Op donderdag 27 mei 2021 ondertekenden Rita Rahman, voorzitter van de Werkgroep Caraïbische Letteren, en... Lees verder →
Bewustwording centraal bij 150 jaar ‘Keti Koti’
De viering van ‘Keti Koti’ (afschaffing van de slavernij op 1 juli 1863) is vandaag ingeluid. Al vroeg in de ochtend was te merken dat dit jaar de 150ste herdenking intensief zal worden beleefd. Er is een nationale commissie in het leven geroepen voor de herdenking van diverse jubilea, met een budget van ruim SRD 1.5 miljoen.Deze commissie heeft landelijk ruim 160 activiteiten geregistreerd die vanaf vandaag plaatsvinden. “Maar dat is wat we hebben geregistreerd. Ik ben er zeker van dat het aantal activiteiten het drievoudige hiervan zal zijn”, zegt Elviera Sandie, secretaris van de commissie.
Sfeer al aanwezig
Op vrijwel alle basisscholen is dit jaar veel aandacht besteed aan Keti Koti. Opvallend was dat veel meer leerlingen en leerkrachten gekleed gingen in traditionele Afrikaanse klederdracht. Enkele scholen hebben een optocht gehouden compleet met drumband. In de binnenstad heerst er een sfeervolle drukte en er worden op het Onafhankelijkheidsplein de laatste voorbereidingen getroffen voor het opzetten van podia en andere installaties.
Aan de Waterkant en de Palmentuin worden zoals gewoonlijk de meeste activiteiten gehouden. Ook dit jaar worden er ceremonies gehouden bij het plakkaat van Kodjo, Mentor en Present, op het plein dat naar deze Afrikaanse helden is vernoemd. Daarvoor zal de stoet van verschillende organisaties zich verzamelen bij het beeld van Kwakoe aan de dokter Sophie Redmondstraat.
Bezinnen
Armand Zunder, onderzoeker naar het slavernijverleden van Suriname, vindt dat er alles aan gedaan moet worden opdat deze dag niet meer wordt gevierd, maar herdacht. Hij merkt op dat de Nederlandse kolonisator 383 jaren lang gezorgd heeft voor één van de ergste dieptepunten in de geschiedenis van het land. De nadruk moet vooral worden gelegd op de sociaal-economische, culturele, fysieke en mentale schade, waarvan volgens Zunder er nog altijd geen goed begin is gemaakt die te herstellen.
“Ik ben geen voorstander van een viering, maar van bezinning, over wat de positie is van de Afro-Surinamer. Wat doen we na 1 juli, hoe gaan we om met de mentale slavernij waarin we nog altijd verkeren en hoe moet onze houding zijn naar de toekomst”.
Zunder vindt dat het al lang tijd is voor een echte nationale conferentie waar deze en andere zaken goed worden besproken en de Afro-Surinamer in het bijzonder tot het volle bewustzijn komt dat niet kan worden vastgehouden aan een viering. “We moeten naar de toekomst kijken. Hoe die achterstand weg te werken. Ik geef eenieder mee dat deze dag er is om te bezinnen, en te zorgen dat we samen komen tot hogere hoogten, persoonlijk, voor de groep en voor de Surinaamse natie”, zegt Zunder.
Zowel hij als Iwan Wijngaarde van de Federatie van Afrikan Srananman, wijst er op dat in 1863 er geen afschaffing is gekomen van de slavernij. “De slaven moesten nog tien jaar op de plantages werken. In 1873 kwam pas de sociale vrijheid”, zegt Wijngaarde. Hierover houdt de organisatie zaterdag twee lezingen. De eerste heet ‘het gejubel en gejuich in 1863’, verzorgd door Jerry Egger. De tweede lezing wordt verzorgd door Lila Gobardhan met als titel ‘Wat is er gebeurd in 1873’. De lezingen worden gehouden in de botanische tuin aan de Previenlaan.
Nieuw boek documenteert historie zwarten
door Audry Wajwakana
Het boek komt voort uit een samenwerking tussen het IMWO van de Anton de Kom Universiteit en het Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis (NiNsee) in Amsterdam. “Het eerste plan om de geschiedenis van de Afro-Surinamers te onderzoeken en vast te leggen, is in 2008 opgevat”, herinnert Egger zich. Na een seminar in 2010 over de vastlegging van de geschiedenis van nazaten van de slavernij, is besloten om in artikelvorm onderzoek te doen naar het onderwerp. In het eerste artikel wijdt Jack Menke uitgebreid uit over het ontstaan van het woord creool en de wisselende betekenis ervan. “Spaanse veroveraars noemden alle nakomelingen van Europa, creool. Dit gold voor blanken, niet blanken en zelfs dieren”, weet Egger. Ook voor Suriname heeft het woord een bepaalde betekenis gehad. “Menke heeft voor het onderzoek gebruik gemaakt van de volkstelling statistieken vanaf 1921 tot de jaren zeventig, waarover hij vanavond een inleiding zal geven.”
Economisch actief
In het artikel ‘Langzaam ontwaken’ geeft Egger een overzichtvan een aantal sociaal-economische ontwikkelingen die plaatsvonden bij de creolen vanaf 1873. “Na het Staatstoezicht is er een duidelijk beeld gegeven in welke branches de creolen economisch actief waren. Van landbouw, goud, balata tot de ambtenarij en onderwijs in de twintigste eeuw.” De vijf andere onderzoekers zijn Lila Gobardhan-Rambocus over creolen en onderwijs, Joop Vernooij onderzocht creolen in de kerk en het creoolse geloof. Alex van Stipriaan onderzocht Paranen tussen stad en bos, een complexe Afro-Surinaamse ontwikkeling. Eric Jagdew en Martina Amoksi onderzochten de Marrons in Suriname in de post-Surinaamse periode; de moeizame integratie in de plantage-samenleving.
Stimulans
“Dit boek moet een stimulans zijn voor andere groepen om hun eigen geschiedenis vast te leggen”, zegt Egger. Op den duur zal er van alle losse stukjes van de geschiedenis één geheel gevormd kunnen worden. Het boek telt 280 bladzijden en zal volgend week in de boekhandels verkrijgbaar zijn. Tijdens de presentatie die gehouden wordt in het IGRS-gebouw op het universiteitsterrein, zal het boek voor een gereduceerd tarief worden aangeboden.
Verzet en opstand van Brits-Indische immigranten
door Lila Gobardhan-Rambocus
Paramaribo – Nu wij 140 jaar Hindostaanse Immigratie herdenken, is een zoektocht naar het massagraf van de ‘Gevallen Helden 1902’ op Mariënburg belangrijk. Verzet en opstanden van onze voorouders zijn er vanaf het begin geweest. Sedert 1825 waren Brits-Indische contractarbeiders in grote delen van de wereld (Afrika, Australië, Azië) zeer gewild. Naar het Caribisch Gebied begonnen ze in 1844 te komen.
read on…Hecht en Sterk
Update Tori Oso avond 27 februari
Ook aanwezig bij de presentatie van Hecht en Sterk van Shrinivási zijn Hein Eersel, Jerry Dewnarain en Rappa. Samen met Lila Gobardhan zullen zij participeren in het panelgesprek over de bundel. Jerry Dewnarain heeft al een voorzet gedaan. Van zijn hand verschijnt op zaterdag 23 februari een recensie in De Ware Tijd Literair.
[Mededeling van Schrijversgroep ’77]
Liber Amicorum Els Moor
Ter herinnering aan Anil Ramdas
door Lila Gobardhan-Rambocus
The Caribbean, the Land and the People
Van 8 tot en met 11 mei 2012 zullen tijdens de Caribische literatuurconferentie The Caribbean, the Land and the People 55 presentaties worden verzorgd. Er zijn 14 sprekers van lokale bodem. De overige wetenschappers/schrijvers zijn afkomstig uit andere Caribische landen of de landen van diaspora.
read on…Anil Ramdas krijgt bijzondere herdenking
door Euritha Tjan A Way
Paramaribo – Met de jazzy tonen van het muziekensemble onder leiding van Sonny Khoeb-lal, werd de juiste sfeer gecreëerd om afscheid te nemen van schrijver en journalist Anil Ramdas.
Gepast, omdat Ramdas een muziekliefhebber was en zeker de pittige bastonen op prijs gesteld zou hebben. Tijdens het eerste deel van de avond kwamen vertegenwoordigers van de organisatie Sociëteit Republiek Suriname (So-res), Multiculturele Televisie Nederland (MTNL) en Organisatie Hindoe Media (OHM) aan het woord om allen het belang van het werk van Anil Ramdas aan te geven. Ruud Chander ex-directeur MTNL vertelde over de karaktereigenschappen van Ramdas.
“Onze gesprekken waren diepgaand, maar soms botsend. We waren een religieuze omroeporganisatie en de ouderen vonden de onderwerpen die Anil besprak niet altijd even prettig. Maar voor hem was de boodschap belangrijk en dat konden wij wel waarderen.” De rest van de sprekers gaf ongeveer hetzelfde beeld van Ramdas; een man die geen blad voor de mond nam, de grens opzocht, zeer rechtvaardig was en zijn toehoorders aanzette tot nadenken.
Boeken
Middels voorleessessies kon de goedgevulde TBL-zaal woensdag ook kennis maken met het geschreven werk van Ramdas. Lila Gobardhan en Carlo Jadnanansing lazen elk een stuk voor uit twee van zijn boeken, waarbij duidelijke werd dat Ramdas een taalvirtuoos was. Gobardhan: ”Hij weet je met de eerste zinnen al te pakken en dan moet je gewoon doorlezen.” De voorleessessies waren zo indrukwekkend dat Hennah Draaibaar die de avond aan elkaar sprak en zelf aangaf Ramdas niet zo goed te kennen, zijn laatste boek Badal gelijk wilde aanschaffen (had ze zich goed voorbereid, dan was dat natuurlijk al gebeurd).
Documentaire
Het tweede deel van de avond bestond uit een korte documentaire over het leven en werk van Ramdas. Kennissen, collega’s en mensen die geparticipeerd hadden aan zijn televisieprogramma kwamen aan het woord en vertelden over Anil. De documentaire laat ook zien waarom Ramdas niet ieders favoriet was. Hij was scherp in zijn oordeel en keek kritisch naar de hindostaanse cultuur en multicultureel Nederland. Eén van zijn gewezen makkers Stephan Sanders las een uitspraak voor van Ramdas die luidde: Hindostanen willen in twee werelden leven. Ze willen de tradities van het Oosten en de vooruitgang van het Westen.
In de documentaire is te zien dat Ramdas onderwerpen bespreekbaar maakte en presenteerde, die baanbrekend waren. Hij presenteerde ook het eerste programma waarbij hindostaanse vrouwen openhartig spraken over mishandeling en echtscheiding. Jammer genoeg kwam niemand van zijn familie aan het woord. Bezoeker Annet Callender vond deze herdenking absoluut waard.” Zijn taalgebruik was bijzonder, hij was een goede observer en gaf dingen zo plastisch weer, waarbij hij iedereen besprak, zowel hindostaan als creool. Jammer dat er geen discussie aan gekoppeld was. Maar deze documentaire moet beslist voor een groter publiek vertoond worden.”
Zelfmoord
Zowel Jadnanansing als Gobardhan vond de avond geslaagd en het aantal aanwezigen was boven verwachting. Op de vraag waarom geen van de sprekers iets heeft gezegd over zijn zelfmoord op 16 februari jongstleden op 54-jarige leeftijd, menen beiden dat het niet aan hun is iets erover te zeggen. Gobardhan: “ Je moet iemand zijn besluiten respecteren, dus ik zal daar niets negatiefs over zeggen.” Eén van de uitspraken van Ramdas was dat zelfmoord de hoogste vorm van beschaving is.
[uit de Ware Tijd, 30/03/2012]
Anil Ramdas: Wat blijft zijn de herinneringen
door Lila Gobardhan-Rambocus
Mijn kennismaking met het werk van Anil Ramdas kwam door de publicatie De strijd van de dansers. Biografische vertellingen (1988). Het boek geeft een prachtige beschrijving en een haarscherpe analyse van de machtsverhoudingen op het eiland Curaçao, waar hij in de jaren tachtig van de vorige eeuw onderzoek naar deed. De ontmoeting kwam vele jaren later in Suriname, toen Anil Ramdas als ‘Writer in Residence’ aan het Instituut voor de Opleiding van Leraren colleges taalbeheersing (columnschrijven) verzorgde voor een deel van het jaarprogramma 2006-2007 van de opleiding mo B-Nederlands, waar ik opleidingscoördinator was. Het was een hele eer dat de studenten colleges zouden krijgen van zo’n erudiet persoon en hun kennis daardoor zouden kunnen verbreden. Al tijdens de correspondentie werd duidelijk dat het een goede samenwerking zou worden. Anil heeft op verschillende momenten aangegeven dat het prettig werken was met onze studenten, voor wie hij een diepe bewondering koesterde. Zelfs in januari 2012 maakte hij er gewag van tijdens een rondetafelgesprek in een van de programma’s van Writers Unlimited (Winternachten) in Den Haag. Hij vertelde toen dat hij les gaf aan veel vrouwen (het waren er veertig) en een man. Ze hadden allemaal een fulltimebaan, werkten soms ook op redacties van verschillende kranten en daarnaast studeerden ze verder. Voor hem moesten ze elke week heel veel lezen en dat deden ze. Onvoorstelbare discipline, ambitie en gedrevenheid, noemde hij dat.
Ramdas heeft zijn leven lang (hoe wrang klinkt dit nu) zijn interesse voor Suriname behouden; het land was deel van hem en dat mocht iedereen op de wereld weten. Zijn reizen naar India en zijn driejarig verblijf aldaar verdiepten zijn inzichten in de eigen achtergrond. Hij had een haat-liefdeverhouding met de Hindostaanse cultuur, die echter wel zijn basis bleef. Vanuit de Hindostaanse waarden, en met stevige kritiek op de misstanden, benaderde hij wat op zijn weg kwam en waarvoor hij heel veel las, immens veel. Dat heeft hem gevormd tot de denker die hij was. Ik ben er zeker van dat er veel herkenning zal zijn bij de Hindostaanse cultuurgroep als die zijn werk leest/ heeft gelezen. De Hindostaanse cultuur is ten dele een zwijgcultuur (Manai ka boli: wat zullen mensen zeggen) en Anil had het regelmatig over zaken die altijd verzwegen werden, en dat stak soms. Vooral Hindostaanse vrouwen hebben het door deze cultuur zwaar en daarom ontworstelen ze zich er steeds vaker aan. Dat zag Anil ook bij de opleiding Nederlands, waar natuurlijk niet alleen Hindostaanse vrouwen op waren.
Ramdas hield van vrouwen; hij hield van de vrouw als mens. Verstandig vond hij ze, die vrouwen en hij beschreef ze, vooral Hindostaanse vrouwen, want hun cultuur kende hij het best. Respect had hij voor ze, bewondering zelfs en hij is dit beeld van de sterke vrouw trouw gebleven. Is het niet deze Anil Ramdas die hevig verliefd werd op zijn buurmeisje, later met haar trouwde, een dochter en een zoon kreeg, en tot het laatst in Paramaribo (oktober 2007) met mij en mijn man liefdevol over hen sprak?
Anil Ramdas wenste zijn kennis met Nederland én met Suriname te delen. Dat werd hem niet altijd in dank afgenomen. Ons – of je nu uit de cultuurgroep afkomstig was of niet – gaf hij veel stof tot nadenken. Hij heeft zich altijd verbonden gevoeld met Suriname en vanuit zijn Surinaams-Hindostaanse achtergrond maakte hij de rest van de wereld ook deel van zichzelf. Daardoor ontsteeg hij alle engheid die er ook was en bleef ondanks alles zijn liefde voor het land. Zijn zelfgekozen dood zullen we, hoe erg we die ook vinden, moeten respecteren. Wat blijft zijn de mooie herinneringen die hij ons naliet.
Conferentie Neerlandistiek in het Caribisch gebied
Op 22, 23 en 24 november 2011 vindt aan de Universiteit van Aruba in Oranjestad de conferentie Neerlandistiek in het Caribisch gebied plaats. De primaire doelstelling van deze conferentie is het oprichten van een platform van neerlandici in het Caribisch gebied die op regelmatige basis overleg voeren over hun onderwijs en onderzoek. Daarnaast beoogt de conferentie met een publicatie van bijdragen een canon te creëren die als basis kan dienen voor verder onderzoek. Het is de doelstelling deze conferentie elke twee jaar te herhalen op andere plaatsen binnen de regio.
De deelnemers aan de bijeenkomst zijn personen die Nederlands doceren aan een universiteit, hogeschool of lerarenopleiding. De onderzoeksgebieden omvatten literatuur, taalkunde, taalbeheersing en taaldidactiek.
Programma
Dinsdag 22 november 2011
15.00 – 16.30 registratie en ontvangst deelnemers
17.00 – 18.30 openingslezing Kadar Abdolah, aansluitend receptie
19.00 – diner in restaurant The Old Fisherman
Woensdag 23 november 2011
09.30 – 12.00 literatuur in Caribisch gebied
12.15 – 13.45 lunch
14.00 – 16.30 didactiek Nederlands als vreemde taal
17.30 – 19.30 culturele wandeling in Oranjestad
Donderdag 24 november 2011
09.30 – 12.00 taalkunde en taalbeheersing
12.15 – 13.45 lunch
14.00 – 15.30 oprichting platform Neerlandistiek in het Caribisch gebied
16.00 – 17.00 slotlezing Jan Renkema
19.00 – diner in restaurant Old Cunucu House
De deelnemers
Kader Abdolah
Lisette Agatha Universiteit van Curaçao
Bernadette Bérénos Universiteit van Curaçao
Helen Chang Instituut voor de Opleiding van Leraren Suriname
Eveliene Coenen Dienst Onderwijs Bonaire
Mariska Dias Universiteit van Sint Maarten
Elisabeth Echteld Universiteit van Curaçao
Lila Gobardan-Rambocus Instituut voor de Opleiding van Leraren Suriname
Hedy Goeldjar – IJvel Instituut voor de Opleiding van Leraren Suriname
Johannetta Gordijn Dienst Onderwijs Bonaire
Kitty Groothuijse Universiteit van Aruba
Elisabeth D’Halleweyn Nederlandse Taalunie
Preetema Jong A Lock – Pahladsingh Instituut voor de Opleiding van Leraren Suriname
Kitty Leuverink Nederlandse Taalunie
Eric Mijts Universiteit van Aruba
Hilde Neus Instituut voor de Opleiding van Leraren Suriname
Joyce Pereira Universiteit van Aruba
Carola Peeters Directie Onderwijs Aruba
Vanessa Pietersz Directie Onderwijs Aruba
Jan Renkema Internationale Vereniging voor Neerlandistiek
Tjits Roselaar Internationale Vereniging voor Neerlandistiek
Wim Rutgers Universiteit van Curaçao
Ronnie Severing Nederlandse Taalunie Curaçao
Audrey Tromp-Wouters Directie Onderwijs Aruba
Christa Weijer Nederlandse Taalunie Curaçao
Merlynne Williams Instituto Pedagogico Arubano (IPA)
Georganiseerd door de Universiteit van Aruba
Mede mogelijk gemaakt door de Nederlandse Taalunie & Vertegenwoordiging Nederland
‘Ala tongo bun!’
Een conferentie over de Surinaamse taalsituatie
door Els Moor
‘Bonjours, wat roest er? wat nieuws, Andries en Harmen?
’t Gaet so wat heen, maer niet als ’t hoort, het Lant is vol allarmen, […]
Als de Kickvors ende Muys dus t’samen hassebassen,
So mocht haar de kuycken-dief wel schielijck eens verrassen […]
Dit zijn enkele regels uit het begin van het toneelstuk Spaanschen Brabander (1618) van Gerbrand Adriaenszoon Bredero (1585-1618), een toneelstuk dat een brede schets geeft van het Amsterdamse volksleven en in die tijd en nog lang daarna vaak werd opgevoerd. Als het in deze tijd weer gespeeld wordt voor een groot publiek, is het bewerkt in het Nederlands van nu en heet De Spaanse Brabander. Aan dit voorbeeld zien we dat een taal, dus ook het Nederlands, met de tijd meegaat. De taal van 2011 is heel wat anders dan die uit de Middeleeuwen en verschilde ook in de 17de eeuw nog veel van het Nederlands van nu. In de loop van de eeuwen is de taal steeds veranderd, aangepast aan de omstandigheden van de verschillende tijdperken en zoals het Nederlands nu is, zo zal het ook niet blijven. In de bijna 33 jaar dat ik weg ben uit Nederland is de taal wat uitspraak en woordenschat betreft alweer veranderd. Dat hoor ik steeds weer als ik er kom.
Nederlands in Suriname
Het Nederlands kwam als officiële taal in Suriname in 1667. Dat was dus ongeveer de taal van Bredero. Dat de taal zich in de loop der eeuwen aanpaste aan de Surinaamse omstandigheden en als zodanig ook steeds veranderde, is dus wat er altijd gebeurt met een ‘levende taal’. Ten behoeve van het professionele gebruik van de taal en daarmee samenhangend het onderwijs moeten er wel regels zijn. Voor het Nederlands zijn die officieel vastgesteld en vastgelegd in ‘het Groene Boekje’, gevolgd door alle woorden in de juiste spelling van dat moment. Om de zoveel jaren verschijnt er een nieuw groen boekje. Dan zijn er weer nieuwe woorden en zijn de spellingregels veranderd. Suriname is nu ook lid van de Nederlandse Taalunie en in de laatste uitgave van ‘het Groene Boekje’ staan dan ook 500 Surinaams-Nederlandse woorden opgenomen.
Sinds 1667 is het Nederlands in Suriname de taal van het bestuur, later ook van het onderwijs en naast de vele Surinaamse talen een belangrijk communicatiemiddel. Lila Gobardhan-Rambocus hield er een interessante lezing over op de Taalconferentie die op zaterdag 18 juni gehouden werd. Het publiek kreeg een helder overzicht van de geschiedenis van het Nederlands in Suriname. Die geschiedenis is nu toe aan een belangrijke volgende stap die de onafhankelijkheid van Suriname bevestigt: de wettelijke vastlegging, standaardisatie van het eigen Nederlands, dat hier, onder Surinaamse omstandigheden gegroeid is, net als het Nederlandse Nederlands daar. In haar ‘stelling’ over onze meertaligheid in historisch verband slaat Lila Gobardhan deze spijker op de kop: ‘het Nederlands is van een opgelegde taal een eigen taal geworden’. Wie zich wil verdiepen in dit onderwerp leze van Lila Gobardhan-Rambocus: Onderwijs als sleutel tot maatschappelijke vooruitgang. Een taal- en onderwijsgeschiedenis van Suriname (1651-1975), de handelseditie van haar dissertatie uit 2001.
Standaardisatie
Renata de Bies, deskundige op het gebied van het Surinaams-Nederlands, nam op de conferentie het onderwerp ‘standaardisatie’ voor haar rekening. Ze begon met een voorbeeld om het begrip ‘standaardisatie’ uit te leggen: ‘Als een kip niet die eigenschappen van de modelkip heeft, dan wordt hij niet goed bevonden. Zo hoor ik Surinamers in Nederland vaak klagen over Nederlandse kippen die niet zo lekker zouden zijn als Surinaamse. Bijgevolg kan er gesteld worden dat de nationale standaard voor een Surinaams product niet dezelfde hoeft te zijn als de nationale standaard voor hetzelfde product afkomstig uit een ander land.’ Zo is het ook met de taal. ‘Ik koop altijd kip onder de markt’, zeggen wij. In Nederland is dat ‘fout’, moet het ‘op de markt’ zijn. Voor commerciële zaken is er een ‘Centraal Bureau Standaardisatie’ en voor de taal moet er ook zoiets komen. Zo’n standaardisatieproces van een taal bestaat uit 4 fasen: selectie van het model, beregeling van het model, implementatie van het model en onderhoud van het model. Onderhoud zal ook moeten inhouden dat de veranderingen in de taal steeds weer vastgelegd worden. Renata de Bies (foto rechts) voegt aan haar uitleg van de vier fasen toe dat promotie van het model SN in Suriname al in gang is gezet met de leesboekjes van het basisonderwijs. Nog voordat het model is beschreven en vastgelegd, wordt er in de leesboekjes Van hier en daar en overal SN gebruikt. Wat in leesboekjes staat is immers standaardtaal. Er zijn wetenschappers die dit verschijnsel beschrijven als standaardisatie tengevolge van consensus. En ze geeft een voorbeeld: ‘Er kwamen mensen om een sinaasappel. Boyke moest weer nieuwe schillen. Snel en zeker schilde hij ze. Hij maakte nooit een soro.’ (leesboek 11)
Wat Renata de Bies niet zei, maar wat wel moet gebeuren is dat er in het kader van standaardisatie onderzoek gedaan wordt naar het gebruik van het Surinaams-Nederlands in de Surinaamse literatuur die ontstaan is in Suriname zelf. Marylin Simons is een voorbeeld van een auteur die schrijft in de taal die ze om zich heen hoort. Ze woont nu helaas niet meer in Suriname, maar toen ze hier schreef aan haar verhalenbundel Carrousel (Uitgeverij Okopipi, 2003), nam ze vaak ’s morgens vroeg de bus naar de Centrale Markt en legde overal haar oor te luisteren. Een van de mooiste verhalen uit de bundel is: ‘Witte lelies’. De eerste zin luidt: ‘Ronnie heeft me nooit geschijnd’. Als ik dit verhaal op KBF voorlees aan een muloklas veren alle onverschillig kijkende jongens en meisjes ineens op; herkenning; ze willen luisteren! Op de conferentie kwam Edgar Cairo wel ter sprake als auteur die schreef in het Surinaams-Nederlands, maar onmiddellijk werd daartegenin gebracht dat hij in Nederland woonde en daar een eigen Surinaams-Nederlands schreef, dat ‘Cairojaans’ werd genoemd.
De laatste jaren verschijnen er veel Surinaamse kinderboeken waarvan de inhoud en de taal aangepast zijn aan de eigen leefwereld van de kinderen hier en met illustraties die de taal nog verduidelijken. Ook zij vormen een bron voor het onderzoek van de standaardtaal.
Wat moet vastgelegd worden als ‘standaard’? Het Surinaams-Nederlands loopt langs een lijn die zich beweegt van ‘bijna Sranantongo’ tot ‘bijna Algemeen Nederlands’. Ergens in het midden ligt het Surinaams-Nederlands dat de standaard is en dat wettelijk bekrachtigd moet worden. Dat zal heel wat zekerheid geven op het gebied van ‘goed’ of ‘fout’, binnen het onderwijs, binnen beroepsinstanties en voor iedereen die zijn eigen taal goed wil gebruiken.
Rechten en vrijheden
Suriname heeft naast het Surinaams-Nederlands te maken met nog meer dan 20 andere talen, van de bevolkingsgroepen die het land bewonen. In wezen zijn alle Surinaamse talen gelijkwaardig. Dat hoort bij onze democratie. Hein Eersel sprak als voorzitter van de commissie die zich bezighoudt met de regulering van de meertaligheid in Suriname. In 1975 bij de onafhankelijkheid is er niets in de grondwet vastgelegd over de taalsituatie en welke taal de officiële taal is en ook niet in 1987. Dat geeft nu een grote vrijheid. Suriname kan nu vanuit de eigen gegroeide onafhankelijkheid bepalen welke taal de officiële taal is of dat er meer zijn dan één (ook het Sranantongo? Het Sarnámi? Het Javaans?) Moet het (Surinaams)-Nederlands die machtige positie behouden of moet dat het Engels worden? En hoe zit het met het Spaans? Dat kwam allemaal ter spraken tijdens de voordrachten, ook in die van Paul Middellijn (foto links), die pleitte voor het Engels en het Spaans, en vooral tijdens de discussies na de pauze, toen mensen uit het publiek vragen konden stellen die beantwoord werden door de inleiders. Veel mensen maakten gebruik van deze gelegenheid om te kunnen reageren op de gestelde zaken. Hoe zit het met de kleine talen, zoals die van de inheemsen, met vaak weinig sprekers? Was de eerste vraag. Weer werd bevestigd wat in de voordracht van Hein Eersel ook al benadrukt was: alle talen van Suriname moeten gerespecteerd worden, zijn gelijkwaardig; iedere burger heeft het recht zijn eigen taal te gebruiken en eigenlijk heeft iedereen ook recht op basisonderwijs, in ieder geval aanvankelijk, in de eigen taal. Gelukkig worden op basisscholen in het binnenland nu al vaak kinderen opgevangen in hun eigen taal en vanuit die taal en vanuit onderwerpen uit de eigen leefwereld leren ze dan de zo moeilijke en vreemde schooltaal. Ook dit zou wettelijk vastgelegd moeten worden en de leerkrachten zouden veel meer hulp moeten krijgen. Creativiteit, dus een speelse aanpak en aansluiting bij de wereld van het kind zijn belangrijke zaken, waardoor de kinderen gaan houden van die vreemde taal en hij eigen wordt.
Er is in de komende tijd dus heel veel te doen op het gebied van talen in Suriname. Goed was het dat aan het slot van de discussie duidelijk werd gesteld dat we moeten kijken naar wat haalbaar is. Is het haalbaar om het Engels, of zelfs het Spaans nu in te voeren als officiële taal? Dat gaat niet zo maar en we kunnen niet voorbijgaan aan de eeuwenlange traditie van het Nederlands, ook in de literatuur. Wel kan het Engels op creatieve en speelse manieren al aangeleerd worden aan de jongste kinderen binnen het onderwijs, zodat ze het later vanzelfsprekend kunnen leren lezen en schrijven. Doen wat haalbaar is, met duidelijke doelen voor ogen: de meertaligheid ondersteunen naar een eenheid in verscheidenheid toe en standaardisatie van het Surinaams-Nederlands als officiële taal, zijn duidelijk doelen, die ook zeer duidelijk gepresenteerd werden op de taalconferentie.