Op donderdag 27 mei 2021 ondertekenden Rita Rahman, voorzitter van de Werkgroep Caraïbische Letteren, en... Lees verder →
Black out
door Sharda Ganga
Ik was toch echt van plan om vandaag een lofzang te schrijven op de afhandeling van de stroomonderbreking van het vorig weekend in Paramaribo-Noord door de EBS. Ik was erg gecharmeerd van de professionaliteit waarmee men het allemaal had voorbereid, met al die vroege informatie en de tips voor klanten.
Omdat we het al zo vroeg wisten had ik die aangekondigde twintig elektriciteitsloze uren al helemaal gepland. De ijskast was leeg, de emmers gevuld met water en de laptop opgeladen, zodat ik in elk geval die zondag nog 4 uren kon werken. Daarna zou ik me voor de rest van de dag vermaken met een boek. En om 6 uur kon de laptop weer aan en konden de deadlines met gemak gehaald worden.
Ik keek hoofdschuddend naar de mensen die vonden dat ze een generator moesten aanschaffen om die 20 uren te overleven. Zeker niet hier gewoond tijdens de binnenlandse oorlog, dacht ik, of toen het stuwmeer gek deed een paar jaar geleden. En al die mensen die vluchtten naar een hotelkamer? Nou, die 80 dollar heb ik echt niet zomaar rond liggen. Mij zou die stroomonderbreking echt niets kosten. Integendeel, het zou me iets opleveren: rust en stilte. Ik verheugde me er bijna op.
Die positieve gedachtegang werd op vrijdag al wreed kapotgeslagen door mijn beveiligingsbedrijf. De klanten ontvingen een uitgebreide mail die neerkwam op: als je met je huisalarm wil leven gedurende de black out, hoest dan 55 US dollar op. Voor dat geld kwamen ze langsgereden, schakelden het alarm over op een (door de klant aangeleverde) autobatterij; en kwamen ze na afloop van de black out het systeem weer terugzetten op de normale aansluiting. Wilde je geen 55 dollars betalen, dan kwam men voor 40 US dollar je systeem uitschakelen om te voorkomen dat je apparatuur beschadigd werd door de lange stroomonderbreking. Wilde je helemaal niets doen, dan moest je maar bidden dat er niets gebeurde met die dure apparatuur. Andere mogelijkheden of instructies waren er niet.
Ik voelde me in het nauw gedreven. Zonder alarm tijdens een black out? Ik moest er niet aan denken. Maar ik kan me ook geen nieuwe apparatuur permitteren als er inderdaad iets kapot ging, dus niets doen was geen optie. Ik koos al tierend eieren voor mijn geld. Want die 20 minuten werk en die 3 meter kabel en die extra surveillance, dat was toch echt geen dienst van 55 USDollars? Dit was misbruik maken van een overmachtsituatie. Onfatsoenlijk, buitensporig, ongehoord, schandalig, onbeschaamd: ik kan nog even doorgaan.
Mijn humeur werd natuurlijk niet beter toen de black out 4 uren langer duurde dan aangegeven. Ik haalde de folder weer tevoorschijn. Had ik iets over het hoofd gezien? Stond er misschien “en de onderbreking duurt OP ZIJN MINST 20 uren? Tot OMSTREEKS 18.00 uur?” Maar nee, het stond er heel definitief: het licht gaat weer aan op zondag om 18.00 uur. Om half acht, toen de laatste oplaadbare lamp de geest gaf, begon ik te bellen naar de EBS. Na lang wachten nam een meneer op. Wanneer we weer licht zouden hebben? “Die informatie hebben ze me niet gegeven mevrouw”. Maar u bent het informatienummer van de folder! riep ik uit. “Ja, maar DIE informatie hebben ze me niet gegeven mevrouw.”
Om de tijd te doden ben ik gaan uitrekenen hoeveel mijn persoonlijke beveiliging mij kost. Dievenijzer. Alarminstallatie. Jaarlijkse betalingen aan het security-bedrijf. Auto-alarm. Garage. Die hoge schutting . Al die driedubbele sloten op mijn deuren. En wat zijn al die uren waard die ik niet op mijn terras kan doorbrengen ‘s avonds? Of schrijvend op een bankje in mijn (nog niet bestaande) tuin, zoals ik zo graag zou willen? Dat zou ik pas durven als ik waakhonden nam. Maar die kosten ook geld: eten. Wormkuren. Dierenarts.
Wat heeft de stroomonderbreking me dus uiteindelijk gekost? 55 US dollar tegen een koers van SRD 3.35, minstens één van ergernis opgevreten nier en een dag werkachterstand. Wat het heeft opgeleverd is een column die van lofzang tot klaagzang verwerd.
[uit de Ware Tijd, 21/01/2012]
Uzi
door Sharda Ganga
“Waar vlucht je naartoe”, vraagt iemand aan de hoofdpersoon in de roman Vernon God Little van schrijver DBC Pierre. “Suriname”, antwoordt Vernon zonder blikken of blozen. Hij is op de vlucht want de politie heeft een klopjacht op hem geopend vanwege zijn vermeende medeplichtigheid aan het bloedbad op zijn school waarbij zestien doden vielen. Zijn vriend Jesus had op een dag een geweer gepakt en begon in de wilde weg te schieten. Ik barstte uit in lachen toen ik die zin over Suriname las. Ik vraag me af hoe de schrijver erbij kwam om Suriname te noemen, mailde ik in een opwelling naar de uitgever van de schrijver. En tot mijn grote vreugde mailde Pierre me zelf terug met een uitgebreid, hilarisch antwoord.
DBC Pierre heeft langere tijd op Trinidad gewoond en gewerkt met onder andere Surinamers. Maar waarom hij Vernon juist Suriname liet kiezen als einde van zijn wereld? Ach, zegt de van oorsprong Australische schrijver, je moet zo denken: een jongen als Vernon die niet al te slim is, heeft waarschijnlijk van al zijn aardrijkskundelessen op school alleen dat ene land onthouden dat voor hem het meest onwerkelijk leek. Suriname dus, waarschijnlijk ooit behandeld tijdens een les over Zuid-Amerika. Voor Vernon is alles buiten Amerika exotisch en veraf, dus alles is Suriname; Vernon’s Suriname land strekt zich uit van Mexico tot Vuurland. Maar Suriname heeft ook de mooiste landennaam, vindt Pierre. Ik heb gisteren mijn exemplaar weer tevoorschijn gehaald. Het was het eerste waar ik aan dacht toen ik hoorde dat twee jongens, nauwelijks de luiers ontgroeid, gewapend met een Uzi een supermarkt wilden beroven, en toen op de fiets wegvluchtten.
Ik was vervuld van afgrijzen: tienerjongens en een uzi gewoon zo op straat, gewoon op de hoek bij omoe! Maar daar was ook die fiets, en het beeld van die twee jongens hard trappend op hun fietsen met een uzi die het besturen wel erg bemoeilijkte leek zo gehaald uit een klucht. Pijnlijk, afgrijselijk en wrang is dit voorval. Net als het boek. Pijnlijk is het boek, verschenen in 2003, omdat het de gruwelijkheid van de Columbine schoolmoorden uit 1999 weer in herinnering bracht. Maar ook pijnlijk vanwege de haarscherpe satirische kijk op een Amerika waar mediageilheid, verwaarlozing van kinderen, en algehele stupiditeit de dienst uitmaken. Tegelijkertijd is het boek vol wrange humor door de niet bepaald scherpe geest van Vernon. Een beetje sukkelig, en vooral onnozel is Vernon, met een bloemrijke vuile bek. Maar ik dwaal af, dit is niet de literaire pagina. Vernon dus, die het product én het slachtoffer isvan zijn omgeving. En dan die twee niet al te slimme, maar wel levensgevaarlijke jongens op de fiets met hun Uzi.
Ook producten van hun omgeving, denk ik dan, want de uzi lag blijkbaar zo voor het oprapen bij één van de jongens thuis. Had pa meegenomen toen hij uit het leger vertrok, is normaal toch? Als pa het gewoon ongestraft mag meenemen, dan mogen wij er toch ook ongestraft mee gaan fietsen en roven? Een soort exdienstwapen is die Uzi dus. Intussen ben ik banger geworden voor dienstwapens dan voor wapens van criminelen. Ik hoop dat pa voor heel lang niet meer naar huis mag. En dat we ook eens horen hoe het kan dat een Uzi meer of minder geen alarmbellen laat rinkelen daar in de kazerne.
[uit de Ware Tijd, 14/01/2012]
Medemensen
door Sharda Ganga
“Mijne medemensen.” Zo begon meneer van Breet, de directeur van de R.D. Simonsschool altijd zijn toespraken. Mijne MedeMensen: als tiener hoorde je alleen die grappige alliteratie, de gewichtigheid van de aanhef en dit alles gekoppeld aan zijn deftig uiterlijk maakte meneer van Breet natuurlijk tot mikpunt van onze spot. Ik besefte pas vele jaren later wat meneer van Breet eigenlijk aan ons meegaf met die woorden. Hij zag ons niet slechts als kinderen, als onmondige leerlingen waar hij als schooldirecteur heer en meester over was zoals zoveel schooldirecteuren dat denken; nee, meneer van Breet sprak ons aan als zijn medemensen, volwaardige mensen, medeburgers. Het is dertig jaar later en ik denk vandaag terug aan meneer van Breet. Het is Oudjaar en ik word dan altijd sentimenteler dan gewoonlijk.
Dat betekent onder andere dat, zo aan het eind van het jaar, ik me niet wil ergeren aan de waan van de dag. Ik wil me niet verdiepen in pleegfamiliaire gratieverleningen, ik wil me niet ergeren aan geestelijke leiders die vergeten dat zij in een multireligieuze samenleving wonen. Ik wil de kerkelijke meneer die verkondigt dat de liefde alles vergeeft niet wijzen op het gemakzucht van die uitspraak. Ik wil niet nadenken over de uitbundige overuren van delen van het politiekorps, ook al wil ik dolgraag weten wat hun geheim is. Ik wens immers zo vaak dat mijn dagen ook 36 uren telden. Er is zoveel wat ik niet wil zeggen of waar ik niet over wil nadenken in deze feestperiode.
Wat ik wel nog snel even wil zeggen in deze sentimentele oudjaarsbui, is dat ik DNA-leden en leiding wil bedanken voor de wijze waarop de begroting wordt behandeld. Ik heb me deze laatste weken eindelijk eens echt vertegenwoordigd gevoeld. Ik wil ook nog snel Mahinder Jogi bedanken voor zijn verrijking van mijn beeldspraakrepertoire: “Garnalenpolitiek” en “Vissen zonder visie” behoren nu tot mijn favoriete uitspraken.
Maar waar mijn gedachten vooral naar uitgaan vandaag zijn die medemensen waar meneer van Breet op doelde. Dit is mijn enkele, simpele wens voor het nieuwe jaar: dat we allemaal wat vaker denken aan onze medemensen. Ik geef wat voorbeelden. Als je in het verkeer bent en je wil jezelf doodrijden: prima. Doe het op een stuk terrein waar er geen medemensen zijn. Als je vuil wil weggooien: doe het in een vuilniston of een vuilnisbelt. Niet waar je medemensen wonen of langs moeten rijden. Als je bombels wil schieten, omdat je het leuk vindt om geld te verbranden: mag ook van mij. Doe het zodanig dat je medemensen er geen last van hebben (en ook de honden niet, hoor ik Cynthia Ashruf roepen) en al je ledematen en ogen nog intact blijven, zodat je zelf kunt werken voor het geld om de doktersrekening te betalen.
Deze medemensengedachte kun je natuurlijk doortrekken naar het niveau van beleidsmakers en andere leiders. Ach, als zij allemaal ook gewoon meneer van Breets gedachtegoed tot zich nemen: wat een groot goed zou dat zijn! Als zij zichzelf niet zouden zien als heer en meester maar juist als dienaren van ons – het volk, en ons zouden zien en behandelen als volwaardige mensen, gelijke mensen, even gelijk als familie of partijgenoten, met gelijke rechten en voorrechten, dan had ik geen werk meer. Daar zou ik erg blij van worden en dan had ik die 36 uren durende dag niet meer nodig. Dit is dus mijn oproep aan iedereen voor het nieuwe jaar: Maak mij werkloos!
[uit de Ware Tijd, 31/12/2011]
Kerstman
door Sharda Ganga
All I want for Christmas is een Kerstman, denk ik al een paar dagen. Want wat is een Kerstman anders dan een postbode met goedgevulde tas (ik weet het, de Kerstman loopt traditiegetrouw rond met een cadeauzak, maar als ik zou zeggen “een goedgevulde zak, dan klonk het meteen tamelijk pornografisch. Of er zouden mensen zijn die zich aangesproken voelen. Dan maar “tas”.
Ik wil ook een persoonlijke Kerstman zoals Asiskumar Gajadin die heeft, een geheime geheime-documentenbezorgende postbode. In de brievenbus van Asis is het echt de 12 days of Christmas, een heuse OWiki-Leaks-affaire begint steeds duidelijkere vormen aan te nemen, het Ballast-Needam contract en de schadeclaim was echt een brug te ver.
Gelukkig is er één persoon in heel Suriname die kan lachen om het brugdebacle. Minister Abrahams geeft binnenkort antwoord op alle vragen en ik hoop van harte dat we dan met zijn allen kunnen mee lachen, dat wij collectief ook de leukigheid van deze puinhoop kunnen inzien. Nu heeft de Minister natuurlijk wel alle reden om vrolijk te zijn: hij beheert het Ministerie met het meeste geld. Misschien is het gewoon elke dag Kerst voor hem, wie zal het zeggen. Misschien lacht hij omdat hij al weet wat de Kerstman hem gaat brengen? Een nieuwe auto? Nog groter dan de andere? Hm. Mannen met grote auto’s. Ik zeg niets.
Ik vraag me af, zou de Kerstman ook lachen om de brugtoestand? En de kabouters, die assistenten van de Kerstman die de kerstcadeautjes maken, lachen die ook nog steeds? Of is het lachen ze vergaan omdat de Minister misschien aan de Kerstman als kerstcadeau heeft gevraagd om de antwoorden op de gestelde vragen op te stellen? En moeten die arme kabouters nu overuren maken, zitten ze met de handen in hun baarden? Wat gebeurt er eigenlijk op de Noordpool nu? Zijn al die kabouters nu heen en weer aan het ijsberen omdat deze opdracht echt ongeëvenaard moeilijk is?
Als je te lang heen en weer ijsbeert op dezelfde plek, dan creëer je wrijving, en komt er hitte vrij. Maar dan gaan die ijskappen smelten! Mijn goeie! Minister Abrahams, leg het ons snel uit dan, voor de wereld vergaat!
[uit de Ware Tijd, 27 december 2011; gangadwt@gmail.com]
Edgar Cairo: zijn we trotse hanen?
door Els Moor
Hanengevechten zijn nog populair in een aantal Latijns-Amerikaanse landen. Dat hangt sterk samen met het ‘machismo’. In het meesterlijke verhaal van Edgar Cairo, ‘De negerhaan’, is het omgekeerde aan de hand: schaamte, de neger die zich minderwaardig voelt ten opzichte van zijn Baas Eigenaar. Negerhaan is een loslopende haan op een erf vol huisjes van arme negers en vooraan het ‘blankenhuis’ van ‘Baas Eigenaar’. Die heeft een ren voor zijn kippen, waarin negerhaan weet door te dringen. Hij wil de kippetjes neuken en stuit natuurlijk op hun haan. Dat wordt een fors hanengevecht. Wie wint? Ja, negerhaan, twee keer zelfs. Hij staat er trots bij. Dan komt zijn negerbaas. Die draait hem de nek om voor het oog van ‘Baas Eigenaar’. In plaats van trots te zijn op zijn stoere machohaan schaamt hij zich. Dit verhaal speelt in het niet zo verre verleden met veel verwijzingen naar de slavernij, maar is nu ook nog herkenbaar wat vernederingen betreft die mensen worden aangedaan door ‘bazen’. Uit valse schaamte praten ze die dan naar de mond.
‘Negerverdriet’, bestaansverdriet, is een belangrijk thema in het proza van Edgar Cairo. In zijn meest bekende roman, Kollektieve schuld, ofte wel Famir’man-sani (1976) speelt het op een andere manier een rol. De centrale figuur in deze roman is Tant’-Lien, die haar familie afloopt om hen te winnen voor deelname aan en een financiële bijdrage voor een groot winti-evenement voor de hele familie in de Para. Dit vanwege de vele problemen en ziektes, vooral ook de situatie van haar oude moeder Marjana, het familiehoofd, die zwak is en nauwelijks meer ziet en hoort. Uiteindelijk, na veel dyugudyugu, bezwaren ook vanuit de christelijke familieleden, gaan ze, op een vrijdagmiddag, in een volkswagenbusje. Ze installeren zich op het terrein en langzaam maar zeker groeit de sfeer. Ze vertellen elkaar verhalen, Katibo! Sraften! Uit de slaventijd! Ze plegen magische handelingen, gebruiken kruiden, baden, zingen, dansen veel en fanatiek… en uiteindelijk mondt het uit in de wintiprei. Iedereen raakt in trance, ook de oude stammoeder Marjana. Ze danst, ziet weer, hoort weer en… sterft aan een hersenbloeding. Voor het gerecht worden de ‘schuldigen’ streng berecht door ‘Kroetoebakra´. Uiteraard is dat Ma Lien en ‘Ba Fransi, een polisieman in funktie!’ Een klassieke Surinaamse roman over de jaren zestig, toen winti streng verboden was. Met een thematiek vol identiteit en twijfel, creool zijn in een koloniale samenleving, beeldend en vol eigen humor.
Dit zijn twee voorbeelden van bestaansverdriet, negerverdriet, uit het gigantische werk van Edgar Cairo. Het thema dat in zijn totale oeuvre steeds weer op een andere manier terugkomt, niet beperkt tot Suriname. Cairo schreef ook Caraïbisch werk, een grote roman over Afrika en uiteraard over Nederland waar hij het grootste deel van zijn leven woonde. Altijd was hij bewust bezig met de taal die in zijn werk een geweldige rol speelt om het wezenlijke van Suriname, van de Surinaamse, vooral creoolse mens en de manier waarop die in het leven staat, weer te geven. Hij schreef ook veel poëzie. In 1984 kwam Lelu! Lelu! uit, de verzamelbundel, waarin Cairo zijn Sranan gedichten selecteerde en deels van nieuwe Nederlandse vertalingen voorzag. In de inleiding bespreekt hij op zijn eigen manier de Surinaamse literatuur en die van hemzelf. Cairo schreef ook drama en in Nederlandse kranten en weekbladen, vooral de Volkskrant, schreef hij columns, die gebundeld zijn. In 1980 verscheen bij In de Knipscheer ‘Ik ga dood om jullie hoofd’ (1980) met aan de sfeer aangepaste tekeningen van Noni Lichtveld en een jaar later ‘Als je hoofd is geboord’ waarin Cairo ook ingaat op de Surinaams-Nederlandse taalsituatie. Hij legt op de achterflap de titel uit: ‘Van iemand die slecht z´n dinges onthoudt, iemand die niet in de gaten heeft waar mensen ’t in een bepaalde kwestie over hebben, zegt men “zijn hoofd is geboord”, hij heeft als het ware een gat in z´n verstand.’
Behalve Kollektieve schuld wordt het werk van Cairo weinig gelezen. De taal van Cairo zal veel mensen die het Algemeen Nederlands in de koloniale tijd, maar ook nu nog, met de paplepel ingegoten kregen (en krijgen), onzeker maken.
De vraag die zich opdringt nu Edgar Cairo weer aandacht krijgt door de documentaire Ik ga dood om jullie hoofd van Cindy Kerseborn en activiteiten voor scholen, is: wat willen we met het werk van Edgar Cairo? Moet het niet veel meer onder de aandacht gebracht worden van leerlingen en studenten en daardoor ook een plaats krijgen binnen de ‘canon’ van de Surinaamse literatuur? Zeker! Het werk van Edgar Cairo is uniek. Het laat je het gewone Suriname echt meebeleven, het laat je op een creatieve, beeldende manier zien wat de koloniale, christelijke politiek met de eigenheid van Suriname gedaan heeft. Het laat je genieten van de eigenheid van gesproken taal in Suriname, die Cairo in een aantal werken nog op zijn manier heeft ‘aangedikt’ tot het Cairojaans. Cairo moet ingeburgerd worden in onze literatuur. Daartoe zijn al waardevolle stappen gezet, die tot voorbeeld kunnen dienen.
Van 28 maart tot 14 april 1998 werd in Theater Unique het toneelstuk Yorkafowru, Elzaro en de Doodsboodschapsvogel gespeeld door het ‘Theatercollectief’, in een verkorte bewerking van Sharda Ganga. Zij had ook de regie. Het stuk dat door Cairo geschreven werd voor een cast van vijftien man, werd door Sharda, met toestemming van de auteur, teruggebracht tot slechts twee acteurs, Felix Burleson en Clinton Kaersenhout. Het resultaat van de veranderingen was een stuk dat veel succes had hier en in Nederland. Edgar Cairo zag het in Amsterdam en Sharda herinnert zich nu nog dat hij er heel gelukkig mee was. Ook dit stuk is geschreven vanuit het winti-denken en ook hier zien we een worsteling met het koloniale verleden. Elzaro is een ‘ongeboren vrucht’ op weg om als mens op de wereld te komen. Hij ontmoet Yorkafowru, de geestenvogel. Die heeft de taak de ongeborene bewust te maken en identiteit te geven. Elzaro leert kijken naar de wereld, naar het leven met alle misstanden die daarbij horen, ook wat betreft het koloniale Surinamer zijn.
Een tweede ‘Cairo-hoogtepunt’ hier in Suriname was het Edgar Cairo-project van de MO-B-opleiding van het IOL in maart 2001. Cairo was toen al ruim een jaar overleden. Enkele weken lang werd er een middag per week tijdens de lestijd aandacht besteed aan Edgar Cairo. Docenten gaven college over zijn werk, en studenten (zelf docenten op vos-scholen). Het moest eenvoudig en boeiend zijn, want klassen van vos-scholen, vooral uit die van Lelydorp, participeerden. De doelstelling van het project was dan ook: het werk van Cairo naar de scholen brengen. Die doelstelling moet weer opgepakt worden en uitgevoerd! Leerlingen hebben veel plezier in het werk van Cairo, bleek toen, als het op een creatieve manier gebracht wordt. Door bezig te zijn met Cairo’s proza, poëzie en drama ga je het eigene meer waarderen en vooral de klankrijkdom, de bondigheid en geweldige humor van het Surinaams-Nederlands, dat Cairo opvoerde tot ‘zijn eigen ding’. Dan zijn we trotse hanen die zich niet de nek laten omdraaien. ‘Baas Eigenaar’ kan zelf stikken!
Achtergrondliteratuur: Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur’(2003) van Michiel van Kempen bevat alle informatie over Edgar Cairo’s totale werk en een beschrijving van zijn leven.
Surinaamse operazangeres in december in Suriname
Paramaribo – Het Caribisch Muziektheater Gezelschap Singiprisiri ’96 organiseert in de maand december twee galajubileumconcerten. Speciale gast bij deze concerten die gehouden zullen worden in de St. Rosa Kerk, is de in Italie woonachtige Surinaamse operazangeres Gabrielle Mouhlen.
Met als thema ‘Thank you for the music’, zingt Singiprisiri ’96 op vrijdag 2 december onder andere composities van Herman Snijders en brengt ode aan de Surinaamse folkloristische muziek met een ala kondre-muziekrepertoire in een theatrale zetting, geschreven en geregisseerd door Sharda Ganga.
Gabrielle Mouhlen brengt van de componist Bellini uit de opera Norma de aria ‘Casta Diva’, uit de opera Aida van Verdi, ‘Ritona vincitor’ en een aria uit Bellini’s Tosca, ‘Vissi d’arte’, een heel klein voorproefje van haar recitalconcert op zondag 4 december. Vervolgens mogen de liefhebbers tijdens dat concert genieten van een operagala onder de noemer ‘I Am the Music’. De sopraan Gabrielle Mouhlen zal dan aria’s uit verschillende opera’s ten gehore brengen. Singiprisiri ’96 en gastkoor Voices in Praise zullen de muzikale sfeer verder verhogen.
Singiprisiri ’96 is een gemengd vocaal ensemble in variabele bezetting. Een groep vocalisten, soms aangevuld met instrumentalisten, die projectmatig basis koorzang brengt van uiteenlopende genres, zoals folklore, gospel en klassiek. Deze groep heeft als hoofd drijfveren liefde voor muziek en artistieke groei. Het vocaal gezelschap werd door Mavis Noordwijk opgericht op 28 oktober 1996, als voortzetting van het artistieke en muzikaal-technisch werk dat zij in 1975 in koorverband in Suriname aanving. De muziekvreugde die met elkaar beleefd wordt wil men overbrengen op het luisterend publiek, vandaar de naam ‘Singiprisiri’. 96 refereert aan het oprichtingsjaar. S’96, zoals de groep kortweg genoemd wordt, heeft sinds ongeveer een jaar na zijn oprichting een twee koppige leiding, namelijk Mavis Noordwijk, die belast is met de artistiek leiding, en Liesbeth Peroti die voor bijsturing zorgt.
[bewerkt naar en ontdaan van geronk in een bericht uit de Ware Tijd, 12/11/2011]
Ori: “Theatervoorstelling met Ganga was liefde op het eerste gezicht”
door Ruth Nortan
Paramaribo – “Deze vorm van theater is verslavend. Je moet er tijd voor hebben, gemotiveerd en gedisciplineerd zijn. Het vraagt offers en bereidwilligheid om de instructies van de regisseur te volgen”, is de eensgezinde mening van de Cast van Brian X. Stichting Projecta heeft reeds dertien schoolvoorstellingen gehouden. De VWO 4-leerlingen waren vanaf het begin enthousiast over het theaterspel.
In gesprek met de Ware Tijd vertellen de spelers hoe zij het theaterstuk Brian X hebben ervaren. Ellen Abendanon (speelt dr. Hooplot): “Dr. Hooplot is sowieso iemand die ik niet ben. Je kruipt in de huid van een ander en je probeert zo overtuigd mogelijk het karakter neer te zetten.
“Dit theaterstuk is zwaar, omdat het echt samenspelen is”, vertelt hoofdrolspeler Idi Lemmers (Brian X). Je tegenspeler wacht op jou en de cue die je geeft door middel van je tekst. Dat is zwaar en brengt ook veel stress met zich mee. Ook de snelle afwisseling en het switchen in moods maken dit stuk voor mij spannend en uitdagend.” Het gedeeltelijk laten afscheren van mijn haar was nodig om er ouder uit te zien, maar dit stuk was het offer waard.” Marina Pinas vervulde de moederrol zonder noemenswaardige problemen. Als voormalig voorlichter bij het Korps Politie Suriname lag dat personage voor de hand. “Ik heb vaker met jongeren gewerkt, mijn rol kende ik al heel vroeg en kon mij dus makkelijk echt inleven”, zegt Pinas.
Entertainer Kwasi (jonge Brian): “Ik had altijd al belangstelling voor theater. Bij Sharda Ganga kreeg ik de smaak te pakken. Ik deed mee aan een workshop van Ganga en moest een serieuze ‘bok’ incasseren. Ik heb heel strenge collega’s die allen het beste met je voor hebben. Ik ben aan deze vorm van theater verslaafd geraakt. Ik moest veel offers brengen, maar het is het waard.”
Theater is een ontlading, zeggen Ori en Kwasi. Lemmers noemt het een uitlaatklep. “Ik leer mijn grenzen verkennen en die verleggen. De band met elkaar wordt ook sterker en hechter.” Voor Ori is theater naast muziek een andere vorm van het overbrengen van een boodschap. In 2009 deed Ganga een beroep op mij en vanaf toen ben ik bij dit gezelschap. Het was meteen liefde op het eerste gezicht. Bij Ganga weet je wat je kan en je leert wat je niet kan.”
Volgens Abendanon zijn Ganga’s stukken zodanig dat je iets in kan herkennen. “Ik wil voor niemand anders spelen. Je weet bij Ganga dat je iets brengt wat anderen tot nadenken aanzet. De stukken zijn tot stand gekomen op basis van onderzoek en daar zit voor mij de meerwaarde in, want het heeft impact op anderen en diepgang.”
“Het is prettig samenwerken met Ganga en dat begint al bij de rolverdeling”, zegt de cast eensgezind. Er is ook een goede onderlinge relatie. Volgens Ganga ontstaat de grootste ramp wanneer de regisseur en de acteurs elkaar niet vertrouwen. “Vertrouwen tussen partijen is noodzakelijk, omdat de regisseur pas dan in staat is het gewenste gevoel en ritme eruit te krijgen. Ik houd van mooie zinnen en ik besteed daar veel tijd aan. Zonder een goede vertrouwensrelatie tussen regisseur en acteurs, kan de regisseur niet regisseren.”
Ganga is echter niet gauw tevreden: “ Ik ben nooit tevreden, dat zullen mijn acteurs meteen zeggen.” Soms vind ik dat de acteurs wat woorden mangelen, maar ik weet dat de tekst eigenlijk best moeilijk is, dus ik zeur er niet elke dag over. Het strengst ben ik uiteindelijk voor mezelf. Ik bedenk elke dag wel iets wat ik anders had moeten schrijven, of thema of onderdeel dat ik eigenlijk ook wel verwerkt zou moeten hebben in het stuk. Ik zou bijvoorbeeld nog duidelijker willen maken hoe ook de school ons monddood maakt; dat komt nog niet helemaal uit de verf denk ik. En zo zijn er nog wat dingen.” Maar, zegt de regisseur uiteindelijk: “Als hetgeen ik allemaal erin wilde niet erin kan, dan komt het wel in een volgend stuk.”
[uit de Ware Tijd, 05/07/2011]
Bryan X is een meesterstuk
Herkenning met… en toch verwarring, geweldig spel
door Ruth Nortan
Paramaribo – ‘Magnifico’ roept een enthousiaste José na afloop van theatervoorstelling Bryan X. Afgelopen vrijdag vond in theater Unique de première plaats van het stuk, geschreven en geregisseerd door Sharda Ganga.
De voorstelling maakt op een hilarische manier serieuze kwesties bespreekbaar. Bryan bezoekt na jaren te kampen met nachtmerries dr. Hooplot. Bang om door anderen herkend te worden laat hij haar als cliëntennaam de letter ‘X’ optekenen. Cliënt X in plaats van patiënt X, omdat Bryan weigert te accepteren dat hij een patiënt is.
In gesprek met dr. Hooplot passeren zowel prettige als minder prettige herinneringen de revue. Ook de relatie met zijn jeugdvriend Marvin komt aan de orde. Bryan is te zien als leider, met zijn aanhangers en hun verschillende (on)beantwoorde behoeften als voorzitter, lover (waarbij Lydia en Wanda een zeer voorname rol spelen), en toch patiënt. Op meesterlijke wijze zijn verschillende rollen in het stuk verwerkt waarin personen uit politieke groeperingen en tal van verenigingen aan het woord komen.
Bryan X is volgens bezoekers zeer zeker de moeite waard. “Het stuk is Magnifico, mang. Geweldig hoe Idi de verschillende personages gestalte geeft. Lemmers, die speciaal voor het stuk een ‘hairdo’ [een kalend voorhoofd, ... red.] onderging, heeft een topstuk neergezet. Deze welbespraakt overkomende ‘leider’ komt door zijn zeer vlotte babbel heel geloofwaardig over. Zijn kapsel en de intonaties in zijn monologen dragen daaraan bij.
Bryan X wordt gespeeld door een cast van acht mensen die tien personages vertolken. Idi Lemmers als Bryan, Kwasie Vreden als jonge Bryan, Ellen Abendanon als dr. Hooplot, Ori Plet als Marvin, Tanuya Manichand speelt Lydia, Wanaha de Vries vertolkt zowel Agnes als directeur, Clifton Sno speelt Harold en Pa, en Marina Pinas is Ma. De Mighty Youth fungeerde als versterking van de stemmen bij de vocale delen. Er is niet echt sprake van bijrollen, omdat haast elke rol bijdraagt aan het ‘zijn’ van dit stuk. Geen enkele rol is overbodig.
“Het meest geweldige is om al deze mensen van wie je het eigenlijk niet verwacht te zien samenspelen”, zegt Zabdai Zamuel over de cast. “Ik ben aangenaam verrast. Mensen die in hun dagelijks leven iets anders doen en dan tegen je zeggen aan het einde van zo’n productie ‘ik wist nooit dat theater maken zo leuk kon zijn’. Je moet het zien als de grootste rapper die een kinderboek schrijft. Dat is de keerzijde van de medaille. De andere kant van de persoon die we niet eerder hebben gekend.” Helen Kamperveen vindt het prima dat er goede politieke stukken worden gemaakt en gepresenteerd. “Een goed stuk.”
Producer Eartha Silos: “Bryan X is een geweldig goed stuk. Elke keer als ik de productie zie, merk ik andere zaken op die mij eerder niet waren opgevallen. Ook al draait dit stuk vijftig keer, ik denk dat ik vijftig keer zal genieten.” Volgens Eartha zit de kracht van dit stuk in de manier waarop het is geschreven. “Sharda wordt steeds beter”, zegt Silos. Zelf zegt Ganga dat het stuk het product is van tien jaren werken met verschillende groepen en verenigingen. Het is wat ik allemaal heb meegemaakt en datgene dat mij fascineert heb ik in dit stuk verwerkt. Het stuk is volgens Ganga aangepast. Het was al geschreven, maar vanwege omstandigheden moest het worden aangepast. Van het nieuwe product mochten de premièregangers afgelopen vrijdag deelgenoot zijn. Volgens Silos is het stuk uitzonderlijk goed vanwege de manier waarop de intriges, de verwarring en de herkenning verwerkt zijn. Het gaat om het systeem dat herkenbaar is. Enigzins herkent men Harish Monorath of is het Melvin Bouva? Wie is het nou eigenlijk? De verwarring is compleet omdat op de personages die gespeeld worden niet voor de volle 100% een etiket te plakken is. Dit is meesterwerk.
Bryan X maatschappijkritisch, herkenbaar en humorvol: ‘Mijn carrière start in het toilet’
door Jerry Dewnarain
Bryan X. is een theatervoorstelling van een jonge Surinamer. Een landgenoot met veel dromen over zijn toekomst, zoals vele andere jonge Surinamers die ook hebben. De voorstelling begint met een monoloog, die een vlot verloop heeft. De hoofdpersoon Bryan X. rakelt zijn frustraties op. Hij is zeer rap van tong en heeft goed oogcontact met zijn publiek. In zijn ‘monoloque intérieure’ geeft ‘Bryan the loser’ een behoorlijk deel van zijn onprettige herinneringen makkelijk prijs: het publiek is gauw op de hoogte van zijn frustraties. Deze herinneringen worden vervolgd middels terugblikken die vloeiend na elkaar volgen in de dialoog tussen de psychiater en de hoofdfiguur. Deze wordt doorbroken door schimmen die hem achterna zitten. Zij hebben ook een doel: via hen komt het publiek achter de geschiedenis van Bryan X., zijn schoolkameraad Marvin en vriendin Lydia. Ook Bryan X z’n moeder geeft haar relaas over haar zoon.
De inhoud van dit theaterspel is een en al een verstrengeling van mislukte ‘daden’ van Bryan X. ‘Daden’ die verbonden zijn aan politiek, partijbelangen, eigen belangen, corruptie en vriendjespolitiek. Zelfs de wereldpolitiek passeert de revue. Dus een weerspiegeling van de huidige situatie in Suriname!
Zo hoopt Bryan X. als student van de middelbare school zijn carrière te starten als voorzitter van het schoolbestuur. Hij zou zich moeten bewijzen door de kapotte schooltoiletten te renoveren. Deze droom, ‘een carrièrestart in het toilet’, wordt niet verwezenlijkt doordat zelfs de schoolleiding er een voor stokje steekt om Bryan X. te laten verkiezen als voorzitter. Zijn droom als leider wordt ook gedwarsboomd door zijn eigen vrienden, onder wie Marvin, en vrouwen, onder wie Wanda.
Eenmaal aan de macht gekomen vergeet zijn vriend Marvin ook dat hij eens tot het volk behoorde. Hij gebruikt zijn achterban als stemvee en houdt hen dom. Door het beloven van dokterskaarten, voedselpakketten, volkswoningen aan partijloyalisten, het benoemen van de ene na de andere commissie om problemen in het land op te lossen wordt ook Marvin een politieke opportunist zoals andere politieke voorgangers. Zelfs voorgangers van kerken ontspringen de dans niet in Bryan X.
De voorstelling drijft duidelijk de spot met bepaalde politieke figuren. Actuele problemen worden er belicht. Deze zijn maatschappijkritisch en nemen politici op de hak, maar ook hun aanhangers, dus het volk. Dit maakt dat Bryan X. voor het publiek een erg herkenbare voorstelling is.
Bepaalde dialogen zetten je aan het denken en weer andere laten je gieren. Via de moeder van Bryan X. wordt duidelijk het denken van de kiezers uit de doeken gedaan: door een politieke partij loyaal te zijn, hoopt zij in aanmerking te komen van een volkswoning. Conclusie: niemand wil in het land werken, maar wel genieten van de glorie. Het geschreeuw, gejammer of geklaag van de ‘schimmen’ aan het einde van het stuk kon sterker, maar hun opsommingen van niet nagekomen beloftes zetten het publiek vast wel aan het denken. Denk maar aan de knippaverkoopster die langs de straat met haar knippa staat te leuren, gekleed in partij-T-shirt. Een ander voorbeeld: enerzijds reist de leider van het land naar Cuba om gezondheidsredenen, terwijl anderzijds de ziekenhuizen in eigen land bankroet raken. Brood- en brandstofprijzen vliegen de pan uit, terwijl de ‘national carier’ wordt gecharterd naar New York en Cuba. En …in eigen land viert de criminaliteit nog altijd hoogtij.
Via het verhaal van Bryan X. wordt het publiek ongeveer anderhalf uur wakker geschud door Bryan X. en de mensen om hem heen. Hij wilde zijn carrière starten in het toilet waar deze wel is geëindigd door zijn eigen toedoen en door die van zijn omgeving! Bryan X. is een voorstelling die op spottende wijze ‘onze Bryan X’jes’ aan de kaak stelt!
Bryan X: Nieuwe theaterproductie Stichting Projekta
Bryan X is de nieuwe theatervoorstelling van de Surinaamse Stichting Projekta. In de voorstelling gaat de stichting op zoek naar de wijze waarop het functioneren in (en van) de kleinste organisaties eigenlijk een voorbode is op wat zich op nationaal niveau afspeelt.
Het stuk geeft een kijk op de wijze waarop Surinamers zich organiseren in allerhande verenigingen, buurtcomités, jongerenclubs, en sportverenigingen. De voorstelling is tevens een studie naar organisatiecultuur, samenwerking en het idee van leiderschap in Suriname.
De voorstelling gaat op 16 juni in theater Unique aan de Fred Derbystraat officieel in première. Hierna zijn er voorstellingen gepland voor vrijdag 17, 24 en zaterdag 25 juni. Bryan X wordt ook voor de scholen gespeeld. De theatervoorstelling is onderdeel van het programma Theater voor Dialoog van Stichting Projekta, en wordt gefinancierd door de Nederlandse Ambassade. Met dit programma wil de stichting bijdragen aan de vorming van kritische burgers, vooral jongeren, door het theater te gebruiken als ontmoetingsplaats waar prangende maatschappelijke vraagstukken zoals democratie, armoede, genderongelijkheid, goed bestuur, patronage, seksuele en reproductieve rechten ter discussie worden gesteld. De regie en het script van Bryan X zijn van Sharda Ganga. De hoofdrolspelers zijn Idi Lemmers en de rappers Kwasi en Ori.
Overspel in Caraïbisch toneel
‘Scènes uit een huwelijk. Overspel in de politiek en in de liefde’, zo luidde het thema van de Derde Caraïbische Letterendag die op 25 september plaatsvond in het Amsterdamse Bijlmerparktheater. De avond stond in het teken van toneelschrijvers uit Suriname, de Antillen en Aruba. Het onderwerp leverde genoeg gespreksstof op.
De avond opent met een fragment van het toneelstuk Iris van Thea Doelwijt. Maureen Tauwnaar speelt een oudere vrouw die met pijn in haar hart terugdenkt aan Suriname ten tijden van de decembermoorden. Daarna wordt Een vrouw van een man van Astrid Roemer opgevoerd, de vrouw gespeeld door Gerda Havertong en de man door Felix Burleson. Sharda Ganga leest een column voor.
In een panelgesprek discussieert Noraly Beyer vervolgens met de toneelschrijvers Thea Doelwijt, John Leerdam, Sharda Ganga en Jenny Mijnhijmer. Klopt het dat de werkelijkheid soms bizarder is dan de fantasie, vraagt Beyer zich af. Leerdam denkt dat zeker: ‘In Den Haag kan ik mijn oren soms niet geloven. Over de ontmanteling van de Antillen kun je een stuk opvoeren in drie bedrijven.’ En wat doen de toneelschrijvers met die bizarre werkelijkheid? Sharda Ganga, die speciaal voor deze avond is overgevlogen uit Suriname, waarschuwt dat men in Nederland niet moeten denken dat de werkelijkheid waarin Suriname zich sinds een maand bevindt de enige absurditeit van de afgelopen dertig jaar is. Op haar eigen opvoeringen heeft die politiek weinig invloed: ‘Ik maak altijd absurdistisch theater, wie er ook aan de macht is.’
Ganga houdt zich bezig met de vraag hoe ze mensen bewust kan maken. ‘Wat bijvoorbeeld mijn aandacht heeft, is de vraag waarom het ons in Suriname niet lukt om onze potentie volledig te benutten. Dat soort vragen vertaal ik naar theater.’ Doelwijt begeeft zich het liefst midden in de maatschappij en kan in haar stukken kwesties kwijt die haar raken. ‘Ik probeer mensen meer inzicht te geven. Ik geef het publiek “prikjes”.’ Voor Mijnhijmer werkt het anders. Zij schrijft vanuit verwondering, en niet om mensen iets te leren. ‘Omdat ik midden in de maatschappij sta, gaat mijn werk altijd over het hier en nu. Ik zie het als mijn verantwoordelijkheid om te verhalen over de dingen die spelen.’
Surinaamse toneelschrijvers die in Nederland wonen, verwerken vaak herinneringen aan het land van herkomst in hun stukken. Volgens Ganga wordt Suriname door Surinamers die in Nederland wonen anders beleefd dan door de inwoners van het land zelf. ‘Mijn werkelijkheid is anders. Thea Doelwijt blijft voor Surinamers iemand die in Nederland stukken schrijft. De bewoners van het land ervaren de situatie anders.’ Doelwijt is het daarmee eens: ‘Sommige dingen kan ik alleen maar schrijven als ik een tijdje in Suriname zit. Dan kom ik er achter wat er leeft onder de mensen.’ Leerdam kan doordat hij al bijna dertig jaar in Nederland woont de Surinaamse ‘issues’ beter abstraheren.
Beyer vraagt zich ook af waarom in Nederland zo vaak weinig zwarte mensen naar toneel gaan. Volgens Leerdam komt dat door de marketing, op wie de groep zich richt. Mijnhijmer denkt dat het komt doordat Caraïbische mensen zichzelf niet terugzien in het Nederlandse toneel.
Na de pauze wordt een fragment van Stampij van Norman de Palm en een gedeelte van Daniel en de Duivel van Julien Ignacio opgevoerd. En Maarten van Hinte leest een column voor. Vervolgens gaat Noraly Beyer weer in gesprek met de schrijvers. Ze vraagt of zij hun persoonlijke leven in hun stukken verwerken. Ignacio denkt dat je daar als toneelschrijver moeilijk omheen kunt: ‘Je gebruikt altijd elementen uit je eigen leven. Maar soms kun je er verder vanaf gaan staan. Dat heb ik bijvoorbeeld gedaan in mijn stuk over een asielzoeker.’ Ignacio maakt zijn persoonlijke ervaringen herkenbaar voor een breed publiek door zijn particuliere belevenissen te veralgemeniseren. Hij doet dat bijvoorbeeld door het onderwerp symbolisch te maken of te vergroten. Zo krijgt het publiek genoeg ruimte erin te stappen. De Palm heeft een zelfde soort techniek: hij belicht verschillende invalshoeken van een onderwerp om zijn ideeën te verduidelijken.
En wat willen deze schrijvers met hun stukken bereiken? Ignacio noemt zichzelf een estheet. ‘Ik wil schoonheid, verstelling teweeg brengen. Ik doe erg mijn best om mooie teksten te schrijven. Misschien hecht ik daar soms al te veel waarde aan. Het werkt niet altijd op het toneel.’ Van Hinte wil vooral iets delen. ‘Theater maak je samen met je publiek. Ik wil dat het iets losmaakt.’
Ten slotte vraagt Beyer zich af hoe het met de jonge toneelschrijvers in de Caraïben is gesteld. Op Curaçao zijn er behoorlijk wat, weet De Palm, die tevens theaterdirecteur is van een schouwburg op het eiland. Hij denkt dat de belangstelling voor toneel in een versnelling zit en verwacht dat er een nieuwe generatie theatermakers op komst is. Van Hinte vermoedt dat er in Suriname op dit moment meer geschreven wordt dan in Nederland. ‘En die teksten gaan vaak over thema’s die hier spelen, over identiteit en etniciteit. Wat dat betreft heeft het Caraïbisch gebied een voorsprong. Mensen denken al veel langer over deze onderwerpen na.’ Dat is de reden waarom Van Hinte denkt dat in de Caraïben de toekomst ligt.
Derde Caraïbische Letterendag: Overspel in politiek en liefde
door Stuart Rahan
Amsterdam Zuidoost – Als wij theatermaker Sharda Ganga en de Surinaamse samenleving mogen geloven, staan een aantal zaken in Suriname bijna wetmatig vast. Politici kunnen herrijzen, zij worden gerecycled en er is altijd een weg terug. In haar voorgedragen column, zaterdagavond tijdens de Derde Caraïbische Letterdag, neemt zij de Surinaamse politiek en politici van de afgelopen dertig jaar op de hak.
read on…