Op donderdag 27 mei 2021 ondertekenden Rita Rahman, voorzitter van de Werkgroep Caraïbische Letteren, en... Lees verder →
Caraïbische Letterendag op 13 september 2014 over film en literatuur
Met veel plezier nodigen we u uit voor het Read my World Internationaal literatuurfestival in Amsterdam dat plaatsvindt van 10 tot 14 september en volledig gewijd is aan de hedendaagse literatuur van de Caraïben. De Werkgroep Caraïbische Letteren organiseert tijdens het festival op zaterdag 13 september de jaarlijkse Caraïbische Letterendag, waarin ditmaal het thema ‘film’ centraal zal staan. Middels column, gesprek en fragmenten wordt een beeld geschetst van de cinema uit de Caraïben en wordt er in het bijzonder ingegaan op de rol van het schrijversportret. read on…
Read my World 2014: Literatuur uit de Caraïben
Het programma is rond, de site online en de kaartverkoop van start: Read My World is er klaar voor. Op 12, 13 en 14 september presenteert hét internationale literatuurfestival van Amsterdam de poëzie en verhalen van de Caraïben. Voorbij de waan van de dag onderzoekt het festival de grens tussen literatuur en journalistiek, tussen hier en daar – en vestigt de aandacht op alles ertussen. Drie curatoren uit de regio nemen je mee op avontuur door het vaak onbekende Caraïbische literaire landschap. Maak kennis met de talentvolle schrijvers, uitgesproken dichters en prikkelende spoken word-artiesten die zij selecteerden in Jamaica, Guyana, Suriname, Saint Lucia, Barbados, Trinidad & Tobago en Haïti. read on…
Read my World Festival in teken van Caraïbische literatuur
Op 12, 13 en 14 september 2014 staat de Tolhuistuin in het teken van Caraïbische literatuur, poëzie en verhalen. Voorbij de waan van de dag onderzoekt Read My World de grens tussen literatuur en journalistiek, tussen hier en daar – en vestigt de aandacht op alles ertussen. Verwacht in de drie zalen én idyllische tuin van de Tolhuistuin een rijk geschakeerd programma met vurige voordrachten, integere interviews, Literaire Potpourri, Dichtersmarathon, Spoken Beat Night en muziek. Een levendige ontmoeting van ideeën en dromen, humor en passie, politiek en journalistiek – van ruim 80 auteurs en artiesten uit Nederland, Vlaanderen en de Caraïben. read on…
Empire
door Sharda Ganga
Diepbedroefd, doch dankbaar voor alle vreugde mij gebracht, nam ik kennis van het officieel verscheiden van theater Empire.
Het is lang geleden dat er daar een film op het doek is geprojecteerd en er is intussen een hele generatie Surinamers groot geworden die niet weet wat Empire is. Maar voor mij is Empire een stuk van mijn jeugd. De onbezorgde stukken van die niet geheel onbezorgde jeugd, speelden zich voor een groot deel af in filmzalen: Empire, Star, Tower. Ach die goeie ouwe prehistorische tijd waarin de STVS het enige televisiestation was, computers dingen waren uit science-fictionboeken, en het web alleen sloeg op het spinnenweb in het schooltoilet; in die oeroude tijd was de bioscoop één van de weinige mogelijkheden om de realiteit de ontvluchten.
Als je wat kwartjes bij elkaar had gespaard, dan kon je naar de film: een paar kwartjes voor een kaartje, twee voor de bus heen en terug, en twee voor een ijsje bij Soda Fountain.
Het was helemaal niet erg dat de bioscopen maandenlang dezelfde films vertoonden; je ging per slot van rekening niet echt voor die film als je voor de 10e keer naar Grease (in Empire) of Superman (in Star) ging. Je ging niet om te kijken, je ging naar de bioscoop om gezien te worden. En Cynthia en ik, wat deden we ons best om gezien te worden, als veertien- en vijftienjarigen.
Dat viel niet mee. Zij had last van acne, en ik van hele dikke brillenglazen. Maar we gaven de moed niet op. Zo leende Cynthia ooit de prachtige enorme plastic zonnebril van haar buurmeisje. Dat was slim want zo bedekte ze toch aardig wat puisterig huidoppervlakte. Ik wilde niet achterblijven, dus bracht ze de week daarop nog een geleend exemplaar, speciaal voor mij.
En daar strompelden we, bezonnebrild, door de verlaten straten van Paramaribo. Ik zag en zie zonder gezondheidsbril niet verder dan een halve meter en struikelde dus geregeld, Cynthia meeslepend in mijn val. En toch gaven we de moed niet op. De week daarop zou ik struikelen vanwege de geleende hoge hakken; en de week daarop vanwege betraande ogen na mislukte experimenten met oogmake-up.
En zo mijmerde ik wat naar aanleiding van het bericht over de verkoop van het Empire gebouw. Wat waren we onschuldig, dacht ik. We hielden ons bezig met school, droomden van onbereikbare jongens, lazen Asterix en Witte Raven romans, en verzamelden dromerige liederteksten in fraai versierde schriften. We hielden ons ook wel bezig met politiek, en met de wereld buiten ons om, maar het was altijd vanuit jeugdig idealisme- wij zouden het natuurlijk anders en beter doen dan de mensen die op dat moment aan de macht waren.
Waar we dus geen seconde aan dachten was om ons op te geven als lid van een politieke partij. Maar misschien zouden we dat wel overwogen hebben als er in die tijd ook partijen waren geweest die strooiden met transistorradio’s, walkmans en fietsen, net zoals de ABOP voorzitter de vorige week in Moengo strooide met laptops en schoolpakketten voor tieners, en auto’s en blackberry’s voor de ouderen, als deel van een ABOP registratiecampagne. Is dat niet het ultieme kopen van mensen en stemmen, dacht ik, auto’s en laptops als je je aansluit bij de partij . Het was, wat mij betreft, een nieuw dieptepunt voor de partijpolitiek in Suriname. We houden niet eens meer de schijn op van een partij ideologie als rechtvaardiging voor het lidmaatschap. Kiezers en toekomstige kiezers zijn er simpelweg om gekocht te worden. Hou ons een blackberry voor onze neus en we zweven vrijwillig het ravijn in om die blackberry te grijpen. Hey, zei men daarom “zweef teki”?
gangadwt@gmail.com
[uit de Ware Tijd, 25/08/2012]
Paradijs
door Sharda Ganga
Een van de gruwelijkste dingen die ik deze week hoorde was uit een onderzoek naar geweld tegen vrouwen onder scholieren in het Caribisch Gebied. Bijna alle jongens en meisjes vinden geweld tegen vrouwen niet okay- maar bijkans 40 procent vindt het prima als een vrouw wordt “gedisciplineerd”. Ik viel zowat van mijn stoel.
read on…Read my World 2014: De preview
Hedendaagse literatuur in de Caraiben
Op 1 februari presenteert Read my World in het Bijlmer Parktheater twee van de drie curatoren van het aankomende Read my World Festival 2014. Ruel Johnson, dichter en auteur (Guyana), en Sharda Ganga, theatermaakster, columnist en socioloog (Suriname) introduceren de hedendaagse Caraibische literatuur zoals zij die lezen. Beiden maakten ze een selectie van auteurs die er in hun optiek op dit moment in het bijzonder toe doen. Het zijn vaak jonge, nog onbekende auteurs, maar vol talent.
Samen zullen zij in gesprek gaan met journalist Maarten Westerveen over auteurs als Mosa Telford (toneelschrijfster, Guyana), Vladimir Lucien (dichter, St.Lucia), Shivanee Ramlochan (dichter en criticus, Trinidad), Sarah Bharat (journalist, Guyana), Joan Hillhouse (schrijfster, Antigua), Shakirah Bourne (roman- en scenarioschrijfster, Barbados), Davlin Thomas (toneelschrijver, regisseur, Trinidad & Tobago), Kendel Hippolyte (dichter, toneelschrijver, regisseur, St.Lucia), Keegan Maraj (spoken word, Trinidad & Tobago), Sheldon Shepherd (dub poet, muzikant, acteur, onderdeel van collectief NoMaddz), Adrian Green (spoken word, Barbados), Amba Chevannes (toneelschrijver, Jamaica) en Francis Urias Peters (toneelschrijver, muzikant en componist, Grenada).
Daarnaast zal rapper en spoken word-artiest Gikkels (Bijlmerstyle) present zijn. Met zijn ritmische en historisch en politiek bewuste spoken word-teksten zal hij de avond openen en afsluiten. Ook UNOM, spoken word artiest van Poetry circle nowhere, zal zijn “I-tell-you-like-it-is” stukken de wereld in komen sturen.
De Surinaamse journalist en schrijfster Usha Marhé zal een column voordragen over het grensgebied tussen journalistiek en literatuur.
De avond wordt verder aangekleed door Jazz-duo 2Souled, bestaande uit Andro Biswane en Lushell Young.
Bijlmer Parktheater, Amsterdam Zuid-Oost
Zaterdag 1 februari 2014
Aanvang: 20:00
Entree: 8,50 euro.
Over de deelnemers
Ruel Johnson (1980) is verhalenschrijver en dichter in Guyana. Voor zijn meest recente verhalenbundel Collected Fictions ontving hij de Guyana National Prize. Omschreven als de beste van zijn generatie Caraibische auteurs, schuwt hij ook het politieke debat niet en weet hij zich regelmatig in het middelpunt van de Guyanese politieke discussie te plaatsen.
Sharda Ganga is theatermaakster, columniste en sociologe. Met haar organisatie Projekta onderwerpt ze de hedendaagse Surinaamse samenleving structureel aan kritisch onderzoek, dat ze vervolgens gretig toepast en uitwerkt in haar schrijfwerk.
Gideon Everduim, alias Gikkels, is rapper, spoken word artiest en politicus. Afgelopen jaar mengde hij zich actief in het debat over sociaal profileren en racisme bij de politie. Eerder richtte hij ook al een eigen lokale politieke partij op onder de naam Bijlmerstyle.
UNOM wordt geïnspireerd door zijn moeder, filosofieboeken, Zero 7, door de liefde, Jules Deelder, door wijze uitspraken van Bob Marley, Bill Clinton en Gandhi, door het existentialisme en soms simpelweg door 1 blik, 1 woord of een gebaar. Dat is genoeg om zijn pen te doen grijpen en een van zijn steeds bekender wordende “I-tell-you-like-it-is” stukken de wereld in te sturen. Stiekem ook nog begaafd met een zangstem en een flinke dosis ritme.
Usha Marhé is journalist, schrijfster en columnist. Bewustwording en empowerment lopen als een rode draad door haar werk heen. Met haar eerste (non-fictie) boek over incest in de Surinaamse samenleving (Tapu Sjén/Bedek je schande) doorbrak zij de ongeschreven Surinaamse code van stilzwijgen, van tapu sjén. In de short stories van haar tweede boek ‘Dulari – de weg van mijn naam’ (fictie) laat zij de veerkracht van vrouwen zien. Marhé organiseerde in 2000 samen met het Tropeninstituut een 5-daags programma over traditie en vernieuwing. In 2008 was ze gast van het internationale literaire programma Winternachten in Nederland, en in 2010 van een internationale schrijversconferentie in Suriname.
Maarten Westerveen (Groningen, 1981) studeerde Geschiedenis aan de Universiteit Utrecht. Hij werkt sinds 2007 voor de VPRO, eerst bij Geert Maks ‘In Europa’, daarna voor het cultuurprogramma De Avonden en nu voor Nooit meer slapen. Westerveen heeft een aantal radiodocumentaires en een hoorspel gemaakt en verzorgde in 2012 een Marathoninterview.
Maximale spreiding van activiteiten bij Carifesta
door Tascha Samuel
Paramaribo – De samenstelling van het programma voor Carifesta is in volle gang. Het raamwerk voor het plan is inmiddels gereed en is samengesteld door Sharda Ganga. Woensdag lichtte zij de diverse werkgroepen belast met specifieke onderdelen van het programma in. “Carifesta heeft zoveel onderdelen. Visual arts, performing arts, craft, culinary et cetera. Deze hebben elk hun eigen deel in het geheel en daar moet vorm aan gegeven worden. Dat moet echter wel bij elkaar. Niet te veel overlappingen en een goede spreiding over stad en land”, legt Carifesta-secretaris Sandra Sweeb uit.
read on…Goud, schat?
door Sharda Ganga
Een paar jaar geleden moest ik voor een Caricom Staatshoofdenbijeenkomst een theaterstuk schrijven over het leven van jongeren in het Caraibisch Gebied.
Daarin liet ik één van de personages vertellen over één van de mooiste dagen van zijn leven: de dag dat Usain Bolt zijn eerste gouden medaille won, tijdens de Olympische Spelen van 2008. “Als Usain rent, dan ben ik Jamaicaan, en toen Ato Boldon rende was ik Trinidadiaan, toen Antony Nesty zwom was ik Surinamer”, zegt de jongeman. En hij vervolgt: “Toen Arthur Lewis en Derek Walcott de Nobelprijs kregen waren we allemaal (Saint) Lucians, en toen V.S. Naipaul die kreeg waren we allemaal Trini’s, ook al vergat hij dat hij Trini was, maar ja, we vergeven het hem. Dat is wat we doen. We zijn the Caribbean”. (In geval u het niet wist: V.S. Naipaul dankte, bij het in ontvangst nemen van zijn Nobelprijs, wel Engeland en India, maar niet zijn geboorteland.)
Zo werkt dat toch? Op die feestmomenten zijn we allemaal Caribbean. Het feestgejoel bij mij thuis toen de Jamaicanen donderdagmiddag 1-2-3 gingen op de 200 meter was toch zeker niet het enige rumoer op dat moment in Suriname. En natuurlijk wordt een behoorlijk deel van mijn feestgevoel gevoed door de bullebak die wij, kleine landjes, via zo een medaille ‘sweep’ dan collectief maken naar al die rijke landen die zo een last hebben van grootheidswaan. Maar voor een deel is de vreugde ook werkelijk ingegeven door een gevoel van Caraibische eenheid.
Dat we echt horen bij het Caraibisch Gebied, daar twijfel ik soms aan. Maar niet toen ik een artikel las van Obadele Thompson, de eerste Barbadiaan die een Olympische medaille won. In een ingezonden artikel in de St.Kitts and Nevis Times reageerde hij op de affaire Kim Jones. Jones, die voor de vijfde keer voor St.Kitts en Nevis vertegenwoordigde op de Olympische spelen, werd door zijn delegatieleiding uit de Spelen gekieperd de dag voor de kwalificatierondes. Het is allemaal “banana-republic-powerplay-foolery”, zegt Thompson. Banana-republic-powerplay-foolery,banana-republic-powerplay-foolery.
Maar niet het gehaal en getrek rond Kim Jones was voor mij het meest interessante, wel de verhalen die Thompson vertelt over zijn tijd als atleet, over de ontberingen die hij moest doorstaan vanwege gebrek aan faciliteiten en investeringen door zijn land, maar vooral over de ellende die hij meemaakte met officials. Zo vertelde hij over de 200 meter finale in Sydney in 2000 waar hij tegelijk met Ato Boldon de finish over ging. Maar de medaille ging naar Boldon. Waarom? Omdat de Barbadiaanse officials geen protest aantekenden, want “dat kost 100 US dollars!”
Het is banana-republic-powerplay-foolery die ik herken, en waar we in Suriname op zoveel fronten mee te maken hebben. Omhooggeschoven mensjes die liever van alles en nog wat laten mislukken dan hun ongelijk te bekennen, en gezichtsverlies te lijden, wie kent ze niet?
We zijn echt Caraibisch, dacht ik dus bij het lezen van het stuk, en bij het vieren van de Jamaicaanse successen.
We zijn echt nog niet Caraibisch dacht ik echter toen de STVS op maandagavond wreed de Olympische uitzending beëindigde, net voor Kirani James van Grenada zijn gouden race op de 400 meter zou aanvangen. De STVS, onze Staatszender, dat communicatiekanaal voor de beleidsvoornemens van onze regeerders, en dus ook bij uitstek de uitdragers van ons verlangen naar regionale integratie, schakelde net voor de atleten plaatsnamen in de startblokken, over naar het grote nieuws van de sponsors.
In elk geval weet ik nu dat firma B. Sewnath gratis bouwmaterialen verstrekt, want ik hoorde iets als: “Schat, bij B. Sewnath, schat, kan je bouwmaterialen gaan halen, zonder geld, schat.” Tijd voor een reclamecode, schat?
[uit de Ware Tijd, 10/08/2012]
gangadwt@gmail.com
Black out
door Sharda Ganga
Ik was toch echt van plan om vandaag een lofzang te schrijven op de afhandeling van de stroomonderbreking van het vorig weekend in Paramaribo-Noord door de EBS. Ik was erg gecharmeerd van de professionaliteit waarmee men het allemaal had voorbereid, met al die vroege informatie en de tips voor klanten.
Omdat we het al zo vroeg wisten had ik die aangekondigde twintig elektriciteitsloze uren al helemaal gepland. De ijskast was leeg, de emmers gevuld met water en de laptop opgeladen, zodat ik in elk geval die zondag nog 4 uren kon werken. Daarna zou ik me voor de rest van de dag vermaken met een boek. En om 6 uur kon de laptop weer aan en konden de deadlines met gemak gehaald worden.
Ik keek hoofdschuddend naar de mensen die vonden dat ze een generator moesten aanschaffen om die 20 uren te overleven. Zeker niet hier gewoond tijdens de binnenlandse oorlog, dacht ik, of toen het stuwmeer gek deed een paar jaar geleden. En al die mensen die vluchtten naar een hotelkamer? Nou, die 80 dollar heb ik echt niet zomaar rond liggen. Mij zou die stroomonderbreking echt niets kosten. Integendeel, het zou me iets opleveren: rust en stilte. Ik verheugde me er bijna op.
Die positieve gedachtegang werd op vrijdag al wreed kapotgeslagen door mijn beveiligingsbedrijf. De klanten ontvingen een uitgebreide mail die neerkwam op: als je met je huisalarm wil leven gedurende de black out, hoest dan 55 US dollar op. Voor dat geld kwamen ze langsgereden, schakelden het alarm over op een (door de klant aangeleverde) autobatterij; en kwamen ze na afloop van de black out het systeem weer terugzetten op de normale aansluiting. Wilde je geen 55 dollars betalen, dan kwam men voor 40 US dollar je systeem uitschakelen om te voorkomen dat je apparatuur beschadigd werd door de lange stroomonderbreking. Wilde je helemaal niets doen, dan moest je maar bidden dat er niets gebeurde met die dure apparatuur. Andere mogelijkheden of instructies waren er niet.
Ik voelde me in het nauw gedreven. Zonder alarm tijdens een black out? Ik moest er niet aan denken. Maar ik kan me ook geen nieuwe apparatuur permitteren als er inderdaad iets kapot ging, dus niets doen was geen optie. Ik koos al tierend eieren voor mijn geld. Want die 20 minuten werk en die 3 meter kabel en die extra surveillance, dat was toch echt geen dienst van 55 USDollars? Dit was misbruik maken van een overmachtsituatie. Onfatsoenlijk, buitensporig, ongehoord, schandalig, onbeschaamd: ik kan nog even doorgaan.
Mijn humeur werd natuurlijk niet beter toen de black out 4 uren langer duurde dan aangegeven. Ik haalde de folder weer tevoorschijn. Had ik iets over het hoofd gezien? Stond er misschien “en de onderbreking duurt OP ZIJN MINST 20 uren? Tot OMSTREEKS 18.00 uur?” Maar nee, het stond er heel definitief: het licht gaat weer aan op zondag om 18.00 uur. Om half acht, toen de laatste oplaadbare lamp de geest gaf, begon ik te bellen naar de EBS. Na lang wachten nam een meneer op. Wanneer we weer licht zouden hebben? “Die informatie hebben ze me niet gegeven mevrouw”. Maar u bent het informatienummer van de folder! riep ik uit. “Ja, maar DIE informatie hebben ze me niet gegeven mevrouw.”
Om de tijd te doden ben ik gaan uitrekenen hoeveel mijn persoonlijke beveiliging mij kost. Dievenijzer. Alarminstallatie. Jaarlijkse betalingen aan het security-bedrijf. Auto-alarm. Garage. Die hoge schutting . Al die driedubbele sloten op mijn deuren. En wat zijn al die uren waard die ik niet op mijn terras kan doorbrengen ‘s avonds? Of schrijvend op een bankje in mijn (nog niet bestaande) tuin, zoals ik zo graag zou willen? Dat zou ik pas durven als ik waakhonden nam. Maar die kosten ook geld: eten. Wormkuren. Dierenarts.
Wat heeft de stroomonderbreking me dus uiteindelijk gekost? 55 US dollar tegen een koers van SRD 3.35, minstens één van ergernis opgevreten nier en een dag werkachterstand. Wat het heeft opgeleverd is een column die van lofzang tot klaagzang verwerd.
[uit de Ware Tijd, 21/01/2012]
Uzi
door Sharda Ganga
“Waar vlucht je naartoe”, vraagt iemand aan de hoofdpersoon in de roman Vernon God Little van schrijver DBC Pierre. “Suriname”, antwoordt Vernon zonder blikken of blozen. Hij is op de vlucht want de politie heeft een klopjacht op hem geopend vanwege zijn vermeende medeplichtigheid aan het bloedbad op zijn school waarbij zestien doden vielen. Zijn vriend Jesus had op een dag een geweer gepakt en begon in de wilde weg te schieten. Ik barstte uit in lachen toen ik die zin over Suriname las. Ik vraag me af hoe de schrijver erbij kwam om Suriname te noemen, mailde ik in een opwelling naar de uitgever van de schrijver. En tot mijn grote vreugde mailde Pierre me zelf terug met een uitgebreid, hilarisch antwoord.
DBC Pierre heeft langere tijd op Trinidad gewoond en gewerkt met onder andere Surinamers. Maar waarom hij Vernon juist Suriname liet kiezen als einde van zijn wereld? Ach, zegt de van oorsprong Australische schrijver, je moet zo denken: een jongen als Vernon die niet al te slim is, heeft waarschijnlijk van al zijn aardrijkskundelessen op school alleen dat ene land onthouden dat voor hem het meest onwerkelijk leek. Suriname dus, waarschijnlijk ooit behandeld tijdens een les over Zuid-Amerika. Voor Vernon is alles buiten Amerika exotisch en veraf, dus alles is Suriname; Vernon’s Suriname land strekt zich uit van Mexico tot Vuurland. Maar Suriname heeft ook de mooiste landennaam, vindt Pierre. Ik heb gisteren mijn exemplaar weer tevoorschijn gehaald. Het was het eerste waar ik aan dacht toen ik hoorde dat twee jongens, nauwelijks de luiers ontgroeid, gewapend met een Uzi een supermarkt wilden beroven, en toen op de fiets wegvluchtten.
Ik was vervuld van afgrijzen: tienerjongens en een uzi gewoon zo op straat, gewoon op de hoek bij omoe! Maar daar was ook die fiets, en het beeld van die twee jongens hard trappend op hun fietsen met een uzi die het besturen wel erg bemoeilijkte leek zo gehaald uit een klucht. Pijnlijk, afgrijselijk en wrang is dit voorval. Net als het boek. Pijnlijk is het boek, verschenen in 2003, omdat het de gruwelijkheid van de Columbine schoolmoorden uit 1999 weer in herinnering bracht. Maar ook pijnlijk vanwege de haarscherpe satirische kijk op een Amerika waar mediageilheid, verwaarlozing van kinderen, en algehele stupiditeit de dienst uitmaken. Tegelijkertijd is het boek vol wrange humor door de niet bepaald scherpe geest van Vernon. Een beetje sukkelig, en vooral onnozel is Vernon, met een bloemrijke vuile bek. Maar ik dwaal af, dit is niet de literaire pagina. Vernon dus, die het product én het slachtoffer isvan zijn omgeving. En dan die twee niet al te slimme, maar wel levensgevaarlijke jongens op de fiets met hun Uzi.
Ook producten van hun omgeving, denk ik dan, want de uzi lag blijkbaar zo voor het oprapen bij één van de jongens thuis. Had pa meegenomen toen hij uit het leger vertrok, is normaal toch? Als pa het gewoon ongestraft mag meenemen, dan mogen wij er toch ook ongestraft mee gaan fietsen en roven? Een soort exdienstwapen is die Uzi dus. Intussen ben ik banger geworden voor dienstwapens dan voor wapens van criminelen. Ik hoop dat pa voor heel lang niet meer naar huis mag. En dat we ook eens horen hoe het kan dat een Uzi meer of minder geen alarmbellen laat rinkelen daar in de kazerne.
[uit de Ware Tijd, 14/01/2012]
Medemensen
door Sharda Ganga
“Mijne medemensen.” Zo begon meneer van Breet, de directeur van de R.D. Simonsschool altijd zijn toespraken. Mijne MedeMensen: als tiener hoorde je alleen die grappige alliteratie, de gewichtigheid van de aanhef en dit alles gekoppeld aan zijn deftig uiterlijk maakte meneer van Breet natuurlijk tot mikpunt van onze spot. Ik besefte pas vele jaren later wat meneer van Breet eigenlijk aan ons meegaf met die woorden. Hij zag ons niet slechts als kinderen, als onmondige leerlingen waar hij als schooldirecteur heer en meester over was zoals zoveel schooldirecteuren dat denken; nee, meneer van Breet sprak ons aan als zijn medemensen, volwaardige mensen, medeburgers. Het is dertig jaar later en ik denk vandaag terug aan meneer van Breet. Het is Oudjaar en ik word dan altijd sentimenteler dan gewoonlijk.
Dat betekent onder andere dat, zo aan het eind van het jaar, ik me niet wil ergeren aan de waan van de dag. Ik wil me niet verdiepen in pleegfamiliaire gratieverleningen, ik wil me niet ergeren aan geestelijke leiders die vergeten dat zij in een multireligieuze samenleving wonen. Ik wil de kerkelijke meneer die verkondigt dat de liefde alles vergeeft niet wijzen op het gemakzucht van die uitspraak. Ik wil niet nadenken over de uitbundige overuren van delen van het politiekorps, ook al wil ik dolgraag weten wat hun geheim is. Ik wens immers zo vaak dat mijn dagen ook 36 uren telden. Er is zoveel wat ik niet wil zeggen of waar ik niet over wil nadenken in deze feestperiode.
Wat ik wel nog snel even wil zeggen in deze sentimentele oudjaarsbui, is dat ik DNA-leden en leiding wil bedanken voor de wijze waarop de begroting wordt behandeld. Ik heb me deze laatste weken eindelijk eens echt vertegenwoordigd gevoeld. Ik wil ook nog snel Mahinder Jogi bedanken voor zijn verrijking van mijn beeldspraakrepertoire: “Garnalenpolitiek” en “Vissen zonder visie” behoren nu tot mijn favoriete uitspraken.
Maar waar mijn gedachten vooral naar uitgaan vandaag zijn die medemensen waar meneer van Breet op doelde. Dit is mijn enkele, simpele wens voor het nieuwe jaar: dat we allemaal wat vaker denken aan onze medemensen. Ik geef wat voorbeelden. Als je in het verkeer bent en je wil jezelf doodrijden: prima. Doe het op een stuk terrein waar er geen medemensen zijn. Als je vuil wil weggooien: doe het in een vuilniston of een vuilnisbelt. Niet waar je medemensen wonen of langs moeten rijden. Als je bombels wil schieten, omdat je het leuk vindt om geld te verbranden: mag ook van mij. Doe het zodanig dat je medemensen er geen last van hebben (en ook de honden niet, hoor ik Cynthia Ashruf roepen) en al je ledematen en ogen nog intact blijven, zodat je zelf kunt werken voor het geld om de doktersrekening te betalen.
Deze medemensengedachte kun je natuurlijk doortrekken naar het niveau van beleidsmakers en andere leiders. Ach, als zij allemaal ook gewoon meneer van Breets gedachtegoed tot zich nemen: wat een groot goed zou dat zijn! Als zij zichzelf niet zouden zien als heer en meester maar juist als dienaren van ons – het volk, en ons zouden zien en behandelen als volwaardige mensen, gelijke mensen, even gelijk als familie of partijgenoten, met gelijke rechten en voorrechten, dan had ik geen werk meer. Daar zou ik erg blij van worden en dan had ik die 36 uren durende dag niet meer nodig. Dit is dus mijn oproep aan iedereen voor het nieuwe jaar: Maak mij werkloos!
[uit de Ware Tijd, 31/12/2011]