blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Geemert Ko van

Els Moor, ter nagedachtenis

door Ko van Geemert

Iedereen die ook maar enigszins geïnteresseerd is in Surinaamse literatuur, kent Els Moor. Door bijvoorbeeld haar vernieuwende literatuurmethode voor middelbare scholieren Fa y’e tron leisibakru (1998), door Lees je wijs! Hoe bevorderen we leesplezier bij kinderen? Creatieve verwerkingsvormen bij Surinaamse kinder- en jeugdliteratuur (2009), maar toch vooral, denk ik, door de Literaire Pagina van de Ware Tijd. read on…

Shrinivási: En kind gebleven ben ik

De 88-jarige, in Suriname geboren dichter Shrinivási had al bijna een schrijversleven achter de rug toen hij in 1984 bij een erkende uitgever (In de Knipscheer) gebloemleesd werd. Al zijn bundels had hij in eigen beheer uitgegeven. We spraken hem in 2002 in Suriname en spreken hem nu, dertien jaar daarna, op Curaçao, waar hij alweer een jaar of acht woont. Een ontmoeting met een dichter van schijnbare uitersten, een bescheiden en zelfbewuste auteur, pessimistisch en hoopvol, schrijvend over het meest verhevene en het meest nietige. Een man met het vermogen zich blijvend te verwonderen.  read on…

De Haan zoekt Slory

door Ko van Geemert

E. (Ezra) de Haan (1957) debuteerde in 1996 met de novelle Vonk. Daarna volgden een roman (1999) en twee dichtbundels (2003 en 2011). In Zoeken naar Slory gaat de schrijver op zoek naar de dichter Michaël Slory – of misschien beter gezegd: naar het Suriname van Slory. read on…

Teruggevonden werk van Tip Marugg

door Ko  van Geemert

In 2009 verscheen het verzameld werk van een van de grootste schrijvers van Curaçao, De hemel is van korte duur, van Tip Marugg. De samenstellers, Aart G. Broek en Wim Rutgers, veronderstelden dat ze ál het werk van Marugg onder ogen hadden gehad. Tot onlangs de inhoud van een aantal dozen te voorschijn kwam. read on…

Erfgoed

door Ko van Geemert

‘Op een zondagmorgen stond ik in mezelf gekeerd voor het Meisje met de parel en moest opeens sterk terugdenken aan het eerste treffen met dit schilderij van Vermeer: ik was zes geworden, en werd om dat te vieren meegenomen naar het Mauritshuis.’ read on…

De muzikale pen van Walter Palm

door Ko van Geemert

Wie de achternaam PALM hoort, denkt aan muziek. Aan componist Jacobo Palm (1831-1906),  aan Jan Gerard Palm (1831-1906), de nestor van het muziekleven op Curaçao. De laatste, die ook wel Shon Gerry genoemd werd, is de betovergrootvader van Walter Palm, een dichter – al is de muziek ook bij hem nooit ver weg is. Zojuist  verscheen zijn bundel  Een serenade voor mijn Shéhérazade. read on…

Literaire middag in de Plantage in het teken van de Caribische letteren

Op zaterdag 12 april is er een literaire middag in de Plantage, die in het teken van de Caribische letteren staat. Wanda Reisel en Walter Palm lezen niet alleen uit eigen werk voor, maar ook uit dat van Antilliaanse auteurs die zij bewonderen. Walter Palm reciteert onder meer zijn gedicht De mazurka en zal dat illustreren met CD-opnames van mazurka’s van (zijn grootvader) Jacobo Palm en (zijn betovergrootvader) Jan Gerard Palm. Ko van Geemert vertelt over zijn net verschenen literaire, culturele gids Dushi Willemstad.
Daarna kunt u kijken naar een aflevering van Literaire ontmoetingen, een televisie-uitzending uit 1963. Hierin ontmoet Hans Gomperts schrijvers en schrijfsters van de Nederlandse Antillen.
Datum: zaterdag 12 april 2014
Tangosalon, Plantage Muidergracht 155, 14.30 uur.
Zaal open vanaf 14.00 uur. Toegang gratis voor leden van de Vrienden van de Plantage. Voor niet-leden  € 5.
De boeken van de aanwezige (en van andere) auteurs zullen deze middag te koop zijn.

“Janny de Heer te verkiezen boven Cynthia Mc Leod”

door Ko van Geemert

Janny de Heer (1955) debuteerde in 1999 met Landskinderen van Curaçao. Historische verhalen. Voor haar meest recente boek, Gentleman in slavernij, deed zij uitgebreid historisch onderzoek in Suriname, Nederland en Duitsland.

read on…

Literaire wandelingen in Punda en Otrobanda

Gesprokkelde herinneringen en heimwee
door Jeroen Heuvel
Dushi Willemstad is een boek anekdotes uit allerlei bronnen bijeengesprokkeld en aan elkaar geschreven door Ko van Geemert, een passant die van Curaçao houdt. Het boek van 270 bladzijden bestaat voor de helft uit twee literaire wandelingen door de stad, een in Punda en een door Otrobanda. Dan volgen 70 bladzijden Curaçaose thema’s, zoals Campo Alegre, carnaval, landhuizen, loterij, Papiamentu, Sinterklaas en Kerst, Peter Stuyvesant en Tula. Daarnaast hebben Nic Møller, Jan Brokken, Lucille Berry Haseth, Carel de Haseth en Wim Rutgers bijdragen geleverd variërend van 3 tot 13 bladzijden, over verschillende letterkundige of aan literatuur gelieerde onderwerpen.
Tijdens de wandelingen worden veel prozafragmenten en gedichten aangehaald. ‘Daarbij is zeker geen volledigheid nagestreefd; het geheel vormt geen literatuurgeschiedenis, maar moet worden gezien als een toegankelijke introductie tot de literatuur die op en over Curaçao is geschreven,’ schrijft Van Geemert in zijn inleiding. Deze verzamelaar heeft met zoveel interesse gegrasduind en gespit rond de Annabaai en in de door Aart Broek en Wim Rutgers drooggelegde bronnen, dat de slotzin van de inleiding waarin hij schrijft dat hij hoopt dat de lezer in de gaten krijgt dat Willemstad en het hele eiland er omheen meer te bieden heeft dan de lezer vermoedt, niet alleen voor de toerist maar ook voor de inwoner is bedoeld.

Dushi Willemstad is een boek uit de Het Oog in ’t Zeil Stedenreeks van uitgeverij Bas Lubberhuizen, een reeks over literaire steden, met inmiddels 17 titels waaronder O Lissabon, mijn huis, Oxbridge blues, Gent, de dubbelzinnige, Ongenaakbaar Madrid, Ascon, bezield paradijs en Paramaribo brasa! Het eclectische karakter van dit boek, met veel zwart-wit foto’s, maakt het onmogelijk om een fragment te kiezen dat een treffende indruk van het geheel geeft.Omdat de auteur onmogelijk kritisch alle bronnen kan beoordelen, neemt hij af en toe halve waarheden, hardnekkige onwaarheden en omstreden oorsprongen over. In steekproeven kom ik tegen dat de slavenhandel pas in 1863 verboden werd (p 8) terwijl Nederland de slavenhandel in 1814 heeft afgeschaft, en de slavernij in 1863. Op dezelfde bladzijde staat over de olieraffinaderij ‘in sommige delen van Willemstad waait je een onaangename geur tegemoet, vooral als de wind verkeerd staat,’ zonder te vermelden dat in Wishi, Marchena, Habaai, Sta Helena, Charo en Domi en bij alle scholen aan de voet van de brug in Otrobanda constant roet, fijnstof en dergelijke raffinagetroep wordt uitgestrooid. Hardnekkig blijft de fout herhaald dat de reeks artikelen van Henri E. Marquand over John Brown, die in het Papiaments in de Civilisadó van 1873 en 1874 zijn gepubliceerd, uit het Engels vertaald zou zijn, terwijl die uit het Frans zijn vertaald en naar mijn weten nooit in het Engels zijn gepubliceerd. Er staat dat er een Papiaments woordenboek geschreven zou zijn door Marta Dijkhoff. Deze taalkundige heeft weliswaar gepubliceerd onder andere over de grammatica van het Papiaments, maar het bedoelde woordenboek is door Mario Dijkhoff, een neef van haar, gemaakt. Het is een beetje verwarrend om in de Otrobandaroute van de wandelingen een gedicht op te nemen dat zich afspeelt op het Wilhelminaplein (Alameda), dat in Punda ligt, en de volksetymologie van de term Kabe’i boto (en niet zoals in het boek staat Kabe’i di boto) is in ieder geval door een kenner van het Papiaments als Antoine Maduro bestreden.

Misschien zitten er meer missers in dit uitgelezen boek. Maar dat neemt niet weg dat er een heleboel in staat dat wel de moeite van het weten waard is.

Dushi Willemstad van Ko van Geemert

door Eric de Brabander

Recent las ik een blog van de auteur van het boek Het Einde van de Antillen, van Freek van Beetz. Van Beetz was tot 2010 adviseur van de regering van de Nederlandse Antillen. De uitgever van het boek van van Beetz had een recensie-exemplaar gestuurd naar de Nederlandse kwaliteitskrant het NRC. Het boek werd door de redactie teruggestuurd met de vermelding dat de politieke geschiedenis die samenhing met de ontmanteling der Antillen niet direct het interessegebied was van de lezers van het NRC. De volgende dag stond er een uitgebreid en diepgaand artikel in het NRC over vermeende corruptie op Bonaire en de afluisterpraktijken van Nederland. Het artikel ‘illegale spionage op Bonaire’ verscheen in de editie van 21 november. Klaarblijkelijk lag deze corruptie wel binnen het genoemde interessegebied van de NRC-lezers, meende van Beetz.

Hij noemt de gedragslijn van de Nederlandse media wat betreft de voormalige Antillen hardnekkig. De interesse gaat niet verder dan moord, doodslag en corruptie op onze eilanden. Afstand nemen van ingesleten beeldvorming vraagt kennelijk teveel, zo gaat van Beetz door. Teveel tijd, teveel energie, teveel inlevingsvermogen. Het steekt de eilandbewoners terecht als van de eilanden afkomstige succesvolle sportlieden steevast als ‘Nederlanders’ worden geprezen en criminelen het etiket ‘Antilliaan’ krijgen opgespeld. Met de literatuur is het niet veel anders.

Tip Marugg

Zo kreeg een in Nederland wonend neefje van een patiënt van mij het idee om een scriptie te schrijven voor het VWO- eindexamen Nederlands over de schrijver Tip Marugg. De Nederlandse leraar reageerde geïrriteerd. De Antillen, daar komen toch alleen streekromans vandaan, zei hij. Het neefje zette door en de leraar was groots genoeg zijn gebrek aan kennis toe te geven en beloofde de boeken van onze grote schrijvers te gaan lezen. Voor mij behoren Tip Marugg en Boeli van Leeuwen tot de groten der Nederlandse literatuur. Zij horen thuis in het rijtje Harry Mulisch, Willem Frederik Hermans, Louis Couperus, Karel van den Woestijne en Hugo Claus, om er maar een paar te noemen.

De enige die voor het Europees Nederlandse publiek doorgebroken is, is Frank Martinus Arion. En maar met een enkel boek, Dubbelspel. Dubbelspel heeft alle karakteristieken van een streekroman, een uiterst vernuftige streekroman. Het boek geeft de Europese Nederlander inzicht in het denken van de tropische koninkrijksgenoot, het lezen van het boek geeft de Hollander houvast in onze maatschappij. Denkt hij. Want Dubbelspel ontleent niet alleen de titel aan het op Curaçao populaire dominospel. Het is de dubbele gelaagdheid, die de niet ingewijde gemakkelijk mist. Zonder dat het deert want het ingenieuze van het boek is dat het op twee manieren leesbaar is. Het verhaal zelf is boeiend genoeg, ook als de intrinsieke boodschap niet begrepen wordt.

Jan Brokken schreef een aantal jaren geleden het boek Waarom elf Antillianen knielden voor het hart van Chopin.Voor dit cultuurhistorische werk had Brokken tien jaar lang onderzoek gedaan. Op virtuoze wijze beschrijft hij in dit boek de historie van de Antilliaanse muziek. Muziekminnend Nederland was verbaasd. Antilliaanse muziek, dat was toch oorverdovend negergeroffel op olievaten, geblaas op koeienhoorns en gerinkel met hoefijzers. Daar hoorden folkloristische dansen bij, uitgevoerd door mannen gehuld in meelzakken en vrouwen in fleurige jurken.

Brokken legde het verband tussen de culturen, de smeltkroes, die Curaçao al vijf eeuwen is en de muziek die deze heeft voortgebracht. Hij zorgde ervoor dat de Hollanders aan de overkant van de oceaan een inkijkje hadden in de veelzijdige historie van de Antilliaanse muziek en haar componisten. Holland reageerde eerst verbaasd en direct daarna enthousiast. Klaarblijkelijk hebben we een Hollander nodig om aspecten van onze onderbelichte cultuur naar Europa te brengen.

En nu maken we kennis met Ko van Geemert. Het boek van Van Geemert is een wandeltocht door het Willemstad van vroeger. Al lopende door de straten van Punda en Otrobanda vertelt van Geemert over de geschiedenis van de Curaçaose literatuur en laat daarbij geen auteur, de bekende als ook de minder bekende, onbesproken. In het boek Dushi Willemstad wordt niet alleen Curaçaose literatuur besproken, maar komt ook de culturele en sociale structuur van het eiland aan bod, met al zijn dilemma’s en de voor de buitenstaander moeilijk te doorgronden verhoudingen. Het boek is een zeer uitgebreide feitenverzameling. Van Geemert is erin geslaagd dit materiaal zodanig samen te stellen dat het boek eenvoudig leesbaar is, en de verhaallijn voelbaar blijft, als ware het een roman. De uitgever Bas Lubberhuizen is samen met van Geemert en zijn echtgenote, en een aantal literatuurminnende Nederlanders afgereisd naar Curaçao om het boek te presenteren. Deze presentatie vond in Avila plaats, waar de geest van Boeli van Leeuwen nog voelbaar is. De eigenaar van Hotel Avila, de Deen Nic Moller, was een intieme vriend van Boeli van Leeuwen en heeft aan het boek Dushi Willemstad een bijdrage geleverd over Boeli. Anderen die aan het boek hebben bijgedragen zijn Lucille Berry, Carel de Haseth, Jan Brokken en Wim Rutgers.

Lucille Berry-Haseth. Foto © Aart G. Broek

Op de kaft prijkt een prachtige foto van het Avila van vroeger. Mijn goede vriend Chris Winkel herkende direct zijn opa Gungu Maal op de achtergrond, de zonderlinge oogarts die het gebouw in de Penstraat kocht om er een oogkliniek van te maken, maar die er na zijn pensionering een pier voor liet storten en het hoofdgebouw omtoverde tot een een guesthouse. Het boek zelf is geïllustreerd met talloze foto’s, van de auteurs waarvan velen allang op het kerkhof, van historische momenten, van gebouwen.

Caribisch-Nederlandse literatuur kreeg in Nederland zelf nooit de aandacht die ze verdiende, net zomin als Caribische muziek. Veel van het schrijfwerk is door de auteurs zelf uitgegeven daar het door onze kleinschaligheid vrijwel onmogelijk is om met een locale uitgeverij een boterham te verdienen. In Nederland zijn er maar enkele uitgeverijen die een fonds hebben voor Caribische literatuur. Uitgeverij Conserve in Amsterdam, In de Knipscheer in Haarlem, en nu dus de uitgever Bas Lubberhuizen die met eigen ogen heeft kunnen aanschouwen dat er op Curaçao meer is dan in de Nederlandse mist gezien wordt.
Van Geemert schreef eerder de literaire stedengids Paramaribo Brasa!. Ook publiceerde hij Amsterdam en zijn schrijvers, Het einde. Wandelen rond eindhaltes van de tram in Amsterdam, en Dum Vivimus Vivamus, over de gelijknamige serie schilderijen van zijn zwager Jeroen Krabbé, welke laatste ook geen onbekende op ons eiland is.
Het boek Dushi Willemstad van Ko van Geemert is naar mijn mening nu al een historisch document. Omdat het van Geemert gelukt is om in een enkel geschrift de geschiedenis vast te leggen van 150 jaar Curaçaose literatuurgeschiedenis. Ik mag hopen dat dit boek veelvuldig uit bibliotheken geleend zal worden, op scholen zijn weg vindt, gaat dienen als studiemateriaal voor scripties Nederlands maar ook dat u het onder de kerstboom gaat vinden.

[Ontleend aan Antilliaans Dagblad, 17 december 2013, pp. 14-5.]

Boeli

door Ko van Geemert

Net las ik de ingezonden brief (25 november) van Rob van Buiren, onder de titel: ‘Nalatenschap Boeli niet naar Den Haag’. Hij schrijft: “Als een van de grote schrijvers van Curaçao, van de Nederlandse Antillen hoort de nalatenschap vanzelfsprekend op Curaçao thuis.” Zeker!

Er blijken ‘concrete stappen te worden ondernomen tot oprichting van een eigen Curaçaos literair museum’. In de afgelopen jaren waarin ik me verdiepte in de literatuur op en over het eiland stuitte ik niet op een dergelijk initiatief, maar blijkbaar heb ik iets gemist. Tot de komst van dit Curaçaos Literair Museum ben ik blij dat de nalatenschap van zo’n bijzondere, in het Nederlands schrijvende auteur in een mooi archief/museum terecht is gekomen, al is dat in Nederland.
Curaçao
[uit Amigoe, 26 november 2013]

Zoet Willemstad: Hoe smaken Punda en Otrobanda literair?

door Klaas de Groot

De Nederlandse wandelaar met veel literatuur in het hoofd kan nu weer naar Schiphol. In 2010  wilde Ko van Geemert met zijn literaire stedengids Paramaribo Brasa! dit type lezer door Paramaribo loodsen, nu is Willemstad op Curaçao aan de beurt. Op 26 september presenteerde uitgeverij Bas Lubberhuizen namelijk de tweede tropische wandelgids van Van Geemert:  Dushi Willemstad. Het  is een flink boek geworden, omdat de auteur behalve twee forse wandelingen ook een lange rij cultureel-maatschappelijke “Curaçaose thema’s” wilde beschrijven. Vijf “Curaçaokenners” komen daarenboven in een eigen bijdrage aan het woord.
Het boek is duidelijk voor de Nederlandse toerist geschreven. Het feitenmateriaal, de toelichting op die feiten, bijvoorbeeld de introductie tot genoemde auteurs en andere personen is zeer uitgebreid. De samensteller heeft zo nieuwsgierig om zich heen gekeken en is zo gegrepen door het eiland dat hij na thuiskomst onmiddellijk terug wilde. Zijn inleiding heet dan ook ‘Heimwee naar Curaçao’. De heimwee is met name te zien op p. 6. Daar is een nostalgische tekening van Jo Spier afgebeeld uit 1948. Ook de omslag van het boek getuigt van weemoed. Op die omslag staat een oude ansicht met twee keurige echtparen die genieten van zon en zee op het terras van…Hotel Avila. Het hotel dat in 2013 nog steeds één van de grote toeristische trekpleisters is. Dit laatste ook omdat de geest van de schrijver Boeli van Leeuwen er voelbaar rondwaart. De belustheid op het eiland heeft ook een keerzijde: soms is het materiaal overweldigend. Vooral in de afdeling ‘Curaçaose thema’s’.
Het zal een hele toer zijn om met deze lijvige gids de Curaçaose zon te trotseren. Waarschijnlijk is de beste methode om voor of na een wandeling in de schaduw, onder een fan, de “Curaçaose thema’s” te bestuderen die eventueel zullen opduiken of al opgedoemd zijn. Het stukje over ‘De snèk’ kan het beste voor de wandeling doorgenomen worden. De opmerkingen over ‘Hato’ eigenlijk alvast in het vliegtuig. Stel nu dat je als Nederlander tijdens de wandeling misschien een keer het woord makamba hebt opgevangen, dan wordt het tijd om de opmerkingen over dat woord te verwerken. Het deel dat “Papiamentu” heet, dus over de taal gaat die het meest op Curaçao gesproken wordt, had beter “Papiaments” kunnen heten om vervolgens uitleg te geven over de benamingen ‘Papiamentu’ en het Papiamento. Het is jammer dat in het boek alle drie deze termen door elkaar gebruikt worden. Dit verheldert de toelichting niet. Waarschijnlijk heeft het te maken met het feit dat Van Geemert af en toe wel erg veel hooi op zijn vork neemt, dit zorgt dan voor scheurtjes in de steel van die vork.
Twee wandelingen door Willemstad vormen de hoofdmoot van het boek. De eerste leidt door Punda, het stadsdeel achter Fort Amsterdam. Opvallend is dat deze wandeling veelal in de buurt van water blijft. Dat komt natuurlijk doordat het binnenvaren van de Annabaai heel wat keren door schrijvers wordt gereleveerd, laat staan bezongen. De kleine zijbaai het Waaigat ligt vlakbij de Scharlooweg, die voor een groot deel in de route is opgenomen. Een heel stuk Pietermaai wordt overgeslagen, maar gaande naar de Penstraat, loopt de wandelaar toch weer met het zout van de zee in zijn neus. De Penstraat wordt vaak genoemd door auteurs, maar eigenlijk zijn die allemaal op weg naar het Octagon en het veelbezongen Avilahotel. Voordat de wandeling terugkeert naar de stad, noemt Van Geemert nog de plek waar de Penstraat eindigt, namelijk Marie Pompoen. Hierbij had hij wel het gedicht van Frits van der Molen mogen noemen. Die schreef in De Stoep ooit het gedicht ‘Marie Pompoen’:  “Op de vlakte van Marie Pompoen / strooien de meisjes haar fatsoen / als bloemen op een vuilnisbelt / en elke lichaamsruil vraagt geld.” Zo luidt de eerste strofe van dit lange gedicht over het openluchtbordeel op die plek. In het stuk over Campo Alegre, één van “Curaçaose thema’s” wordt beschreven hoe het in 2013 gesteld is met de vervanging van Marie Pompoen. En Campo Alegre ligt tenslotte veel verder weg van Willemstad. De toerist komt daar waarschijnlijk alleen als hij de weg kwijt is.
De Otrobandaroute is veel meer dan de Pundaroute een wandeling in de stad. De wandelaar loopt dichter bij de huizen, lijkt het. De stegen van deze wijk hebben heel wat literatuur opgeroepen. “Steegjes overschaduwd door ruïnes”, schrijft Walter Palm. Ook de verhalen van de recent overleden Jules de Palm werpen hun licht op deze bijzondere wijk. Van Geemert besteedt hier nogal wat aandacht aan de populaire bisschop Niewindt uit de negentiende eeuw. Hij vermijdt het echter de gedichten te noemen die Cornelis Ch. Goslinga schreef. Goslinga (genoemd in het persoonsnamenregister) dichtte het bundeltje Martinus Joannes Niewindt in vierentwintig sonnetten (uitgegeven in 1987 door De Schans, Werkendam). Na weer een stukje lopen krijgt het  huis Stroomzigt vanzelfsprekend heel wat aandacht, dat was immers het woonhuis van dichter-dokter Chris Engels. Van Geemert meandert zeer gedetailleerd door Otrobanda. Gelukkig kan de wandelaar even bijkomen in de legedarische Nettobar in de Breedestraat, vereeuwigd bijvoorbeeld door auteur Hans Vaders.
Daarna had Van Geemert nog wel een paar bochten mogen maken teneinde in de Belvederestraat te komen. Daar woonde  op nr 11 en 43/45 de dichteres Aletta Beaujon in haar jeugd. Van haar verscheen in 2009 de Verzamelde gedichten: De schoonheid van blauw ~The Beauty of Blue (Haarlem, In de Knipscheer). In die bundel staat het gedicht
Piscadera bay – Scardana bay
Music near the sea
reminds me of the bay of Piscadera
soft music near the sea
reminds me of the soothing sea of Piscadera
Smooth music makes me lonely
far from all my childhood moods
All alone in a grown up world
I cry for the music of yesterday
and I want to swim again
at Piscadera bay
I want to float again
on the tunes of long ago
I want to be all alone
at Piscadera bay
to think again my childhood thoughts
Na het maken van de wandelingen en het ter harte nemen van alle gegevens zal het de literaire toerist waarschijnlijk duizelen. Daarom is het goed te weten dat niet ver van Willemstad, aan de Otrobandakant een kleine baai ligt waar het goed zwemmen is: de Piscaderabaai. De omgeving aldaar is inmiddels erg toeristisch geworden, maar er is een tijd geweest dat veel Curaçaoënaars in die baai leerden zwemmen. En daar moeten ook eilandbewoners tussen gezeten hebben, die zich later in de literatuur bekwaamd hebben.
De “Curaçaokenners” die aan het woord komen, verschillen gelukkig nogal van invalshoek. Wim Rutgers doet de literair-historische kant met erg veel aandacht voor het proza en erg weinig voor de poëzie. Lucille Berry-Haseth heeft het over het vertalen in het Papiaments, een prima onderwerp in dit verband, met name voor deze vertaalster van heel wat gedichten en van de bekendste roman van Frank Martinus Arion: Dubbelspel. Een groot vriend van Boeli van Leeuwen, Nic Møller, tevens de man van het Avilahotel, schrijft een mooi stuk over Van Leeuwen. De Penstraat komt terug in een anekdotisch relaas van Jan Brokken. De anekdote is een kleurrijke verpakking van een boodschap voor de literaire wandelaar. Die luidt: Curaçao is geen Nederland, want zegt Brokken: ‘Want hoe Nederlands Curaçao van de buitenkant ook oogt, in de ziel van de eilanders meandert de Congo onverstoorbaar verder door het schimmenrijk van de voorvaderen.’
In hoeverre deze waarneming tot begrip of onbegrip leidt, is natuurlijk de vraag. Maar waarom zouden we alles moeten begrijpen, vraagt Carel de Haseth zich af in zijn veelzeggende bijdrage over de vermeende overzichtelijkheid van Curaçao. Ervaar het eiland, dat is beter dan het voortdurend willen begrijpen. Hij vertelt een jeugdherinnering over een haai die hij iedere middag, om ongeveer vier uur, de Annabaai zag binnenzwemmen, een rondje maken om vervolgens weer naar volle zee te verdwijnen. De Haseth eindigt dan met: ‘Wat het dier kwam doen, wat hem dreef, blijft een raadsel. Maar hij hoefde het eiland niet te begrijpen: hij ervoer het zoals het is en beleefde er ongetwijfeld plezier aan. Anders zou hij niet steeds weer terugkomen.’
Ik denk dat  Dushi Willemstad het ervaren van Punda en Otrobanda heel goed kan bevorderen. Niet bij haaien, wel bij (literaire) toeristen, ook van het eiland.
Ko van Geemert, Dushi Willemtad
Amsterdam 2013, Uitgeverij Bas Lubberhuizen
272 p. € 22.50
  • RSS
  • Facebook
  • Twitter