blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Gobardhan-Rambocus Lila

Bewustwording centraal bij 150 jaar ‘Keti Koti’

De viering van ‘Keti Koti’ (afschaffing van de slavernij op 1 juli 1863) is vandaag ingeluid. Al vroeg in de ochtend was te merken dat dit jaar de 150ste herdenking intensief zal worden beleefd. Er is een nationale commissie in het leven geroepen voor de herdenking van diverse jubilea, met een budget van ruim SRD 1.5 miljoen.Deze commissie heeft landelijk ruim 160 activiteiten geregistreerd die vanaf vandaag plaatsvinden. “Maar dat is wat we hebben geregistreerd. Ik ben er zeker van dat het aantal activiteiten het drievoudige hiervan zal zijn”, zegt Elviera Sandie, secretaris van de commissie.

Sfeer al aanwezig 
Op vrijwel alle basisscholen is dit jaar veel aandacht besteed aan Keti Koti. Opvallend was dat veel meer leerlingen en leerkrachten gekleed gingen in traditionele Afrikaanse klederdracht. Enkele scholen hebben een optocht gehouden compleet met drumband. In de binnenstad heerst er een sfeervolle drukte en er worden op het Onafhankelijkheidsplein de laatste voorbereidingen getroffen voor het opzetten van podia en andere installaties.

Aan de Waterkant en de Palmentuin worden zoals gewoonlijk de meeste activiteiten gehouden. Ook dit jaar worden er ceremonies gehouden bij het plakkaat van Kodjo, Mentor en Present, op het plein dat naar deze Afrikaanse helden is vernoemd. Daarvoor zal de stoet van verschillende organisaties zich verzamelen bij het beeld van Kwakoe aan de dokter Sophie Redmondstraat.

Bezinnen 
Armand Zunder, onderzoeker naar het slavernijverleden van Suriname, vindt dat er alles aan gedaan moet worden opdat deze dag niet meer wordt gevierd, maar herdacht. Hij merkt op dat de Nederlandse kolonisator 383 jaren lang gezorgd heeft voor één van de ergste dieptepunten in de geschiedenis van het land. De nadruk moet vooral worden gelegd op de sociaal-economische, culturele, fysieke en mentale schade, waarvan volgens Zunder er nog altijd geen goed begin is gemaakt die te herstellen.
“Ik ben geen voorstander van een viering, maar van bezinning, over wat de positie is van de Afro-Surinamer. Wat doen we na 1 juli, hoe gaan we om met de mentale slavernij waarin we nog altijd verkeren en hoe moet onze houding zijn naar de toekomst”.

Zunder vindt dat het al lang tijd is voor een echte nationale conferentie waar deze en andere zaken goed worden besproken en de Afro-Surinamer in het bijzonder tot het volle bewustzijn komt dat niet kan worden vastgehouden aan een viering. “We moeten naar de toekomst kijken. Hoe die achterstand weg te werken. Ik geef eenieder mee dat deze dag er is om te bezinnen, en te zorgen dat we samen komen tot hogere hoogten, persoonlijk, voor de groep en voor de Surinaamse natie”, zegt Zunder.

Zowel hij als Iwan Wijngaarde van de Federatie van Afrikan Srananman, wijst er op dat in 1863 er geen afschaffing is gekomen van de slavernij. “De slaven moesten nog tien jaar op de plantages werken. In 1873 kwam pas de sociale vrijheid”, zegt Wijngaarde. Hierover houdt de organisatie zaterdag twee lezingen. De eerste heet ‘het gejubel en gejuich in 1863’, verzorgd door Jerry Egger. De tweede lezing wordt verzorgd door Lila Gobardhan met als titel ‘Wat is er gebeurd in 1873’. De lezingen worden gehouden in de botanische tuin aan de Previenlaan.

[uit Starnieuws, 28 juni 2013]

Nieuw boek documenteert historie zwarten

door Audry Wajwakana

Paramaribo – Het vastleggen van de Surinaamse geschiedenis wordt met Ontwaakt en ontwikkelt u, nog meer vervolmaakt. Dit nieuwe boek, uitgegeven door het Instituut voor Maatschappij en Wetenschappelijk Onderzoek (IMWO), wordt vanavond uitgegeven. Onder redactie van Jerome Egger hebben zeven wetenschappers vanuit hun discipline de verschillende aspecten van creoolse nakomelingen laten optekenen in het boekwerk Ontwaakt en ontwikkelt u: creolen na de afschaffing van de slavernij 1863-1940.
 
 
 
Creool

Het boek komt voort uit een samenwerking tussen het IMWO van de Anton de Kom Universiteit en het Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis (NiNsee) in Amsterdam. “Het eerste plan om de geschiedenis van de Afro-Surinamers te onderzoeken en vast te leggen, is in 2008 opgevat”, herinnert Egger zich. Na een seminar in 2010 over de vastlegging van de geschiedenis van nazaten van de slavernij, is besloten om in artikelvorm onderzoek te doen naar het onderwerp. In het eerste artikel wijdt Jack Menke uitgebreid uit over het ontstaan van het woord creool en de wisselende betekenis ervan. “Spaanse veroveraars noemden alle nakomelingen van Europa, creool. Dit gold voor blanken, niet blanken en zelfs dieren”, weet Egger. Ook voor Suriname heeft het woord een bepaalde betekenis gehad. “Menke heeft voor het onderzoek gebruik gemaakt van de volkstelling statistieken vanaf 1921 tot de jaren zeventig, waarover hij vanavond een inleiding zal geven.”

Economisch actief
In het artikel ‘Langzaam ontwaken’ geeft Egger een overzichtvan een aantal sociaal-economische ontwikkelingen die plaatsvonden bij de creolen vanaf 1873. “Na het Staatstoezicht is er een duidelijk beeld gegeven in welke branches de creolen economisch actief waren. Van landbouw, goud, balata tot de ambtenarij en onderwijs in de twintigste eeuw.” De vijf andere onderzoekers zijn Lila Gobardhan-Rambocus over creolen en onderwijs, Joop Vernooij onderzocht creolen in de kerk en het creoolse geloof. Alex van Stipriaan onderzocht Paranen tussen stad en bos, een complexe Afro-Surinaamse ontwikkeling. Eric Jagdew en Martina Amoksi onderzochten de Marrons in Suriname in de post-Surinaamse periode; de moeizame integratie in de plantage-samenleving.

Stimulans
“Dit boek moet een stimulans zijn voor andere groepen om hun eigen geschiedenis vast te leggen”, zegt Egger. Op den duur zal er van alle losse stukjes van de geschiedenis één geheel gevormd kunnen worden. Het boek telt 280 bladzijden en zal volgend week in de boekhandels verkrijgbaar zijn. Tijdens de presentatie die gehouden wordt in het IGRS-gebouw op het universiteitsterrein, zal het boek voor een gereduceerd tarief worden aangeboden.

[uit de Ware Tijd, 21/06/2013]

Verzet en opstand van Brits-Indische immigranten

door Lila Gobardhan-Rambocus

 
Paramaribo – Nu wij 140 jaar Hindostaanse Immigratie herdenken, is een zoektocht naar het massagraf van de ‘Gevallen Helden 1902’ op Mariënburg belangrijk. Verzet en opstanden van onze voorouders zijn er vanaf het begin geweest. Sedert 1825 waren Brits-Indische contractarbeiders in grote delen van de wereld (Afrika, Australië, Azië) zeer gewild. Naar het Caribisch Gebied begonnen ze in 1844 te komen.
Ze stonden bekend als sterk, arbeidzaam, spaarzaam, met weinig behoeften en geen hoge eisen aan het leven stellend, kortom gewillige werkers. Hoe komt het dan dat ze toch verzet pleegden? Deze geronselde arbeiders kwamen onder andere omstandigheden te werken dan hen was voorgehouden.
Volgens Koloniale Verslagen was er al vanaf 1874 sprake van verzet op de plantages, wat vaak niet openbaar werd omdat nieuwe arbeiders geworven moesten worden. Engeland had van 1874-1878 de werving stopgezet vanwege o.a. slechte verzorging. Vanaf 1879 begonnen de problemen opnieuw met een eerste dieptepunt in 1891. Op plantage Jaglust werd de directeur doodgekapt en daarna die van St. Barbara vermoord. Met spoed werd toen in Het Park een vergadering van planters bijeengeroepen “naar aanleiding van de steeds toenemende boosaardigheid onder de Britsch-Indische immigranten en de door hen gepleegde gruwelen van den laatste tijd”. De leiding hadden Knott, eigenaar van Alliance, en Mavor, directeur van Mariënburg. De vraag was wat te doen aan “den zorgwekkende toestand, die het leven en de bezittingen der ingezetenen hoe langer hoe meer in gevaar doet verkeren”. Dagelijks uitten de koelies bedreigingen met oproer, brandstichting, verraderlijke aanvallen, moord, etc. De ervaring had geleerd dat de Brits-Indiërs de daad bij het woord voegden. Aan de gouverneur werd daarom gevraagd “om zo spoedig als mogelijk maatregelen te nemen tot onderdrukking van de overmoed der immigranten en tot wering van de steeds meer en meer dreigende gevaren”, aldus De West-Indiër van 7-10-1891. Volgens de Nieuwe Surinaamsche Courant werden de contractarbeiders heel slecht behandeld.
Uitgerekend op de plantages van Knott en Mavor vonden in 1902 binnen een maand twee opstanden plaats’, het tweede dieptepunt. Terugblikkend schrijft De Surinamerdat juli rijk was aan troebelen en onlusten: Alliance, Zorg en Hoop, Mariënburg en Zoelen. De oorzaak was ontevredenheid over werk en loon. Deze krant vond dat de koelies van Alliance hun welverdiende straf moesten krijgen, omdat gebleken was dat de directeur niet schuldig was aan de opstand. Toch kwamen een nieuwe directeur en een hoofdopzichter uit Guyana; onderzoek wees uit dat de hoofdopzichter geld leende van de koelies en dat niet terugbetaalde. Hij werd ontslagen.
Klachten van de contractarbeiders gingen bijna altijd over de lage lonen en de hoge werkdruk. Klagen bij de politie en/of de districtscommissaris had geen zin, want het oordeel was: klachten ongegrond. Ze kregen ook geen toestemming om zich bij de agentgeneraal te beklagen en het verlaten van de plantage werd altijd bestraft. Uit het Mariënburgarchief blijkt dat in 1891 nodeloos op de contractarbeiders was geschoten, waarbij vijf doden vielen. Er was een vechtpartij geweest tussen de arbeiders van de plantages Zoelen en Geertruidenberg, die niets te maken had met de overheid. Zij verzetten zich daarom tegen het onderzoek van de procureur-generaal, die dat met schoten liet beantwoorden, wat zorgde voor het noodlottige gevolg. Bij een eerdere opstand te Zorg en Hoop (1884) waren er zeven doden gevallen, maar dat incident werd geheel buiten de publiciteit gehouden. Ook dat moeten we een dieptepunt noemen.
Toch bleven ze hun werk doen, terwijl ze steeds minder betaald kregen: van 06.00 tot 16.00 uur in de brandende zon of tien uur fabrieksarbeid. Vier tot zes gulden per week werd drie of vier gulden. Ze werkten stipt en gingen daarna hun eigen moestuin bewerken. In de correspondentie naar de eigenaren in Nederland was er veel lof over hun arbeid, maar de contractarbeiders mochten het zelf niet weten, ze werden integendeel respectloos behandeld. De moord op Mavor had alles te maken met een uit de hand gelopen arbeidsconflict over het loon, dat steeds minder moest worden van de eigenaren. Van deze uitbuiting wist de bevolking niets en Mavors dood zorgde dan ook voor veel verbittering. “Beesten, ellendelingen, bloedhonden, moordenaars’, riep het ‘straatvolk’ de gewonde Brits-Indiërs toe, toen ze in Paramaribo aankwamen. Onze Westschrijft: “De planters zijn het er onderling vrijwel over eens dat het moorddadig optreden der koelies te wijten is aan de bloedgierigheid dit menschenras eigen.” Zij wilden daarom alleen Javanen uit Nederlands-Indië, omdat die meegaand waren. Die zouden ze dus nog lagere lonen kunnen geven. Tijdens het strafproces werd vooral ook over de lage lonen gesproken, die later na onafhankelijk onderzoek direct verhoogd werden. De contractarbeiders werden toen beter betaald en de rust keerde weer terug.
Uit het hierboven geschetste kan geconcludeerd worden dat er sprake was van grove uitbuiting en een gebrek aan respect voor deze harde werkers. De arbeiders kregen niet het loon waar ze recht op hadden en ook niet de juiste behandeling. Onrecht hen aangedaan, beantwoordden ze dan ook op hun eigen manier. Te hopen is dat de locatie van het massagraf gevonden wordt en dat die zal fungeren als symbool voor strijd en opoffering van onze voorouders.

Bron: Surinaamse kranten

[uit de Ware Tijd, 01/06/2013]

Hecht en Sterk

door Lila Gobardhan-RambocusHecht en Sterk verschijnt tweeëntwintig jaar na Sangam, de bundel waarvoor Shrinivási de Literatuurprijs van Suriname 1989-1991 werd toegekend. Geert Koefoed heeft in 1993 de tweede uitgave verzorgd en nu ook Hecht en Sterk, waarin hij een mooi nawoord heeft geschreven.

Shrinivási’s poëzie is voor elk wat wils: mooi, eenvoudig van taal én met diepere betekenislagen. Denkend aan Shrinivási komt meestal meteen ‘Deháti’ in mij op. Het gedicht uit zijn eerste bundel Anjali (1963) dat mij toen zo heeft geraakt. Het deed me denken aan het kind dat ik was toen ik op Meerzorg woonde. Ik voelde de pijn die de dichter verwoordde:
Opgebezemd
uit de modder
met koemest
aan de hielen
heb ik de drempel
van de Stad overschreden.
Ik heb een nieuw geloof beleden
van Caritas
Justitia.
Maar de patriciërs
braken het brood
nimmer met een paria.
Toen keerde ik
terug naar de rook
van de stallen
vreemd en
verstoten
onder mijn eigen volk.
In Hecht en Sterk komen thema’s uit zijn eerdere poëzie terug. Zes gedichten uit Sangam zijn in deze bundel opgenomen, omdat, volgens Koefoed, Sangam niet bekend is in Nederland en Vlaanderen. Een van de mooiste gedichten uit deze groep is ‘Toen realiseerde hij zich…’ (p. 68). In dertien versregels een enkele zin. Het terugkeren van de thema’s – steeds anders verwoord – geeft deze bundel iets vertrouwds, en in deze fase van zijn leven accepteert de dichter het leven zoals het komt. Hij heeft net als in eerdere bundels oog voor alle details die naar hem toekomen, zoals een kind dat verwonderd zijn kleine wereld tegemoet treedt.In 1991 schreef ik op de achterkant van het omslag van Sangam onder meer dat Shrinivási’s schrijven een zoektocht is naar de essentiële vraagstukken in het menselijk leven, waarin leven en dood centraal staan. Binnen deze zoektocht bleef hij oog hebben voor de schoonheid van de samenleving. Voor Shrinivási geldt daarom nog steeds dat een kunstenaar maar één lied heeft. In Hecht en Sterk is de melodie heel anders dan bij de vorige bundels: herinnerend, beschouwend, aanvaardend en speels. Zij blijft echter mooi en blijft nog lang in onze oren naklinken.

Update Tori Oso avond 27 februari

Ook aanwezig bij de presentatie van Hecht en Sterk van Shrinivási zijn Hein Eersel, Jerry Dewnarain en Rappa. Samen met Lila Gobardhan zullen zij participeren in het panelgesprek over de bundel. Jerry Dewnarain heeft al een voorzet gedaan. Van zijn hand verschijnt op zaterdag 23 februari een recensie in De Ware Tijd Literair.

Op de S’77 avond van woensdag 27 februari zullen er twee boeken worden gepresenteerd. In het eerste deel van de avond gaat het om de nieuwe dichtbundel van Shrinivasi, Hecht en Sterk. Geert Koefoed verzorgt een korte inleiding en Jit Narain, Guillaume Pool en Lila Gobardhan dragen voor uit de bundel. Daarna volgt de paneldiscussie waaraan het publiek mag deelnemen. In het tweede deel van de avond presenteert Karen van Gelder haar boek Hilde. Hilde is een oude dame die terugblikt op haar flamboyante leven. Ze groeit op in de Surinaamse smeltkroes van rassen, rangen en standen. Door een tragische gebeurtenis kiest ze voor een bohemien leven en een glanzende carrière, haar grote liefde achterlatend. Pas na een jarenlange strijd met zichzelf is ze in staat de demonen uit het verleden te overwinnen. Een bijzondere inspiratiebron van Karen is ‘internal voice dialogue’, een concept van de psycholoog Hubert Hermans.
Beide publicaties zullen op de avond te koop zijn en u hebt de gelegenheid het boek Hilde te laten signeren door de auteur. Alle literatuurliefhebbers zijn van harte welkom. De avond is vrij toegankelijk. Aanvang: Stipt 20.00u.

[Mededeling van Schrijversgroep ’77]

Liber Amicorum Els Moor

Ter gelegenheid van haar 75ste verjaardag heeft Els Moor een vriendenboek gekregen. Het werd haar officieel aangeboden op zondag 22 juli van het afgelopen jaar ten huize van Hilde Neus, die samen met Jan Bongers de redactie voerde van het boek. De titel is Uitlandig. In het nawoord zeggen de samenstellers: Ze is van hier, hoewel ze voor sommigen altijd een uitlandige blijft.
Els Moor betekent veel voor de literatuur in Suriname. Het is dan ook een bundel over en met literatuur in 22 nieuwe bijdragen, allen zeer passend in de Surinaamse context. De bijdragen zijn geschreven door Jannus H. Mulder, Lila Gobardhan-Rambocus, Marja Themen-Sliggers, Joop Vernooij, Thea Doelwijt & Marijke van Geest, Ed van den Boogaard, Ismene Krishnadath, Michiel van Kempen, Cynthia Mc Leod, Wim Rutgers, Robertine Romeny, Jerry Egger, Hilde Neus, Cobi Pengel, Jerry Dewnarain, Anne Huits, Guus Rekers, Ellen Ombre, Christine F. Samsom, Anne Marie Uhlenbeck, Marieke Visser en Jabón. Het omslag is van Nicolaas Porter.
 Els Moor was er erg blij mee.
Voor meer informatie over de artikelen en de bundel: Hilde Neus: heneus@sr.net
ISBN 978-99914-7-186-0

Ter herinnering aan Anil Ramdas

door Lila Gobardhan-Rambocus

Op 16 februari 2012 verraste Anil Ramdas vriend en vijand met zijn zelfgekozen dood. Ter herinnering, een jaar na zijn dood, deze bijgewerkte presentatie van 28 maart 2012 in TBL Cinemas (Paramaribo).
Het afgelopen jaar is er, ook in Suriname, veel over Anil Ramdas gezegd. Hoe kan het ook anders. Anil was niet iemand die je kon leren kennen zonder dat hij indruk op je maakte. Of je hem nou persoonlijk leerde kennen of door zijn werk. Anil was een uitgesproken persoonlijkheid, in de meest letterlijke zin. Hij nam geen blad voor de mond en hoewel niet altijd in dank afgenomen, kon men er niet onderuit: hij deed dat met grote zeggingskracht. Anil was een messcherp én gedoceerd schrijver, die door zijn eruditie en zijn gevoel voor humor niet anders kon dan de aandacht van mensen op te eisen en vast te houden.
Over de Anil zoals we hem in zijn werk leren kennen, wil ik kort het een en ander zeggen. Wat voor persoon was deze Anil als we bijvoorbeeld kijken naar zijn bundel columns met de uitdagende titel Zonder liefde valt best te leven? Correspondentie uit India. Al aan de openingszinnen ziet men hoe speels Anil kan zijn. Leest u maar.
‘Rinki is een slim weeskind. Nou ja, kind, ze is inmiddels 23 en eigenlijk ook niet echt wees.’ Anil heeft hier nauwelijks twee zinnen gezegd of hij heeft onze aandacht al volledig opgeëist door te beginnen te praten over een weeskind, dat al in de volgende zin geen kind meer blijkt te zijn en in feite ook geen wees is. En dan zijn we er natuurlijk ontzettend benieuwd naar waarom Anil haar eerst aanduidde als wees. Dus we lezen snel verder:
“Haar ongehuwde moeder liet haar achter bij familieleden in een sloppenwijk in Delhi en vertrok als werkster naar het Midden-Oosten, naar Koeweit of Dubai; Rinki weet het niet precies en het kan haar niet schelen ook.” (Zonder liefde valt best te leven(1), p.76-78)
Merkt u al hoe hij schrijft? Hoe het komt dat je móet doorlezen als je Anil zijn werk leest?
En in dit fragment van zegge en schrijven drie zinnen laat Ramdas ons niet alleen zijn schrijftalent zien, maar ook zijn sociaal engagement. Hij plaatst ons midden in de sloppenwijken van Delhi, confronteert ons met het verschijnsel van gastarbeiders naar rijke Midden-Oostenlanden en introduceert haast als terloops even het probleem van de ongehuwde moeder.
Anil laat in dit verhaal het ontluisterende van de sloppenwijken van Delhi zodanig zien, dat hij zich doet kennen als een schrijver met gevoel, een schrijver met compassie, die daar praat, en zonder veel omhaal van woorden laat zien wat hij ons wil laten zien. En dat is ook een van Anils sterke kanten: hij kan ook heel onderkoeld schrijven en juist daardoor het schrijnende van een situatie naar voren halen. En wie wil weten hoe het verder ging met Rinki en waarom Anil de titel Zonder liefde valt best te leven voor dit stuk heeft gekozen, ja, die zal het boek zelf moeten lezen.
De situatie waarin Rinki verkeert, is wel heel wat anders dan we in de zo populaire Bollywoodfilms gewoonlijk zien, waar we vaak meer de glitter en glamour tegenkomen. En toch heeft Anil zich ook intensief – zoals bij alles wat hij deed –beziggehouden met Bollywoodfilms, een verschijnsel dat hem intrigeerde en waarover hij dan ook aardig wat geschreven heeft. Ik noem bijvoorbeeld zijn columns en de column over de film Dilwale Dulhania Le Jayenge (De ware minnaar krijgt de bruid) uit 1995 met in de hoofdrollen Kajol en Sharukh Khan (Zonder liefde valt best te leven, p.80-87). Anil was waarschijnlijk gefascineerd door de fascinatie van de Bollywoodfilmliefhebbers, afkomstig uit een land dat zoveel schrijnende armoede kent.
So far so good, zullen sommigen onder u denken, maar tot nu toe heb ik niets gehoord over wat men Anil niet in dank zou kunnen afnemen. Wel voor die personen onder u heb ik het volgende fragment uitgekozen. Het is het verhaal ‘Kinderfoto’ uit De beroepsherinneraar en andere verhalen.
“Zes weken na de geboorte van hun eerste zoon besloten ze naar de studio van de Chinese fotograaf in de stad te gaan. Ze kamde het haar van haar kind in de mooiste kuif van de wereld en trok hem het nieuwe hemdje aan dat ze voor die gelegenheid in een koffertje met geurige kamferbolletjes had bewaard. Hij wreef intussen zijn fiets schoon en controleerde de schroeven van de bagagedrager. Ze zou zitten wiebelen, met het kind op de arm, vandaar. Toen ze naar buitenkwam vroeg ze lachend of de fiets ook op de foto moest, maar hij reageerde geprikkeld. Het was de eerste keer dat hij zo’n eind zou fietsen, met zijn vrouw en zoon achterop, en hij gaf nog een extra draai aan het schroefje, waar toch al geen beweging in zat. Hij controleerde of hij zijn portemonnee bij zich had, met het briefje van tien gulden erin. De foto zou acht gulden vijftig kosten, had hij gehoord. Dat was veel geld, maar goed, eerste zoon.
   Anderhalf jaar later herhaalde het tafereel zich. De eerste dochter. Hij vond het wat overdreven, maar de moeder stond erop. Waarom de jongen wel en het meisje niet? Het tweede kind kreeg een gebloemd jurkje aan, dat ook naar kamfer rook, maar in de studio moest worden uitgetrokken omdat ze erop had gespuugd. Halfnaakt op een tafeltje waarop ze een handdoek had gespreid, tegen de achtergrond van een slordig geschilderd strand met palmbomen. Het kind begon vreselijk te huilen, rammelaars en troostende woordjes hielpen niet, ze werd opgetild en gesust, voorzichtig weer op de handdoek gelegd, waarop ze weer begon te krijsen. De Chinees zei dat hij niet telkens de lampen aan en uit kon doen.
  Toen het derde kind geboren werd zei ze niets. Hij bespaarde acht gulden vijftig.
Het vierde kind, een meisje, …” (De beroepsherinneraar en andere verhalen, p.13).
Wel, ik hoef u niet te vertellen waarom sommigen niet alles wat Anil schrijft even leuk vinden, waarom ze vinden dat Anil Hindostanen vaker belachelijk maakt. Want zegt u nou eens eerlijk: had u bij dit fragment, toen ik bij het vierde kind was gekomen al niet direct het idee dat het om een Hindostaans gezin ging? Nou, het ging dus inderdaad om een Hindostaans gezin. Het verhaal speelt zich overigens af in de tijd van de Beatles, in de zestiger jaren dus.
Maar niet alleen Hindostanen zijn het mikpunt van zijn spot. Meerderen onder u zullen wel de commentaren – ook de minder positieve – in onze kranten gelezen hebben na het verschijnen van de essaybundel Paramaribo de vrolijkste stad in de jungle, die in 2009 verscheen en de actuele situatie beschrijft. Anil was hier van november 2006 tot eind 2007 om het materiaal te vergaren. Het op het achterplat voorkomende fragment uit het boek, dat hier volgt, laat al zien waarom sommigen gebelgd waren.
‘Zo vierde men in Paramaribo nu ineens ook carnaval. Een katholiek feest, in een land waar de meerderheid van christenen bestond uit protestanten, hervormden en leden van de Evangelische Broedergemeente, en verder hindoes en moslims, die ook niet zo geneigd waren om op straat de blote billen te schudden. Als excuus werd gebruikt dat er in Paramaribo nu ook veel Brazilianen woonden. De schatting van het percentage Brazilianen in Paramaribo liep uiteen, maar geen enkele kwam boven de tien procent. Waarom zou het carnavalsfeest dan ineens zo groots moeten worden gevierd? Wacht even, we laten geen excuus aan ons voorbijgaan. Er moest wat te dansen zijn.
  De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de Braziliaanse carnavalsmuziek niet om aan te horen was. En dat was geen kwestie van smaak, maar van de beschikking over trommelvliezen en een normaal verstand. Het was een gestamp en een primitief gegil waarbij je zou willen dat een hogere instantie ingreep, maar niemand greep in, in Paramaribo.’ (Paramaribo. De vrolijkste stad in de jungle)
Nu volgen drie commentaren van bekende Nederlandse kranten op het boek waar ik het eerder over had: Zonder liefde valt best te leven. Van het Nederlands dagblad: ‘Anil Ramdas schrijft met een brede blik, bravoure en geestdrift over het land van zijn voorouders.’, het NRC Handelsblad: ‘Een sfeerrijke en mooie bundel.’, en Trouw: ‘Elegant, erudiet en interessant.’
Als we alleen al deze drie commentaren lezen, begrijpen we waarom zoveel Surinamers zo trots zijn op Anil, hoe vaak hij ze ook op de korrel nam. En hij deed dat echt niet alleen met Hindostanen, zoals we in het fragment uit Paramaribo de vrolijkste stad in de jungle hebben kunnen merken.
Anil had niet alleen een scherpe pen als het om anderen ging, hij dreef ook vaker de spot met zichzelf en was er niet bang voor zichzelf te kijk te zetten. Van die zelfspot zijn er verschillende voorbeelden in zijn werk te vinden. En dat hij zichzelf te kijk durfde te zetten blijkt bijvoorbeeld uit een interview dat hij in 2009 afstond en waarin hij onder andere sprak over zijn drankprobleem.
Tot slot wil ik nog een klein fragment opnemen uit Badal, de enige roman van Anil. Badal bevat veel biografische elementen. Voordat ik het fragment opneem, wil ik u de scène schetsen waar we ons middenin bevinden. Het gezin heeft bezoek: familie en kennisen van Badals vrouw, allemaal Surinamers die geen kranten lezen, ook geen boeken (lezen we). Ze worden beschreven als mensen met onschuldige, kleine ambities, met overzichtelijke, afgebakende werkelijkheden. En dan komt het stukje overpeinzing van Badal, waarmee ik wil besluiten, omdat dit fragment Anil op het lijf geschreven lijkt. Ondanks zijn soms bijtende spot en ondanks alle aanzien dat hij genoot, keek Anil beslist niet neer op de mensen die zo vaak het onderwerp van zijn spot geweest waren.
‘Hij voelde zich er los van, alsof hij toekeek, als een voyeur, alsof hij er geen natuurlijk deel van uitmaakte. Net zo goed als hij ook in dat andere leven van flamboyante schrijvers een waarnemer was, toekeek. Als een kind naar de grotemensenwereld’. (Badal, p. 61-62).
Anil Ramdas:
De beroepsherinneraar en andere verhalen, 1996
Zonder liefde valt best te leven? Correspondentie uit India, 2004
Paramaribo de vrolijkste stad in de jungle, 2009
Badal, 2011
De Bezige Bij, Amsterdam

The Caribbean, the Land and the People

Van 8 tot en met 11 mei 2012 zullen tijdens de Caribische literatuurconferentie The Caribbean, the Land and the People 55 presentaties worden verzorgd. Er zijn 14 sprekers van lokale bodem. De overige wetenschappers/schrijvers zijn afkomstig uit andere Caribische landen of de landen van diaspora.

read on…

Anil Ramdas krijgt bijzondere herdenking

door Euritha Tjan A Way

Paramaribo – Met de jazzy tonen van het muziekensemble onder leiding van Sonny Khoeb-lal, werd de juiste sfeer gecreëerd om afscheid te nemen van schrijver en journalist Anil Ramdas.

Gepast, omdat Ramdas een muziekliefhebber was en zeker de pittige bastonen op prijs gesteld zou hebben. Tijdens het eerste deel van de avond kwamen vertegenwoordigers van de organisatie Sociëteit Republiek Suriname (So-res), Multiculturele Televisie Nederland (MTNL) en Organisatie Hindoe Media (OHM) aan het woord om allen het belang van het werk van Anil Ramdas aan te geven. Ruud Chander ex-directeur MTNL vertelde over de karaktereigenschappen van Ramdas.

“Onze gesprekken waren diepgaand, maar soms botsend. We waren een religieuze omroeporganisatie en de ouderen vonden de onderwerpen die Anil besprak niet altijd even prettig. Maar voor hem was de boodschap belangrijk en dat konden wij wel waarderen.” De rest van de sprekers gaf ongeveer hetzelfde beeld van Ramdas; een man die geen blad voor de mond nam, de grens opzocht, zeer rechtvaardig was en zijn toehoorders aanzette tot nadenken.

Boeken
Middels voorleessessies kon de goedgevulde TBL-zaal woensdag ook kennis maken met het geschreven werk van Ramdas. Lila Gobardhan en Carlo Jadnanansing lazen elk een stuk voor uit twee van zijn boeken, waarbij duidelijke werd dat Ramdas een taalvirtuoos was. Gobardhan: ”Hij weet je met de eerste zinnen al te pakken en dan moet je gewoon doorlezen.” De voorleessessies waren zo indrukwekkend dat Hennah Draaibaar die de avond aan elkaar sprak en zelf aangaf Ramdas niet zo goed te kennen, zijn laatste boek Badal gelijk wilde aanschaffen (had ze zich goed voorbereid, dan was dat natuurlijk al gebeurd).

Documentaire
Het tweede deel van de avond bestond uit een korte documentaire over het leven en werk van Ramdas. Kennissen, collega’s en mensen die geparticipeerd hadden aan zijn televisieprogramma kwamen aan het woord en vertelden over Anil. De documentaire laat ook zien waarom Ramdas niet ieders favoriet was. Hij was scherp in zijn oordeel en keek kritisch naar de hindostaanse cultuur en multicultureel Nederland. Eén van zijn gewezen makkers Stephan Sanders las een uitspraak voor van Ramdas die luidde: Hindostanen willen in twee werelden leven. Ze willen de tradities van het Oosten en de vooruitgang van het Westen.

In de documentaire is te zien dat Ramdas onderwerpen bespreekbaar maakte en presenteerde, die baanbrekend waren. Hij presenteerde ook het eerste programma waarbij hindostaanse vrouwen openhartig spraken over mishandeling en echtscheiding. Jammer genoeg kwam niemand van zijn familie aan het woord. Bezoeker Annet Callender vond deze herdenking absoluut waard.” Zijn taalgebruik was bijzonder, hij was een goede observer en gaf dingen zo plastisch weer, waarbij hij iedereen besprak, zowel hindostaan als creool. Jammer dat er geen discussie aan gekoppeld was. Maar deze documentaire moet beslist voor een groter publiek vertoond worden.”

Zelfmoord
Zowel Jadnanansing als Gobardhan vond de avond geslaagd en het aantal aanwezigen was boven verwachting. Op de vraag waarom geen van de sprekers iets heeft gezegd over zijn zelfmoord op 16 februari jongstleden op 54-jarige leeftijd, menen beiden dat het niet aan hun is iets erover te zeggen. Gobardhan: “ Je moet iemand zijn besluiten respecteren, dus ik zal daar niets negatiefs over zeggen.” Eén van de uitspraken van Ramdas was dat zelfmoord de hoogste vorm van beschaving is.

[uit de Ware Tijd, 30/03/2012]

Anil Ramdas: Wat blijft zijn de herinneringen

door Lila Gobardhan-Rambocus

Mijn kennismaking met het werk van Anil Ramdas kwam door de publicatie De strijd van de dansers. Biografische vertellingen (1988). Het boek geeft een prachtige beschrijving en een haarscherpe analyse van de machtsverhoudingen op het eiland Curaçao, waar hij in de jaren tachtig van de vorige eeuw onderzoek naar deed. De ontmoeting kwam vele jaren later in Suriname, toen Anil Ramdas als ‘Writer in Residence’ aan het Instituut voor de Opleiding van Leraren colleges taalbeheersing (columnschrijven) verzorgde voor een deel van het jaarprogramma 2006-2007 van de opleiding mo B-Nederlands, waar ik opleidingscoördinator was. Het was een hele eer dat de studenten colleges zouden krijgen van zo’n erudiet persoon en hun kennis daardoor zouden kunnen verbreden. Al tijdens de correspondentie werd duidelijk dat het een goede samenwerking zou worden. Anil heeft op verschillende momenten aangegeven dat het prettig werken was met onze studenten, voor wie hij een diepe bewondering koesterde. Zelfs in januari 2012 maakte hij er gewag van tijdens een rondetafelgesprek in een van de programma’s van Writers Unlimited (Winternachten) in Den Haag. Hij vertelde toen dat hij les gaf aan veel vrouwen (het waren er veertig) en een man. Ze hadden allemaal een fulltimebaan, werkten soms ook op redacties van verschillende kranten en daarnaast studeerden ze verder. Voor hem moesten ze elke week heel veel lezen en dat deden ze. Onvoorstelbare discipline, ambitie en gedrevenheid, noemde hij dat.

Ramdas heeft zijn leven lang (hoe wrang klinkt dit nu) zijn interesse voor Suriname behouden; het land was deel van hem en dat mocht iedereen op de wereld weten. Zijn reizen naar India en zijn driejarig verblijf aldaar verdiepten zijn inzichten in de eigen achtergrond. Hij had een haat-liefdeverhouding met de Hindostaanse cultuur, die echter wel zijn basis bleef. Vanuit de Hindostaanse waarden, en met stevige kritiek op de misstanden, benaderde hij wat op zijn weg kwam en waarvoor hij heel veel las, immens veel. Dat heeft hem gevormd tot de denker die hij was. Ik ben er zeker van dat er veel herkenning zal zijn bij de Hindostaanse cultuurgroep als die zijn werk leest/ heeft gelezen. De Hindostaanse cultuur is ten dele een zwijgcultuur (Manai ka boli: wat zullen mensen zeggen) en Anil had het regelmatig over zaken die altijd verzwegen werden, en dat stak soms. Vooral Hindostaanse vrouwen hebben het door deze cultuur zwaar en daarom ontworstelen ze zich er steeds vaker aan. Dat zag Anil ook bij de opleiding Nederlands, waar natuurlijk niet alleen Hindostaanse vrouwen op waren.

Ramdas hield van vrouwen; hij hield van de vrouw als mens. Verstandig vond hij ze, die vrouwen en hij beschreef ze, vooral Hindostaanse vrouwen, want hun cultuur kende hij het best. Respect had hij voor ze, bewondering zelfs en hij is dit beeld van de sterke vrouw trouw gebleven. Is het niet deze Anil Ramdas die hevig verliefd werd op zijn buurmeisje, later met haar trouwde, een dochter en een zoon kreeg, en tot het laatst in Paramaribo (oktober 2007) met mij en mijn man liefdevol over hen sprak?

Anil Ramdas wenste zijn kennis met Nederland én met Suriname te delen. Dat werd hem niet altijd in dank afgenomen. Ons – of je nu uit de cultuurgroep afkomstig was of niet – gaf hij veel stof tot nadenken. Hij heeft zich altijd verbonden gevoeld met Suriname en vanuit zijn Surinaams-Hindostaanse achtergrond maakte hij de rest van de wereld ook deel van zichzelf. Daardoor ontsteeg hij alle engheid die er ook was en bleef ondanks alles zijn liefde voor het land. Zijn zelfgekozen dood zullen we, hoe erg we die ook vinden, moeten respecteren. Wat blijft zijn de mooie herinneringen die hij ons naliet.

Conferentie Neerlandistiek in het Caribisch gebied

Op 22, 23 en 24 november 2011 vindt aan de Universiteit van Aruba in Oranjestad de conferentie Neerlandistiek in het Caribisch gebied plaats. De primaire doelstelling van deze conferentie is het oprichten van een platform van neerlandici in het Caribisch gebied die op regelmatige basis overleg voeren over hun onderwijs en onderzoek. Daarnaast beoogt de conferentie met een publicatie van bijdragen een canon te creëren die als basis kan dienen voor verder onderzoek. Het is de doelstelling deze conferentie elke twee jaar te herhalen op andere plaatsen binnen de regio.

De deelnemers aan de bijeenkomst zijn personen die Nederlands doceren aan een universiteit, hogeschool of lerarenopleiding. De onderzoeksgebieden omvatten literatuur, taalkunde, taalbeheersing en taaldidactiek.

Programma
Dinsdag 22 november 2011
15.00 – 16.30 registratie en ontvangst deelnemers
17.00 – 18.30 openingslezing Kadar Abdolah, aansluitend receptie
19.00 – diner in restaurant The Old Fisherman
Woensdag 23 november 2011
09.30 – 12.00 literatuur in Caribisch gebied
12.15 – 13.45 lunch
14.00 – 16.30 didactiek Nederlands als vreemde taal
17.30 – 19.30 culturele wandeling in Oranjestad
Donderdag 24 november 2011
09.30 – 12.00 taalkunde en taalbeheersing
12.15 – 13.45 lunch
14.00 – 15.30 oprichting platform Neerlandistiek in het Caribisch gebied
16.00 – 17.00 slotlezing Jan Renkema
19.00 – diner in restaurant Old Cunucu House

De deelnemers
Kader Abdolah
Lisette Agatha Universiteit van Curaçao
Bernadette Bérénos Universiteit van Curaçao
Helen Chang Instituut voor de Opleiding van Leraren Suriname
Eveliene Coenen Dienst Onderwijs Bonaire
Mariska Dias Universiteit van Sint Maarten
Elisabeth Echteld Universiteit van Curaçao
Lila Gobardan-Rambocus Instituut voor de Opleiding van Leraren Suriname
Hedy Goeldjar – IJvel Instituut voor de Opleiding van Leraren Suriname
Johannetta Gordijn Dienst Onderwijs Bonaire
Kitty Groothuijse Universiteit van Aruba
Elisabeth D’Halleweyn Nederlandse Taalunie
Preetema Jong A Lock – Pahladsingh Instituut voor de Opleiding van Leraren Suriname
Kitty Leuverink Nederlandse Taalunie
Eric Mijts Universiteit van Aruba
Hilde Neus Instituut voor de Opleiding van Leraren Suriname
Joyce Pereira Universiteit van Aruba
Carola Peeters Directie Onderwijs Aruba
Vanessa Pietersz Directie Onderwijs Aruba
Jan Renkema Internationale Vereniging voor Neerlandistiek
Tjits Roselaar Internationale Vereniging voor Neerlandistiek
Wim Rutgers Universiteit van Curaçao
Ronnie Severing Nederlandse Taalunie Curaçao
Audrey Tromp-Wouters Directie Onderwijs Aruba
Christa Weijer Nederlandse Taalunie Curaçao
Merlynne Williams Instituto Pedagogico Arubano (IPA)

Georganiseerd door de Universiteit van Aruba
Mede mogelijk gemaakt door de Nederlandse Taalunie & Vertegenwoordiging Nederland

‘Ala tongo bun!’

Een conferentie over de Surinaamse taalsituatie

door Els Moor

‘Bonjours, wat roest er? wat nieuws, Andries en Harmen?
’t Gaet so wat heen, maer niet als ’t hoort, het Lant is vol allarmen, […]
Als de Kickvors ende Muys dus t’samen hassebassen,
So mocht haar de kuycken-dief wel schielijck eens verrassen […]

Dit zijn enkele regels uit het begin van het toneelstuk Spaanschen Brabander (1618) van Gerbrand Adriaenszoon Bredero (1585-1618), een toneelstuk dat een brede schets geeft van het Amsterdamse volksleven en in die tijd en nog lang daarna vaak werd opgevoerd. Als het in deze tijd weer gespeeld wordt voor een groot publiek, is het bewerkt in het Nederlands van nu en heet De Spaanse Brabander. Aan dit voorbeeld zien we dat een taal, dus ook het Nederlands, met de tijd meegaat. De taal van 2011 is heel wat anders dan die uit de Middeleeuwen en verschilde ook in de 17de eeuw nog veel van het Nederlands van nu. In de loop van de eeuwen is de taal steeds veranderd, aangepast aan de omstandigheden van de verschillende tijdperken en zoals het Nederlands nu is, zo zal het ook niet blijven. In de bijna 33 jaar dat ik weg ben uit Nederland is de taal wat uitspraak en woordenschat betreft alweer veranderd. Dat hoor ik steeds weer als ik er kom.

Nederlands in Suriname
Het Nederlands kwam als officiële taal in Suriname in 1667. Dat was dus ongeveer de taal van Bredero. Dat de taal zich in de loop der eeuwen aanpaste aan de Surinaamse omstandigheden en als zodanig ook steeds veranderde, is dus wat er altijd gebeurt met een ‘levende taal’. Ten behoeve van het professionele gebruik van de taal en daarmee samenhangend het onderwijs moeten er wel regels zijn. Voor het Nederlands zijn die officieel vastgesteld en vastgelegd in ‘het Groene Boekje’, gevolgd door alle woorden in de juiste spelling van dat moment. Om de zoveel jaren verschijnt er een nieuw groen boekje. Dan zijn er weer nieuwe woorden en zijn de spellingregels veranderd. Suriname is nu ook lid van de Nederlandse Taalunie en in de laatste uitgave van ‘het Groene Boekje’ staan dan ook 500 Surinaams-Nederlandse woorden opgenomen.

Sinds 1667 is het Nederlands in Suriname de taal van het bestuur, later ook van het onderwijs en naast de vele Surinaamse talen een belangrijk communicatiemiddel. Lila Gobardhan-Rambocus hield er een interessante lezing over op de Taalconferentie die op zaterdag 18 juni gehouden werd. Het publiek kreeg een helder overzicht van de geschiedenis van het Nederlands in Suriname. Die geschiedenis is nu toe aan een belangrijke volgende stap die de onafhankelijkheid van Suriname bevestigt: de wettelijke vastlegging, standaardisatie van het eigen Nederlands, dat hier, onder Surinaamse omstandigheden gegroeid is, net als het Nederlandse Nederlands daar. In haar ‘stelling’ over onze meertaligheid in historisch verband slaat Lila Gobardhan deze spijker op de kop: ‘het Nederlands is van een opgelegde taal een eigen taal geworden’. Wie zich wil verdiepen in dit onderwerp leze van Lila Gobardhan-Rambocus: Onderwijs als sleutel tot maatschappelijke vooruitgang. Een taal- en onderwijsgeschiedenis van Suriname (1651-1975), de handelseditie van haar dissertatie uit 2001.

Standaardisatie
Renata de Bies, deskundige op het gebied van het Surinaams-Nederlands, nam op de conferentie het onderwerp ‘standaardisatie’ voor haar rekening. Ze begon met een voorbeeld om het begrip ‘standaardisatie’ uit te leggen: ‘Als een kip niet die eigenschappen van de modelkip heeft, dan wordt hij niet goed bevonden. Zo hoor ik Surinamers in Nederland vaak klagen over Nederlandse kippen die niet zo lekker zouden zijn als Surinaamse. Bijgevolg kan er gesteld worden dat de nationale standaard voor een Surinaams product niet dezelfde hoeft te zijn als de nationale standaard voor hetzelfde product afkomstig uit een ander land.’ Zo is het ook met de taal. ‘Ik koop altijd kip onder de markt’, zeggen wij. In Nederland is dat ‘fout’, moet het ‘op de markt’ zijn. Voor commerciële zaken is er een ‘Centraal Bureau Standaardisatie’ en voor de taal moet er ook zoiets komen. Zo’n standaardisatieproces van een taal bestaat uit 4 fasen: selectie van het model, beregeling van het model, implementatie van het model en onderhoud van het model. Onderhoud zal ook moeten inhouden dat de veranderingen in de taal steeds weer vastgelegd worden. Renata de Bies (foto rechts) voegt aan haar uitleg van de vier fasen toe dat promotie van het model SN in Suriname al in gang is gezet met de leesboekjes van het basisonderwijs. Nog voordat het model is beschreven en vastgelegd, wordt er in de leesboekjes Van hier en daar en overal SN gebruikt. Wat in leesboekjes staat is immers standaardtaal. Er zijn wetenschappers die dit verschijnsel beschrijven als standaardisatie tengevolge van consensus. En ze geeft een voorbeeld: ‘Er kwamen mensen om een sinaasappel. Boyke moest weer nieuwe schillen. Snel en zeker schilde hij ze. Hij maakte nooit een soro.’ (leesboek 11)

Wat Renata de Bies niet zei, maar wat wel moet gebeuren is dat er in het kader van standaardisatie onderzoek gedaan wordt naar het gebruik van het Surinaams-Nederlands in de Surinaamse literatuur die ontstaan is in Suriname zelf. Marylin Simons is een voorbeeld van een auteur die schrijft in de taal die ze om zich heen hoort. Ze woont nu helaas niet meer in Suriname, maar toen ze hier schreef aan haar verhalenbundel Carrousel (Uitgeverij Okopipi, 2003), nam ze vaak ’s morgens vroeg de bus naar de Centrale Markt en legde overal haar oor te luisteren. Een van de mooiste verhalen uit de bundel is: ‘Witte lelies’. De eerste zin luidt: ‘Ronnie heeft me nooit geschijnd’. Als ik dit verhaal op KBF voorlees aan een muloklas veren alle onverschillig kijkende jongens en meisjes ineens op; herkenning; ze willen luisteren! Op de conferentie kwam Edgar Cairo wel ter sprake als auteur die schreef in het Surinaams-Nederlands, maar onmiddellijk werd daartegenin gebracht dat hij in Nederland woonde en daar een eigen Surinaams-Nederlands schreef, dat ‘Cairojaans’ werd genoemd.

De laatste jaren verschijnen er veel Surinaamse kinderboeken waarvan de inhoud en de taal aangepast zijn aan de eigen leefwereld van de kinderen hier en met illustraties die de taal nog verduidelijken. Ook zij vormen een bron voor het onderzoek van de standaardtaal.
Wat moet vastgelegd worden als ‘standaard’? Het Surinaams-Nederlands loopt langs een lijn die zich beweegt van ‘bijna Sranantongo’ tot ‘bijna Algemeen Nederlands’. Ergens in het midden ligt het Surinaams-Nederlands dat de standaard is en dat wettelijk bekrachtigd moet worden. Dat zal heel wat zekerheid geven op het gebied van ‘goed’ of ‘fout’, binnen het onderwijs, binnen beroepsinstanties en voor iedereen die zijn eigen taal goed wil gebruiken.

Rechten en vrijheden
Suriname heeft naast het Surinaams-Nederlands te maken met nog meer dan 20 andere talen, van de bevolkingsgroepen die het land bewonen. In wezen zijn alle Surinaamse talen gelijkwaardig. Dat hoort bij onze democratie. Hein Eersel sprak als voorzitter van de commissie die zich bezighoudt met de regulering van de meertaligheid in Suriname. In 1975 bij de onafhankelijkheid is er niets in de grondwet vastgelegd over de taalsituatie en welke taal de officiële taal is en ook niet in 1987. Dat geeft nu een grote vrijheid. Suriname kan nu vanuit de eigen gegroeide onafhankelijkheid bepalen welke taal de officiële taal is of dat er meer zijn dan één (ook het Sranantongo? Het Sarnámi? Het Javaans?) Moet het (Surinaams)-Nederlands die machtige positie behouden of moet dat het Engels worden? En hoe zit het met het Spaans? Dat kwam allemaal ter spraken tijdens de voordrachten, ook in die van Paul Middellijn (foto links), die pleitte voor het Engels en het Spaans, en vooral tijdens de discussies na de pauze, toen mensen uit het publiek vragen konden stellen die beantwoord werden door de inleiders. Veel mensen maakten gebruik van deze gelegenheid om te kunnen reageren op de gestelde zaken. Hoe zit het met de kleine talen, zoals die van de inheemsen, met vaak weinig sprekers? Was de eerste vraag. Weer werd bevestigd wat in de voordracht van Hein Eersel ook al benadrukt was: alle talen van Suriname moeten gerespecteerd worden, zijn gelijkwaardig; iedere burger heeft het recht zijn eigen taal te gebruiken en eigenlijk heeft iedereen ook recht op basisonderwijs, in ieder geval aanvankelijk, in de eigen taal. Gelukkig worden op basisscholen in het binnenland nu al vaak kinderen opgevangen in hun eigen taal en vanuit die taal en vanuit onderwerpen uit de eigen leefwereld leren ze dan de zo moeilijke en vreemde schooltaal. Ook dit zou wettelijk vastgelegd moeten worden en de leerkrachten zouden veel meer hulp moeten krijgen. Creativiteit, dus een speelse aanpak en aansluiting bij de wereld van het kind zijn belangrijke zaken, waardoor de kinderen gaan houden van die vreemde taal en hij eigen wordt.

Er is in de komende tijd dus heel veel te doen op het gebied van talen in Suriname. Goed was het dat aan het slot van de discussie duidelijk werd gesteld dat we moeten kijken naar wat haalbaar is. Is het haalbaar om het Engels, of zelfs het Spaans nu in te voeren als officiële taal? Dat gaat niet zo maar en we kunnen niet voorbijgaan aan de eeuwenlange traditie van het Nederlands, ook in de literatuur. Wel kan het Engels op creatieve en speelse manieren al aangeleerd worden aan de jongste kinderen binnen het onderwijs, zodat ze het later vanzelfsprekend kunnen leren lezen en schrijven. Doen wat haalbaar is, met duidelijke doelen voor ogen: de meertaligheid ondersteunen naar een eenheid in verscheidenheid toe en standaardisatie van het Surinaams-Nederlands als officiële taal, zijn duidelijk doelen, die ook zeer duidelijk gepresenteerd werden op de taalconferentie.

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter