Op donderdag 27 mei 2021 ondertekenden Rita Rahman, voorzitter van de Werkgroep Caraïbische Letteren, en... Lees verder →
Hoogleraar klaagt dichter aan wegens pestacties
door Patrick Meershoek
Hoogleraar West-Indische Letteren Michiel van Kempen heeft bij de politie aangifte gedaan tegen de Surinaamse dichter Rabin Gangadin wegens chantage, afpersing en laster. ‘Het houdt nooit op, daarom heb ik aangifte gedaan’ (Michiel van Kempen)
read on…Is dit discriminatie?
door Toon Kasdorp
Rabin Gangadin een Surinaams dichter en prozaschrijver. Ik citeer uit Wikipedia:
Gangadins poëzie is direct, grillig, zonder herkenbaar Surinaamse elementen: zijn debuutbundel Desaveu (1980) werd met enkele kleine wijzigingen herdrukt als Een zeldzame kamer (1982). Verder verschenen: Tussen letter en geest (1984), Striptease zonder muziek (1987). ln zijn proza haalt hij fel uit naar zijn Landgenoten (1986). Gangadin ontziet niets en niemand – ook zichzelf niet – en heeft de neiging zich te overschreeuwen. Ernstig afbreuk aan zijn werk deed de constatering dat hij op evident plagiaat betrapt werd: uit zowel het werk van Jeroen Brouwers als de literatuurcriticus Wim Rutgers nam Gangadin zonder bronvermelding grote passages over.
Wie zijn stukje in de NRC van 3/8/13 leest over het Surinaamse Nederlands waar we te weinig respect voor zouden hebben, wordt op dat punt van het plagiaat gerustgesteld. Een zin als de navolgende kan hij onmogelijk van een ander hebben. Die heeft hij zeker zelf bedacht.
Zelf schrijven is het allerleukst
Wat brengt een jongeman uit het Brabantse land ertoe om in 1983 naar Suriname te vertrekken?
Hoe vergaat het hem in dat tropische land en hoe komt het dat hij tot de dag van vandaag nog steeds bezig is met het Caribisch Gebied, althans met de literatuur en de schrijvers? Hoogtepunten en hier en daar een iets minder hoog punt uit het leven van Michaël Henricus Gertrudis van Kempen.
In 1983 vertrekt Van Kempen, net afgestudeerd, naar Suriname. “Ik had het in Nederland wel gezien. Als Neerlandicus heb je dan niet zoveel keuze, Suriname of de Antillen. Tot 1983 kwam er elk jaar iemand van het ministerie van Onderwijs vanuit Suriname naar Nederland om leerkrachten te werven. Na selectie ging je naar Scheveningen. Daar zaten twee oude Surinaamse doktertjes, die bij de meisjes aan het elastiek van hun broek trokken en zeiden: ‘Nou dat ziet er goed uit.’ Dan was je goedgekeurd. Zes weken na mijn sollicitatie zat ik tot mijn stomme verbazing in Paramaribo. Ik was avontuurlijk en had niks te verliezen, dan moet je zoiets doen. Toen ik naar Suriname ging, had ik niet kunnen bedenken dat ik de rest van mijn leven met het land bezig zou zijn.”
Van Kempen gaat lesgeven op Havo I in Paramaribo. “Ik heb daar hard gewerkt. Het eerste jaar gaf ik veertig uur per week les. In Nederland had ik dertien uur, een halve baan. Het was een spannende tijd, met militairen en avondklok. Je werd vanuit je onbenullige studentenbestaan zo in de realiteit gedrukt. Ik hield me gedeisd, had wel door dat je als Nederlander geen grote mond moest opzetten.” In 1986 raakt hij betrokken bij de lerarenacties geen brood geen school. “Niet op een podium, dat vond ik niet mijn taak, maar ik schreef bijvoorbeeld mee aan een bulletin.”
Kritische lezer
Vanaf 1985 verschijnen er wekelijks kritieken van zijn hand in de Ware Tijd. “Als je literatuur serieus neemt, moet je er ook serieus over schrijven. Er waren veel schrijvers waarover nooit een stuk in de krant verscheen, Sombra of Slory, niemand die dat werk besprak. Die kritieken waren uiteraard geschreven door iemand met een Nederlandse opleiding, soms heel erg kritisch. Dat kwam weleens hard aan. Maar als je een boek publiceert, dan heb je je best gedaan. Je moet maar zien wat de lezers ermee doen. Ik heb zelf ook weleens slechte kritiek gehad. Dat vond ik niet leuk, maar ik ben nooit ingezonden brieven gaan schrijven. En soms krijg je kritiek waar je veel van leert.”
Suriname, het blijft Van Kempen fascineren. “Talenten zitten er gauw aan hun plafond, onvermijdelijk, dan moet je eruit, ademen. Mensen worden uitgeroepen tot wereldklasse, terwijl ik denk wat weet je van de wereld? In zo’n kleine samenleving gelden andere wetten. Had je een boekje geschreven, dan was je meteen een groot schrijver. En dan komt er een echte recensie, ook nog van een bakra. Heel veel mensen vinden het belangrijk dat een Nederlander het goed vindt. Dat is belachelijk, het maakt niet uit of het een Nederlander of een Surinamer is, het gaat erom dat het een kritische lezer is.
Het is natuurlijk wel begrijpelijk in een postkoloniale situatie dat je nog aan het zoeken bent naar je eigen normen, ook in de taal. Dat vond ik het leuke aan Rappa, dat hij gewoon in zijn eigen taal en zijn eigen spelling schreef.”
Hoogleraar
Sinds september 2006 is Van Kempen bijzonder hoogleraar West-Indische Letteren aan de Universiteit van Amsterdam met als doel ‘het kloppend hart van de Caribische literatuur voelbaar te maken’.
Het heeft een haartje gescheeld of hij was bijzonder hoogleraar af. Drie geldschieters voor de leerstoel haakten af. De hoop was gevestigd op een particulier, maar dat ging ook niet door. Half mei was Van Kempen nog zeer pessimistisch. “Het curatorium besliste om de publiciteit te zoeken, wij waren aan het eind van onze mogelijkheden. We moesten snel handelen, omdat anders de continuïteit niet gegarandeerd kon worden.”
Gelukkig diende zich een nieuwe financier aan. Ook zijn eigen promovendi zetten een snelle actie op en nu is er genoeg geld voor de komende drie jaar. “Het geeft wat lucht. Het zou een ramp zijn voor de promovendi, ze konden nergens anders terecht. Ik ben heel blij, voor mezelf natuurlijk ook, maar vooral voor hen. Ik vind het alleen jammer dat je zo moet vechten om die leerstoel te behouden, in een stad als Amsterdam! Als je door de Kalverstraat loopt, zie je bij wijze van spreken meer gekleurde dan witte mensen. En dan zou je de enige leerstoel die je hebt over het Caribische gebied afschaffen?”
Zijn zestien promovendi zijn volgens Van Kempen gemotiveerd, met een passie voor hun onderwerp. “Anders houd je het niet langer vol dan de tijd voor een gewone scriptie op de middelbare school. Je moet niet bang zijn om lange werkdagen te maken en je moet tegen kritiek kunnen. Een eerste versie is vaak niet wat het moet zijn, dan moet je gaan herschrijven, dat zijn lastige processen. Het is net als met een wagon die je op de rails zet, als je hem in het begin verkeerd erop zet, gaat het nooit meer goed. Als de promovendi terugkomen met een nieuwe versie zien ze welke kant ze op moeten. Promoveren is een lange en moeilijke weg. Wat je vaak ziet bij het schrijven van een proefschrift is dat mensen naar het einde toe moe worden. De laatste hoofdstukken zijn dan veel slechter dan de eerste, ze willen ervan af.”
Gekkenwerk
Zijn eigen proefschrift Een geschiedenis van de Surinaamse Literatuur schreef Van Kempen in negen jaar tijd, van acht tot middernacht achter zijn bureau, elke dag. Het resultaat is veertienhonderd pagina’s lang, uitgebracht in vier delen. “Dat is natuurlijk compleet gek. Het gaat ten koste van je omgeving. Ik ben daarna een jaar lang helemaal verdwaasd geweest. Tegen mijn eigen promovendi zeg ik altijd schrijf een boek van 250 pagina’s, niet groter, in godsnaam niet groter. Maar het is goed als er af en toe een gek is zoals ik.”
Sommige stukken uit zijn ‘gekkenwerk’ leest hij na jaren weer door. “Dan denk ik wat staat er toch veel in. Hoe heeft die man dat gedaan? Dat boek had de Du Perronprijs moeten krijgen. In alle objectiviteit, dat klinkt gek van jezelf, maar dat vind ik wel. Ik ben niet gefrustreerd hoor, die jury heeft het gewoon niet in de gaten gehad. Zo gaan die dingen.” Over waardering mag hij overigens niet mopperen. “Als ik er nog een lintje bij krijg, lijk ik wel een Sovjetgeneraal. Die Gele Ster van Venetiaan heeft me wel verrast. Ik kon het goed met hem vinden, maar ik dacht dat hij te veel nationalist zou zijn voor zoiets. Ik vond het groots van hem.”
Gangadin
We gaan over naar de zaak Gangadin, de rechtszaak om precies te zijn. Van Kempen toont aan dat deze schrijver plagiaat gepleegd heeft en voelt zich genoodzaakt hierover te publiceren. “Op basis daarvan schreef ik een tekstje in de literatuurgeschiedenis. Dat doe je niet zomaar. Ik heb er geen enkel belang bij om Gangadin zwart te maken, helemaal niet. Ik verdien er niks mee, ik heb ook geen hekel aan die man.” Van Kempen betwijfelt bovendien dat Gangadin een proefschrift had geschreven. Gangadin gaat in de tegenaanval, hij zou schade ondervinden van de publicatie en Van Kempen zou diefstal uit archieven hebben gepleegd.
Van Kempen wint de rechtszaak door doelpunten in eigen doel van Gangadin: stukken bleken vervalst, beweringen onjuist. “Nu dreigt hij met hoger beroep. Maar elke advocaat, die de stukken van de eerste zaak ziet, zal weigeren. Zijn eerste advocaat voelde zich compleet belazerd, je moet een vertrouwensband hebben met je cliënt. Als bij het proces komt vast te staan dat je stukken vervalst hebt, dan slaat zo’n advocaat ook een modderfiguur. Het heeft me maanden gekost. Alles wat iemand beweert, moet je weerleggen. Die ander schrijft één zinnetje, dat is in twee seconden gedaan, maar je bent dagen bezig om dat weer te ontkrachten. Ik moest de gevallen van plagiaat helemaal weer uitzoeken en kopiëren. Maurits Hassankhan, die destijds minister was, moest ik zwart op wit laten verklaren dat hij tijdens een persconferentie iets niet gezegd had, dat soort dingen. Het is zo’n negatieve energie.”
Chagrijnige man
“Dat ik nu een boek over Helman schrijf, zou hij misschien zelf niet gewild hebben. Hij was altijd heel nurks tegen mij, een chagrijnige man. Hij kreeg een spiegel van zijn eigen leven voorgehouden en iemand ziet zijn eigen leven nooit objectief. Soms is het ook heel pijnlijk, dan denk je shit, dat was twintig jaar geleden, dat was ik vergeten. Hij heeft zich zo verschrikkelijk opgesteld in een aantal affaires, bijvoorbeeld naar zijn eigen dochter toe. Zij had de eerste vlag van Suriname ontworpen, met die vijf sterren. En dat hij dan publiekelijk in een krant in Suriname die hele vlag wegschrijft! Ik kan me voorstellen dat je bezwaren hebt, maar hou dan je mond, het is je dóchter! Hij kwam met heel smerige argumenten. Dat ze wel ingesproken zou zijn door Nederlandse stemmen, want ze was getrouwd met een Nederlandse regisseur met wie hij werkelijk slaande ruzie had. Dat zijn natuurlijk geen fraaie dingen.”
Iedereen heeft in zijn leven weleens dingen gedaan die niet zo mooi zijn. “Het maakt zo’n leven ook wel heel interessant, vooral bij iemand als Helman. Het was een grote geest, ontegenzeggelijk. Ik voel me zo klein bij die man. Maar ook doodvermoeiend, hij kon nooit eens laten gaan, nooit eens zeggen, ach ja. En hij had altijd bezwaren tegen mensen die hetzelfde gedaan hadden als hij. Altijd afgeven op wetenschappers, terwijl hij zelf apetrots was op zijn eredoctoraat. Biografen waren volgens hem het laagste van het laagste in de journalistiek, terwijl hij zelf een dikke biografie schreef over Pieter van der Meer van Walcheren. En dan heb je natuurlijk nog Helman en de vrouwen. Dat is op zich al een boek van 250 pagina’s. Daar moet je natuurlijk ook goed mee omgaan. Tenslotte, in hoeverre is dat nu van belang? Schuinsmarcheerders zijn er altijd geweest en zullen er altijd blijven.”
[uit Parbode, 1 september 2011]
Charlatan blijft charlatan
door Xaviera Jabini
In een café, paar jaar geleden
een onvergetelijk amusant verleden
terwijl hij zat, nippend aan een glas
waarvan de inhoud een alcoholplas
Is dit een strofe van een gedicht? Nou, het is in ieder geval wel gerijmel: geleden – verleden, glas – plas. Verder is het een stuntelig in elkaar geknutselde scène waarvan het niet duidelijk is wat er nu exact wanneer gebeurt. Het gedicht heet ‘Mijmeraar aan de bar’ dus de hij-figuur zal wel die mijmeraar zijn. Maar zit hij daar nou een paar jaar geleden? Of denkt hij aan een paar jaar geleden? Hij zit daar, zo wil het cliché ‘nippend aan een glas’ – een tegenwoordig deelwoord dat bij elke schrijfcursus direct naar de afvalbak met het etiket ‘moeizaam taalgebruik’ wordt verwezen. En wat zit er in zijn glas? ‘waarvan de inhoud een alcoholplas’ – hoe een plas in een glas kan behalve omdat die woordjes in het Prima Rijmwoordenboek staan? Joost mag het weten. Is het rimisch? Is het metrisch? Is er iets dat op poëzie zou kunnen duiden? Nee. Kan dus ook allemaal in dezelfde afvalbak ‘moeizaam taalgebruik’.
Tweede strofe:
Plots, het ontwaren van een gedaante
geheel begiftigd met een pedante
bekoring van een lieflijke schoonheid
waarvoor op de knieën iedere vent
zelfs lijdend aan een statische loomheid
Volgt u het nog, lieve lezer? Of bent u na 9 regels van dit vers al helemaal dolgedraaid? Nee, denk niet dat u nu arrogant bent als u denkt dat u dit zelf tienmaal beter zou kunnen. Het is zo!
De twee strofen maken deel uit van de 27 rijmsels die Rabin Gangadin samenbracht in het bundeltje De stadswandelaar. Er zit geen liefde in deze rijmsels, geen mededogen, geen inleven in de geobserveerde personen. Moet dat dan? Nee, dat moet niet, het mag allemaal puur sarcasme zijn, maar dan moet het wel superieur zijn verwoord, en geen zinloze woordenbrij zoals hier.
Plagiaat
De stadswandelaar is Gangadins eerste boekpublicatie sinds een kleine vijfentwintig jaar (!). Hij publiceerde een handvol dichtbundels, een essay en een verhalenbundel die door Michiel van Kempen treffend getypeerd werd als ‘kotsen op de landgenoten’ (lees die recensie hier). Toen die literaire carrière gesmoord werd in de grootste doodzonde die een schrijver kan begaan: het overpennen van het werk van anderen en dat dan publiceren als eigen werk, ofwel plagiaat, was het gedaan met de literaire krullendraaierij. De charlatan was ontmaskerd. De auteur dook nog wel eens op internetfora die speciaal gecreëerd lijken te zijn om te schelden, en hij werd geïnterviewd door Vrij Nederland in een reeks van mislukte schrijvers, een interview waarin hij bekende in de bijstand te zijn beland. Hoe kon dat? Hij was toch een schrijver die publiekelijk verkondigde minstens een twaalftal academische studies te hebben gevolgd? Die allerlei proefschriften had geschreven en die een reeks van titels gebruikte (zie hier)? Zo’n man moest toch allang minstens staatssecretaris zijn geweest? Dat moet hij zelf ook gedacht hebben, want hij spande een proces aan tegen Van Kempen die wat kritischer was over al zijn titels. Gangadin verloor het proces smadelijk (zie een verslag hier).
Nu werkt Gangadin aan zijn ‘literaire come-back’, hij wil zo graag literator zijn, hij wil zo graag Literèèèr schrijven. Ik denk niet dat er nu veel plagiaat zit in zijn nieuwste boekje. Je vindt gewoonweg geen auteur die zo slecht schrijft, dat je die zou willen plagiëren. Maar de geciteerde strofen maken wel één ding duidelijk over Rabin Gangadin: een literaire charlatan blijft altijd een literaire charlatan.
De stadswandelaar in verschenen in de reeks De Windroos.
Vonnis tegen schrijver Rabin Gangadin vandaag betekend
De betekening van het vonnis tegen de schrijver Rabin Gangadin is vandaag van kracht geworden middels publicatie in Het Parool (zaterdag 25 juni 2011). Eerder kon de betekening van het vonnis niet plaats hebben, omdat de gerechtsdeurwaarder Gangadin (foto rechts) niet aantrof op het door hem bij de rechtbank opgegeven Utrechtse adres. Op een ander adres bleek Gangadin met de noorderzon te zijn vertrokken, met achterlating van een forse huurschuld. Omdat de schrijver ‘voortvluchtig’ is, is het vonnis nu van kracht geworden door openbare publicatie in een dagblad.
Rabin Gangadin werd wegens herhaaldelijke lasterlijke uitlatingen tegen de Amsterdamse hoogleraar Michiel van Kempen veroordeeld, op straffe van een dwangsom van 250 euro per dag, al zijn uitlatingen over Van Kempen van het internet te verwijderen. Tevens werd hij veroordeeld in de proceskosten. Hij had tijdens het proces zijn gelijk proberen te halen met verschillende brieven van derden (o.m. gemeentelijke en universitaire instellingen), die echter allen getuigden dat de brieven door Gangadin vervalst waren.
Details over het vonnis staan in dit bericht.
De titelgeilheid van Surinaamse academici
Wie de schoen past
door Gracia Nelson
Parlementariër Ronny Asabina heeft de heren en dames academici een spiegel voorgehouden in het parlement. Titelgeil en cv-geil is de groep Surinaamse hoogopgeleiden. Er wordt veel te weinig aan onderzoek gedaan. Wie de schoen past, trekke hem aan? Professor Jack Menke en Ricky Stutgard allerminst. “Maar wie niet mentaal sterk is, zal zeer waarschijnlijk niet volharden.”
Suriname telt bijkans 17.000 hoogopgeleiden. Van dit aantal is 9.760 universitair geschoold, dus wetenschapper. Ofschoon het grote aantal hooggeschoolden zijn de wetenschappelijke publicaties die per jaar uitkomen op een hand te tellen.
Daar heeft Ronny Asabina scherpe kritiek op. Hij trok fel van leer bij zijn spreekbeurt in het parlement. “Waarin we koning zijn, is om onze titel te vermelden.” Er wordt veel te weinig aan onderzoek gedaan in dit land, oreerde hij. “We zijn doctorandus maar de meeste van ons hebben niet eens een boek geschreven of wetenschappelijk onderzoek gedaan. Ons wetenschappelijk onderzoek is beperkt tot onze afstudeerscriptie of proefschrift.”
Asabina ziet graag dat maatschappij relevant onderzoek wordt gedaan. “Alleen door onderzoek kan je doen aan verantwoord ondernemerschap. En als we ons niet focussen op onderzoek, zullen we gedoemd zijn leverancier te zijn van ruwe grondstoffen.” De ontwikkeling van het land is afhankelijk van onze onderzoeksdrift, zegt hij min of meer. Onderwijs zonder innovatie is een consumptie-uitgave. “Hoe lang praat men al over de Brazilianen in ons land; we hebben een probleem met de Chinese invasie; er zijn voldoende studieonderwerpen.”
Met zijn redevoering in de assemblee stak hij eigenlijk ook de hand ook in eigen boezem, want Asabina is van huis uit bedrijfseconoom gespecialiseerd in het belastingsysteem, maar van een publicatie van zijn hand is het nooit gekomen. “Ik maak ook deel uit van de groep.” Toch vond hij het nodig zich kritisch te uiten over zijn collega-academici. “Ik kan me voorstellen dat ik mensen tegen de schenen heb geschopt.” Zijn motief: “Ik vind dat een maatschappelijke discussie op gang moet komen hierover. Want wat gebeurt er nadat we zijn afgestudeerd? De bul verdwijnt in onze boekenkast en verder wil men blad maken.”
Niet aangesproken
Professor Jack Menke en voedingstechnoloog Ricky Stutgard, die wel de drive van onderzoeken en publiceren hebben, voelen zich allerminst aangesproken. Menke vindt: “Nee, er is niks aan de hand. Het is allemaal zo lang bekend. Voor mij heeft hij een open deur ingetrapt.” Maar hij wil hetgeen Asabina stelt wel nuanceren, “want er zijn wel mensen – de stille werkers – die veel professionaliteit aan de dag leggen en heel creatief zijn.”
Stutgard aan de andere kant, wijst Asabina’s betoog categorisch naar het rijk der politieke uitspraken. “Je kan van alles zeggen in de politiek; deze uitspraken zijn voor de wetenschap irrelevant. Ze krijgen pas betekenis als er gedegen onderzoek is gedaan.” Hij waarschuwt ervoor om iedereen over een kam te scheren. Je schiet hiermee mensen tekort. Je doet ze onrecht aan.”
Menke ziet het probleem in een bredere context. Hij legt daarbij een link met de geschiedenis: de kolonisatie en dekolonisatie. “Iedere samenleving heeft mensen die leadershipskwaliteiten en de creativiteit hebben. Maar wanneer je in het proces van kolonisatie en dekolonisatie zit dan krijgen deze aspecten een verschrikkelijk grote deuk. Daarvoor krijg je in de plaats: een samenleving waar een deel hard werkt om te overleven en een ander deel zoekt naar glitter en status en dat geldt ook voor de groter geworden groep academici. Statuszoekers heb je op alle niveaus van de samenleving waar het kolonialisme is geweest en een nieuwe orde de macht overneemt. En wanneer we overnemen beginnen we dezelfde gekke dingen te doen van die bakra. Zij kregen in de jaren ‘40 overal waar ze kwamen een voorkeursbehandeling. Wat we zien anno 2011 is dat bijvoorbeeld sommige Surinamers die uit Holland komen met een groot vermogen – vanwege de hoge koers – dezelfde apenkuren vertonen. Komen ze uit de supermarkt dan willen ze het tasje dat nog geen kilo weegt niet zelf naar de auto dragen. Overigens doen sommige Surinaamse Surinmers dat nu ook. Die auto wordt bovendien nog net niet in de winkel geparkeerd. Dit verschijnsel van de statuszoekers komt op een heleboel niveaus terug. Ook bijvoorbeeld onder sommige diplomaten en politici.”
Eigenlijk bedoelt Stutgard hetzelfde wanneer hij het heeft over: “de werkpaarden en sierpaarden op de universiteit.” “Wat Asabina misschien niet weet”, zegt Stutgard, “is dat het werk van de universiteit op drie poten gestoeld is: onderwijs, dienstverlening en onderzoek. Bovendien worden halfjaarlijks studenten afgeleverd aan de maatschappij. Het probleem met onderzoek is dat het duur en tijdrovend is. Soms duurt het jaren voordat resultaten bekend zijn. Een andere keer zijn de resultaten teleurstellend. Vandaar dat de universiteit eerder in de dienstverlening en onderwijs investeert. Bij de richtingen infrastructuur en werktuigbouwkunde wordt vooral sterk aan dienstverlening gedaan.”
De derde poot, onderzoek heeft enorm te lijden onder motivatie, faciliteiten en geld, zegt Stutgard. Asabina geeft toe dat er weinig geld wordt vrijgemaakt voor onderzoek. Hij pleit daarom voor een fonds voor de financiering van dergelijke projecten.
Menke ontkracht dit gebrek-aan-geld-verhaal. “Er is geld, maar de bronnen worden niet aangesproken. Er worden bijvoorbeeld heel weinig projecten ingediend bij het Research Development Fonds. Ik ben er zeker van dat als ik een goed project schrijf en het indien bij Staatsolie of Self Reliance minstens de helft wordt gefinancierd.”
Hij haalt nog een voorbeeld aan: “Suriname heeft in de beginjaren negentig een tijd gekend waarin 155 miljoenen aan Nederlandse ontwikkelingsgelden vrij waren voor onder andere het boosteren van het onderwijs. Het resultaat: nada.” Er werd gehold achter voornamelijk donorgedreven projecten die werden opgelegd van buiten. “Dit werkt negatief op een positieve cultuur om vanuit onze eigen werkelijkheid met onderzoek als basis de wetenschap van binnen uit te ontwikkelen. Wat je kreeg was het gevecht om reisjes.”
Teleurstelling
Hoewel Menke minder last heeft van het financieringstekort op de Universiteit – omdat hoewel er weinig onderzoeksfondsen beschikbaar zijn een groot deel blijft liggen vanwege de geringe onderzoeksoutput van de meerderheid van de docenten – zegt Stutgard wel gefrustreerd te worden door het geldspook. Hij is teleurgesteld dat het vakantiemicrobiologieproject vorig jaar is afgelast vanwege geldgebrek. De bedoeling van deze vakantiecursus is om jeugdigen te interesseren om in hun latere schoolloopbaan de universiteit te bezoeken en onderzoek te doen.
In het land waar hij zijn masters behaalde, België, wordt zwaar geïnvesteerd in onderzoek, weet hij. Niet alleen door de overheid maar vooral ook door het bedrijfsleven. De Agrarische richting op de universiteit kent nauwelijks opdrachten van het bedrijfsleven. “Ik vind het soms goed frustrerend. Docenten raken gedemotiveerd en als je niet tot de mentaal sterken behoort, zal je waarschijnlijk niet volharden.”
[uit de Ware Tijd, 28/05/2011]
Rechter veroordeelt Rabin Gangadin wegens laster
De rechtbank van Breda heeft de Surinaamse schrijver Rabin Gangadin veroordeeld tot een verbod nog verdere schadelijke uitlatingen te doen over de Amsterdamse hoogleraar Michiel van Kempen. Hij moet binnen twee weken al zijn lasterlijke uitspraken van het internet verwijderen.
read on…Suriname, koloniale mislukking nummer drie
door Piet Emmer
Suriname heeft een veroordeelde crimineel tot staatshoofd gekozen. Is dat erg? Ja en nee. Nee, als we zouden aanvoeren dat er in de Caribische regio wel meer dubieuze personen staatshoofd zijn geworden. Zo heeft in Panama generaal Noriega wellicht nog meer met de drugshandel verdiend dan Bouterse. Op Haïti beschouwde de familie Duvalier (Papa en Baby Doc) de staatskas als hun persoonlijk eigendom, terwijl op het verpauperde Cuba de gebroeders Castro al meer dan een halve eeuw staatshoofd spelen zonder ooit de kiezers te vragen of ze het daarmee eens zijn.
read on…