Als literatuur altijd in beweging is, dan volgt daaruit dat literatuurgeschiedenis en literatuuronderwijs ook altijd meebewegen. Dat is ook altijd zo geweest. Het denken over literatuuronderwijs lijkt op dit moment hevig in beweging te zijn, maar dat is op zich niet zo uniek. Ook dat dat denken mede ingegeven wordt door de vrees voor ‘ontlezing’ is op zich niet zo uniek: inherent aan literatuuronderwijs is de doelstelling om diegenen die niet lezen te bewegen om boeken ter hand te nemen. Voor wat betreft het literatuuronderwijs in het Nederlands is wel een nieuw element dat de literatuur van de voormalige Nederlandse koloniën en als ‘afgeleide’ daarvan de migrantenliteratuur bijzondere aandacht vraagt.
PARAMARIBO – Literatuuronderwijs voor het voortgezet onderwijs op juniorenniveau (VOJ) is aan aanpassing toe is. Dit concludeerde Diana Menke donderdag in haar afstudeerpresentatie ‘Pak een boek en lees! Een introductie van de leesniveaus ter bevordering van het leesonderwijs in het voj’ voor de masteropleiding Nederlandse Taal en Cultuur. “Dat onze jongeren slecht lezen is bekend en met dit onderzoek moeten we achterhalen waarom dit zo is en wat wij kunnen doen om dit te veranderen.”
In Suriname geproduceerde boeken zijn nu ook in Nederland verkrijgbaar. De drie productiefste uitgeverijen – Afaka, Ralicon en Publishing Services Suriname – bieden hun boeken nu aan op http://www.biedmeesters.nl/Suribooks, een Nederlandse webwinkel. read on…
Het laatste verhaal is op deze zelfde laptop waarop ik nu werk (mijn computer is gecrasht; ik lag in het ziekenhuis en een paar idioten letten op mijn huis); ik zat in de Dominicaanse Republiek in een peperduur hotel en ik verveelde me. Op gegeven moment kwam het volgende verhaal in mij op. Ik pakte mijn laptop, zette de kawinamuziek zachter en begon te schrijven. Binnen een halfuurtje was het verhaal klaar.
Toen ik tien jaar oud was, ik zat dus in de vijfde klas lagereschool, was ik hopeloos verliefd op twee meisjes in mijn klas, JT en AS. Eigenlijk waren het drie meisjes, maar SJ ‘telde’ niet, omdat ik haar al vanaf mijn geboorte kende, ik riep haar moeder tante, en was al vanaf mijn zevende verliefd op haar; de ‘erecode’ weerhield mij ervan haar te ‘schijnen of zoeken’. Je gaat toch immers iemand die ‘familie’ is toch niet proberen te versieren? Dus houden wij het maar op het duo, JT en AS. Ik voelde immers mijn hart sneller kloppen als deze dametjes in mijn buurt kwamen, terwijl ik gewend was aan de aanwezigheid van SJ, ik ging immers vaak bij haar thuis spelen, zij had een broer die een jaartje ouder was, maar vanwege het stom onderwijssysteem (zijn ‘ongelukkige’ geboortedag) ook in de vijfde zat. Hij zat weliswaar niet bij ons in de klas, daar lantie er ook voor zorgde dat kinderen uit een gezin gescheiden zaten.
JT was een verwaand nest. Zij was uit Nederland gekomen en kwam hier in de vijfde klas, mijn klas. Haar verwaandheid sprong voort uit een combinatie van factoren; zij kwam uit het hoge noorden naar het achterlijk oord Suriname, zij was bloedmooi en sexy voor een tienjarige en zij behoorde tot het ‘femme fatale’ sterrenbeeld schorpioen –de kampioen onder de egoïsten en heksen. Als zij jou eenmaal de gunst had verleend tot je te praten en je mocht af en toe op audiëntie gaan bij hare schoonheid JT de Eerste, dan was je verloren; je moest die jongens met hangende tongen, als speelse puppies rondom haar zien, immer wachtend op en smachtend naar een aaitje. Tegen de tijd van de paasvakantie had zij gemerkt dat zij alle jongens van de klas om haar vingers kon winden, behalve ondergetekende, John Wladimir Elskamp, zoon van Jules Gerard Gustaaf Elskamp, Paraan bij acclamatie, mede-eigenaar van de plantages La Liberté en La Prosperité! Ja mensen, ook ik was van adel en hare schoonheid van Zorg en Hoop en omstreken, JT de Eerste, zou mij niet zomaar als een slaafje behandelen. Ik had al vanaf het begin gezien dat de enige manier om indruk op deze hinde te maken erop neerkwam vuur met vuur te bestrijden. Ik kapte het voor haar. Op de eerste schooldag al was het raak. Ik herinner mij dat ik bij het binnenkomen in de klas van juffrouw De Leeuw door haar aangesproken werd.
“Elskamp, ik heb gehoord dat jij nogal veel babbelt en ik ga je naast een meisje zetten.”
In die tijd was het een straf voor een jongen om naast een meisje gezet te worden.
“Ga daar naast het meisje met die rode jurk zitten.”
Ik deed mijn best mijn gezicht in plooi te houden. De juf had mij naast SJ gezet. Het was maandag 1 oktober. Gisteren nog was ik op de fiets bij SJ thuis gegaan en samen met haar broer hadden wij dolle pret gehad, toen wij ‘tarzan’ speelde op het grote erf. Ik was Tarzan geweest, SJ Jane en haar broer de schurk die SJ wilde ontvoeren. Wat later waren alle stoelen bezet en de juf zou met haar ‘maiden speech’ beginnen, maar er kwam nog iemand de klas binnen. Een oogverblindende schoonheid deed haar entree; zoals elke ‘edele’ vond zij het leuk laat te komen, zodat een ieder haar verschijnen kon opmerken en haar met ‘eerbetoon’ kon ontvangen. Mijn klassejuffrouw scheen het tegen mij te hebben, want JT moest voorlopig rechts van mij zitten; ik kwam dus tussen de dames. Ik was onder de indruk van hare mooiheid, maar de ban verdween toen ik mijn energie moest aanwenden om haar te counteren. Zij was namelijk linkshandig en ik rechtshandig; ergo, onze handen raakten elkaar, toen wij moesten schrijven. Zij wilde mijn hand wegduwen, maar ik duwde terug en er kwam een haal op haar schrift.
“Kijk wat je hebt gedaan”, siste zij mij toe.
“Dat heb jijzelf gedaan, je moet mijn hand niet zomaar wegstoten”, beet ik zachtjes terug.
Juffrouw De Leeuw had niets gemerkt. Die had het te druk met het rooster voorlezen en te vertellen wat voor een leuke vakantie zij had gehad.
“Is hij altijd zo lastig?” vroeg JT aan SJ.
“Hij is niet lastig, hij is mijn vriend.”
Crash Boom Bang! Blijkbaar ergerde SJ zich ook aan het arrogante gedrag van JT. Goede vriendinnen zijn die twee nooit echt geworden. Voor JT op onze school kwam, was SJ het mooiste meisje van de klas, misschien van de hele school, maar nooit had zij verwaand gedrag vertoond. Ondanks het feit had ik smoorverliefd op JT was, bakte ik haar in haar eigen vet, door ook een onverschillig air aan te nemen tegenover haar. En dat terwijl mijn hart overtoeren maakte als zij ook maar even in mijn richting keek.
Er waren twee vijfdeklassen. AS kwam onder dezelfde omstandigheden als JT de klas binnen. Zij had ook geen plaats, aangezien zij laat was. Het was een leuk meisje van Hindostaanse afkomst en bezat al alle schoonheid en gratie die de actrices uit India hadden. Zij kwam van een ‘koelieschool’, waar zij werd gepest door leerlingen en leerkrachten, omdat zij roomskatholiek was en geen sanathan dharm, zoals je van haar familienaam zou verwachten. Zij deed niet mee met de puja, de hindu-eredienst en at elke dag vlees, maar nog erger was dat zij toegaf dat er thuis ook gay-ghos (rundvlees) werd gekookt. Het plan van de ouders om haar in de vierde klas op een ‘koelieskoro’ te zetten werd een fiasco. Vooral waar zij ook weigerde sarnami-hindi te praten en kafri’s te veroordelen. Zij kon zich groen ergeren wanneer die achterlijke meisjes hun ‘kakere kakere’ spraken in de pauzes. Gelukkig kwam zij weer op een openbare school in de vijfde; einde Ohm Nama Shiva en Ohm Bhur Bhuwa Swaha Tat Sawitur Varinjam. Haar moeder kon haar weer rustig met een broodje zoutvlees naar school sturen. In tegenstelling tot JT was AS een en al vriendelijkheid en haar kuiltjes waren vaak te zien. Een wonder gebeurde. AS kwam bij ons in de klas te zitten, toen na een week, een schoolbank werd aangevoerd en in ons klaslokaal werd geplaatst. JT en AS kwamen naast mekaar te zitten op de nieuwe plaatsen. En zij werden goede vriendinnen, de meisjes met hun totaal verschillend karakter. Arme ik, ik werd ook op AS verliefd. Zij was ook een schoonheid voor haar leeftijd. En sexy hoor, een soort van combinatie tussen Lara Dutta, Neha Dupia en Karishma Kapoor. In die periode waren sommige van de genoemde actrices nog niet eens geboren, maar ik associeerde AS met Zeenat Aman, de ster uit Hare Rama, Hare Krishna.
In dat schooljaar ontdekte ik in mijzelf een eigenschap, waarop ik in het geheel niet trots was. Ik kon geen of moeilijk keuzes maken. Ik was verliefd op de bloedmooie, maar superverwaande JT en ik was verliefd op de bloedmooie, supersympathieke AS, lievelingetje van de klas. De heks JT had een lief poppengezichtje en de hinde AS had een lief poppengezicht. Als JT lachte, hoorde ik belletjes rinkelen, maar als AS lachte, verscheen de zon direct van achter de wolken. Ondanks het feit dat ik het strak kapte voor JT, zag ik wel een later huwelijk met haar zitten. Ik wilde liefst vier of vijf kinderen met haar. Een huwelijk met AS behoorde ook tot de mogelijkheden. En ik wilde ook vier of vijf kinderen uit haar schoot. JT had supermooie benen en trok alleen korte rokjes aan; zij was een sexy kip voor een tienjarige. AS trok korte jurkjes aan en had supermooie benen. Zij was ook een sexy kip voor een tienjarige. Tegen het einde van het vijfde schooljaar had ik nog geen beslissing genomen.
In de zesde kwam een soort van wapenstilstand tussen JT en ik, dankzij de bemiddeling van AS. Die heks bleek wel degelijk belangstelling voor mij te hebben, ondanks haar gespeelde onverschilligheid; ik was de enige die ‘weerstand’ had geboden tegen haar ‘magic spells’, ik was de enige die niet uit haar hand at en als een puppie achter haar aanholde. Bijna had ik eens een beslissing genomen. Het gebeurde op het feest van een klasgenoot. Hij had rijke ouders en zijn opvoeding was redelijk liberaal te noemen. Hij was op een zaterdag jarig en er zou gedanst worden. De voorzaal werd lekker verduisterd en er kon flink geschuurd worden. De ouders lieten zich ‘wijselijk’ niet zien. Na een tijdlang met verschillende meisjes van de klas gedanst te hebben, vroeg ik JT ten dans. Ik schuurde haar zo hard en ik voelde dat zij ook ‘kras’ werd. Op het einde van ‘A Whiter Shade Of Pale’ had zij mij zowaar gekust en ‘getongd’. Wij dansten nog een paar slows en kusten de sterren van de hemel. Op dat moment ‘wist’ ik het; JT zou later mijn vrouw worden. Een uur later was ik van mening dat AS mevrouw Elskamp zou worden. JT was een beetje vroeg afgehaald, omdat zij de volgende dag vroeg zou vertrekken naar Colakreek. Ik ging met AS dansen en hetzelfde als met JT gebeurde; ik zag de vier of vijf doglakoelie kindertjes al voor mij. Toen ik mijn lagerschooldiploma op zak had, had ik nog steeds geen beslissing genomen en ik herinnerde een odo:
Ef ie long baka toe dia, ie n’e soet no wang foe den toe (hatsjee!)
Hoe waar was dit stukje ‘negerwijzheid’. Ik was er zelf het slachtoffer van! Affen, ik ging naar de Poolschool, JT naar de Wulfinghschool, AS naar de Hendrikschool en SJ ging, net als haar broer, naar de Graaf von Zinzendorfschool. Het contact werd minder en minder, zelfs met SJ en mijn leven begon een andere routine aan te nemen. Ik kreeg andere meisjes onder de loep, maar zij konden echt niet tippen aan het duo; eigenlijk trio, want SJ moest ook niet vergeten worden. Het was grappig, want juist deze SJ verscheen letterlijk en figuurlijk terug in mijn leven. Op een mooie zondag, ik was inmiddels zestien jaar en zat op de middelbare school, was ik alleen thuis. Lekker genietend van een koude frisdrank, muziek lekker zacht en lui achterover op een sofa, werd ik plotseling ‘gestoord’ door twee knallen. Toen ik ging kijken, bleek het dat er een meisje met een bromfiets voor mijn deur stond. SJ met een soort van ‘mobieletbrom’. Het onding had de knallen gegeven. Zij was gaan wandelen en had plotseling motorpech gekregen. Wetend dat ik niet ver van de plek des onheils woonde, dirigeerde zij het brommertje naar mij huis. De knallen werden door een slechte ontsteking veroorzaakt. Gelukkig had ik wel verstand van zaken. Terwijl SJ van een sapje genoot, maakte ik haar carburator schoon (die van die brom, dommie), schuurde wat vuil van de bougies weg en stelde het een en ander bij. Daarna werkte het perfect. Aangezien wij oudbekenden waren en zij geen haast had, zaten wij later gezellig te babbelen op de sofa. Toen plots stokte het gesprek en begonnen wij mekaar automatisch te kussen. SJ liet mij mijn gangetje gaan, totdat ik haar slipje wilde uittrekken. Zij verklaarde nog niet gereed te zijn voor ‘dat te doen’ en ik respecteerde dat. Aangezien wij doorgingen met kussen en aanraken, raakte zij later zo verhit, dat zij wel toestemde in orale seks. Het ontmaagden kon wel wachten.
Dat gebeurde twee jaar later, toen wij beiden achttien waren en zij een autootje reed. Vandaag aan de dag hebben wij vijf kinderen, twee jongens en drie meisjes, alhoewel ik op mijn tiende nooit had durven dromen dat ik juist SJ de titel van mevrouw zou geven. Ik had toentertijd gedacht dat het JT of AS zou worden, maar ik denk, dat als je achter twee herten aanholt… de derde hond er met het been vandoor gaat!
Het volgend verhaal is weer een “Lolitaverhaal” (Nabakov, ie sab’ ete toch?). deze is zelfs “erger” dan Pandra Beries. Je moet echter weten dat liefde liefde is; het laat zich niet ketenen en zeker ook niet berekenen. Liefde is geen wiskunde of scheikunde en zeker geen natuurkunde; liefde laat zich niet in formules omzetten. Het gebeurt gewoon dat je iemand ontmoet en het verraderlijk hart begint sneller te kloppen….leeftijd speelt hier geen rol.
Ik zat op het bankje voor mijn huis te Abrabroki, toen een inheemse dame met een jongen op mij afkwam en mij bij mijn naam riep, terwijl zij mij als een oude bekende groette. Ik keek haar een paar seconden aan en toen kwam de herinnering als in een flits.
“Strafoe?”, vroeg ik
“Je kent me nog”
Wij begonnen elkaar innig te omhelzen terwijl het jongetje er maar gelaten bij stond.
“Jouw zoon?” vroeg ik later toen wij elkaar losgelaten hadden.
“Daarover ben ik komen praten.”
Even later zaten wij binnen en ik had ook kennis met Maurice gemaakt. Wij dronken lekkere stroop; ik had altijd stroop in een ijskan, voor het geval ik bezoek kreeg. Imelda had mij iets te vertellen. Maurice was niet alleen haar zoon, hij was ook míjn zoon. Het kon kloppen, maar laat mij eerst vertellen hoe ik dit meisje ontmoette en wat er jaren daarvoor was gebeurd.
Ik woonde toen niet op Abrabroki, maar op Ondrobon. Het erf was redelijk groot en mijn huis was het vijfde huis op links. Ik hield ervan om voorop te staan als de scholen uitgingen, want ik schijnde schoolmeisjes. Tegen twaalven stond ik op, baadde, at en ging vervolgens mij strategisch voorop opstellen. Ik was twintig en zat op het IOL, waar ik scheikunde studeerde. Het was een avondcursus en ik nam overdag mijn kiek. Elke dag passeerde een piepjong meisje met haar lagereschooluniform. In die tijd was het uniform nog niet ‘uniform’; zij trok een soort van blueblack korte jurk aan, met daaronder een geruite blouse. Ondanks haar jonge leeftijd had zij mooi gevormde benen en haar voorgevel vertoonde een zekere ‘topografie’. Ik probeerde altijd oogcontact met haar te maken, maar zij ontweek mijn blikken handig. Later probeerde ik het met standaardzinnetjes als;”Dag lieve dame”, “Hallo mooie dame”, “Goedemiddag schoonheid”. Maar zij deed alsof zij doof was en vervolgde haar gang. Het noodlot hielp mij een handje. Terwijl ik haar de bewuste middag al van een afstand zag aankomen, zag ik ook hoe een onverlaat haar tas trok en er vandoor ging. Hij maakte de fout om in mijn richting te komen. Een handige judogreep en wat opdoffers maakten een einde aan zijn kortstondige vlucht.
“Hier is jouw tas terug, ik vraag mij af wat deze idioten bezielt om de tas van een schoolmeisje te trekken”
“Dank je. Mijn busgeld zit erin. Anders zou ik tot naar Zorg en Hoop moeten lopen.”
Terwijl wij wachtten op de politie, maakte ik kennis met Imelda. Zij was van het dorp Sipaliwini, heel dicht bij de Braziliaanse grens en ging in de stad naar school, omdat haar vader het beter achtte. Zij bleef in het internaat aan de Commewijnestraat, tegenover Oase. Toen ik voorstelde haar later op de brom naar huis te brengen wilde zij niet, omdat zij bang was om op een bromfiets te zitten, maar ik liet haar beloven dat zij op een zondag zou komen om bromfiets te leren rijden. Toen ik haar naar haar leeftijd vroeg, verraste zij mij doordat zij pas elf jaar was. Zij zag er als vijftien uit. Ik was verbaasd. Maar als je a hebt gezegd, moet je ook b zeggen. Vanafdien stopte zij even om een praatje te maken en soms bracht ik haar naar de bus. Een enkele keer kocht ik een vleesbroodje en een soft voor haar. Ik maakte vaker het grapje dat zij een goedgevormd lichaam had, maar dat ik ‘strafoe’ riskeerde als ik seks met haar had. Zij lachte alleen maar en verklaarde dat zij al gevoelens op dat gebied had en het niet erg zou vinden indien ik ‘het’ met haar deed. Zo kreeg zij de bijnaam van ‘strafoe’, zodat ik mijzelf eraan kon herinneren wat mijn lot zou zijn indien ik seks met Imelda had. Af en toe wees zij mij seksboekjes, vertellende dat de meisjes op het internaat veel ouder waren en ‘het’ al deden, enkelen werden zogenaamd door hun ‘oom’ op de vrijdag opgehaald en zondag weer netjes afgeleverd; de goedgelovige zusters van het internaat dachten dan dat hun pupillen het weekend bij familie doorbrachten. Het waren ook die meisjes die clandestien de sexboekjes binnen brachten en die rouleerden. Het leek wel alsof die aan niets anders dachten. Imelda gaf toe dat als zij naar de boekjes keek, zij een soort van ‘krasigevoel’ van binnen kreeg en naar een manspersoon verlangde. Via de oudere meisjes had zij het ‘vingeren’ geleerd en deed het vaker als de lichten uitgingen. Maar zij voelde dat er ‘wat’ ontbrak. Misschien dat zij een echte man nodig had? Daarbij keek zij mij zo lief en onschuldig aan dat het koud zweet mij uitbrak. Het was een regelrechte uitnodiging seks met haar te hebben, maar vooralsnog hield ik mezelf onder controle.
Tijdens de grote vakantie ging mijn moeder met haar reisclub naar Curaçao, de leden hadden bijkans een jaar gespaard en fundraisingsaktiviteiten gehouden. Verder zou een zusterorganisatie op het eiland de verblijfskosten dekken, waardoor het gezelschap bijkans een maand zou kunnen vertoeven. Aangezien mijn vader een jaar daarvoor met een Guyanese deern was gaan wonen, zou ik het rijkelijk alleen hebben; ik bezat geen broertjes en zusjes, alleen een oudere zus, maar die was al getrouwd en het huis uit. Ondertussen kwam Strafoe elke zondag leren bromrijden. Zij kwam meestal tegen twee uur in de middag en wij reden dan naar Paramaribo Noord, waar zij in de rustige straten voorzichtig, door mij gecoacht, leerde bromrijden. Ik mocht zeggen dat zij er aanleg voor had, op gegeven moment nam zij de ‘achten’ – een reeks van rechtse bochten, gevolgd door linkse – feilloos. Zij genoot ook ervan als het duidelijk te voelen was dat ik een erectie kreeg als ik achter haar zat. Zij drukte zich expres tegen mij aan. Ondanks haar jonge leeftijd wist zij instinctief dat mijn weerstand en ‘bezwaren’ met de dag minder werden.
De dag na het vertrek van ma kwam Strafoe met haar reiskoffer. Ik had haar geld gegeven en zij was met de taxi gekomen. De zusters dachten dat zij naar haar dorp ging. Zij hield van Hindostaans eten en ik had masala kip gemaakt met boulanger en gele pesie als ondersteuning. Imelda at met smaak de dhal-bhat-bhatha op. Zij had een niemendalletje van een short van ‘borstrokkenstof’ aan en een okselmouw truitje. Voor een elfjarige had zij reeds goedontwikkelde borsten, een pracht van een voorgevel. Toen wij klaar waren met eten, ruimde zij spontaan op en waste vaat. Ik mocht niet meehelpen.
“Ga maar baden en liggen” commandeerde zij.
Ik gehoorzaamde.
Nadat ik een tijdje op bed lag, ventilator strategisch aangezet, stopte het vaatwassen en kwam Strafoe even de kamer in om haar baddoek en een directoire te halen, waarna zij ook een bad ging nemen in de badkamergroep achterop. Later kwam zij de kamer binnen met alleen een stukje textiel dat een slipje moest voorstellen.
“Mag ik bij je komen liggen?” vroeg zij.
Het mocht.
Tegen het einde van de vakantie ging Strafoe weer mooi naar het internaat. Trots liep zij naar de poort, toen ik haar dichtbij afzette. Zij was geen meisje meer, zij was een vrouw nu. Thans had ze ook wat aan de anderen te vertellen. Het was een leuke tijd geweest, Imelda en ik als man en vrouw. Het meisje leek in het geheel geen elf jaar, zij had het lichaam van een vijftienjarige. Bij haar ontmaagding had zij even een kik gemaakt, maar voor de rest had zij genoten en was zelf bij haar eerste keer al klaar gekomen. Ook had zij niet zoveel gebloed als ik gedacht zou hebben. Bij de tweede keer ging het al beter en bij de derde keer leek het alsof wij het al jaren deden. Strafoe had veel van mij geleerd, maar ook ik had het een en ander van het inheems meisje geleerd. Instinctief wist zij de juiste handelingen te plegen of de juiste houdingen aan te nemen. Het leek wel genetisch in haar vastgelegd. Het viel hard haar terug naar het internaat te brengen, maar mijn moeder kon anytime terugkeren en ook de school zou beginnen. Ik voelde mij leeg toen ik Imelda die zondag, voor de school zou beginnen, wegbracht op mijn brom.
De volgende dag, maandag, de eerste schooldag poseerde ik mij weer voor de poort. Ik had die morgen een brief vanuit Curaçao gekregen dat mijn moeder pas over een week zou komen, dus konden Strafoe en ik nog ‘wat’ doen voor ma terugkeerde. Die middag verscheen zij niet. Ook de volgende dag niet. En de dag daarop. En de dag dagen daarop. In feite zag ik haar pas weer toen ik voor mijn deur op Abrabroki stond en zij met haar zoon aankwam.
Imelda vertelde mij wat er toen gebeurd was. Toen zij die bewuste zondag bij het internaat aankwam, wachtten haar vader en de hoofdsoeur haar op. Hij had haar gezegd dat hij haar die vakantie niet zou komen halen, maar had toch tegen het einde van deze periode een boro kunnen nemen met een vlucht van de hoofdkapitein, waardoor hij alsnog zijn dochter met een bezoek kon verrassen. Een verrassing was het wel, toen bleek dat zij bij het begin van de vakantieperiode ‘naar haar dorp’ was vertrokken. Strafoe zweeg als het graf, alle bedreigingen ten spijt en liet niets los over haar doen en laten. De teleurgestelde vader haalde haar toen van het internaat af en bracht haar terug naar het dorp. Na een bepaalde tijd werd het overduidelijk dat zij zwanger was. Weer zweeg zij als het graf en gaf geen antwoord op de door haar vader en het dorpshoofd gestelde vragen. Ook bij de openbare zweepslagen en de mieren bleven haar kaken stijf. Er zat niets anders op dan dat haar ouders dat moesten accepteren, vooral de vader was teleurgesteld; hij had zulke grote plannen voor Imelda gehad. Tien jaar daarna was Imelda in de stad komen wonen, zij bleef bij een tante, en het had haar een jaar gekost om achter mijn verblijfplaats te komen.
(Vandaag aan de dag is mijn huis een stukje gezelliger. Ma is er niet meer, maar ik heb niet meer dat knagende eenzame gevoel. Maurice was elf toen hij hier kwam wonen, nu is hij twintig en heeft twee zusjes bij. En Strafoe is alweer zwanger!)
Vroeger lachte het geluk mij niet altijd toe. Mijn leven volgde een wisselvallend patroon; soms had ik geluk, soms had ik pech, soms had ik geluk dat ik pech had en soms had ik pech dat ik geluk had. Gek no? Maar anders kan ik het niet beschrijven. Ik probeerde allerhande hossels, legaal en illegaal, maar niets pakte echt uit. Ach, vergeef mij mijn onbeschoftheid. Jullie weten niet eens wie tegen jullie praat. Sorry voor dat; mijn naam is Jimmy van der Blad. Ik ben geboren op 31 januari 1978 te Paramaribo. Mijn vader was een bakra en mijn moeder een inheemse, met wat negerbloed vermengd. Mijn moeder zag er extra sexy uit en was piepjong toen zij mij kreeg, waardoor zij altijd door mijn schoolvrienden aangegaapt werd, als zij weer eens moest verschijnen om van de directie te horen hoe ondeugend ik wel was. Mijn vader was een liberaal denkende blonde man uit Gelderland en hield niet van straffen. Mijn broertje en ik mochten nagenoeg alles doen waarin wij zin hadden, vandaar dat wij de ondeugendste jongens van de buurt en van de school waren. Robby was in feite nog erger dan ik, hij puilde uit van dekati en scheen zelfs de duivel niet te vrezen. Toen onze ouders bij een aanrijding stierven, besloten mijn broertje en ik het criminele pad op te gaan.
Toen de verkoop van schildpadeieren mislukte, schakelden wij over op de verkoop van wiet. Robby werd opgepakt en moest vier maanden brommen; in die tijd probeerde ik legaal wat vruchten te verkopen, maar er was geen koopkracht. De bodem van onze schatkist werd zichtbaar en de kans bestond dat wij ons knus huisje op Zorg en Hoop zouden moeten verkopen. Vanuit de nor regelde Robby het met een paar nieuwe ondrogrong-vrienden zodanig dat wij een voorschot kregen, met de belofte dat wij later bolletjes zouden slikken. Onze eerste trip naar Nederland verliep nagenoeg vlekkeloos, omdat het slikken nog niet zo bekend was. In totaal maakten wij vijf trips en bij de laatste trip bleef mijn broertje met zijn schatje ondergedoken in Holland. In Suriname ging het toen weer een beetje slecht aan toe; ik moest weer de eindjes aan elkaar knopen, want niets raakte zo snel op als geld. Ik hoorde ook drie jaar niks van mijn broertje.
In het jaar 2003, begon het geluk mij echter eindelijk toe te lachen. Het begon met bericht van Robby, dat hij het eindelijk gemaakt had en dat hij eindelijk zijn MVV zou krijgen, maar dat hij daarvoor eerst terug moest naar Suriname. Geld was geen probleem, ik moest naar die en die gaan om een ‘bedragje’ in ontvangst te nemen. Zo gezegd, zo gedaan. Het bleek om een behoorlijk bedrag te gaan en voor het eerst sinds jaren kon ik weer vrij leven. Robby bleek grote man te zijn geworden in de onderwereld van P’tata; zijn lef, neus voor ‘zaken’ en intelligente geest hadden hem een zeer welvarend man gemaakt. Het werd tijd om het zaakje wit te wassen. Voor een astronomisch bedrag kocht hij een pand in het centrum van de stad en tijdens zijn verblijf in Suriname liet hij de zaak verbouwen. Er kwam een Securitybedrijf beneden, als een soort dekmantel voor de onderwereldvrienden van mijn broertje en boven mocht ik mijn intrek nemen, nadat ons ouderlijk huis was omgebouwd tot een soort van appartementencomplex. Ik werd de beheerder over de zaken van mijn broertje en hij wees mij een soort systeem aan om het zwarte geld dat hij stuurde, samen met het geld dat legaal gemaakt werd, te storten op de rekeningen en zo deze te witten. Verder moest ik ook zijn politieke vrienden, volgens een bepaald systeem, ‘wat’ toestoppen.
Via de politici werd ik ‘geregeld’ op een departement van een bepaald ministerie, waar het niet zo zwaar werken was. Al op de eerste dag, een week voor de arbeidersdag, zag ik dat het kantoor een plaats was waar mensen door politieke vrienden aan een werk geholpen werden. Er was niets bijzonders te doen dan wat formulieren in te vullen en door te sturen naar een chef, die daarna een handtekening onderin plaatste. Vervolgens werden de formulieren doorgestuurd naar ‘ergens’. Mijn medewerkers waren gezellige mensen, eeuwig glimlachten zij en hadden een relaxte uitdrukking op het gelaat. De meest opvallende was vrouw Wonnie, een sexy vijftigplusser, met goed ontwikkelde dijen. Haar make-up was niet overdreven; hier en daar geraffineerd aangebrachte kleur- , geur- en smeerstoffen maakten haar zeer gewild bij het ander geslacht. Haar verhaal was stereotiep. Nadat zij op vijftienjarige leeftijd zwanger raakte van een getrouwde man, moest zij van school. Het werd een miskraam. Wonnie zag daarna de boosdoener niet meer terug. Het enige werk wat zij toen kon vinden, was als schoonmaakster. Zij trouwde, maar haar man verliet haar, toen bleek dat zij niet meer zwanger kon raken. Mannen vond zij bij de vleet, omdat zij eruit zag als de verzoeking zelve. Aangezien zij niet vies was van een biertje, had zij de gewoonte elke zaterdag haar zuurverdiende geld in een dure bar in Paramaribo-Noord te verkwanselen. Zij zag het meer als een investering; als je anjoemara’s wilde vangen, moest je niet bang zijn jouw sriba’s op te offeren. Het lukte. Vaak genoeg belandde zij met een of andere jongeling in een hotelkamer en ging zij met meer geld naar huis dan waarmee zij de straat opgegaan was. Zo gebeurde het dat zij die ene politicus ontmoette; hij spierde niet meer, maar hield ervan vrouwen te ‘eten’, terwijl jij hem met een zweepje moest bewerken. Hij had ook handboeien, waarmee je hem aan het bed moest vastbinden. Via de ‘njangmouski’ kwam zij als beleidsmedewerker in dienst, maar zij beheerde meer de kantine van het kantoor; heerlijk waren haar broodjes en haar lunches.
Ondank het feit dat ik financieel een beetje vrij kon leven, voelde ik toch het gemis van een vrouw in mijn leven. Geld alleen maakt niet gelukkig. Het thuiskomen van het werk, waarbij vrouw en kinderen jou begroetten; dat was pas geluk. En dat bezat ik niet, ondanks de vele euro’s die mijn handen passeerden. Maar ook dat zou veranderen.
Ik herinner mij nog dat twee feestdagen na elkaar zouden volgen (ik weet niet meer welke, maar een ‘negerdag‘ en een ‘koelidag’; Phagwa en Manspasie misschien) en dat die juist op een donderdag en vrijdag zouden zijn, waardoor wij een long weekend zouden hebben. Woensdag was het dus feesten geblazen op het werk en tegen tienen zat een ieder in de kantine de bruine flessen aan te spreken en gebakken kip te eten. De njammer van onze kantinebeheerdster had diep in zijn buidel getast (we moesten immers het komend jaar op zijn partij stemmen) en wij genoten. Tegen drieën was echter alles op, omdat er ook gasten van nabijgelegen kantoren waren gekomen. Ik was al behoorlijk aangeschoten, maar kon nog wat verdragen. De meesten voelden ook zo. Er werd besloten dat wij ergens nog wat zouden gebruiken. Vrouw Wonnie had mij al die tijd zeer geil aangekeken en had mij vaker, als de anderen het niet zagen, aangeraakt in mijn kruis. Ik was zowat de enige man met wie zij niet naar bed was geweest, op die ene oema wedje na, maar die parkeerde achteruit, hij was geen zender maar een ontvanger. Misschien dat ik niet flink genoeg reageerde naar de zin van vrouw Wonnie, want toen ik voor de zoveelste maal uit het toilet (dat helemaal aan de andere kant van het gebouw was) kwam, stond zij voor mij en trok mij in een berghok.
Toen wij na zowat een kwartiertje terugkeerden zei niemand wat. Men kende de vrouw en wist dat zij niet zou rusten voor zij iets met mij gedaan had. Ik vermoedde dat velen reeds met het berghok kennis hadden gemaakt. Er stond zelfs een afgeschreven oude sofa in en ik kon maar raden naar de oorsprong van de vele vlekken op. Ik had ook wat bijgevoegd. Toen alles op was en werd besloten om ergens wat te gaan gebruiken, gaf ik te kennen eerst naar huis te gaan, omdat ik even wat zaken aangaande het bedrijfje beneden zou regelen en mij later bij hen voegen. Zo gezegd, zo gedaan. Ik bereikte echter nooit de plaats van bestemming, omdat mijn lotsbestemming een andere wending zou nemen.
Aangezien er twee feestdagen zouden volgen, werd op de woensdag de koopavond gehouden en de stad was redelijk druk. Stapvoets reed mijn taxi door de straten van het centrum. Vanwege de drukte waren extra agenten ingezet om het verkeer in goede banen te leiden, maar zij zorgden voor meer verkeerschaos, omdat zij niet met een tijdslimiet werkten, zoals de verkeerslichten, maar het verkeer door lieten rijden, zolang zij auto’s zagen. Waardoor er aan de andere straat van het kruispunt een enorme file ontstond. Op die manier raakten ook de overige straten verstopt, want een ieder begon tegelijkertijd een boropasi te zoeken om de drukte te ontwijken, daarmede de drukte naar kleinere straten verplaatsend. Straten die niet berekend waren op de toestroom. Ik zat echter relaxed in de taxi. Ik had thuis een flink bad genomen en had schone kleren aangetrokken. Verder had ik geen haast. Vrouw Wonnie had zoveel genoten van het vluggertje in het berghok, dat zij mij had uitgenodigd de avond met haar door te brengen. Terwijl de chauffeur zuchtend zich door het als stroop zo traag stromende verkeer worstelde, nam ik heel rustig de stadsdrukte in mij op, genietend van het vrouwelijk schoon.
Mijn ogen vielen op een inheems meisje in uniform. Fier stond zij voorop een grote zaak. Zij zag er prachtig uit in het uniform van securityguard, het was ook een mooi uniform. Plots keek zij recht in mijn richting, de afstand was niet ver want de zaak was links van de weg en ik zat aan de linkerkant van de auto. Ik knikte haar glimlachend toe en zij knikte weer. Ik maakte een kusbeweging met mijn hand en plots zag ik haar gezicht veranderen in een soort van enthousiasme. Druk gebarend wenkte zij mij om bij haar te komen. Even was ik in tweestrijd, maar al gauw betaalde ik de chef het volle pond voor de rit naar Paramaribo-Noord en stapje daar pardoes midden in de stad, eigenlijk niet zo gek ver van mijn huis, uit.
Sommige zaken hebben geen logische verklaring, maar terwijl ik naar de dame toeliep begon mijn hart sneller te kloppen en ik zag haar ook zenuwachtig naar mij kijken, alsof zij bang was dat ik in de laatste seconde weer in de taxi zou stappen; deze stond nagenoeg nog op dezelfde plek. Toen ik mijn hand uitstak, deed zij alsof zij die niet zag, of het gebaar niet begreep, want zij omhelsde mij als een oude kennis. Ik weet niet wat er op dat moment in mij omging omdat er belletjes rinkelden, klokken luidden, bloemen uit de grond kwamen en ik had ook het gevoel dat ik begon te zweven. Met haar ging het volgens mij ook niet anders. Ik had wel gehoord van liefde op het eerste gezicht, maar ik geloofde niet erin, maar het was wel een feit dat het al vanaf de eerste seconde klikte. Zij luisterde naar de naam Roxanne en was van Apoera. Zij was pas een maand in de stad en logeerde bij haar zuster. Dit was haar eerste job, nadat zij werk had gevonden bij een securitybedrijf en een tweeweekse training had gevolgd. Ik bleef met haar babbelen tot sluitingstijd en daarna liepen wij, als vanzelfsprekend, naar mijn huis.
Vrouw Wonnie had mij eerst boos aangekeken toen ik maandag aan het werk verscheen, maar had toch begrip getoond toen ik haar vertelde wat die woensdag gebeurd was. Zij had mij veel geluk en sterkte toegewenst en had mij weer speels in mijn kruis gehouden, waarbij zij opperde dat zij ‘dat ding van mij’ zou missen. Het was een mooi long weekend geweest met Roxanne (de meeste meisjes van Apoera hadden Engelse namen). Het geluk begon mij vanaf toen toe te lachen; ik zal jullie niet lastigvallen met details van de beginperiode. Roxanne werd een soort supervisor binnen mijn bedrijf en ik nam ontslag bij mijn lanti-job. Onze relatie scheen wel vruchtbaar te zijn want mijn schatje werd binnen vijf jaar drie keer zwanger en wel in de volgorde; meisje-jongen-meisje. Carla, John en Elisabeth. Wij bouwden in een nieuwe wijk en het werd een pracht van een huis. Mijn broer kwam naar Suriname en nam de zaken over. Ik werd gewoon een werknemer van hem, met een rijkelijke vergoeding.
Maar het begon op die ene mooie woensdag, toen ik het geluk ‘per ongeluk’ vond.
(Vele mensen vinden dat mijn verhalen niet “opvoedend” zijn; ik stimuleer het verkopen en smokkelen van drugs en het drinken van alcohol. We luku no; laten we nou een keertje met die bullshit huichelachtige mentaliteit van ons ophouden.)
Ik ben vele malen naar Brazilië geweest, meestal voor het werk, maar ik ben ook voor studie geweest. Vandaag aan de dag hoef je als Surinamer niet meer naar het land van samba en voetbal te gaan; Brazilië is naar Suriname gekomen. Om tegenwoordig Portugees te spreken hoef je niet meer die dure passage naar ons zuiderbuurland te betalen; je loopt gewoon de Tourtonnelaan in. Ik ben de taal redelijk machtig, zelf de diepere uitdrukkingen en sommige typisch Braziliaanse “dingen” versta ik ook. Het is ook publiek geheim dat ik vele relaties met de dames uit het zuiden heb gehad, ik heb zelf een dochter die anno 2010 17 jaartjes neertelt op haar kalender.
Ik was op een mooie zaterdagmorgen in de stad om wat sportspulletjes te kopen. Het werd tijd om de draad weer op te pakken met het voetballen, basketballen, volleyballen en ook de moeder der sporten. Vroeger was ik een kei. Ik rende de 100m, 200m en deed aan hoog- en verspringen. In de balsporten was ik ook ongenaakbaar. Drank en vrouwen hadden echter hun tol genomen, en hoe!. Ik was ronder dan ‘Maradopa’ (a no mi sen eng foe gebruik poeirie) geworden. Maar daar zou ik een einde aan maken. Ik had een bepaald dieet ontworpen en ik had ook een weegschaal gekocht, om mijn gewichtsverlies van dag tot dat te volgen en te noteren. Ik had ook al een loopband en een home trainer-fiets aangeschaft en het enige wat ik moest doen was sportkleding kopen.
Toen ik een nieuwe zaak zag met vlaggen van onze zuiderburen, voetballen, monta’s, noem maar op, ging ik spontaan naar binnen. Er klonk ook bijpassende muziek uit een home theater system. Toen het meisje voor mij kwam staan, keek ik haar een paar seconden aan. Geen twijfel aan. Een Braziliaanse en wat voor eentje! Strakke jeansbroek, met lage ceintuur; naveltje zichtbaar. Zweefbloesje dat meer weg had van een gecamoufleerde bh. Zwaar geplamuurde kersrode lippen. En daar onderaan deed mij denken aan de hood van een VW-kever (nee joe dommie, a no wang insect). Lichtgrijze ogen, maar dat waren valse lenzen. “Meenemen of hier gebruiken?” scheen haar lichaam te vertellen. Toen verbrak zij de betovering door mij te vragen:”Kan ik u helpen?”
Mijn antwoord lag al klaar. “Sorry, maar ik was bezig woorden ik het Portugees te vormen, ik dacht dat je Braziliaanse was.”
“Ik ben Braziliaanse, maar ik ben hier al tien jaar, ik ben op mijn zesde gekomen en ben hier naar school gegaan.”
“Eu sou John, muito prazer para te conhecer”, stelde ik mij in haar moedertaal voor.
“Eu sou Jandira (spreek uit ‘sjaan-djie-ra’) e ou prazer e o meu”, sprak zij terug en natuurlijk moest ik haar de drie ‘standaardkusjes’ op de wang geven.
Om de betovering maar niet te verbreken, sprak ik haar door in het Portugees aan, om aan te geven waarom ik de winkel in was gelopen.
“Eu estou precisando um tenis, meias, camisa de meia e uma calsa.”
Een half uurtje later stond ik weer op straat met een paar truien, een paar sportbroeken, een trainingspak, twee paar sokken, drie paar sportschoenen, het adres van Jandira, haar telefoonnummer en een veeg lipstick op mijn wang, van een vluchtige afscheidskus.
Het ging gestaag met mijn trainingsprogramma. Het buikje was er bijna af en mijn atletische gestalte begon zich weer af te tekenen. Wij waren weer drie maanden verder en ik had vele kilootjes verloren. Ik forceerde mij niet meer op de 100 en 200 meter, maar deed het rustig op de 3km. Ik had het zo druk dat ik Jandira niet gebeld had en ik dacht eraan dat zij mijn nummer niet had; ik was helemaal vergeten haar mijn gegevens te verstrekken die dag in de sportzaak. Het werd echter weer tijd een bezoek aan dezelfde winkel te brengen en de ‘diplomatieke betrekkingen’ met het sexy meisje weer te verstevigen.
Zij was een beetje boos dat ik zo lang had gewacht met het nemen van contact met haar, maar was toch blij dat het tenminste gebeurd was. Mijn ‘nieuwe’ lichaamsbouw kreeg veel complimentjes, ook de baas van de zaak, een grijzende Braziliaan, herinnerde zich mij nog en gaf mij spontaan een trui cadeau.
Zo begon mijn relatie met het supersexy meisje met haar overdreven make-up. Ik deed nog steeds mijn oefeningen en ik hield mij min of meer nog aan het dieet, maar ik ging ook veel uit met mijn nieuwe vlam. Op de eerste dag dat wij uitgingen, verzocht Jandira mij Nederlands tot haar te spreken (opschepperig als ik was, sprak ik haar in het Portugees aan, zodat mensen konden zien dat ik de taal machtig was), omdat mensen anders zouden denken dat zij een hoer was. Ik gaf haar gelijk, mijn landgenoten met hun vooroordelen zouden inderdaad denken dat ik met een meisje van één of andere tent liep.
De eerste paar keren dat wij uitgingen, bleef het bij wat kussen en daarna bracht ik haar netjes thuis. Op een zaterdagavond waren wij naar een verjaardag gegaan; één van mijn collega’s was een biegie jarie geworden en er was een dj. Mijn schatje had een strakke legging aan en een trui, die als een tweede huid om haar zat. Tijdens het dansen van de vele soulplaten, voelde ik haar ademhaling dieper worden als ik haar op zijn ouderwets schuurde in het donker. Zij anticipeerde ook goed op mijn bewegingen, maar dat was ook de bedoeling van soulmuziek, het was een vorm van droogneuken. Na de dansi reed ik gewoontegetrouw richting haar huis, maar zij gaf te kennen liever naar mij thuis te gaan.
.
Ik woonde alleen in een groot huis, omdat mijn ouders acht kinderen hadden, waarvan ik de jongste was. Als nakomertje was de zuster die voor mij volgde, tien jaar ouder. Alle broers en zussen woonden in het buitenland en men vond het al goed dat ik was blijven wonen in het ouderlijk huis, na de dood van mijn ouders. Ik had de beschikking over vele kamers en ik hield allemaal netjes en gereed, want het was gebruikelijk en vanzelfsprekend dat als familieleden uit het buitenland kwamen, of als ze uit Nickerie kwamen, dat zij bij mij bleven. Ik verwisselde ook vaak van kamer, alhoewel mijn favoriete de grote kamer met ingebouwde bad en toilet was. Sinds mijn programma had ik ook de laatste kamer als een gym ingericht. Jandira koos voor de grote kamer met bad en toilet.
“Laten wij eerst een bad nemen”, stelde ik voor.
“Oké.”
Toen wij naakt onder de enorme douche stonden en wij begonnen te kussen, onderbrak Jandira deze bezigheid even.
“Agora pode falar português”, gaf zij te kennen (Nu kan je Portugees spreken)
“Porque?” (waarom?), vroeg ik. Ik was al eraan gewend Nederlands tot haar te spreken.
“Porque é melhor fazer amor em português” (omdat het beter is de liefde te bedrijven in Portugees), zei ze en plantte haar lippen weer op de mijne.
Het eerste dat mij bij het meisje opviel, was het feit dat zij een goedontwikkelde boezem had. Pittig en vrijpostig staken haar ‘bobbetjes’ naar voren. Ik wist dat zij een oogje op mij had en om mij steeds weer in de winkel van Moenalal kwam. Zij keek mij altijd uitdagend aan, ik zat meestal bier te drinken aan het tafeltje onder de tent voor de winkel, om vervolgens de winkel in te gaan om iets onzinnigs te kopen. Zij zag er jong en fris uit, maar vooralsnog wilde ik geen ‘wanpipeltoestanden’ hebben. Zij was een Hindostaanse en ik een Creool (eigenlijk een dogla, maar voor mijn baywa’s maakte het niet uit). Ik was ook een behoorlijk aantal jaren ouder; zij was een tiener en ik was toen dichtbij de dertig, maar ja… hoe jonger de duif, hoe krachtiger de soep.
Ik ontdekte de winkel van Moenalal min of meer per ongeluk, toen ik de verkeerde zijstraat nam om ergens met een ‘koelieband’ te gaan oefenen. Lekker gelegen, met veel parkeerruimte en een tent voor de winkel om de ‘zuipgasten’ te accommoderen, lekkere masalavlees en gebakken vis; kortom, de plaats was ideaal. Moenalal legde mij die dag uit dat ik niet hoefde te draaien, maar verderop, via een andere zijstraat, in de juiste straat zou komen. Niet ver vandaar was de oefenlokatie. Ik dacht het meisje ook die dag in de winkel gezien te hebben, maar ik kon mij ook vergissen. Daags daarna was ik weer bij Moenalal. Ik werd vaste gast. Vaker bracht ik een van de bandleden mee en het was meer regel dan uitzondering dat wij Hindostaanse muziek ten gehore brachten, waarbij de tafels als tabla en dholek gebruikt werden. De eigenaar vond het niet erg, hij genoot er juist van en het bracht klanten naar de zaak.
Het meisje woonde schuins tegenover de winkel. Zij zat een keertje bij het raam van haar eenvoudig houten huisje en ik wuifde voor haar en maakte kusbewegingen. Prompt gaf zij dezelfde response. En zo kwam zij haar show maken en gekke dingen als snoep, lollipop, popcicle en dergelijke kopen. De meeste gasten deden alsof zij niet zagen dat het jong meisje zich aan mij wilde opdringen; ik was een soort van celebrity geworden bij Moenalal. Een kafri die alle Hindostaanse liedjes uit het hoofd kende en ook goed het ritme op de tafeltjes van de bar kon slaan.
Ik herinner mij nog die regenachtige dag, een vrijdagmiddag. Het had nagenoeg de hele dag geregend in de stad, maar tegen vieren klaarde het weer een beetje op. Wij zouden oefenen met de band, maar dat zou pas tegen zessen beginnen. Desondanks was ik al bij Moenalal, omdat ik alvast “iets” in het bloed wilde hebben; Hindostaanse muziek klonk en speelde beter als jouw bloed wat ethanol bevatte en ik wilde ook het meisje ontmoeten. De vorige avond had ik een natte droom gehad, mijn deken bevatte een spermatozoïde, liquide stof, met een bepaalde viscositeit (a mang John ey gebruik wan l’o hoge woorde; zeg gewoon dat trek op die vokkieng deken was). Ik wist zeker dat zij de protagonist (a mang John, praat normaal no!) in de droom was. En het was geen “bolliewoetdroom” hoor; er werd echt “iets” gedaan in mijn droom. Het meisje had pittige borsten en waar haar benen bij elkaar kwamen, had zij ook een indrukwekkende driehoekvorm. Het werd tijd om van de verboden vrucht te proeven.
Ik had mijn auto strategisch geparkeerd. Bijna niemand kwam achter de winkel, slechts een enkele boromang van de andere straat riskeerde een slangenbeet om zo tijd te besparen om Moenalal te bereiken. Nauwelijks zat ik met mijn sopie, of het meisje kwam en nauwelijks was zij onder de tent, of de regen kwam en hoe! Met bakken tegelijk viel Gods water over Gods akker. Ik wenkte haar met mij in de auto te gaan zitten en zij hapte toe. De auto zat ook onder het dak van de tent, omdat de eigenaar zelf zijn voertuig daar zette en dus de tent naar de achterkant verlengd had. Ik had mijn lippen al op de hare en zou net mijn tong introduceren in het spel, toen een barse stem klonk; “Sunita, kha behl. Tu saram dewe palwár ke. Pandra beries….”*. de rest van zijn woorden gingen verloren in het lawaai van de regen op het dak van de tent, maar ook omdat hij verder liep; het was een van de zeldzame boromangs van de andere straat die de “binnendoor route” achter het erf van de winkel namen. Ik had echter al genoeg gehoord. De man vroeg aan Sunita wat ze deed en zei dat ze haar familie schande gaf. Verder zei hij iets in de geest dat zij pas vijftien jaar oud was. Als bij instinkt trok ik haar bloesje naar beneden; twee tennisballen vielen eruit. Een stukje stof viel op uit haar jeans. Ik trok eraan en een hele lap stof kwam tevoorschijn. Mevrouwtje had dus mij willen verleiden door ouder te lijken; tennisballen om de bobbetjes te “vergroten” en lapje stof om de poenie een bollere vorm te geven. Het hoefde geen betoog dat ik haar flink de levieten gaf en haar naar huis stuurde. Daarna verontschuldigde ik mij bij de mannen in de bar.
(Men knikte begrijpend; in deze “koeliebuurten” worden er – verborgen voor de buitenwereld- relatief veel zedendelicten gepleegd.)
Portret van de Surinaamse schrijver John Wladimir Elskamp, gemaakt door de in Suriname werkzame fotograaf Nicolaas Porter. Nr. 147 in de reeks fotoportretten die Porter in opdracht van de Werkgroep Caraïbische Letteren maakt. Voor informatie kunt U mailen naar: nicolaasporter@hotmail.com. Wie de hele reeks wil zien kan hieronder klikken op het label Werkgroepportretten.
4 maart: Nationale Voorlees- en Verteldag. De redactie en kinderredactie van de Ware Tijd Literair stelden een vraag aan 10 mensen die met taal of onderwijs, of met doelgroepen voor voorlezen te maken hebben: aan wie zou u willen voorlezen op 4 maart en uit welk boek?
Helen Chang, voorzitter van de Nederlandse Taalunie in Suriname, wil op 4 maart voorlezen aan alle Surinaamse schrijvers en wel uit het zeer toepasselijke boek Leven om het te vertellen (2003), de autobiografie van de Latijns-Amerikaanse schrijver Gabriel García Márquez (1928), waarin hij een deel van zijn levensgeschiedenis geeft, maar ook de ontstaansgeschiedenis van zijn werken.
Yvonne Caprino, directeur van de Stichting Projekten Christelijk Onderwijs Suriname (PCOS), wil voorlezen aan bejaarden in Huize Albertine en wel uit Het levenswater van Ana Bolindo-Kondre door Ané Doorson (1927-1997), schrijver uit Nickerie. Het is een mondeling overgeleverd volksverhaal uit kringen van de balatableeders, over een echte ‘queeste’ (zoektocht), drie broers die op zoek gaan naar het ‘levenswater van Ana Bolindo’ dat hun vader moet genezen van blindheid. Een schitterend Surinaams sprookje!
Cynthia Mc Leod, auteur van historische romans, wil voorlezen in klas 5 of 6 van een basisschool. Het boek van haar keuze is: Rossy dat krantenkind (1952) van Ann Rutgers van de Loeff (1910-1990). Het is een waar gebeurd verhaal over een 14-jarig meisje uit Amerika dat haar broertje uit een brandend huis redt en zelf gehandicapt wordt.
Ellen Ombre, auteur van verhalenbundels, non-fictie en een roman, wil voorlezen op een VOS-school, uit Tijding van ver (1961) van een al bijna vergeten auteur uit de Nederlandse literatuur, Ferdinand Bordewijk (1884-1965). Het is een roman waarin de vervaging van de standenmaatschappij een belangrijk thema is met als negatieve bijwerking dat het leven ‘stijl gaat missen’. In het boek komt een Surinaams meisje voor dat in die tijd al in Nederland woont. Zij vertelt veel over de cultuur van haar land.
Sandra Purperhart is actief met leesbevordering te Abrabroki, ook in een bibliotheek. Daar wil ze op 4 maart de kleintjes vanaf een jaar of vier voorlezen uit Lafu van Cynthia Mc Leod. Lafu is het hondje van Sita. Het is een grappig verhaal over een hondje in een gezin. Lafu maakt dingen mee waar kinderen om moeten lachen: ‘Pe lafu de, y’ e tan leisi’, is het motto van Sandra.
Rappa/Robby Parabirsing, schrijver voor de jeugd en volwassenen. Bij zijn huis heeft hij een bibliotheek waar jongeren boeken komen lezen en lenen. Voorlezen wil hij aan die groep, meest leerlingen van eind mulo of begin havo/vwo, problematische lezers die liever niet lezen. Rappa kiest voor verhalen uit de tweede bundel, Holland heeft ook takru sani van de Surinaamse auteur John Wladimir Elskamp. Daarin staan moderne verhalen die deze jeugd aanspreken, soms lekker gewaagd.
M. Rust, directeur van Huize Ashiana, wil in de bejaardensoos voorlezen uit Hoe duur was de suiker? van Cynthia Mc Leod, een begrijpelijke keuze, want het is een van de meest geliefde boeken uit onze literatuur.
Raymond Sapoen, minister van Onderwijs en Volksontwikkeling, wil voorlezen in een eerste klas van een lagere school, uit Amaisa gaat baden, uitgegeven door de Stichting PCOS, als vastlegging van een van de thema’s uit het project ‘Vroege Taalstimulering’ in negen dorpen aan de Boven-Suriname. Opvoeders van kinderen die nog niet naar school gaan leren er de woordjes uit hun dagelijks leven in de schooltaal, zodat de kinderen die weer van hun mama of oma leren in de eigen omgeving. Een prachtige keuze van de minister, want die eersteklassers kunnen de eenvoudige zinnen over Amaisa die gaat baden thuis weer doorgeven!
Xaviera, 10 jaar, medewerker van de kinderredactie, kiest voor het boek Van mij mogen ze opvliegen (1993) van Corrie Hafkamp (1929). Dit boek gaat over ouders die vaak buitenshuis naar vogels gaan kijken, waardoor ze te weinig aandacht schenken aan hun kinderen. Aan wie wil Xaviera het voorlezen? Ze zegt: ‘ik ga dat niet voorlezen. Volwassenen moeten het voorlezen, aan al die mensen die niet naar hun kinderen kijken.’
Marijke Zschusschen, maatschappelijk werker aan het Heilpedagogisch Instituut Matoekoe voor kinderen en jongeren met een verstandelijke beperking te Lelydorp, wil graag voorlezen aan de oudere pupillen, van 14 tot 18 jaar. Ze houden veel van Anansitori, maar het Nederlands is erg moeilijk voor hen. Daarom leest ze in het Sranan. Er bestaat een oude serie Sranan Anansi Tori, zoals Anansi nanga Freifrei, uitgegeven door het Instituut voor Taalwetenschap in Paramaribo omstreeks 1980.
Deze website beoogt geen enkel winstoogmerk. Door middel van de website wil de Werkgroep het publiek kennis laten maken met nieuws uit en over de Caraïbische regio. De Werkgroep neemt daartoe onder meer berichten over van andere sites, zonder dat het ons altijd mogelijk is rechthebbenden vooraf te attenderen op de overname. Mocht iemand bezwaar hebben tegen overname van tekst- of beeldmateriaal, laat ons dit weten, dan verwijderen wij het materiaal.
Reacties op berichten worden alleen geplaatst indien voorzien van voor- en achternaam.