemen die de erfenis van de slavernij veroorzaakt wegnemen. Zo kan de weg worden geplaveid voor een herdenking van de afschaffing van de slavernij door alle bevolkingsgroepen in ons land.

Dit symposium wordt georganiseerd in samenwerking met FORUM, de Vrije Universiteit en de Universiteit van Amsterdam, het Institute of Cultural Heritage & Knowledge en Patricia D. Gomes. Het is een van de kennisactiviteiten in het kader van de herdenking van 150 jaar slavernijverleden.
Datum: 30 juni 2013
Tijd: 10:00 – 18:00 uur

Symposium Cultureel trauma? Trans-Atlantische Slavernij in perspectief

Tijdens het symposium Cultureel trauma? worden de gevolgen van de slavernij besproken vanuit een historische en sociaalpsychologische benadering en is er specifieke aandacht voor de manier waarop superioriteitsdenken en negatieve zelfbeelden aan opeenvolgende generaties worden doorgegeven – vanuit het gezichtspunt van witte en zwarte afstammelingen. read on…

Vreemdelingen in het paradijs (17)

door Willem van Lit

In dit 17e vervolg de kritische kijk van Gert Oostindie op het psychotrauma van de slavernij. Na deze aflevering nog twee om deze reeks van hoofdstuk 4 vol te maken.

“Een militante narratieve strategie”
De historicus Gert Oostindie stelt dat men vraagtekens kan zetten bij het collectieve slaventrauma op de Nederlands Caribische eilanden. Hij benadrukt dat de Atlantische slavenhandel specifieke kenmerken heeft, die deze vorm ook uniek heeft gemaakt. Deze kenmerken betreffen de koppeling van deze handel aan het vroegkapitalisme, dat hierdoor ook experimenteerde met innovatieve vormen van industrialisatie (zoals het bijna fabrieksmatige transport van mensen zelf, maar ook de intensieve vormen van landbouw op plantages). Hierdoor werden in relatief korte tijd grote aantallen mensen verscheept (circa 11 miljoen in 350 jaar). Voorts was een cruciaal kenmerk de verbinding met het racisme: het was raciale slavernij van mensen die inferieur werden geacht[1]. En dit racisme verdween niet plotseling na het afschaffen van de slavernij. Maar dit gegeven is nog geen reden om het over een collectief trauma te hebben. Oostindie gebruikt in dit verband de volgende woorden: men gebruikt “een militante narratieve strategie (…) om deze geschiedenis te verbinden aan de holocaust, die open zenuw van de moderne westerse geschiedenis”[2].De term zwarte holocaust, die door Noord-Amerikanen van Afrikaanse oorsprong is geïntroduceerd, doet geen recht aan de historische werkelijkheid: “het systeem van de Atlantische slavenhandel en slavernij (werd weliswaar) gekenmerkt door gewetenloos cynisme, maar anders dan de holocaust niet was gericht op genocide. Het ging juist om de optimale uitbuiting van gevangen genomen Afrikanen en hun nazaten”[3]. Cynisch, inderdaad, ook als wordt gezegd dat men goed wilde zorgen voor hun gevangenen, maar het is geen massale en op industriële wijze georganiseerde uitroeiing van groepen mensen. Met de verwijzing naar de holocaust eist men op een harde en indringende wijze de aandacht op.

Oostindie zegt ook dat er boeken en publicaties verschijnen die in hun drang het onderwerp naar voren te brengen naast indringende en opvallende illustraties teksten hebben die – naast dat ze het verhaal van slavernij vertellen – ook moraliseren of die stellingen betrekken die niet altijd wetenschappelijk zijn onderbouwd. Hij noemt onder andere Clark Accord en Nina Jurna, Hilde Neus-van der Putten en Patricia Gomes. Deze roep om attentie, maar ook van een andere soort (zoals sommige recente tentoonstellingen of tv-programma’s)[4] heeft de gedachte op gang gebracht van het bestaan van een psychisch trauma bij de nakomelingen van de slaven. Een dergelijk trauma komt “tot uiting in minderwaardigheidsgevoelens, psychische blokkades en ontkenning van het verleden, een zwakke gezinsstructuur, een geringe ondernemingszin en meer zulke factoren (…)”[5]. Ook de ongerichte woedeaanvallen en lethargie als gevolg van beschaming zouden hiervan uiting zijn. Voorts de redenering dat de nawerking van de slavernij tot trauma leidt en dat weer tot matrifocaliteit en vervolgens tot afwijkend (crimineel) gedrag is te simpel. Matrifocaliteit is het fenomeen dat de (jonge) moeders er in het gezin alleen voor staan omdat vaders door hun veelvuldige afwezigheid slechts een marginale bijdrage leveren aan de zorg voor kinderen en de moeders. Een dergelijke sociale mechaniek kan niet uit de slavernij worden verklaard[6].

Oostindie noemt zes factoren of redenen die het moeilijk maken te spreken van een transgenerationeel, eenduidig, collectief en universeel post-slavernij-psychotrauma[7]. Deze redenen zijn:

– Verwijzingen naar het trauma zijn vaak speculatief en niet specifiek: het blijft onduidelijk wie van de nazaten zich waarom en in welke mate, bewust of onbewust slachtoffer voelt.
– Veel beelden van de slavernij zijn gegeneraliseerd en gevormd naar Noord-Amerikaanse ideeën erover, terwijl de slavernij naar aard en impact in de Atlantische zone niet overal hetzelfde was. Men kan dus geen “uniforme nawerking” verwachten.
– Slavernij was niet zomaar onthumaniserend. Er zijn tal van voorbeelden dat afgevoerde Afrikanen en hun nakomelingen tot verzet zijn gekomen en dat ze door allerlei vormen van actief of lijdelijk verzet een aanzienlijk deel van hun cultureel leven, denkbeelden, houding en creativiteit hebben kunnen handhaven en uitbreiden.
– Juist de slaven in het Caribische gebied konden in de loop van de tijd steeds meer vrijheid en bewegingsruimte ontwikkelen waardoor ze weer redelijk in staat waren autonoom en zelfstandig te beschikken over de eigen zaken.
– Uit onderzoek is naar voren gekomen dat een cultureel of collectief trauma sterk samenhangt met het “proces waarin gebeurtenissen uit het verleden al dan niet worden getransformeerd tot een collectief beleefd (cultureel) trauma”. Het al dan niet duidt op de twijfel, namelijk dat niet álle betrokken collectiviteiten hetgeen hun voorouders is overkomen als traumatisch ervaren. De beleving van het trauma is sterk afhankelijk van de manier waarop slachtoffers en hun nazaten er betekenis aan hechten.
– De vraag komt op of de traumata over generaties heen zo gemakkelijk overdraagbaar zijn. Onderzoek bij andere groepen die slachtoffer zijn geweest van sterk onthumaniserende omstandigheden (onder andere bij de holocaust) konden het meestal wel opbrengen hun kinderen en kleinkinderen af te schermen.

Oostindie zegt dat wetenschappelijke verankering voor de bewering van een dergelijk trauma ontbreekt en hij pleit dus voor een serieus en uitgebreid onderzoek. Dit pleidooi lijkt in lijn te zijn met wat Jandi Paula hierover zegt, hoewel de uitgangsstelling hierbij wel anders is. Paula beweert dat er juist wel sprake is van een trauma en voegt andere criteria toe voor een dergelijk onderzoek. (Zijn opvatting hierover is in dit hoofdstuk al aan de orde gekomen).

(wordt vervolgd).

[1] Prof. Dr. G.J. Oostindie, Slavernij, canon en trauma, pag. 5/6

[2] Oostindie, Slaven van het schuldgevoel, witte en zwarte versies van het koloniaal verleden, pag. 20.

[3] Oostindie, Slaven van het schuldgevoel, pag. 20.

[4] Oostindie noemt onder andere tentoonstellingen in het Scheepvaartmuseum, het Tropenmuseum en het Rotterdams Wereldmuseum, waarbij “de in algemene zin evenwichtig gepresenteerde historische informatie wordt ingebed in een meer moraliserend betoog over schuld en verdoezeling. Er is veel aandacht voor wat samenstellers aanmerken als hedendaagse erfenissen, variërend van racisme en traumatisering van de nazaten tot onderontwikkeling van de betrokken landen in het zuiden. Meningen en gevoelens krijgen ruim baan. Voor een wat meer gedistantieerde afweging is minder ruimte”. Oostindie, Slaven van het schuldgevoel, pag. 21.

[5] Oostindie, Slaven van het schuldgevoel, pag. 21.

[6] Oostindie, Slavernij, canon en trauma, pag. 15 en 16.

[7] Oostindie, Slavernij, canon en trauma, pag. 13 en 14.

Volksuniversiteit Amsterdam geeft cursus Surinaamse Geschiedenis

Waarom hebben de Surinamers in 2010 een veroordeelde drugscrimineel tot president gekozen? En waarom is het land nog steeds zo arm terwijl het rijk is aan grondstoffen en Nederland miljarden aan ontwikkelingshulp heeft gegeven? Deze en andere vragen zullen we in zes lessen behandelen. We beginnen met de slavernij, het staatstoezicht en de contractarbeid. Daarna behandelen we het verzet tegen onderdrukking, culturele en politieke bewustwording, nationalisme, etnische verdeeldheid, de onafhankelijkheid in 1975, de staatsgrepen, de decembermoorden, de Binnenlandse Oorlog en de economische heroriëntatie. We eindigen de cursus met een discussie over de huidige politieke ontwikkelingen.
Deze cursus bestaat uit 6 lessen door mevrouw drs. Patty D. Gomes op de maandagavond vanaf maandag 6 februari van 19.30-21.30 uur. De cursus vindt plaats op de Rapenburgerstraat 73.

Prijs: € 105,-. (prijs voor 65-plussers: € 90,-).
Bent u geïnteresseerd in deze cursus, stuurt u dan een e-mail naar het secretariaat@vua-ams.nl o.v.v. uw naam, adres, telefoonnummer en geboortedatum en het betreffende cursusnummer 5081 en wij zullen dan een plaats voor u reserveren!
U kunt natuurlijk ook langskomen bij onze balie op de Rapenburgerstraat 73: geopend van 10-16 uur.

Zwarte emoties en wit onderzoek gaan lastig samen

door Harmen Boerboom

Er is al heel veel over gezegd, maar de discussie gaat door: is de NTR-televisieserie De Slavernij te genuanceerd? Te ‘wit’? Of anders op zijn minst: te weinig ‘zwart’? Dinsdagavond mochten de deskundigen en de mensen in de zaal van debatcentrum ‘De Rode Hoed’ te Amsterdam opnieuw de degens kruisen.

Prem Radhakishun (“Mijn voorouders zijn vrijwillig op de boot naar Suriname gestapt, dus ik mag er niet over meepraten”) leidde de discussie. De zoveelste in een reeks waarin voor- en tegenstanders argumenten en emoties met elkaar uitwisselden. “En dat is nu juist het probleem in deze discussie,” zegt Henk den Heijer, hoogleraar maritieme geschiedenis in Leiden. “Het is een debat over zwarte emoties en wit onderzoek.” Boe-geroep uit de zaal valt hem ten deel.

Wetenschappelijk bewijs
Den Heijer probeert nog om zijn uitspraak te onderbouwen met een voorbeeld. “In een gastenboek van een oud fort in Afrika, waarheen Afro-Amerikanen een ‘Heritage-reis’ kunnen maken, las ik tal van beschrijvingen van afschuwelijke praktijken die zich op die plek zouden hebben afgespeeld. Verkrachting, afranseling en ga zo maar door. Wetenschappelijk bewijs ontbreekt, maar wees eerlijk: als je daar gids bent, dan vertel je natuurlijk ook een beetje van hetgeen je gasten van je verlangen en willen horen. En zo gaat het zijn eigen leven leiden en wordt het ‘de waarheid’.”

“Maar juist dit soort nuances lijken voor de huidige generatie van slavernij-slachtoffers iets wat ze niet willen horen,” aldus een Surinaamse bezoeker van het debat. “Je bent zwart en slachtoffer en dat moet vooral zo blijven. Het lijkt alsof er een identiteit aan ontleend wordt.”

Trauma’s
Volgens een andere bezoeker, een psychiater, zijn de gevoelens van de nazaten van de slaven wel degelijk echt. “Ik heb tal van slavernij-getraumatiseerden in mijn praktijk. Biologen onderzoeken op dit moment in of het trauma genetisch is vastgelegd.”

De eindredacteur van de serie, Carla Boos, is na een aantal openbare discussies, de kritiek onderhand gewend. “Het is goed dat die kritiek er is. Ik draag als blanke geen eeuwenoude postkoloniale last mee op mijn schouders en kan me dus nooit zo in de emoties verplaatsen als mensen wiens voorouders leden onder de gruweldaden van de slavernij.”

Slavernij nu
Eindredacteur Boos betreurt wel de kritiek van sommigen dat er in de serie een vergelijking wordt gemaakt tussen slavernij toen en slavernij nu. “Je zou verwachten dat juist de slachtoffers van de slavernij van vroeger zich extra zouden inzetten tegen bestrijding van kinderarbeid in Azië en Afrika en tegen illegale Oost-Europeanen die voor lage lonen en onder schandalige omstandigheden hun werk doen. Ik hoor daar vanuit die hoek helaas zelden wat over.”

[RNW, 9 november 2011]

Feestelijke kick-off minor Srananistiek

Op vrijdag 27 augustus j.l. vond in Amsterdam in het gebouw Leeuwenburg nabij het Anmstelstation de feestelijke kick-off plaats van de minor Srananistiek aan de Hogeschool van Amsterdam. Het is voor ’t eerst dat in Nederland een minor (een voltijdsopleiding van 30 studiepunten, oftewel een volledig semester) wordt aangeboden aan een hogeschool. Dit gebeurt als vrije studierichting binnen het domein Economie en Management.
Dorien Nelisse, afdelingsmanager Duaal en Deeltijd, opende de sessie en heette alle genodigden welkom, waarna ze vol trots de minor toelichtte. Oud-minister van Onderwijs Ronald Plasterk en regisseur en oud-Tweede Kamerlid John Leerdam waren uitgenodigd om toespraken te houden tijdens de kick-off, evenals odoloog (kenner van Surinaamse spreekwoorden) Rudi Uda, en econoom Henk Redmond..

Momenteel volgen 17 studenten enthousiast de minor Srananistiek. Zij leren alle facetten van Suriname: de taal, cultuur, literatuur, geschiedenis & maatschappelijke oriëntatie en de economie. Een studiereis naar Suriname met een intensief programma is ook onderdeel van de minor.

De minor wordt gecoördineerd door Drs Gracia Blanker, die samen met Jaap Dubbeldam in april 2005 het Prisma Woordenboek Sranantongo-Nederlands publiceerde.Als docenten zijn verder aangetrokken Dr Margot van den Berg, R.B. Bouterse, Randy Bundel, Drs Patricia Gomes, Romeo Grot, Drs Suresh Gangaram Panday, Prof. Dr Michiel van Kempen en Glenn Rijssel.

De feestelijke opening werd behalve met veel vrolijke toespraken omlijst met muziek, hapjes en drankjes en een expositie van schilderijen van Arnie Breeveld.

Nogmaals De Zwarte Lord

Reactie op de recensie van Rihana Jamaludins De Zwarte Lord door Hilde Neus (voor die recensie, klik hier)

door Patricia Gomes

Ik vind dat Rihana een prachtige roman geschreven heeft,met onverwachte wendingen en met veel aandacht voor sfeer,waardoor de lezer zich moeiteloos in die tijd kan verplaatsen. Ik vind het wel jammer dat ze het thema van de blanke die zwart blijkt te zijn niet verder heeft uitgewerkt. Maar dan zou de roman twee keer dikker zijn geworden, dankzij haar fantasie. Ik vind dat Hilde Neus op enkele punten gelijk heeft. Maar deze fouten zijn niet zodanig dat er een verkeerd beeld van de historie ontstaat. Wat ik wel kwalijk vind is dat ze met grote stelligheid mijn ongelijk als historica probeert aan te tonen, terwijl zij het zelf mis heeft. Mijn reactie:

1) Hilde Neus zegt met grote stelligheid dat er rond 1820 geen goudzoekers in Suriname zijn. Haar argument is dat dit pas van de grond kwam rond het gouverneurschap van Van Sypesteijn omdat hij toen percelen voor goudwinning ging verpachten. Mijn drievoudige reactie:
• Op grond van die kaart die hij uitgaf (in april 1879) kun je stellen dat de goudwinning toen serieus werd aangepakt door het gouvernement. Er werden percelen in pacht gegeven. Maar dat betekent niet dat er geen goudzoekers ter plekke naar goud hebben kunnen zoeken.
• De vader van Regina was een gelukzoeker en in de omringende landen in Zuid-Amerika werd er al heel lang naar edele metalen gezocht. Waarom zou een enkeling in een roman niet op de gedachte kunnen komen om dit te proberen?.
• Dat de goudwinning pas in een later stadium officieel door het koloniaal bestuur werd aangepakt toont Rihana’s verhaal aan, dat het avontuur van haar vader mislukt is, maar dat er wel iets in de lucht zat dat later opgepakt werd.
Kortom: deze kritiek is naar mijn mening overdreven.

2) Neus heeft gelijk wat de tentboten betreft. Hoewel ik me kan voorstellen dat sommige daarvan wel vaten, vruchten en andere zaken zouden hebben kunnen vervoeren, samen met hun passagiers. Bijvoorbeeld een vervallen tentboot.

3) Neus heeft gelijk wat betreft het trouwen. Dit gebeurde niet alleen in eigen land. Maar ze heeft het ook mis, want ze zegt verder ter ondersteuning van haar kritiek ‘’… maar trouwde men ook met de handschoen.” Door haar formulering krijg ik de indruk dat dit in die tijd ook buiten Nederland gebeurde. Ik betwijfel dit laatste. Het systeem houdt in dat de man door afwezigheid een vertegenwoordiger met een handschoen naar de bruid stuurt en dan via de handschoen met haar trouwt. Aangezien in die tijd de witte bruiden in Nederland woonden en de bruidegom in de koloniën verbleef, zal het touwen met de handschoen in Nederland hebben plaatsgevonden. Zoals Neus het formuleert lijkt het alsof de blanke elite in die tijd ook in Suriname met de handschoen trouwde. Onderzoek van de trouwboeken zal hier uitsluitsel overg even. Daar deze bewering van Neus komt en niet van de schrijfster, is die verder niet aan de orde. Het verzwakt haar betoog wel. Ook de argumentatie moet kloppen.

4) Vredesverdragen. De beschuldiging van Hilde Neus is hier honderd procent onterecht. De vredesverdragen werden inderdaad tussen 1760 en 1772 gesloten (zie De ondraaglijke stoutheid der wegloopers van Frank Dragtenstein, 2002). Maar …
In 1835, 1837 en 1838 werden er onder gouverneur Van Heekeren wel degelijk ook vredesovereenkomst herzien en opnieuw bevestigd. Zie: Peter Meel (red) ´Ik ben een haan met een kroon op mijn hoofd. Pacificatie en verzet in koloniaal en postkoloniaal Suriname´, 2007. Hieruit: het artikel ‘’Traditioneel gezag op een tweesprong: de Ndyuka-Marrons” door Thomas Polimé, pagina 58.)

5) Neus heeft het ook mis als ze schrijft: ‘’ Er bestond nooit slavernij in Nederland. De opmerking van Regina dat die al tien jaar is afgeschaft, snijdt dus geen hout.” Haar bewering klopt niet. De slavernij bestond in de praktijk niet meer, maar werd wel degelijk pas in 1838 formeel afgeschaft. (Zie hiervoor mijn boek ‘’Over natuurgenooten en onwillige honden …”, 2003, p. 77, waarin ik verwijs naar het boek van Gert Oostindie ´In het land van de overheerser´, 1986 p. 16. Regina had het dus bij het juiste eind.

6) Wat de kritiek betreft met betrekking tot het geschetste tijdsbeeld:
• Er waren in Suriname in die tijd niet alleen Hollanders, maar ook Fransen en Duitsers. Die konden best informatie uit het moederland hebben opgepikt over ontwikkelingen en personen die zij in Suriname bespraken. Daar hoefde niet per sé een boek aan vooraf te gaan. (We hebben het in onze tijd bijvoorbeeld ook al jaren over de hebzucht van de economische en financiële elite gehad voordat er boeken over begonnen te verschijnen)
• Verder waren de economische en bestuurlijke elite goed op de hoogte van wat er in de naburige landen en in hun moederlanden aan ontwikkelingen was. Lees daarvoor de contemporaine kranten. Ik denk niet dat deze figuren er met de haren bijgesleept zijn. Ik ben het er wel mee eens dat termen als ´linkse rakker´ niet kunnen. Dit had ik ook aan de schrijfster doorgegeven.
• Verder behoorde Regina tot een groep vrouwen die zichzelf graag ontwikkelde en die veel las. Zie van W.H. Posthumus-van der Groot et al.: ´Van moeder op dochter. De maatschappelijke positie van de vrouw in Nederland vanaf de Franse tijd´, hoofdstuk 1 (1977). Volgens mij is het aannemelijk dat Regina op de hoogte zou kunnen zijn van de Franse teksten. Ze was ondernemend genoeg om haar lot in eigen hand te nemen, dus waarom zou ze niet over dit lot in zijn algemeenheid lezen en nadenken?

7) Ik ben het wel met Hilde Neus eens dat Regina vanwege haar opvoeding, huidskleur en de invloed van de sociale controle nooit zo’n zelfstandige eigengereide positie had kunnen innemen. Ik vond ook dat de lord te weinig uit de verf kwam. Ik heb de schrijfster ook hierover ingelicht en erop aangedrongen dit aan te passen. Ook heb ik hier en daar aangegeven dat een bepaald taalgebruik te populair was voor die tijd. Ik heb echter maar één versie gelezen en die was niet de laatste.

Terug uit de koloniën

Op zondag 13 september presenteert Ulbe Bosma zijn boek Terug uit de koloniën; 60 jaar postkoloniale migranten en hun organisaties. Daarna debatteren Freek Ossel (wethouder Diversiteit in Amsterdam), John Schuster (Vrije Universiteit), Joan Kensmil (Ministerie VROM) en Urmy Mac Nack (consultant migrantenorganisaties) o.l.v. Patty Gomes (historica) over de rol van migrantenorganisaties in het integratie- en emancipatiebeleid.  

read on…

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter