blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Geemert Ko van

Dushi Willemstad

door Aart G. Broek

Welkomstwoord’ bij gelegenheid van de presentatie van Ko van Geemert, Dushi Willemstad (Amsterdam: Bas Lubberhuizen, 2013) in het MC Theater, Westergasfabriekterrein Amsterdam, donderdag 26 september, 17 uur.

Het verzoek van de redacteur/auteur Ko van Geemert om u toe te spreken heb ik enigszins misnoegd ontvangen. Het artikel dat ik wilde bijdragen aan het boek dat wordt gelanceerd, Dushi Willemstad, was terzijde geschoven door Van Geemert. Voor mijn beschrijving van een bezoek aan Tip Marugg – die jarenlang woonachtig was op de vroegere plantage Pannekoek, ver buiten Willemstad – was geen plaats. Zo had Van Geemert gemeend, mogelijk op goede maar voor mij minder plezierige gronden. Een kort welkomstwoord voor Dushi Willemstad vond ik dan ook weinig aanlokkelijk. Ik dacht: ‘Zoek het verder ook maar uit zonder mij!’ Of, wat vriendelijker geformuleerd, de publicatie kan uitstekend zonder een tekst van mij ín de uitgave, dan kan de publicatie ook uitstekend zonder een tekst van mij ter ondersteuning van de lancering ervan.

Het verzoek van Van Geemert bereikte mij echter toen ik in ‘dushi Willemstad’ verbleef. Dat stemt mild, al was het maar door de verzengende hitte in augustus/september. Bovendien zat ik ook enkele malen op het terras van het hotel Avila dat op het omslag van het boek staat en werd daar door de vriendelijke ambiance, een witte wijn en een verkoelende passaatwind ontdaan van mijn twijfel. Natuurlijk mocht ik niet kleinzielig zijn, moest ik het boek welkom heten en diende ik uw belangstelling ervoor te voeden. Vooruit!

Ik weet dus van één tekst dat die er níét in staat, maar welke teksten er wél in staan, weet ik niet. Dat blijft nog even een verrassing, al doen het omslag en een aangekondigde bijdrage van de hand van Nic Møller – eigenaar van voornoemd hotel – vermoeden dat persoon en werk van Boeli van Leeuwen ter sprake komen. Het terras van Avila had Van Leeuwen tot ‘a home away from home’ gemaakt, hij hield er audiëntie, tekende exemplaren van zijn boeken, charmeerde er dames en schoffeerde er politieke, artistieke en intellectuele zwaargewichten.

Boeli van Leeuwen, ets, Bert Kienjet, 2009

Hoort Avila eigenlijk wel tot Willemstad? In de negentiende eeuw lag het indrukwekkende gebouw dat nu onder meer de lobby en kantoorruimtes van het hotel omvat, buiten de stad, buiten Willemstad. Het vormde ooit zelfs het ‘landelijke’ buitenverblijf van de gouverneurs die bestuurlijk huisden in het paleis dat in het fort in de Punda ligt. Willemstad omvatte: de Punda, Otrobanda, Scharloo en Pietermaai. De wijk waar Boeli van Leeuwen woonde – Van Engelen – was ooit een plantage, ver weg van Willemstad. Het maakt in ieder geval nieuwsgierig waar Van Geemert de grenzen van Willemstad legt. Het valt niet te ontkennen dat, ondanks de groei van Willemstad in de afgelopen honderd jaar, de plantage Pannekoek, waar Tip een woning huurde, nog steeds niet bij Willemstad hoort. Een bijdrage over een tocht naar Marugg schiet voorbij het doel van de uitgave – begrip gloort.

Havenmonding Willemstad, brugverbinding Punda / Otrobanda

In die stad heeft ooit één wijk niet alleen de belangrijkste personages voor romans maar ook de meeste lezers ervan opgeleverd: Otrobanda. Tussen ca. 1920 en 1935 werden ruim een dozijn Papiamentstalige romans geschreven, die de rooms-katholieke moraal verdedigde. Wie zich daar niet aan wist te houden, zou kommerlijk ten ondergaan, zo wilde de nadrukkelijke boodschap. Deze tendensromans – van de hand van Willem Kroon, Manuel Fray en Miguel Suriel – waren vooral bedoeld voor mannen met een ambachtelijke achtergrond, hun vrouwen en jong volwassen kinderen. Die woonden in Otrobanda en liepen gevaar om te worden ‘opgeslokt’ door de westerse genoegens die de uitdijende raffinaderij met zich meebracht. Deze romans waren grotendeels gesitueerd in Otrobanda.

Molenplein, Otrobanda, Willemstad.

Het zal niet meevallen een kwalitatief interessant fragment in de Papiamentstalige romans te vinden, dat zou kunnen tippen aan de beschrijving die Tip Marugg ons achterliet van Otrobanda, de wijk waar hij werd geboren en opgroeide. Dat fragment verscheen in het Curaçaose tijdschrift Kristòf en werd natuurlijk ook opgenomen in zijn verzameld werk (De hemel is van korte duur [2009]). Hoe het ook zij, enige kennis van de Curaçaose letteren maakt in ieder geval nieuwsgierig naar wat Van Geemert binnen de grenzen van Willemstad de moeite waard vindt om onze aandacht op te vestigen. Die Papiamentstalige romans wel of juist niet?

Pasfoto van Tip Marugg

Wandelend door ‘dushi Willemstad’ in de hitte van eind augustus/begin september werd ik alleen maar meer nieuwsgierig naar het gelijknamige boek van Van Geemert. Hoe hadden schrijvers van eilandelijke bodem eigenlijk naar hun stad gekeken? Zij niet alleen. Doen literaire passanten ook mee of worden die buiten het literaire Willemstad gelaten? Hoe hadden die passanten erop gereageerd, er zich door laten inspireren? Door de stegen, pleintjes, forten, het waaigat, de grote stadshuizen, de erven, de markten, de bars, winkels, de begraafplaatsen, de openluchtbordelen in de mondi aan de stadsrand, de kust, de haven, binnenwateren met mangroven … en bovenal door de mensen van zo een divers pluimage. Wandelend door ‘dushi Willemstad’ wist ik Van Geemert te vergeven, dat hij mij buiten het boek had gelaten. En straks, wanneer ik door de bladzijden van Dushi Willemstad struin, zullen de laatste kruimels aan wrevel ongetwijfeld worden weggeveegd.

Gouverneurspaleis, Punda, Willemstad

Want … voor wie zich aan ‘dushi Willemstad’ overgeeft, merkt hoe louterend de stad werkt. Het zal met het gelijknamige boek niet anders zijn. Kortom, mijn welgemeende felicitaties voor de uitgever, Bas Lubberhuizen, voor Hein Aalders, de redactionele steun achter de coulissen, en bovenal voor Ko van Geemert, auteur en redacteur, met deze verleiding om zich langdurig in dushi Willemstad te verpozen.

[foto’s © Aart G. Broek, tenzij anders vermeld]

Dushi Willemstad

Op donderdag 26 september om 17 uur wordt Dushi Willemstad, samengesteld door Ko van Geemert, gepresenteerd in het MCTheater op het Westergasfabriekterrein in Amsterdam.
Heimwee naar Curaçao. Niet de minsten hebben er last van. Neem Nobelprijswinnaar Gabriel García Márquez, over wie de Curaçaose auteur Boeli van Leeuwen schreef: ‘In vrijwel al zijn boeken wordt het schone eiland Curaçao genoemd.’ In Dushi Willemstad wordt duidelijk waarom Curaçao zo fascinerend is. We maken twee verrassende wandelingen door Willemstad, routes voorzien van vele citaten uit het werk van talloze auteurs. We dompelen ons onder in Antilliaanse thema’s als de loterij, de snèk, Campo Alegre en 30 mei 1969. En vijf kenners van de Curaçaose cultuur en literatuur leveren hun bijdrage: Lucille Berry-Haseth, Wim Rutgers, Carel de Haseth, Nic Møller en Jan Brokken.
Ko van Geemert (1950) publiceerde onder meer Amsterdam & zijn schrijvers. Literatuur op locatie  en Paramaribo Brasa! Recente uitgaven: Het Einde Wandelen rond eindhaltes van de tram in Amsterdam en Dum Vivimus Vivamus, over de gelijknamige serie schilderijen van Jeroen Krabbé.
Dushi Willemstad
Ko van Geemert (samenstelling)
Het Oog in ‘t Zeil Stedenreeks
Uitgeverij Bas Lubberhuizen
ISBN 9789059373594
 22,50
272 pagina’s
geïllustreerd
paperback
verschijnt 27 september 2013

Thea Doelwijt: ‘Het blijft een kick: kritisch en muzikaal werken in Suriname’

door Ko van Geemert

Op 25 november ging Ons Kent Ons in première in het Bijlmer Parktheater in Amsterdam, een cabaretmusical van Thea Doelwijt, onder regie van Kenneth Herdigein en met muziek van Harto Soemodihardjo. Daarmee voegde Thea Doelwijt weer een stuk toe aan haar toch al omvangrijke en veelzijdige oeuvre.

read on…

Ik ben zachtjes gelukkig

De laatste parade van Ruth San A Jong

door Ko van Geemert

In deze bundel met negen korte verhalen, waarmee de in Paramaribo wonende Ruth San A Jong (1970) debuteert, speelt de dood een hoofdrol. In het titelverhaal gaat het om de dood van Hugo, ‘de man van het dubbelleven’. Hugo’s credo is: ‘Mi no wani no wan babari’, mocht ik ooit sterven dan geen schandaal aan mijn oren, maar wel vrolijkheid en plezier. Duidelijk wordt voor welke problemen een bijvrouw komt te staan als haar geliefde overlijdt en wat ze moet doen om ervoor te zorgen dat zijn geest haar ’s avonds niet komt kwellen. Het tweede verhaal vertelt over een achtjarig meisje van wie de moeder overlijdt. De derde geschiedenis betreft een moeder die aanvankelijk moordneigingen heeft bij het zien van haar dochtertje dat uit een verkrachting is geboren; later vindt zij nota bene werk in het huis van haar verkrachter. In het volgende verhaal krijgt een jonge man inzicht in de homoseksuele gevoelens van zijn net overleden vriend: ‘De waarheid kwam tot mij in een veel te laat visioen’. Vervolgens ontmoeten we een vrouw die het lijk moet wassen van haar vermoorde, geliefde buurjongetje. In verhaal zes treffen we een buitenvrouw die volgens de traditie een onderbroekje in de kist van de dode minnaar moet gaan leggen: ‘De vrouw wachtte tot mijn gesnik een beetje minder werd en vroeg plots met een verwijtende blik naar de onderbroek.’ Verhaal zeven gaat over een groepje jongeren dat alles samen doet, zoals ‘samen naar Republiek’ gaan. Het loopt voor een van hen niet goed af. Hierna volgen we een stervensproces: ‘Ze hebben champagne geschonken, op mijn verzoek, de stekker gaat eruit. Ik ben zachtjes gelukkig’. En in het laatste, aangrijpende, verhaal ‘Inferno’, lezen we hoe een dochter haar zieke moeder tot de dood verzorgt. Schrijnend zijn de toestanden die patiënten en familie moeten doormaken als iemand in de isoleerkamer van een gesticht belandt. Het eindigt zo: ‘Op het lint van mijn grafruiker: VLIEG LIEFJE, VLIEG, JE GEEST IS NU VRIJ’.
Het zijn vrijwel allemaal boeiende verhalen, waarin facetten van het Surinaamse leven worden beschreven die lang niet bij elke lezer bekend zullen zijn. Daarbij springen twee dingen naar voren: San A Jong heeft een vlotte pen, en ze schrijft zonder opsmuk of sentimentaliteit – en vooral dat laatste ligt constant op de loer bij een onderwerp als dit. Eerder was werk van haar te lezen in de bloemlezingen Waarover we niet moeten praten (2007, Vereniging Ons Suriname) en Voor mij ben je hier (2011), samengesteld door Michiel van Kempen.
De laatste parade is een mooie verhalenbundel, een debuut dat naar meer smaakt.

De laatste parade, Ruth San A Jong, 2011, Uitgeverij In De Knipscheer, ISBN 9789062656721

Suriname op een tweesprong

door Jeroen Dewulf

Is Suriname een Caraïbisch of een Zuid-Amerikaans land? Vanuit Nederlands perspectief wordt het land traditioneel tot de Caraïben gerekend. De tijd dat een minister het voorstel deed om een brug te laten bouwen tussen Suriname en Curaçao is dan wel voorbij, maar in Nederland bestaat nog altijd de neiging om vanuit Paramaribo de blik naar het noorden te richten, naar de oceaan. Zo bezien is het geen verrassing dat het postkoloniale Suriname de ogen steeds duidelijker naar het zuiden richt, naar Zuid-Amerika. Het grote voorbeeld is daarbij het land dat in zijn geschiedenis nog nooit zo zelfverzekerd is geweest als nu: Brazilië. Niet zonder reden voorspelt Guus Pengel in Suriname en ik dat het Surinaams-Nederlands in de niet zo verre toekomst wellicht zal worden uitgebreid naar Surinaams-Braziliaans-Nederlands. Jean and Kathleen Ferrier beginnen hun visie op de toekomst van Suriname zelfs met een lied van de Braziliaanse zanger Chico Buarque. Dat lied is weliswaar een hommage aan Tom Jobim, de “vader van de Bossa Nova”, en niet aan de Braziliaanse mens, maar de foutieve interpretatie van de wat al te enthousiaste zusjes Ferrier is veelzeggend: Surinamers zien in hun machtige Braziliaanse zuiderbuur een nieuw rolmodel.

Vaak wordt vergeten dat ook Brazilië een, weliswaar kortstondig, Nederlands verleden heeft. De zanger Chico Buarque – eigenlijk Francisco Buarque de Hollanda – is een van de vele Brazilianen met Nederlandse roots. Dit Nederlandse hoofdstuk uit hun geschiedenis is de reden waarom Braziliaanse intellectuelen regelmatig naar Suriname verwijzen in discussies over de vraag hoe Brazilië er had uitgezien als de Portugezen de Nederlandse “bezetters” in 1649 niet hadden verdreven. Veel beter, zo verklaarde ooit de invloedrijke politicus Joaquim Nabuco en velen zeiden het hem na. Want wat is het achtergebleven Portugal in vergelijking tot het welvarende Nederland? En waren de Nederlanders niet de eersten die met Frans Post en Albert Eckhout het Braziliaanse landschap en de bevolking schilderden en er met Georg Markgraf en Willem Piso de fauna en flora bestudeerden? Tegenstanders van deze theorie hebben echter aan één woord genoeg om de discussie in hun voordeel te beslechten: Suriname. Tegen zo’n intellectuele uppercut valt niets meer in te brengen. Suriname staat immers symbool voor alles wat Brazilianen niet willen: politieke chaos, economische malaise, corruptie. Bovendien heeft het land niet eens een fatsoenlijk strand.

Wie de serie boeken leest die onlangs in Nederland over Suriname zijn verschenen – Paramaribo Brasa!, Voor mij ben je hier, Suriname en ik – krijgt een heel andere indruk van het land. Hier proef je heimwee, trots, liefde, zelfs passie voor de sfeer, de muziek, het eten en de omgangsvormen van een land dat je in vergelijking tot het grijze en chagrijnige Nederland in alle kleuren van de regenboog lijkt toe te lachen. Het is opvallend dat die boeken net op een moment verschijnen dat Suriname een koers is gaan varen die niet meer op Amsterdam is gericht. Het lijkt wel alsof Nederlanders pas dan massaal van iets durven te gaan houden, als ze het definitief kwijt zijn. Nu de Indische nostalgie wat is weggeëbd lijkt plots een golf van heimwee naar de West op komst.

Met Paramaribo Brasa! biedt Ko van Geemert een vlot geschreven en informatief boekje over de Surinaamse hoofdstad voor de intellectuele toerist uit Nederland. Interessanter is de bundel Voor mij ben je hier, waarin Michiel van Kempen een reeks verhalen van de jongste generatie Surinaamse schrijvers presenteert. Afgezien van een storende neiging tot prekerigheid is de kwaliteit van de meeste bijdragen in deze bundel hoog. De grote ontdekking is zonder meer Herman Hennink Monkau, al is het begrip “jongste generatie” bij iemand met jaargang 1935 wel heel ruim opgevat. Monkau is hoe dan ook een groot verteller die alleen nog een strenge lector nodig heeft om zijn vele overbodige bijzinnen te schrappen. Indrukwekkend is ook het literaire talent van Rihana Jamaludin. Vooral in haar beschrijving van Amsterdam door de ogen van een orthodoxe Hindoestaanse moslim maakt deze schrijfster een sterke indruk. Mala Kishoendajal levert in haar verhaal over de eerste generatie Hindoestanen in Suriname eveneens een verrijkend perspectief op de complexiteit van een gemeenschap die lang gesloten bleef voor de Nederlandstalige lezer.

Suriname en ik is een bundel met reflecties over Surinaamse identiteit en over de toekomst van een land op een tweesprong. Het is een boek vol heimwee van in Nederland woonachtige Surinamers en van Nederlanders die Suriname een warm hart toedragen, samengesteld door John Leerdam en Noraly Beyer. Naast een reeks uitbundige liefdesverklaringen aan switi Sranan valt er in verschillende bijdragen ook verdriet te bespeuren, het meest pakkend wellicht in de prachtige tekst van de Hindoestaanse politicus Rabin Baldewsingh. Opvallend aan deze bundel is de calvinistische neiging om absolute rechtlijnigheid als een kwaliteit te beschouwen. Dit terwijl Suriname net een land is dat uitblinkt door ambivalentie. Een land waar de morele verontwaardiging hoog oploopt als het om slavernij gaat, maar waar men tegelijk een moordenaar en drugsbaron tot president kiest, een land waar men de nationale trots luidkeels verkondigt en tegelijk het culturele erfgoed laat verkommeren, een land waar de dictator zich aan marronhelden als Boni spiegelt en tegelijk een Marrondorp platbrandt, een land waar de schoonheid van het landschap in alle geuren en kleuren wordt bezongen terwijl de eigen natuur in de uitverkoop staat, een land ook dat zich profileert als een multicultureel model en tegelijk een partijsysteem op basis van etnische segregatie hanteert. Wellicht niet toevallig bevat deze bundel dan ook veel bijdragen van gefrustreerde Nederlanders die ooit met de beste bedoelingen naar Suriname zijn getrokken, maar in en over Sranankondre erg Nederlands bleven denken. Met als paradepaardje de bijdrage van Jan Pronk, de man die als geen ander past in het door John Jansen van Galens geschetste beeld van de ”koloniale apostel van het antikolonialisme”.

De interessantste bijdrage in deze bundel komt van trendwatcher Adjiedj Bakas die specifiek ingaat op de ambivalentie van Suriname. Met behulp van het kernwoord “barok” slaagt Bakas erin om het uitbundige en tegelijk diep melancholische karakter van het land in een nieuw perspectief te plaatsen. Als één van de weinigen kijkt hij niet alleen naar het verleden, maar ook naar de toekomst en denkt hij na over de gevolgen van de toenadering tot Brazilië. De door hem voorspelde opkomst van Evangelicalen, waarbij Afrikaanse tradities zoals winti wellicht sterk onder druk zullen komen te staan, is inderdaad een weinig prettig maar helaas realistisch scenario.

Voortbordurend op de voorspelling van Bakas rijst de vraag wat Suriname in intellectueel opzicht van Brazilië kan verwachten. Een belangrijk verschil tussen beide landen is zeer zeker de omgang met het koloniale verleden. In tegenstelling tot Suriname heeft Brazilië een manier gevonden om dit pijnlijke verleden, inclusief slavernij, op een positieve manier te integreren binnen de eigen hybride identiteit. Alle retoriek over tolerantie ten spijt is Suriname sinds de onafhankelijkheid een land vol frustratie gebleven, vooral ten opzichte van Nederland. In hun kritiek op Nederland presenteren Surinamers hun eigen land graag als voorbeeld van multiculturaliteit door te verwijzen naar de moskee die in Paramaribo vlak naast de synagoge staat. De bewonderenswaardige tolerantie van de (kleine) joodse en islamitische minderheden in Suriname zou echter ook kunnen gelden als een oproep aan de Surinaamse meerheid om de rancune uit het verleden op een creatieve manier te overwinnen. Een Braziliaans identiteitsconcept, waarin ook de voormalige kolonisator een plaats heeft gekregen, kan Suriname daarbij zeker van pas komen.

Jeroen Dewulf werkt aan de University of California, Berkeley

[eerder verschenen in Ons Erfdeel, 2011, nr. 3]

Toffee smaakt naar niks

Over De smaak van toffee van Annitta Kortstam

door Ko van Geemert

Een vijftienjarige Nederlands meisje van Surinaamse afkomst, Lylie Mulcher, gaat op vakantie naar Suriname. Op een binnenlands tripje naar Palumeu ontmoet ze de steenrijke, bloedmooie, maar psychisch labiele Owen Di Roille, een onweerstaanbaar sexy topmodel en populair correspondent voor de Franse televisie. Ze wordt smoorverliefd op hem. Een probleem is wel dat hij getrouwd is. Na wat omtrekkende bewegingen (‘Ik voel opeens zijn tong en proef zijn tong. De smaak van toffee.’) gaan ze met elkaar naar bed en wordt ze ontmaagd: ‘Hij komt weer boven op mij liggen en ik voel opeens dat hij me begint te penetreren. Het doet best pijn.’ We zijn dan op pagina 60.

read on…

Paramaribo literair ontdekken

door Margot Dijkgraaf

,,Ach schat”, zegt Cynthia McLeod als ik haar bel, ,,ik ben net uit het ziekenhuis, de stadswandeling gaat dit jaar niet door”. Jammer, de wandelingen die Suriname’s beroemdste schrijfster geeft in het centrum van Paramaribo zijn vermaard. Je leert in één klap alles over de geschiedenis van het land en de hoofdstad, huizen en gebouwen die normaliter gesloten zijn, openen dan hun deuren.

read on…

Vandaag ben ik hier, morgen daar herboren

door Karin Amatmoekrim

Deze week wordt er een nieuw deel in de reeks ‘Literaire Steden’ gepresenteerd. Het gaat om Paramaribo brasa!, een reisgids die de lezer meeneemt op een stadswandeling door de Surinaamse hoofdstad aan de hand van Surinaamse romans en gedichten. Een literaire stadswandeling, dus. Door Paramaribo. Leuk, denkt de Nederlandse lezer. Wandelen, en meer te weten komen over de Surinaamse letteren. Gek, denkt de Surinaamse lezer. Want wie wil er nu in hemelsnaam vrijwillig door een snikhete stad als Paramaribo wandelen? De zon is moordend heet, en met het levensgevaarlijke stadsverkeer is veilig de straat oversteken op zich al een uitdaging. Geen normaal mens loopt in deze stad meer dan uiterst noodzakelijk is, dat is logisch.
Maar in het Paramaribo van tegenwoordig wankelen veel vanzelfsprekendheden. Ik heb het nu niet over de politieke situatie, maar over de invloed van de Nederlandse toerist. Zo ging ik zelf vorige maand nog naar Paramaribo om er een literair congres bij te wonen. Al aan boord van het vliegtuig viel het me op; minstens de helft van de passagiers was blank. Een paar jaar geleden was dat nog onvoorstelbaar. Immers, als je geen familie in Suriname had, wat had je er dan te zoeken?

Sinds een aantal jaar heeft Suriname echter ontdekt dat haar overweldigende natuur een sterke aantrekkingskracht heeft op westerlingen. Je vindt er tegenwoordig een keur aan ecotoeristische uitspanningen. En groen is tegenwoordig hip, dus boort Suriname zomaar een heel nieuwe markt aan. Daarnaast zijn er natuurlijk de Nederlandse stagiaires, die er een paar maanden zitten en die allemaal een gevolg van bezorgde of nieuwsgierige ouders naar het land slepen. Ouders die op hun beurt weer aan hun vriendengroep vertellen over deze oh zo exotische maar toch zo Nederlandse vakantiebestemming, uitermate geschikt voor de wat oudere reiziger die nog wel iets van de wereld wil zien maar geen puf meer heeft voor echt spannende reizen, of die zich het gehakkel in een exotische taal liever bespaart en lekker Nederlands wil praten. Niet dat daar iets mis mee is. Helemaal niet zelfs. Ik besef dat dankzij de aandacht van de Nederlandse burgers, ook de Surinaamse reiziger veel comfortabeler vliegt dan vroeger. Tot voor kort betaalde je niet alleen de allerhoogste prijs voor een retourtje Paramaribo (900 euro als je geluk had, met een beetje pech zat je al tegen de 1100 aan), maar dan zat je ook nog standaard in het alleroudste vliegtuig. Zo een waar de meeste headsets niet werkten en je niets anders te doen had dan staren naar de roestplekken op de muur. Een keer heb ik het grootste deel van mijn vlucht besteed aan het ontwijken van koude druppels water die uit een van de kieren in het baggagerek in mijn nek vielen. Volgens de stewardess was het niets om me zorgen over te maken. Het was maar condensatie.

De KLM weet natuurlijk dat je Surinamers met heimwee wel de hoofdprijs voor een slechte plek kan laten betalen, die tickets verkoop je toch wel, maar dat een béétje Hollander zich dat niet laat gebeuren. Dus was ik vorige maand niet eens echt verbaasd om te constateren dat met al dat witte publiek in het vliegtuig, we ook meteen een mooier, nieuwer toestel hadden. En hoe nauwkeurig ik ook de wanden en de naden boven mij bestudeerde; er was geen vochtplek te bekennen. Wie had dát ooit gedacht!

Eenmaal in Paramaribo wordt de aanwezigheid van de Nederlander ook steeds vanzelfsprekender. Het is niet bijzonder meer om een voltallig wit gezinnetje aan te zien schuiven in een warung, of groepjes stagiaires op de fiets door te stad te zien zwieren. Maar wat wel nog steeds opzien baart, vooral ook onder de autochtone Surinamers, is een wandelende toerist. Wie haalt het in zijn hoofd om in een gloeiend hete zon, drieëndertig graden in de schaduw, tussen het stinkende verkeer van een verstopte hoofdstad, eens even lekker te gaan wandelen? De Nederlander, natuurlijk.

Met Paramaribo brasa! is er nu dus zelfs een literaire wandelgids te koop. Samensteller Ko van Geemert laat zien hoe Paramaribo doorklinkt in verschillende romans en gedichten. Ik kreeg de gids bij toeval onder ogen, en het moet gezegd; nadat je je over het belachelijke idee hebt gezet van een wandeling door een zinderend heet Paramaribo, geeft de gids je een leuk inkijkje in het Surinaamse culturele leven. Het boek is hier en daar nogal rommelig van opzet, wat nogal verwarrend leest. Maar met een beetje goede wil kan je het ook zien als een toevoeging aan het sfeerbeeld. Want de Surinaamse literatuur is bij vlagen een wanordelijk zooitje, dat desalniettemin genoeg prachtige elementen voortbrengt. Bovendien is een wandeling door Paramaribo op zichzelf al geen opgeruimd werkje, dus dan maakt het verder vast ook niet uit dat de gids die u leidt ook voortdurend van de hak op de tak springt. Ook is het jammer dat de foto’s niet in kleur zijn afgedrukt; het zou een substantiële toevoeging aan het geheel zijn. Veel minpunten worden wel goed gemaakt door de ‘volheid’ van het boek. Van Geemert haalt in zijn enthousiasme om Paramaribo te schetsen aan de hand van de literatuur, van alles aan; boekfragmenten, interviews met politici, zelfs een dagboekverslag van een oud-museumdirecteur over een hengeluitje met Prins Bernard ontbreekt niet. Het resulteert in een fragmentarisch maar rijk beeld van wat er zoal gebeurt in het culturele leven van Suriname, of dat nou de cynische kijk is van essayist Anil Ramdas, of de liefdevolle omarming van Shrinivasi, een van de bekendste dichters van Suriname.

Dat het boek bedoeld is voor toeristen, wordt nog duidelijker door hoofdstukken als ‘Surinaamse kwesties’, waarin de achtergrond van het land en de bevolking nog eens wordt uitgelegd. Handig voor de Nederlandse toerist die zich afvraagt waar al die Javaanse en Hindostaanse mensen toch vandaan komen.

Een van de allerleukste toevoegingen, is het stuk van journalist Patrick Meershoek. Meershoek schrijft sinds jaar en dag over Surinaams-Amsterdamse zaken voor Het Parool, maar als hij schrijft over het echte Suriname, is toch duidelijk dat Paramaribo ook hem verrast. Hij schrijft over een ontmoeting met Michael Slory. Deze dichter is een dankbaar onderwerp voor elke journalist, want een groot schrijver, met een bijzonder en tragisch leven. Zijn werk en leven zijn op zichzelf al een boek waard. Dat Slory een eigen hoofdstuk krijgt binnen deze literaire wandeltocht is terecht. Het maakt mij, als Surinaamse, bovendien trots omdat hij op deze manier weer een beetje aan die zo verdiende bekendheid wint.

Aftands gedicht
hoe lang leven
is jou beschoren?

Zolang ze mij nog willen horen.

Vandaag ben ik hier
morgen ben ik daar herboren.

Eerlijk gezegd is dat eigenlijk wat mij betreft sowieso de meerwaarde van een bundel als deze. Misschien heeft u helemaal geen geld voor een ticket naar Paramaribo. Of heeft u, eenmaal daar, geen zin in een wandeling door die snikhete stad. Maar al lezend in Paramaribo brasa! wordt wel duidelijk dat de Surinaamse literatuur niet eenzijdig is, maar rijkgeschakeerd. En dan hoop ik maar dat het de nieuwsgierigheid een beetje prikkelt, zodat u eens een bundel van iemand als Shrinivasi, of Slory oppakt. Dat is een verrijking op zichzelf! Daar is geen wandeling voor nodig. Tenzij u zelf wilt, natuurlijk. Je weet het immers nooit met die gekke Hollanders.

Verschenen bij uitgeverij Bas Lubberhuizen, Amsterdam. 228 p., 22,50 euro.

Presentatie literaire reisgids Paramaribo

Paramaribo brasa! [Ik omhels je, Paramaribo] is een bijzondere reisgids, die laat zien wat de Surinaamse hoofdstad betekent voor het werk van schrijvers en hoe de stad doorklinkt in de romans, verhalen en gedichten van Surinaamse en Nederlandse schrijvers. Kern van Paramaribo brasa! is een literaire stadswandeling, waarbij de belangrijkste schrijvers van vroeger en nu worden besproken en geciteerd, van Albert Helman tot Cynthia Mc Leod, van Bea Vianen tot Clark Accord, van Ischa Meijer tot Anil Ramdas.

read on…

Paramaribo door het schrijversoog

Een veel beschreven stad

door Ko van Geemert

[De Paramariboroute, is een wandeling door de stad waarbij stilgestaan wordt bij de talloze schrijvers, dichters en journalisten die over Paramaribo geschreven hebben. Van Cynthia McLeod tot Tessa Leuwsha en van Bea Vianen tot Clark Accord. De wandeling vormt de kern van het boek Paramaribo, Brasa! onder redactie van Ko van Geemert, dat 13 november op de Pier van Torarica gepresenteerd werd. Een voorproefje.]

We lopen vanaf het Onafhankelijkheidsplein de Waterkant op. Aan de overkant van de Surinamerivier vertrekken de zwarte slaaf Abonni, zijn vrienden Axel, Mani en Tania richting de vrijheid in de ‘avonturenroman voor jongvolwassenen’ Naar de Barbiesjes van J.B. Charles: ‘In de zomer van het jaar 1849 wandelden twee jongens in stevig tempo langs de rechteroever van de Surinamerivier, in ongeveer zuidoostelijke richting, want de rivier maakte daar, net voorbij Paramaribo, een sterke bocht naar het zuiden. De stad – aan de overkant – lag al een eindje achter hen’.

De Surinamerivier speelt in diverse teksten een voorname rol. De aangrijpende roman van Annejet van der Zijl over Sonny Boy, begint zo: ‘Waldemar was een zwemmer. Nog niet eens vijftien jaar oud, en nu al zwom hij met gemak twintig kilometer langs verlaten plantages en drukke steigers, vanaf Domburg helemaal naar het grote huis van zijn moeder aan de Waterkant.’ Het vertelt het waargebeurde, wonderlijke verhaal van de twintigjarige, zwarte Waldemar en de getrouwde, bijna veertigjarige, blanke Rika die elkaar in 1928 ontmoeten en samen een kind krijgen.

‘Op de promenade, overhuifd door de tegenover de huizen in het gelid staande amandelbomen, zag het zwart van de mensen. Zelfs op de keurig bijgehouden strook gras tussen de bomen en de rivier, die gewoonlijk verboden was te betreden, verdrongen de mensen zich. Alle ogen waren gericht op de drie grijze Amerikaanse oorlogsschepen midden op de rivier’. Het is de Waterkant in november 1941, beschreven door Clark Accord in zijn succesvolle romandebuut De koningin van Paramaribo. Wilhelmina Rijburg (1902-1981), vooral bekend onder haar ‘werknaam’ Maxi Linder, was een van Surinames beroemdste prostituees. Door zeelieden en soldaten uit Nederland werd ze liefkozend de Koningin van de West genoemd.

Met de koningin in De groeten aan de koningin uit 2006 van Karin Anema wordt niet Maxi Linder maar Beatrix bedoeld. Anema reist van Paramaribo naar het diepe binnenland. Maar hoe ver ze ook reist, Nederland is nooit ver weg. Haar reis begint in Paramaribo, waar ze vanzelfsprekend de Waterkant bezoekt: ‘Aan de Waterkant staan auto’s slordig geparkeerd, portieren open, terwijl de bestuurders met hun benen door de open raampjes verveeld liggen te luisteren naar luide muziek uit de autoradio. De ogen half geloken, maar alert op langskomend wild. “Waar ga je?” “Wandelen? Alleen? Is dat niet eenzaam?… Ik ben wel eenzaam. Kom, stap in, rijden we ergens en maken het samen gezellig. Doe het dan voor mij.” Wandelen doet een Surinamer met de auto, de boot, de fiets, een liefje, zolang het maar om ontspanning gaat. Als ik niet reageer, roept hij met harde stem om niemand in het onzekere te laten over zijn oordeel: “Hé, u moet niet gaan discrimineren!” Zijn buurman laat zich niet weerhouden ook een gokje te wagen: “Ik heb een auto met airco!” ’

Sinds jaar en dag is de Waterkant een geliefd trefpunt. Het is een mooie plek om elkaar tori’s, verhalen, te vertellen. Tori’s schrijft ook Rappa (pseudoniem van Robbie Parabirsing), onder meer gebundeld in Nieuwe friktie tories uit 2006. In het verhaal ‘Loketten-vrij’ beschrijft hij hoe iemand letterlijk gek wordt van de bureaucratie en het feit dat hij voortdurend voor een loket belandt: ‘Alles kwam die laatste dag eruit. Ik gooide kaartenbakken omver, smeet die aftandse printer naar een van die onvriendelijke mensen daar, boi, als je zag hoeveel snelheid ze opeens konden ontwikkelen. Toen kwamen ze me halen. Ze waren in het wit gekleed, dat vond ik vreemd. Ze deden me in een dwangbuis, waarom? Ik was toch bezig orde op zaken te stellen?’

De journalist Ischa Meijer, die hier in zijn jeugd woonde, schreef ook over de Waterkant, die hij overigens Zeekant noemt. Uit Een rabbijn in de tropen (1977): ‘Hier heet de kade Zeekant, en het stadsbeeld is er bewaard gebleven zoals dat in de vorige eeuw al was. […] Daarachter vertoont de stad een steeds meer verworden karakter; het riekt er overwegend naar rottend afval, de straten zijn te nauw voor het immer toenemende verkeer, de armoede is wreed duidelijk’.

We passeren in gedachten Gerrit Barron, die hier in 1986 (Ik en mijn pen) langs de Waterkant slentert, richting hotel Torarica: ‘De Surinaamse trotse stromen wiegelden langs de waterkant in de lekkere drukte van half vijf. […] Tegen vijf uur gingen we gevuld van geest richting centrum om vervolgens in de buitenwijken te belanden. Wat ons onmiddellijk opviel was de invloed van het fort, fort Zeelandia op de totale bevolking vanaf de jaren zeventig en misschien versterkt na de coup. Overal zagen we gebarricadeerde huizen. Een ieder die meer verdient dan f 400,- netto, een kleuren tv of een stereo set in huis heeft, barricadeert zijn huis, niet tegen coupplegers maar tegen huisvredebrekers, inbrekers’. (Uit ‘Diefijzer’)

Anthonie Donker (pseudoniem van de Nederlandse letterkundige Nico Donkersloot) schrijft na zijn bezoek in 1956 enthousiast over Paramaribo: ‘Het straatbeeld is levendig, kleurig en bont, van de nakomelingschap van zo verschillende immigraties en importaties.’ Donker steekt de loftrompet over het werk van Albert Helman: ‘Met recht heeft Helman in Zuid-Zuid-West [1926] geschreven dat in dit land alle rassen ter wereld elkaar ontmoeten. Met de indrukken van dit land vervuld herlees ik Helmans boeken met een bewondering er voor groter nog dan toen ik ze zonder deze indrukken voor het eerst las’. (Westwaarts, 1956)

Voor de Waag ligt de steiger van de Surinaamse Scheepvaart Maatschappij (sms). In de jaren vijftig werd de schrijver Cees Nooteboom verliefd op Fanny Lichtveld, de dochter van de directeur van de sms, Frans Lichtveld, broer van Albert Helman. Hij besluit op een vrachtboot naar Suriname te gaan.
‘De tijd in Suriname herinner ik me als een groot feest’, schrijft Nooteboom in het voorwoord van De koning van Suriname. ‘Met mijn aanstaande schoonvader kon ik het uitstekend vinden, we gingen dansen en varen, hij leerde me Surinaams eten en nam me mee naar feesten in Sociëteit Het Park […] en moet intussen goed op me gelet hebben, want voor het huwelijk wilde hij zijn toestemming niet geven.’ Frans Lichtveld raakte na de coup van Bouterse c.s. alles kwijt en wilde naar Nederland. Omdat hij de Surinaamse nationaliteit had aangenomen, lukte dat niet erg.
Nooteboom: ‘Uiteindelijk is het met hulp van vrienden dan toch nog gelukt en ik herinner me zijn tachtigste verjaardag op een kleine flat in de Bijlmer, een hokje vergeleken bij de grote koloniale huizen waaraan hij gewend was, maar klagen daarover zou hij onwaardig gevonden hebben. […] Het huwelijk was ontbonden, wat dat betreft had hij gelijk gekregen, maar ook dat deed er op een gegeven moment niet meer toe. De vriendschap is gebleven, de familie heeft mij in haar grote omarming gehouden, een vloeiende en bestendige band met een gezelschap van gewone en uitzonderlijke mensen die allemaal een tik van de tropen hebben, keramisten en schrijvers, violisten en artsen, computerfreaks en advocaten, een narrenschip dat door de tijd vaart en dat mij ooit, in 1956, voorgoed aan boord heeft genomen. Hoe mijn leven verlopen zou zijn als ik ze niet had leren kennen, ik wil het me niet voorstellen’.

[overgenomen uit Parbode, 22 oktober 2010]

Paramaribo brasa!

Uitgeverij Bas Lubberhuizen nodigt u van harte uit voor de boekpresentatie van Paramaribo brasa!, samengesteld door Ko van Geemert.

Paramaribo brasa! is een bijzondere reisgids, die laat zien wat de Surinaamse hoofdstad betekent voor het werk van schrijvers en hoe de stad doorklinkt in de romans, verhalen en gedichten van Surinaamse en Nederlandse schrijvers. Kern van Paramaribo brasa! is een literaire stadswandeling, waarbij de belangrijkste schrijvers van vroeger en nu worden besproken en geciteerd, van Albert Helman tot Cynthia Mc Leod, van Bea Vianen tot Clark Accord, van Ischa Meijer tot Anil Ramdas.

Met bijdragen van John Jansen van Galen, Nancy de Randamie, Michiel van Kempen, Patrick Meershoek en Els Moor. Zij gaan in op typische Surinaamse kwesties, zoals de Decembermoorden van 1982 en de verwerking daarvan in de Surinaamse literatuur.

Datum: zaterdag 3 december 2010
Aanvang: 20.00 uur
Locatie: Vereniging Ons Suriname
Hugo Olijfveldhuis
Zeeburgerdijk 19
Amsterdam

Het boek wordt geïntroduceerd door Noraly Beyer, waarna zij samensteller Ko van Geemert en medewerkers aan het boek Michiel van Kempen en Patrick Meershoek zal interviewen.
Na de pauze lezen Karin Amatmoekrim, Annette de Vries, Antoine de Kom, Clark Accord en Thea Doelwijt (foto rechtsonder) (onder voorbehoud) voor uit eigen werk.

Ko van Geemert (1950) kwam vijftien jaar geleden voor het eerst in Paramaribo. Hij keerde vele malen terug en raakte gefascineerd door de stad en haar literatuur. Van Geemert is publicist en stelde in 2008 de literaire gids Amsterdam & zijn schrijvers. Literatuur op locatie samen.

paperback │ 228 pagina’s │ circa 100 illustraties, met plattegrond │ isbn 978 90 5937 262 7 │ € 22,50

Uitgeverij Bas Lubberhuizen│ Singel 389 │ 1012 WN Amsterdam │ 020 618 41 32 │ info@lubberhuizen.nl http://www.lubberhuizen.nl/

Paramaribo brasa!: Literair Parbo geboekt

Op zaterdag 13 november om 17.30 uur op de Pier van Hotel Torarica, wordt Paramaribo brasa! gepresenteerd. Uitgever Bas Lubberhuizen zal het eerste exemplaar uitreiken aan schrijfster Cynthia Mc Leod, die iets zal vertellen over het literaire leven in Paramaribo. Samensteller Ko van Geemert overhandigt daarna het tweede exemplaar aan Pim de la Parra.

read on…
  • RSS
  • Facebook
  • Twitter