Op donderdag 27 mei 2021 ondertekenden Rita Rahman, voorzitter van de Werkgroep Caraïbische Letteren, en... Lees verder →
Creool, Marron, Afro-Surinamer
Badal, or the Suicide of a Reformed Housenigger
by Egmond Codfried
Anil Ramdas (1958-2012) was a great and prolific Surinam journalist, writer, publicist and TV presenter in the Netherlands. He was also a director of De Balie, where important social debates are staged. He was considered an important and accomplished Surinam Indian intellectual who interviewed many famous writers derived from the subcontinent, and was the VS.Naipaul specialist of The Netherlands. He knew all about the history of Indian Cinema. But he recently took his own life, on his birthday, which was a sad shock to me. Badalis an interesting autobiographic work, and a quintessential, extravagant Surinam novel, virtuously written, full of colour and music. With subtle humour, set at international locations, and filled with famous people.
read on…De oude, adellijke familie Van der Duyn van Maasdam
Het portret van Maria Jacoba van Goor (1687-1737), toont een rijke, Amsterdamse regentenvrouw met opvallende, Afrikaanse gelaatstrekken. Van Goor’s moeder, Elizabeth Schrijver (1652-1705), was een nichtje van Rembrandt van Rijn (1606-1669). Van Goor en haar man hadden hun enorm fortuin in aandelen in de slavenhandel gemaakt welke ze aan haar enig kind Helena Jacoba de Vicq, Van Zuylen’s moeder, hadden nagelaten. Haar kleindochter barones Van Belle van Zuylen, schreef dat zij ‘niet de witte handen heeft.’ (1764) Later schreef zij herhaaldelijk over de last van een beërfd fortuin dat niet op eerlijke wijze is vergaard. En dat de slavenmeesters zich slecht gedroegen, terwijl zij beter wisten.
Van Zuylen ontmoette Baron Maasdam op een Joods huwelijksfeest. Zij was erg onder de indruk van zijn zeer zwarte uiterlijk en dacht dat hij ook een Jood was. Daarom schreef zij een politiek gedicht. A son teint noir et basané (1764) (Over zijn zwartbruine kleur) die ook leest als een provocerend ‘black is beautiful’-statement. Baron Maasdam was de hoogste militair van de Zuidelijke Nederlanden en behoorde tot de oudste Nederlandse adellijke geslachten. Van Zuylen schrijft in haar gedicht dat slechts de persoonlijke merites gelden en niet de kleur en dat zwart mooi is. Zij vergelijkt hem met de oorlogsgod Mars, die traditioneel als zwart werd afgebeeld, en verkozen door de liefdesgodin Aphrodite (Cytherée) (Pomme de Cytherée: Appeltjes van Aphrodite) boven haar echtgenoot Vulcanus en haar blonde minnaar, de god Apollo. Zulks in een periode van sociale strijd waarin het stagnerende ancien régime (oude politiek) van de despotische zwarte en gekleurde, adellijke heersers onder vuur kwamen van de oprukkende, rijke en geschoolde burgerij. In 1787 deden de Nederlandse Patriotten een mislukte poging het systeem omver te werpen en vluchtten naar Frankrijk. Pas in 1795 waren zij succesvol, met steun van het republikeinse Franse leger, en riepen de Bataafse Republiek (1795-1806) uit. De Oranjes werden verdreven en keerden pas in 1813 terug.
Geloof in ras is onuitroeibaar
Anti-racisten en racisten zijn eigenlijk aanhangers van dezelfde geloofsovertuiging: het geloof in ras. We moeten stoppen met het belijden van deze godsdienst en in plaats daarvan een nieuwe vorm van atheïsme beoefenen. Pas dan komt er echt een einde aan racisme.
read on…Taal bevordert de integratie in een plurale samenleving
door Dayaram Girdhari
Dat opeenvolgende regeringen de importante rol die de gesproken taal in onze plurale samenleving te vervullen heeft, blijkt duidelijk niet goed begrepen te hebben vanwege het gevoerde taalbeleid. Het is triest na ruim 35 jaar onafhankelijkheid en langer dan een eeuw samenleven te moeten constateren dat wij niet in staat zijn in de moedertalen van de diverse bevolkingsgroepen te communiceren, met als gevolg dat de integratie tussen de verschillende bevolkingsgroepen zo langzaam verloopt. De grootste regeringspartij heeft met succes de relatie tussen de politiek en etniciteit in sterke mate kunnen doorbreken. Het proces van de vreedzame integratie zet zich gestadig voort, waarbij de gesproken taal als bindmiddel functioneert. Teneinde de lezer een inzicht te doen verkrijgen in het taalgebruik van ons land zal globaal hier de voornaamste talen beschreven worden.
Huishoudens:
De officiële taal van ons land het Nederlands wordt door 57.577 huishoudens van de 123.463 huishoudens oftewel 46,6% van de huishoudens als de meest gesproken taal opgegeven. Nagenoeg evenveel huishoudens spreken Sarnami en Marrontaal en de derde plaats wordt door Sranangtongo [Sranantongo – red. CU] bezet en het aandeel van Javaans is circa 5,6%. De overige talen maken ruim 5,0% van de huishoudens uit en zullen uit overweging van gering aantal niet besproken worden. De huishoudens waar de verschillende meest gesproken talen zijn, spreken de leden van de huishoudens:
Nederlands met als tweede taal: Sranangtongo 58,5%; Sarnami 12,9%; Javaans 10,5%; Marrontaal 2,5%; geen tweede taal 11,5%.
Sranangtongo met als tweede taal: Nederlands 57%; Sarnami 5,6%; Javaans 7,1%; Marrontaal 7,1%; geen tweede taal 12,6%.
Sarnami met als tweede taal: Nederlands 71,9%; Sranangtongo 14,3%; Javaans -; Geen tweede taal 12,8%.
Marrontaal met als tweede taal: Nederlands 21,8%; Sranangtongo 20,1%; Javaans-; Marrontaal 1,1%; geen tweede taal 55,7%.
Javaans met als tweede taal: Nederlands 47,6%; Sranangtongo 39,3%; Sarnami 0,3%; Marrontaal -; geen tweede taal 12,3%.
Verder zien we dat Nederlands (46,6%) de meest gesproken taal en Sranangtongo de meest gesproken tweede taal in het huishoudens is. Meer dan 23,6% spreekt Nederlands als tweede taal en een belangrijk deel van de huishoudens (19,2%) communiceert alleen in één taal. Huishoudens met de meest gesproken taal de “Marrontaal” spreekt bijna 55,7% alleen de Marrontaal en dit percentage ligt het hoogst in vergelijking met andere meest gesproken talen en varieert rond 12,0%. Nagenoeg evenveel huishoudens spreken Marrontaal en Engels als tweede taal.
Aantal personen
Wordt de gemiddelde huishoudgrootte gemeten aan de hand van de frequentie van de huishoudomvang naar de meest gesproken taal dan is de huishoudgrootte als volgt: Nederlands 3,9 personen; Sranangtongo 4,9 personen; Sarnami 4,2 personen; Javaans 3,5 personen; Marrontaal 4,3 personen.
De modale huishoudomvang van de meest gesproken talen in de huishoudens zijn namelijk: Nederlands 4 personen (20,4%); Sranangtongo 1 persoon (24,8%); Sarnami 4 personen (22,2%); Javaans 2 personen (24,8%); Marrontaal 1 persoon (21,8%); Totaal 4 personen (18,1%). Het blijkt dat Nederlands en Sarnami 4 personen omvatten, bij Sranangtongo en Marrontaal valt 1 persoon waar te nemen en tenslotte toont Javaans 2 personen. Het Sranangtongo (9,0%) dat de vierde plaats innam bij categoriseren van de meest gesproken taal, vervult nu de eerste plaats als belangrijkste communicatiemiddel tussen de verschillende bevolkingsgroepen en vertegenwoordigt 37.0% in de populatie. Dat de taal bevordert het begrijpen van de zeden en gewoonten van een plurale samenleving en heeft de kracht langs vreedzame weg de integratie tussen de verschillende bevolkingsgroepen te realiseren. Door de taal onderling te spreken, te verstaan ontstaan er meer vertrouwen, begrip, respect etc. tussen de verschillende etnische groepen.
Dat de grootste regeringspartij die zeer nationaal georiënteerd is, heeft in haar regeringsverklaring 2010-2015 paragraaf onderwijs verruimd haar visie m.b.t. taalbeleid van de volgende talen namelijk Sranangtongo, Sarnami, Javaans, Marrontaal, etc weer te geven. Deze omissie wordt door realisatie van de volgende aanbeveling gecorrigeerd “dat het ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling nagaat op welke wijze op school de kinderen kunnen worden onderwezen in het spreken en verstaan van de volgende talen, waarbij de spreiding in acht wordt genomen:
Sarnami: schooljaar 2012-2013
Javaans: schooljaar 2013-2014
Marrontaal: 2014-2015
Dat het Sranangtongo hier uitdrukkelijk niet genoemd is vanwege het feit dat deze taal de maatschappelijke functie al vervult en getracht wordt juist de genoemde talen het verlangde niveau van Sranangtongo te doen bereiken.
[uit Dagblad Suriname, 7 maart 2012]
Vreemdelingen in het paradijs (7)
door Willem van Lit
Dit is het 7e deel van hoofdstuk vier van mijn boek over de Nederlands Caribische eilanden. De fataliteit van de niet te bergen herinnering waarbij men zichzelf en de samenleving in gijzeling houdt: de kern van de pathetische verstrengeling.
De tragedie van de herinnering
Ik blijf even staan bij de gedachte dat de tragedie van Amerika niet zozeer de slavernij is, maar juist de combinatie van de slavernij (die van voorbijgaande aard is) én de blijvende herinnering eraan door het kenmerk van de huidskleur, waardoor de belofte van de vrijmaking (voor de Nederlandse Antillen en Suriname in 1863) niet wordt ingelost: de fataliteit die niet doorbroken wordt. Juist de herinnering eraan door de huidskleur maakt het zichtbaar en duidelijk: het ras blijft van zijn waardigheid beroofd. De belofte van vrijheid – de analogie met het verhaal van Genesis blijft frappant – wordt niet ingelost. De nakomeling van de slaaf blijft verbonden aan de tragedie en moet hiermee klaar komen.
Valdemar Marcha zegt het vanuit een sociaal-cultureel oogpunt: “De zwarte slaaf, verstrikt in een door de blanke overheersers gesponnen net van vernedering, uitbuiting en miskenning van menselijke waardigheden ontwikkelde ook een eigen stereotiepe beeldvorming van de schepping gebaseerd op zijn eigen alledaagse realiteit. Voor vele slaven behuisde deze stereotiepe beeldvorming haat, vrees alsmede een obstinaat stil protest, terwijl voor een groot deel de verinnerlijking van de hen door de blanke toebedachte waarden plaatsvond. Ik ben een mens en dus wil ik mijn menselijke waardigheid terug en aan de andere kant: ‘inderdaad, ik ben niks, ik weet niks en ik ben lelijk’. Voor deze laatste groep geldt dan het panopticum van Foucault. Deze Franse theoreticus heeft laten zien dat een onderdrukkingssysteem pas perfect werkt, als de onderdrukte het systeem heeft verinnerlijkt, zodat van fysieke of ideologische dwang geen sprake meer hoeft te zijn. Men is de gevangene van zichzelf.” 1)
Marcha heeft het over de slaaf, maar hij bedoelt hier zeker ook de nakomelingen van de slaven. Hij heeft het bij de bespreking van deze situatie over stereotypering waarbij de stigmatisering en de onderdrukking als structuur en systeem in feite nog steeds voortduurt. Hij breidt het probleem uit naar het politieke terrein waarbij hij de verhouding schetst tussen Curaçao en Nederland. Curaçao staat in deze redenering omwille van de eenvoud voor de zwarte kolonie tegenover het (machtiger) blanke Nederland. Het slavenras staat tegenover het ras van de meesters, waar volgens Marcha structureel gezien nog steeds het volgende speelt: “In bestuurlijke kring op Curaçao is er irritatie over de Nederlanders en in bestuurlijke kring in Nederland is er irritatie over de politici op Curaçao. Over en weer spelen daarbij beelden die men over elkaar heeft een rol. Curaçaose bestuurders roepen het beeld op van bemoeizucht en paternalisme. De Nederlandse ambtenaren en politici weten het altijd beter of erger, gedragen zich nog steeds als kolonialen. De politici van Curaçao zijn niet serieus (te nemen) en het ambtelijke apparaat is de molensteen om de nek van het eiland, is het beeld van de Nederlanders”. 2) Bij deze bespreking verwijst Marcha onder andere naar Roger van Boxtel die een tijd lang als minister voor Koninkrijkszaken verantwoordelijk was en die – zoals Marcha het eigenlijk zegt – op momenten gefrustreerd en schouderophalend met het dossier heeft geworsteld.
Hij plaatst het beeld van de Curaçaoënaar als gevangene van zichzelf één op één over op de bestuurlijke verhoudingen tussen Nederland en Curaçao, waarbij hij tegelijkertijd de stap maakt dat alle Curaçaose politici ook zwarte afstammelingen zijn van slaven en op deze manier is de fataliteit van het ras overgezet naar het actueel breed bestuurlijke verband. Zoals Finkielkraut de tragedie schetst als waren de nakomeling en vrijgemaakte slaaf niet meer de baas over zijn eigen leven, maar in onderworpenheid óf opstandigheid blijvend de slaaf van zijn kleur, zo beschrijft Marcha dat de Afro-Caribische mens in een hoedanigheid van haat, obstinaat en stil protest verkeert dat gepaard gaat met verinnerlijking van de hen door de blanke toebedachte (on)waarden: achterlijk, dom en lelijk. Hij zegt verder dat deze verinnerlijking niet alleen de slaaf betreft, maar ook de vrije zwarten en de gekleurde mensen in deze verhoudingen, die “als levensdrang en –aspiraties” zoveel mogelijk blank willen zijn. Dat laatste is het grote streven. Marcha besluit dat dit negatieve zelfbeeld het de blanke (overheerser) niet al te moeilijk heeft gemaakt. De zwarte of gekleurde mens wil zichzelf in zoveel mogelijk opzichten kopiëren in het blanke ideaalbeeld. En dit somatische zelfbeeld zoals het ook genoemd wordt, werkt door tot in het heden. Ook wat dit betreft lijkt de herinnering in graniet uitgehouwen.
Het is de vraag of je deze fataliteit één op één en op dezelfde manier kan overzetten op de bestuurlijke situatie in het koninkrijk. Los hiervan kan men wel constateren dat ook Marcha deze situatie die als wrange herinnering in de geesten woedt, als een systematisch gestructureerde menselijke tragedie ziet. En dat een dergelijk zelfbeeld het de blanke overheerser niet al te moeilijk heeft gemaakt, lost de tragedie niet op. De problemen die dit met zich meebrengt, overstijgen deze constatering die men als simpel kan betitelen en waarbij ook Marcha zich niet helemaal kan weerhouden verwijtend en bungelend in (zelf)beschaming te formuleren. Men zou kleurloos willen zijn – ook als blanke in dit geval, zoals Coleman Silk in het verhaal van Roth, maar het blijkt dat ook dit geen garantie is te ontsnappen aan die menselijke smet, die trekken vertoont van de erfzonde. De tragedie is een wegwijzer naar het moeras van beschaming, geweld en verstarring. Deze blijft ons ook dringend die kant op wijzen onder de laffe druk van zogeheten tolerantie in het politiek correcte gepraat. Finkielkraut laat zien dat dit inderdaad onvermijdelijk en onoplosbaar lijkt en dat de geschiedenis voor de blanke wat dit betreft ook niet voorbij is, hoewel deze laatste de herinnering eraan allang kwijt lijkt te zijn. De R van Racist is als een brandmerk onuitwisbaar, net zoals de S van Slaaf. En hierin houden we elkaar gevangen in de pathetische omhelzing, de wederzijdse verwurging; het is de schijn van vrijheid.
Valdemar Marcha en Paul Verweel hebben dit thema ook uitgewerkt.3) Zowel de gelatenheid en passiviteit als het protest (in verschillende vormen) komen terug. Het draait om angst, een structureel gevolg van langdurige beschaming, de fataliteit van de niet te bergen herinnering. Met deze tragedie houdt men zichzelf, elkaar en een hele samenleving in gijzeling. Zij constateren ook dat dit mechanisme in de loop van de jaren zeker niet minder is geworden; integendeel, het lijkt zich eerder te verhevigen.4) De vroegere patronen van onderdrukking door de blanke meesters zet men nu verder door, maar dan met elkaar. Marcha en Verweel citeren in dit verband de politieman die ze voor hun onderzoek hebben geïnterviewd:
“Als een onderdrukte aan de macht komt, wordt hij nog erger dan zijn vroegere onderdrukker. Hij wil het beter doen. (…) Als iemand ons mannetje is, dan betekent dat dat hij moet doen wat wij zeggen. Zo niet, dan zal hij het wel merken! We hebben een manier van omgaan met elkaar die angst kweekt, door onzekerheid te creëren. We doen dat in machtsrelaties”. 5)
Een dergelijk patroon merkt men verder in de manier waarop personeel in formele instituties (bij publieke en particuliere organisaties zoals het gemeentehuis, het postkantoor, energiebedrijf, telefoonbedrijf e.d.) zich gedraagt tegenover het publiek: men behandelt de klant als ondergeschikte; deze voelt zich steeds geschoffeerd door loketbediendes of caissières. Maar het betreft ook instituties als de school, het gezin en de verhoudingen op het werk. In deze situatie komen dezelfde patronen in relaties voor; zo wordt het ervaren: geregeerd door angst. De tragiek van de beschaming en de nooit ingeloste belofte van vrijheid grijpen diep in bij het dagelijks functioneren van mensen en het maatschappelijk verkeer. De fataliteit strekt zich uit over alle levenssferen en is aanwezig in elk haarvaatje van menselijke relaties en bedoeningen.
“Men moet zelfs tot de conclusie komen, dat door de nieuwe sociaal-culturele verhoudingen de ketenen en de cultuur van de angst op scholen, in de opvoeding en de sociale en gezondheidszorg eerder versterkt zijn, dan dat deze verhoudingen bevrijding hebben gebracht van de cultuur van de angst. Sterker nog, er heerst een zekere heimwee en drang naar het oude Nederlandse regiem. Niet omdat het beter was en vrijer, maar omdat het een zekerheid en veiligheid bracht in een aantal opzichten, zoals de handhaving van regels en aan het eind van die periode, een zeker respect en een zekere inspraak, hoewel dat feitelijk niet veel om het lijf had”. 6)
In deze passage zeggen de schrijvers duidelijk dat vrijheid een illusie blijft, dat men elkaar geketend houdt.
[wordt vervolgd, klik hier]
1) V. Marcha, “Emancipatie, beeldvorming en etniciteit, Nieuw leven op oude ruines” in het boek Emancipatie en acceptatie, Curaçao en de Curaçaoënaars, red. R.A. Allen, C. Heijes. V. Marcha, uitg. SWP 2003.
2) Idem, pag. …
3) Valdemar Marcha en Paul Verweel, De cultuur van de angst, Paradoxale ketenen van angst en zwijgen op Curaçao, 2003, 2009 uitg. SWP, Amsterdam.
4) Marcha en Verweel, De cultuur van de angst, pag. 116.
5) Marcha en Verweel, De cultuur van de angst, pag. 116.
6) Marcha en Verweel, De cultuur van de angst, pag. 119–120.
Klik hier voor deel 1 , deel 2, deel 3, deel 4, deel 5 en deel 6.
De eerste neger
door A.IJ. van den Berg
Rembrandt maakte al een schilderij waarop twee donkere mannen stonden die duidelijk niet uit Nederland kwamen. Maar voor de jaren ’70, toen de massa-emigratie uit Suriname op gang kwam, was een zwarte huidskleur zeldzaam hier.
De auteur van het boek [De eerste neger van Rudie Kagie] kon zich nog herinneren wie de eerste neger was die zag; en daarmee wat dit deed. Ik nu juist niet, vanwege allerhande klasgenootjes die er altijd al waren.
Vrij Nederland-journalist Rudie Kagie tekende verhalen op van mannen die meestal voor de oorlog in Nederland belandden — al maakte hij ook een portret van de prostituee Zwarte Lola.
Het nadeel van die aanpak is dat de verhalen telkens overlappen. Veel manieren waren er niet om van Suriname of de Antillen naar Nederland te komen. Interessant is dan nog wel dat zo velen dit als verstekeling probeerden. En dat ze zich gauw lieten ontdekken, een eind op zee, opdat de kapitein ze maar zou gedogen; en aan het werk zou zetten als tijdelijk bemanningslid. Er stond nu eenmaal een boete op de aanwezigheid van blinde passagiers.
En eenmaal in Nederland viel de ontvangst niet tegen. Iedereen met een greintje muzikaal talent vond makkelijk werk in de in orkestjes en bandjes, in die dagen dat muziek in restaurants en uitgaansgelegenheden nog niet uit doosjes kwam.
Discriminatie was doorgaans iets van heel veel later.
Kagie schreef het voorwoord bij deze tweede versie van De eerste neger in 2006, op de dag dat het woord ‘Negerzoen’ van de verpakkingen verdween. Een grootbakker reageerde zo op de internationale trend dat het woord ‘neger’ bij velen negatieve connotaties had gekregen.
En Kagie tipt dit soort zaken nog net aan in dit boek, maar doet dit niet systematisch, laat staan uitputtend. Want, over een tijd zal neger wel weer een geuzennaam zijn. Dit alleen al maakt het makkelijker om kleurenblind te zijn.
Door dat er de geur van toeval aan het boek kleeft, blijft het allemaal wat journalistiek, en repetitief.
Rudie Kagie, De eerste neger
283 pagina’s
Mets en Schilt, 2006
[van Boeklog]
Etniciteit & identiteit
De video kunt u hier bekijken:
Debat Francio Guadeloupe – Sandew Hira
Soapbox presents: The misery of minstrelsy
S.O.A.P.box is een nieuwe maandelijkse bijeenkomst voor – en door jongeren die de puzzelstukjes bij elkaar legt van het Nederlands kolonialisme en alle do’s en don’ts Afro-diaspora kunst bespreekbaar maakt. S.O.A.P. box focust zich op literatuur, hiphop-cultuur, theater, film, fotografie en de Nederlandse journalistiek als erfenis. Verder ook de gevolgen, de spiegel en de toekomst van de transatlantische slavenhandel.
NiNsee biedt door dit te faciliteren jongeren een plek om bezig te zijn met hun identiteit, onder elkaar bepaalde onderwerpen te bespreken en met elkaar in discussie te gaan.
December 5th – The misery of minstrelsy
The ever so objective Webster’s dictionary describes blackface as: ‘The makeup (usually burnt cork) used by a performer in order to imitate a Negro’.
The word Negro is worth its own S.O.A.P.box-edition but on Sunday December 5th we focus on blackface and its place in popular Dutch culture.
* Is there a difference between imitations and insults?
* Exactly how much racism can be covered by the cloak of tradition and culture?
* When you look at characters like Zwarte Piet and Wendy van Dijk’s ‘Dushi’ what can be said about the place of blackface in popular Dutch culture?
Host: Yinka Adesina
Guest speakers: Taziyah B. (Pan Afrikanz), Jimmy Rage, Ernestine Comvalius (Bijlmer Parktheater), Empress Donnalee, Shahida Arbitrouw, Mara Michels Bamba Nazar and Bel Parnell-Berry.
Doors open: 15.00h
The debate starts at: 15.30h
Entrance: € 3
To anyone trying to cover the coonery by claiming that “Zwarte Piet isn’t Black, he just has zoot on his face…”: unless you’re bringing a recent, unphotoshopped picture of someone actually trying to make their way down YOUR chimney we are NOT taking it there.
Public transportation to No Limit
If you take metro 53 to Ganzenhoef you’re 2 minutes away from the venue. You can also take bus 45 and/or 66 to Geldershoofd; from the bus stop it’s a 3 minute walk.
Onderzoek: ‘Recensenten kijken niet langer naar afkomst schrijver’
door Hans Cottyn
Volgens een wetenschappelijk onderzoek is de etnische achtergrond van Marokkaans-Nederlandse auteurs de afgelopen jaren steeds minder belangrijk geworden. De auteurs van het wetenschappelijk artikel in Mens & Maatschappij hebben vastgesteld dat recensenten in de periode 1995-2009 steeds minder vaak de etniciteit van een auteur hebben vermeld.
De wetenschappers analyseren in het sociaal-wetenschappelijk tijdschrift Mens & Maatschappij bijna 130 recensies van de boeken van negen Marokkaans-Nederlandse auteurs, onder wie Hafid Bouazza, Abdelkader Benali en Naima El Bezaz. “Het gebruik van etnische minderheidslabels in de recensies van Marokkaans-Nederlandse auteurs neemt tussen 1995 en 2009 significant af”, schrijven ze. Ter vergelijking hebben de onderzoekers ook gekeken hoe de literaire kritiek in de Verenigde Staten en Duitsland de afkomst van schrijvers in krantenstukken opnam. Voor de Amerikaanse recensent bleek de Mexicaanse afkomst van een auteur veel minder een vermeldenswaardig feit dan voor de Nederlandse of Duitse criticus die een Marokkaanse Nederlander of een Turkse Duitser moest beoordelen. Volgens het artikel is dit in de Nederlandse kritiek de laatste jaren dus minder een punt, terwijl in Duitsland ook nu nog vaak de Turkse afkomst van een auteur wordt aangehaald. Zie ook Nu.nl.
[Ontleend aan De Papieren Man]
Hernieuwd denken over etniciteit
Het Sarnami Instituut Nederland en het International Institute for Scientific Research (IISR) organiseren een ontmoeting met de Amerikaanse intellectueel Ramon Grosfoguel. Grosfoguel is één van de leidende intellectuelen op het gebied van het denken over multiculturele samenlevingen.
Programma
Het programma van de bijeenkomst ziet er als volgt uit:
19.30-20.00: Inloop
20.00-20.30: Presentatie Sarnami Instituut: het Hindostaanse cultuurerfgoed
in Nederland
20.30-21.00: Inleiding Ramon Grosfoguel: de positie van etnische studies op
Amerikaanse universiteiten en het nieuwe denken over etniciteit
21.00-22.00: Discussie
22.00-22.30: Naborrelen
Adres: Brouwersgracht 2 te Den Haag.
Amar Soekhlal
Voorzitter Sarnami Instituut Nederland
Sandew Hira
Directeur International Institute for Scientific Research
Aanmelden voor deze bijeenkomst kan telefonisch
(06-41.28.37.85/070-363.67.28) of per email: info@iisr.nl
Zijn cv kunt u downloaden door hier te klikken
.
Ras en religie
Op donderdag 17 juni vindt een middagconferentie plaats, Naar eigen beeld en gelijkenis; Ras en religie in nazi-Duitsland en het inquisitoriale Spanje, bij het verschijnen van het gelijknamige boek van Prof. dr. Christiane Stallaert.
read on…