Op donderdag 27 mei 2021 ondertekenden Rita Rahman, voorzitter van de Werkgroep Caraïbische Letteren, en... Lees verder →
Donner gebelgd over Nankoe tijdens causerie
Op 26 januari organiseerden prominente cultuurkenners een causerie over Caribische Literatuur in Sukro Oso. Gast hierbij was drs Lucia Nankoe. Zij is een kenner van vooral de Franstalige Caraibische literuur en doceert deze thematiek in Nederland. Nankoe was in gesprek met Hein Eersel, taalkundige. Don Walther, die de causerie bezocht, ergerde zich over het feit dat Lucia Nankoe, geen Surinaamse boeken besprak en ook geen aanbevelingen wilde doen in deze richting. Het publiek kon zich in het algemeen hierin terugvinden. Inmiddels heeft Donner zijn ergernis verwoordt in een internetschrijven, waarbij hij Nankoe een ‘krabbenmentaliteit’ verwijt. De stoom die Donner blaast, kan een indicatie zijn dat er in inderdaad in Suriname zelf meer discussie moet komen over de producties van Surinaamse schrijvers en hun positie in het literaire en maatschappelijke veld.
[S’77 Info]
Rudi Spa leidt Sranan Akademiya
Paramaribo – Na een lange inactieve periode heeft de Sranan Akademiya eindelijk een voltallig bestuur. De nieuwe voorzitter, Rudi Spa, noemt het een ‘alen sribi’ (Surinaamse omschrijving voor winterslaap) die de stichting heeft meegemaakt. Jarenlang stond ex-voorzitter Eddy van der Hilst er alleen voor om de organisatie te leiden.
De Sranan Akademiya die in 1983 officieel werd opgericht, stond voor het bevorderen van het Sranantongo, maar richtte later ook haar aandacht op het gebied van cultuur en de ontwikkeling van de eigen taal bij andere bevolkingsgroepen. Grondgedachte van de stichting verdeelt ‘fositen edeman’ van Sranan Akademiya, Hein Eersel, in drie colleges: wetenschap, cultuur en verspreiding van kennis. De introductie van het nieuw bestuur vond afgelopen woensdag plaats in Tori Oso. ‘Puwema uma’ Celestine Raalte deed een serie voordrachten uit haar nieuwste bundel Sapatiya, ‘dron man’ Henk Sako gaf een hoogstaande apinti performance en Eddy van der Hilst las een ludiek verhaal voor, geschreven door Ané (André Doorson).
In het filmpje gemaakt door Tolin Alexander vertelde Hein Eersel over het begin van Sranan Akademiya, dat ook een tijdje werd geleid door wijlen Hugo Overman. Van der Hilst, die later erbij werd gehaald als linguïst, leidde de organisatie vanaf 1988 tot twee dagen geleden. In de jaren tachtig werd de televisiecursus Skrifi Sranantongo verzorgd, maar van een Surinaams woordenboek is het tot heden niet van gekomen. Wel was het bestuur onder Van der Hilst er al ver mee gevorderd toen zij werd geconfronteerd met de moeilijke periode van SAP. Meer dan één baan, vertrek naar Nederland en het pro Deo werk, waren de gevolgen dat alleen Van der Hilst en Robert Wijdenbosch in het bestuur overbleven.
Laatstgenoemde kwam later te overlijden. In het nieuw bestuur komt Van der Hilst terug, maar dan als commissaris. De overige ‘tiri man’ en ‘tiri uma’ zijn: Helmut Gezius, Celestine Raalte en Rinaldo Tanawara. Voorzitter Rudi Spa noemde de punten waarop het bestuur zich de komende tijd wil gaan richten: radioprogramma, krant, kinderopstel en -gedichten, komediespel en verandering aan de negatieve teksten in de Surinaamse muziek. Hein Eersel geeft aan dat niet alleen in ‘alen ten’, maar ook in ‘drei ten’ het slapen kan gebeuren. “Dit is het jaar van de Afrikaanse Diaspora, grijp dit aan om te beginnen, maar begin niet aan een aantal projecten tegelijk,” liet Eersel weten. Hij gaf er de voorkeur om het ‘wortu buku’ (woordenboek) te hervatten. Hoewel de bevolking dagelijks Surinaams spreekt, weet niet iedereen dit correct te doen. Linguïst Van der Hilst: “Mensen denken teveel in het Nederlands, vanwaaruit ze het Sranantongo woord voor woord vertalen. Een spelling van een taal gebruiken voor een andere, dat kan niet!” Hij gaf een voorbeeld van verkeerd Sranantongo: ‘Mi si yu tap tv’. Vertaald betekent dit: ‘Ik heb je de tv zien dichtmaken.’
[uit de Ware Tijd, 12/12/2011; alle taalfouten rechtgezet]
Winnaar RNW-prijsvraag Sranantongo Dictee bekend
door Patrick Dorder
Het Grote Sranantongo Dictee dat werd gehouden op zaterdag 9 juli, trok relatief grote belangstelling in zowel Nederland als in Suriname. Dat blijkt uit de vele inzendingen die de Caribische redactie binnenkreeg na het uitschrijven van een prijsvraag. De winnaar is Frank David.
Deelnemers konden vanaf hun computer het dictee maken, door via onze site te luisteren (en kijken) naar Gerda Havertong die het dictee voorlas. Het Sranantongo Dictee is volgens de officiële spelling opgesteld. Hein Eersel, deskundige op het gebied van het Sranan, was verantwoordelijk voor de redactie.
Het Sranantongo Dictee werd georganiseerd door het NiNsee (Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis) in samenwerking met radiostation Double7fm en Stichting Eer en Herstel.
Met het bekendmaken van de winnaar, publiceren wij ook meteen de tekst (zie hieronder).
Het Grote Sranantongo Dictee
Zaterdag 9 juli te NiNsee v.a 14.30
Tekst: Aspha Bijnaar
Presentatie: Gerda Havertong
Disi na wan trutru tori fu wan umapikin.
En nen na Jacquelina.
Jacquelina ben de wan srafupikin, di ben e wroko na ini a oso fu Masra Van Halm.
A ben e yepi na kukru.
Masra Van Halm ben e hori wan lo srafu na ini en oso, nanga na en dyari tu.
Yu e aksi yusrefi now, ‘fa wan yongu pikin kan de srafu?’
Ma so a ben de, na katiboten.
Ala suma, yonguwan nanga owruwan, ben de srafu.
Jacquelina ben abi tinafeyfi (15) yari nomo.
A ben de wan moy wenke fu si. Na so den ben taki.
Ma na wan pisi ten kaba Jacquelina e hori nanga wan boy.
En nen na Kwasi.
Dey fu dey Jaquelina e lobi Kwasi moro nanga moro.
Ala suma kan si dati.
Ma a no ala sma lobi a tori dati. A sma di e fòk Jacquelina òp, na Masra Van Halm. Masra Van Halm no wani Jacquelina e teki waka nanga Kwasi.
Ibri leysi te a yere taki Jacquelina miti Kwasi, Masra Van Halm e fon a pikinwenke te fu dede.
A tori dati e meki Jacquelina e firi so sari.
Tye! A libi fu wan srafu hebi nofo kaba: ala dey lebawroko, nanga so furu fonfon. Dan ete yu no fri fu lobi suma yu wani. Baya! Fu san ede so?
A gersi taki masra Van Halm habi wan pikin ay na tapu a moy wenke Jacquelina. Na soso dyarusu meki a e krakeri Jacquelina so. A wani en fu ensrefi wawan. Ma Jacquelina no wani dati srefisrefi. Jacquelina lobi Kwasi!
Jacquelina no man hori a libi disi moro. A sidon prakseri: san mi kan du fu broko nanga a sortu libi disi?
Baka wan bun prakseri Jacquelina si wan okasi nomo.
Wan tu dey na baka, son e piri en tifi sote. Jacquelina teki wan busroyti. A waka go na foto fu go bay wan sani na a dresiwenkri fu masra Goudman.
Sortu sani a go bay so?
Baya, fa a tori disi sa waka moro fara?
Dati unu musu leysi moro fara na ini a buku: Jacquelina. Slavin van plantage Driesveld.
Redactie: Hein Eersel
[RNW, 20 juli 2011]
Het grote Sranantongo dictee: best lastig!
door Patrick Dorder
Niemand durfde zichzelf vooraf als winnaar aan te wijzen. Want velen beheersen het Sranan goed tot uitmuntend als spreektaal, schrijven volgens de officiële spellingsregels, dat is echt veel moeilijker. Dat bleek tijdens het Sranantongo dictee dat Slavernij-Instituut Ninsee 9 juli organiseerde, in samenwerking met radiostation Double7fm en Stichting Eer en Herstel.
Niet bij iedereen was duidelijk hoe bepaalde woorden en klanken geschreven moeten worden. Daarom kregen de vijftig deelnemers vooraf de ‘Korte handleiding voor de spelling van het sranan volgens de resolutie van 15 juli 1986 No.4501, inzake vaststelling officiële spelling voor het Sranan(-tongo)’ uitgereikt.
Puntjes op i
Deze handleiding was voor sommige een eye-opener, anderen raakten in een shock. Ervaringsdeskundigen zoals schrijvers en radiopresentatoren gebruikten het Sranan regelmatig als schrijftaal. Voor hen was het een kwestie van de puntjes op de i (niet ie) zetten.
Tekst
Actrice Gerda Havertong had de eer om de tekst voor te dragen. Zij deed dat heel gedreven zodat iedereen de tekst goed kon visualiseren. Het is een Nederlandse tekst, vertaald naar het Sranantongo door wetenschapper Aspha Bijnaar en in Suriname geredigeerd en op spelling gecontroleerd door Hein Eersel.
Jury
Er was geen jury. Iedereen mocht de tekst van een ander nakijken. De tekst werd geprojecteerd op een groot scherm in de zaal. Doordat er verschil was tussen de tekst en de eerder uitgedeelde handleiding, ontstond er verwarring en discussie over de juiste spelling. Hierdoor zijn de teksten soms afhankelijk van de interpretatie van de nakijker op fouten gecontroleerd.
Winnaars
De winnaar is Cheryl Vliet van radio Double7fm met 9 fouten geworden, tweede werd Helga Bouterse met 13 fouten en derde Florence Rustveld met 15 fouten. Na de prijsuitreiking ging de discussie nog door over de vraag of dit inderdaad de juiste winnaar was. Aspha Bijnaar verklaarde namens de organisatie dat er de volgende keer een echte jury komt om verwarring te voorkomen.
[RNW, 11 juli 2011]
1 juli lezing: Gevolgen van Elmina in Suriname; arbeid en onderwijs
Paramaribo – Stichting ‘Slave Route’ organiseert in het teken van 1 juli, op donderdag een lezing getiteld ‘De gevolgen van Elmina in Suriname; arbeid en onderwijs’ in Tori Oso. Professor Fred Budike zal tijdens de lezing een uiteenzetting geven van ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan, na de overtocht van de tot slaaf gemaakte Afrikanen, naar Suriname.
De lezing van dit jaar is een vervolglezing op die van dr. Frank Dragtenstein ‘Van Elmina naar Paramaribo’ die vorig jaar op 1 juli werd gegeven. Slave Route, had de historicus uitgenodigd om te vertellen over de roof en aankoop van Afrikanen. Verzamelplaats was het welbekende fort Elmina in Afrika van waaruit de slavenschepen richting Suriname vertrokken.
Fred Budike zal ook een aantal vraagstukken verder uitdiepen tijdens de lezing. Hij zal ondermeer kijken naar ondernemerschap, het gilde van ambachtslieden, selfempowerment, alsook de opkomst van de zwarte elite.
Ook de braindrain door migratie krijgt een plaats alsook de interculturalisatie van en met andere bevolkingsgroepen. Een actualiteit in zijn lezing is tevens arbeid en onderwijs. Om de discussie richting te geven komt er een panel met de wetenschappers, dr. Hein Eersel, taalkundige en drs Henk Essed, psycholoog.
De Stichting Slave Route stimuleert onderzoeksprojecten, vooral in het kader van de educatie van jongeren. De organisatie richt zich op het bevordering en ontwikkelen van het historisch leerproces en werkt onder andere samen met het archief van de EBG en met diverse cultureel-educatieve instellingen. De lezing ‘De gevolgen van Elmina in Suriname’ vangt aan om 09.15 in Tori Oso.
[uit de Ware Tijd, 28/06/2011]
‘Ala tongo bun!’
Een conferentie over de Surinaamse taalsituatie
door Els Moor
‘Bonjours, wat roest er? wat nieuws, Andries en Harmen?
’t Gaet so wat heen, maer niet als ’t hoort, het Lant is vol allarmen, […]
Als de Kickvors ende Muys dus t’samen hassebassen,
So mocht haar de kuycken-dief wel schielijck eens verrassen […]
Dit zijn enkele regels uit het begin van het toneelstuk Spaanschen Brabander (1618) van Gerbrand Adriaenszoon Bredero (1585-1618), een toneelstuk dat een brede schets geeft van het Amsterdamse volksleven en in die tijd en nog lang daarna vaak werd opgevoerd. Als het in deze tijd weer gespeeld wordt voor een groot publiek, is het bewerkt in het Nederlands van nu en heet De Spaanse Brabander. Aan dit voorbeeld zien we dat een taal, dus ook het Nederlands, met de tijd meegaat. De taal van 2011 is heel wat anders dan die uit de Middeleeuwen en verschilde ook in de 17de eeuw nog veel van het Nederlands van nu. In de loop van de eeuwen is de taal steeds veranderd, aangepast aan de omstandigheden van de verschillende tijdperken en zoals het Nederlands nu is, zo zal het ook niet blijven. In de bijna 33 jaar dat ik weg ben uit Nederland is de taal wat uitspraak en woordenschat betreft alweer veranderd. Dat hoor ik steeds weer als ik er kom.
Nederlands in Suriname
Het Nederlands kwam als officiële taal in Suriname in 1667. Dat was dus ongeveer de taal van Bredero. Dat de taal zich in de loop der eeuwen aanpaste aan de Surinaamse omstandigheden en als zodanig ook steeds veranderde, is dus wat er altijd gebeurt met een ‘levende taal’. Ten behoeve van het professionele gebruik van de taal en daarmee samenhangend het onderwijs moeten er wel regels zijn. Voor het Nederlands zijn die officieel vastgesteld en vastgelegd in ‘het Groene Boekje’, gevolgd door alle woorden in de juiste spelling van dat moment. Om de zoveel jaren verschijnt er een nieuw groen boekje. Dan zijn er weer nieuwe woorden en zijn de spellingregels veranderd. Suriname is nu ook lid van de Nederlandse Taalunie en in de laatste uitgave van ‘het Groene Boekje’ staan dan ook 500 Surinaams-Nederlandse woorden opgenomen.
Sinds 1667 is het Nederlands in Suriname de taal van het bestuur, later ook van het onderwijs en naast de vele Surinaamse talen een belangrijk communicatiemiddel. Lila Gobardhan-Rambocus hield er een interessante lezing over op de Taalconferentie die op zaterdag 18 juni gehouden werd. Het publiek kreeg een helder overzicht van de geschiedenis van het Nederlands in Suriname. Die geschiedenis is nu toe aan een belangrijke volgende stap die de onafhankelijkheid van Suriname bevestigt: de wettelijke vastlegging, standaardisatie van het eigen Nederlands, dat hier, onder Surinaamse omstandigheden gegroeid is, net als het Nederlandse Nederlands daar. In haar ‘stelling’ over onze meertaligheid in historisch verband slaat Lila Gobardhan deze spijker op de kop: ‘het Nederlands is van een opgelegde taal een eigen taal geworden’. Wie zich wil verdiepen in dit onderwerp leze van Lila Gobardhan-Rambocus: Onderwijs als sleutel tot maatschappelijke vooruitgang. Een taal- en onderwijsgeschiedenis van Suriname (1651-1975), de handelseditie van haar dissertatie uit 2001.
Standaardisatie
Renata de Bies, deskundige op het gebied van het Surinaams-Nederlands, nam op de conferentie het onderwerp ‘standaardisatie’ voor haar rekening. Ze begon met een voorbeeld om het begrip ‘standaardisatie’ uit te leggen: ‘Als een kip niet die eigenschappen van de modelkip heeft, dan wordt hij niet goed bevonden. Zo hoor ik Surinamers in Nederland vaak klagen over Nederlandse kippen die niet zo lekker zouden zijn als Surinaamse. Bijgevolg kan er gesteld worden dat de nationale standaard voor een Surinaams product niet dezelfde hoeft te zijn als de nationale standaard voor hetzelfde product afkomstig uit een ander land.’ Zo is het ook met de taal. ‘Ik koop altijd kip onder de markt’, zeggen wij. In Nederland is dat ‘fout’, moet het ‘op de markt’ zijn. Voor commerciële zaken is er een ‘Centraal Bureau Standaardisatie’ en voor de taal moet er ook zoiets komen. Zo’n standaardisatieproces van een taal bestaat uit 4 fasen: selectie van het model, beregeling van het model, implementatie van het model en onderhoud van het model. Onderhoud zal ook moeten inhouden dat de veranderingen in de taal steeds weer vastgelegd worden. Renata de Bies (foto rechts) voegt aan haar uitleg van de vier fasen toe dat promotie van het model SN in Suriname al in gang is gezet met de leesboekjes van het basisonderwijs. Nog voordat het model is beschreven en vastgelegd, wordt er in de leesboekjes Van hier en daar en overal SN gebruikt. Wat in leesboekjes staat is immers standaardtaal. Er zijn wetenschappers die dit verschijnsel beschrijven als standaardisatie tengevolge van consensus. En ze geeft een voorbeeld: ‘Er kwamen mensen om een sinaasappel. Boyke moest weer nieuwe schillen. Snel en zeker schilde hij ze. Hij maakte nooit een soro.’ (leesboek 11)
Wat Renata de Bies niet zei, maar wat wel moet gebeuren is dat er in het kader van standaardisatie onderzoek gedaan wordt naar het gebruik van het Surinaams-Nederlands in de Surinaamse literatuur die ontstaan is in Suriname zelf. Marylin Simons is een voorbeeld van een auteur die schrijft in de taal die ze om zich heen hoort. Ze woont nu helaas niet meer in Suriname, maar toen ze hier schreef aan haar verhalenbundel Carrousel (Uitgeverij Okopipi, 2003), nam ze vaak ’s morgens vroeg de bus naar de Centrale Markt en legde overal haar oor te luisteren. Een van de mooiste verhalen uit de bundel is: ‘Witte lelies’. De eerste zin luidt: ‘Ronnie heeft me nooit geschijnd’. Als ik dit verhaal op KBF voorlees aan een muloklas veren alle onverschillig kijkende jongens en meisjes ineens op; herkenning; ze willen luisteren! Op de conferentie kwam Edgar Cairo wel ter sprake als auteur die schreef in het Surinaams-Nederlands, maar onmiddellijk werd daartegenin gebracht dat hij in Nederland woonde en daar een eigen Surinaams-Nederlands schreef, dat ‘Cairojaans’ werd genoemd.
De laatste jaren verschijnen er veel Surinaamse kinderboeken waarvan de inhoud en de taal aangepast zijn aan de eigen leefwereld van de kinderen hier en met illustraties die de taal nog verduidelijken. Ook zij vormen een bron voor het onderzoek van de standaardtaal.
Wat moet vastgelegd worden als ‘standaard’? Het Surinaams-Nederlands loopt langs een lijn die zich beweegt van ‘bijna Sranantongo’ tot ‘bijna Algemeen Nederlands’. Ergens in het midden ligt het Surinaams-Nederlands dat de standaard is en dat wettelijk bekrachtigd moet worden. Dat zal heel wat zekerheid geven op het gebied van ‘goed’ of ‘fout’, binnen het onderwijs, binnen beroepsinstanties en voor iedereen die zijn eigen taal goed wil gebruiken.
Rechten en vrijheden
Suriname heeft naast het Surinaams-Nederlands te maken met nog meer dan 20 andere talen, van de bevolkingsgroepen die het land bewonen. In wezen zijn alle Surinaamse talen gelijkwaardig. Dat hoort bij onze democratie. Hein Eersel sprak als voorzitter van de commissie die zich bezighoudt met de regulering van de meertaligheid in Suriname. In 1975 bij de onafhankelijkheid is er niets in de grondwet vastgelegd over de taalsituatie en welke taal de officiële taal is en ook niet in 1987. Dat geeft nu een grote vrijheid. Suriname kan nu vanuit de eigen gegroeide onafhankelijkheid bepalen welke taal de officiële taal is of dat er meer zijn dan één (ook het Sranantongo? Het Sarnámi? Het Javaans?) Moet het (Surinaams)-Nederlands die machtige positie behouden of moet dat het Engels worden? En hoe zit het met het Spaans? Dat kwam allemaal ter spraken tijdens de voordrachten, ook in die van Paul Middellijn (foto links), die pleitte voor het Engels en het Spaans, en vooral tijdens de discussies na de pauze, toen mensen uit het publiek vragen konden stellen die beantwoord werden door de inleiders. Veel mensen maakten gebruik van deze gelegenheid om te kunnen reageren op de gestelde zaken. Hoe zit het met de kleine talen, zoals die van de inheemsen, met vaak weinig sprekers? Was de eerste vraag. Weer werd bevestigd wat in de voordracht van Hein Eersel ook al benadrukt was: alle talen van Suriname moeten gerespecteerd worden, zijn gelijkwaardig; iedere burger heeft het recht zijn eigen taal te gebruiken en eigenlijk heeft iedereen ook recht op basisonderwijs, in ieder geval aanvankelijk, in de eigen taal. Gelukkig worden op basisscholen in het binnenland nu al vaak kinderen opgevangen in hun eigen taal en vanuit die taal en vanuit onderwerpen uit de eigen leefwereld leren ze dan de zo moeilijke en vreemde schooltaal. Ook dit zou wettelijk vastgelegd moeten worden en de leerkrachten zouden veel meer hulp moeten krijgen. Creativiteit, dus een speelse aanpak en aansluiting bij de wereld van het kind zijn belangrijke zaken, waardoor de kinderen gaan houden van die vreemde taal en hij eigen wordt.
Er is in de komende tijd dus heel veel te doen op het gebied van talen in Suriname. Goed was het dat aan het slot van de discussie duidelijk werd gesteld dat we moeten kijken naar wat haalbaar is. Is het haalbaar om het Engels, of zelfs het Spaans nu in te voeren als officiële taal? Dat gaat niet zo maar en we kunnen niet voorbijgaan aan de eeuwenlange traditie van het Nederlands, ook in de literatuur. Wel kan het Engels op creatieve en speelse manieren al aangeleerd worden aan de jongste kinderen binnen het onderwijs, zodat ze het later vanzelfsprekend kunnen leren lezen en schrijven. Doen wat haalbaar is, met duidelijke doelen voor ogen: de meertaligheid ondersteunen naar een eenheid in verscheidenheid toe en standaardisatie van het Surinaams-Nederlands als officiële taal, zijn duidelijk doelen, die ook zeer duidelijk gepresenteerd werden op de taalconferentie.
Taal – blijspel – Spinozapremium
door Carry-Ann Tjong-Ayong
Van een conferentie over meertaligheid in Suriname tot een blijspel van Bodil de La Parra over vrouwen die mannen bekritiseren en tussendoor op internet lezen over de toekenning van de Spinozapremie aan o.a. een vrouwelijke hoogleraar Jeugd en Media in Amsterdam, dat zijn stappen met zevenmijlslaarzen. Maar dat is nou de zegen van internet. Je kunt je hier of daar overal in storten en van alles op de hoogte blijven.
Nou kon ik altijd al tien dingen tegelijk doen in tegenstelling tot mijn man die liefst 1 ding doet en dan ook heel goed. Als kind oefende ik in het schrijven van de tekst van een liedje en tegelijk een ander zingen. Van die dwaze dingen die kinderen doen. Maar het scherpte mijn geest en vooral mijn geheugen, wat weer handig was bij het leren van een proefwerk. Mijn jongere broer en ik staken elkaar de loef af bij het snel opzeggen van alle rugtitels van de Winkler Prinsencyclopedie in mijn vaders boekenkast. Zo leerden we al op drie- en vierjarige leeftijd lezen en dat leverde ons levenslang plezier op.
Maar om terug te komen op de conferentie met als thema “ordening van meertaligheid”, die het sluitstuk vormde van zeven weken consultaties over talen in Suriname. Talen zijn mijn hobby en ik vind het jammer dat ik nu pas in Suriname ben, zodat ik alleen de slotconferentie kon bijwonen. Hoewel ik mij niet voor 15 juni had opgegeven kreeg ik van die aardige meneer Roozen, die ook dagvoorzitter was, een Vipplaats op de eerste rij toegewezen, met extra stoel voor Wim, waar ik ook mijn blocnote kon neerleggen en in de pauze een broodje en een pakje mangojuice, die dezelfde heer attent verzorgde. Zo’n plaats heeft voordelen en nadelen. Je kunt alles op het podium goed volgen, maar je zit pal onder de ijskoude airco en je ziet niet wie er achter in de zaal zitten. Veel vrienden bleek bij de karige lunch, die Hr. Roozen schertsend een hapje noemde, wat het ook was.
De conferentie werd geopend met woorden van minister Raymond Sapoen van Onderwijs en Stanley Sidoel van het Directoraat Cultuur. De Taalraad onder de deskundige leiding van “oom “ Hein Eersel hield een aantal inleidingen, over talen, democratie en taalrechten (hijzelf verwees in dit verband naar artikel 8.2. van de grondwet, het enige artikel waar het woord taal in voorkomt en stelde onder meer dat iedere burger het recht heeft de eigen taal te gebruiken en daarin niet belemmerd mag worden door bv overheidsinstanties aan loketten.
– talen in historisch perspectief door Lila Gobardhan-Rambocus, die aagaf hoe de meertaligheid zich vanaf de vroegste tijden met één bevolkingsgroep, de reeds meertalige Inheemsen, ontwikkelde. Volgens haar zal de meertaligheid altijd blijven bestaan en het Nederlands, dat eigen is geworden, zeker nog 100 jaar. Wij hebben 23 verschillende talen hoorde ik tot mijn verwondering. Jaren geleden woonde ik in Leiden een interessante conferentie bij over talen in Suriname, waar ik leerde dat er alleen al 35 Inheemse talen in Suriname zijn. Met alle andere gesproken talen er bij zou je dus al over de 40 komen. Maar misschien zijn er inmiddels al weer talen verdwenen.
– standaardisatie en standaardisering van talen door Renate de Bies, die ook het woordenboek Surinaams Nederlands heeft samengesteld en die het aanschouwelijk illustreerde, door de vergelijking te trekken met kippen voor de consumptie, maar daardoor de noodzaak er toe goed duidelijk maakte. Vier fasen zijn nodig om een taal te standaardiseren: selectie, beregeling, uitvoering en onderhoud;
– landen met meer dan ‘’en officiële taal, zoals India, Zuid-Afrika en de Antillen werden toegelicht door Bholanath Narain;
– en tenslotte gaf Paul Middellijn op zijn eigen wijze een statement over de wenselijkheid van het Engels en desnoods het Spaans als officiële voertaal in plaats van het Nederlands dat afgebouwd dient te worden. Hij gaf voorbeelden van woorden in het Surinaams-Nederlands die uit het Engels of Spaans komen en wees op het economisch belang in de regio.
In de discussie met de zaal kwamen de diverse visies nog meer tot uiting en voordat de taalwet een feit is zal er nog heel wat water door de Suriname-rivier stromen.
Verfrissend was het blijspel Onder vrouwen over mannen van Bodil de la Parra, het regiedebuut van Helen Kamperveen. Drie voortreffelijke jonge actrices, waarvan twee van Helen’s theaterschool gaven vol humor en zichtbaar plezier hun visie op de Surinaamse man. De zaal voor meer dan 90 % gevuld met vrouwen in alle leeftijden genoot zichtbaar en hoorbaar en zelfs het handjevol mannen, zoals de mijne, die als excuus had dat hij mijn rolstoel moest “stoten”, kon om de pittige grappen lachen. Ik had mijn vaste VIP-plaats als gast en hoefde dus niet naar boven te worden gedragen. Het Patronaat heeft een oprit en een rolstoeltoilet had Helen mij trots verteld.
Maar de Mgr. Wulfingstraat veranderd helaas erg nu de drie huisjes met erven bij de brug over de Sommelsdijksekreek getransformeerd zijn tot parkeerterrein met portier voor het in aanbouw zijnde, vier verdiepingen tellende kantongerecht naast het Patronaat. Liever had ik gezien dat de RK meisjesscholen, de Hoedenvlechtschool en de Paulusschool gerestaureerd waren. Maar ook het bisdom lijdt onder de malaise en de regering bouwt wat zij wil. Toch denk ik dat ik liever een regeringsgebouw hier zie dan een zeshoog Chinees warenhuis., zoals er overal in de binnenstad en aan de rand van de stad oprijzen… Dat heet vooruitgang, waarbij het vooruitdenken wordt vergeten.
Op ‘Utrechtse Vrouwen spreken’ (Linked In) ontdekte ik een blog ‘Kopstukken in Komkommertijd’, van Sylvia Valkenburg, over haar zus, prof. dr. Patti Valkenburg, die als enige vrouw tussen drie laureaten, winnaar van de Spinozapremium is, een prestigieuze wetenschappelijke prijs van 2,5 miljoen euro, voor haar onderzoek naar Jeugd en Media. Sylvia beklaagt zich over de beperkte aandacht van het NOS-Journaal, dat het feit bovendien linkt aan domme studenten.
Taalconferentie toont diversiteit aan visie
Het directoraat Cultuur hield zaterdag een brede conferentie over de invoering van een taalwet. Er is gesproken over ‘ordening van onze meertaligheid’. De conferentie is gehouden in de University Guesthouse en werd geopend door cultuurdirecteur Stanley Sidoel. Deze conferentie was het sluitstuk van afzonderlijke consultaties die de adviesgroep .Taalraad en taalwet’ de afgelopen maanden heeft gehouden met personen en instanties die zich bezighouden met taal. Dagvoorzitter Johan Roozer, gaf het advies mee om jongeren via Facebook te betrekken bij de discussie.
Lila Gobardhan-Rambocus zei dat “Suriname sedert zijn ontstaan een meertalig land is en dat zal blijven. De talen, die deze meertaligheid uitmaken, zullen in aantal blijven wisselen en daarbinnen zal het Nederlands – zeker in de komende honderd jaar – zijn belangrijke positie behouden, omdat het Nederlands van een opgelegde taal een eigen taal is geworden.”
Standaardisatie
Renata de Bies pleitte voor standaardisatie van de talen. Dit is een proces van vier fasen: selectie, beregeling (spelling, grammatica en het woordenboek), uitvoering (hier is een taak weggelegd voor de overheid en taalverenigingen) en onderhoud. De Bies gaf ook aan dat mediahuizen een taalvoorbeeldfunctie hebben.
De voorzitter van de adviesgroep, Hein Eersel sprak over Taalrechten en democratie. Hij verwees naar de grondwet waar in artikel 8.2 staat: “Niemand mag op grond van zijn geboorte, geslacht, ras, taal, godsdienst, afkomst, educatie, politieke overtuiging, economische positie of sociale omstandigheden of enige andere status gediscrimineerd worden.”
Alle mensen hebben het recht om hun taal in het openbaar te gebruiken. Dit betekent ook dat de toegang tot overheidsdiensten en contacten met de overheid, van welke aard ook, niet belemmerd mag worden door de taalkeuze van de burger. Het Surinaamse volk mag niet op grond van taal gehinderd worden in zijn democratisch recht op vrije meningsuiting en op op invloed op de regering. Echte beleving van de democratie kan niet bereikt worden, als men beperkt, belemmerd of gehinderd wordt in de taalkeuze uit de nationale talen van Suriname.”
Visies
Bholanath Narain, lid van de adviesgroep stelde India, Zuid-Afrika en de Antillen als voorbeeld waar meer dan één officiële taal is. Voor Suriname ziet hij als officiële talen: Sarnami, Sranan en Surinaams-Javaans.
Paul Middellijn van Sranan Academia vindt dat het Nederlands afgebouwd moet worden, omdat het een beperking vormt voor ons en ons isoleert. Hij vindt dat aansluiting gezocht moet worden bij landen in de regio en het continent. Hij gaat voor het Engels en het Spaans, omdat deze talen overeenkomsten hebben met het Sranan.
[uit Starnieuws, 18 juni 2011]
Nieuwe taalwet zal officiële taal vastleggen
door Claudine Saaki
Paramaribo – Het Directoraat Cultuur heeft gisteren de discussie geopend over de invoering van een taalwet. De pers werd hierbij uitgesloten, maar mocht uiteindelijk de inleiding wel bijwonen. Na een inleiding van de linguïst, dr. Hein Eersel, de voorzitter van de adviescommissie ‘Instelling taalraad en invoering taalwet voor Suriname’, volgden er consultaties van organisaties en personen die zich bezighouden met de verschillende talen die gesproken worden in Suriname.
Verder werd er samen met aanwezige organisaties gebrainstormd over wat naar hun mening in de taalwet opgenomen zou kunnen worden. Er wordt vaak beweerd dat het Nederlands de officiële taal van Suriname is, maar volgens Eersel staat dat nergens vastgelegd. De nieuwe taalwet moet duidelijk inzicht geven in welke taal opgenomen moet worden als officiële taal.
Hierbij haalde de inleider de landen India, Afrika en het eiland Curaçao als voorbeeld aan. In die landen zijn er meer dan drie verschillende talen vastgesteld als officiële taal. Vaak vraagt men zich af of naast het Nederlands ook het Engels een officiële taal zou kunnen, of moeten worden. Ook dit zal aan de orde komen bij de consultaties.
Volgens de inleider speelt de houding van de mens ten opzichte van zijn eigen taal ook een belangrijke rol. “Sommigen beschouwen hun eigen taal als minderwaardig. Daarnaast zijn er anderen die meer waarde hechten aan hun eigen taal”, benadrukt Eersel. Op dit gebied moet er volgens hem verandering komen. De consultaties zullen worden afgesloten met een algemene taalconferentie op zaterdag 18 juni.
[uit de Ware Tijd, 11/05/2011]
Presentatie Taalraad Suriname
Het Directoraat Cultuur van het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling organiseert een presentatie naar aanleiding van het door de H.F. de Ziel Stichting aangeboden voorstel van wet voor de instelling van een Taalraad voor de Republiek Suriname. Dr. Hein Eersel zal spreken over de noodzaak en het doel van een Taalraad voor Suriname.
Datum: donderdag 17 maart, 19.30 – 21.30 uur
Plaats: Self Reliance Tower Auditorium (Heerenstraat 48-50).
Meer info: 520582.
Vier felicitaties voor Ismene Krishnadath
Van de redactie en de kinderredactie van De Ware Tijd Literair
Op zaterdag 15 januari werd door de Henri Frans de Ziel Stichting de Henri Frans de Ziel Cultuurprijs 2011 uitgereikt. Schrijver en voorzitter van de Schrijversgroep 77, Ismene Krishnadath, was de uitverkorene voor het ‘laureaat’, zoals het zo deftig werd uitgedrukt.
read on…Hein Eersel: De literaire taalkeuze in de Surinaamse meertaligheid
Ik wil vanavond niet proberen een sociolinguïstische beschrijving te geven van onze Surinaamse veeltaligheid. Studenten Nederlands van het IOL hebben vaak scripties over dat onderwerp geschreven, elders vindt u ook publicaties daarover en ik heb zelf ook het een en ander daarover gepubliceerd. Wat ik vanavond wil doen, is wat punten en aantekeningen aan onze schrijvers en dichters voorhouden over de mogelijkheden die onze meertaligheid hun biedt om hun taalproducten creatief te verrijken. De lijn is: literatuur, taalkeuze, de Surinaamse taalrealiteit en de Surinaamse schrijver/dichter in die realiteit
1. Literatuur
is iets maken, iets doen met TAAL. Dat is werken met woorden en de rangschikking daarvan, met klanken en betekenissen, en bij orale literatuur, eventueel met het lichaam erbij (gebaren, ogen, stem, de body language). Waarom ben je op die manier met taal bezig? Moeilijk te beantwoorden vraag. Omdat je het persoonlijk prettig vindt je zo te uiten? Om gewoon iets moois met taalmiddelen te maken? Je hoopt dan dat ook anderen het mooi zullen vinden. Om anderen iets te laten voelen van wat jou beroert, in je omgeving, in de natuur, of om een boodschap te geven aan anderen? Wil je misschien je medemens iets leren, hem een al of niet verzonnen verhaal vertellen, het verleden weer in leven roepen? Het kan allemaal. Het resultaat van je werk is een taalproduct.
Maar wat van dit alles noemen we literatuur? Makkelijk te beantwoorden vraag. Samen maken wij uit wat we literatuur vinden en wat niet. De opvattingen en smaken kunnen hierin heel erg verschillen. Toch geloof ik dat er op den duur een soort algemene opvatting ontstaat over literaire waarde van deze taalproducten. Dus wat daarvan wel en wat geen literatuur is. Maar die opvatting is historisch, cultureel en regionaal bepaald. Het gevolg: heel veel variatie in opvattingen over literaturen in de wereld. Er zijn vele literaturen. Het komt wel voor dat sommige werken wereldwijd gewaardeerd worden, ongeacht de taal en cultuur van herkomst. Maar dit betekent niet dat de schrijvers daarvan zich bewust tot de hele wereld gericht hebben, meestal is het tegendeel waar. Door authentiek zichzelf te zijn komt het universele in hun werk naar boven. De boeken van de beroemde Russische schrijver Tolstoi en anderen zijn universeel, terwijl ze door en door Russisch zijn. En ik ben ervan overtuigd dat sommige gedichten van Trefossa universeel zijn, juist omdat hij door en door in zijn eigen Surinaamse wezen gegraven heeft, tot in zijn ‘ koko ‘, en daarvoor op authentieke wijze zijn eigen Sranan taalmiddelen heeft gebruikt.
Hoe dan ook, we kunnen de Surinaamse literatuur onderscheiden van bv de Nederlandse of de Chinese. Het is niet vanzelfsprekend dat bijvoorbeeld de Nederlander Mulisch in China dezelfde literaire waardering krijgt als die hij in Nederland heeft. Kort: het kan voorkomen dat wat men in Nederland literair de hemel in prijst, in Suriname waardeloos wordt gevonden en omgekeerd, en dit nota bene terwijl wij elkaars taal menen te verstaan. Hoe wordt het, wanneer eerst vertaald moet worden?
Het komt me voor, dat een schrijver schrijft om in de eerste plaats in zijn eigen taal- en cultuurgemeenschap gelezen te worden. Rappa schrijft niet om in de eerste plaats, al of niet in vertaling, in Tibet, Afghanistan of Armenië gelezen te worden. Dat doet Mulisch ook niet. Of een Surinaamse schrijver/dichter het Europese Nederland mede rekent tot zijn taal- en cultuurgemeenschap, is een vraag die hij/zij alleen kan beantwoorden. Maar zijn literaire taalkeuze kan daardoor ernstig beïnvloed worden. Hij zal waarschijnlijk concessies moeten doen aan zijn Europese lezers.
Meningsverschillen over literatuur zullen blijven bestaan en, merkwaardig, dat geruzie over wat wel of geen literatuur is, levert soms smakelijke taalproducten op, dus eigenlijk weer….. literatuur.
2. Taalkeuze
Wat valt er te kiezen in taal? Heel veel. Soms geven we een taal één naam, maar de taalgebruiker heeft daarin de keuze tussen regionale varianten, sociale varianten (elite, standen) en varianten die samenhangen met de leeftijd en dus de normale taalverandering in de tijd verraden. En dan heb je natuurlijk je persoonlijke, individuele variant. Soms kunnen regionale varianten zo verschillen, dat men ze als aparte talen gaat beschouwen. Politiek en nationalisme kunnen een rol spelen bij de indeling in afzonderlijke talen van wat eigenlijk regionale varianten zijn ( bv Noors, Zweeds en Deens; Urdu en Hindi). In een meertalig land wordt er ook een aantal niet aan elkaar verwante talen gesproken.
De Surinamer leeft in een meertalige gemeenschap. Hij kan zelf ook meertalig zijn, actief en/of passief. In ieder geval is er voor hem de keuze tussen de verschillende talen en binnen die talen is er keuzemogelijkheid tussen de verschillende genoemde varianten. De Surinaamse schrijver kan ook taalkeuzes maken uit oude of min of meer verouderde taal, die hij kent uit (kerk)liederen, odo en uitdrukkingen. (Ter vergelijking: Elis Juliana van Curacao, Luise Bennett van Jamaica en Edward Brathwaite van Barbados). Het een en ander vereist natuurlijk studie en onderzoek. Het valt niet uit de hemel in je literaire schoot.
In het dagelijkse Surinaamse taalverkeer hoor je de verschillende talen, er worden keuzes gemaakt uit varianten en er wordt overgegaan van de ene taal of taalvariant naar de andere (de zgn. codewisseling). Ik geloof niet, dat wij er ons bewust van zijn dat we soms in meerdere talen tegelijk met elkaar praten. Dat is de Surinaamse taalrealiteit. Daarin leeft de Surinaamse schrijver/dichter. Deze taalrealiteit levert de schrijver/dichter de middelen om vrij, creatief en eerlijk bezig te zijn met zijn taal, om in taal authentiek uitdrukking te geven aan wat hem beroert. De taalkeuzes die hij maakt hangen samen met de ‘taalkleur’ die hij aan zijn product wenst te geven, met de echtheid van zijn personages, met zijn bedoelingen enz.
3. De Surinaamse taalrealiteit
De tv. Je ziet een Indiase film. Taal ? Hindi? Urdu? Soms met Engelse ondertiteling. Er zijn ook shows uit India te zien in het Hindi met veel Engelse woorden en zinnen tussendoor. Dus codewisseling. Op een andere tv-zender een programma onder de titel Luku Dosu. Taal? Aukaans? Saramakaans? Of een mix van beide? Als je Sranan kent, kan je het een en ander een beetje verstaan. Dan een ander tv-station. Een advertentie gebracht door bekende komieken. Taal? Sranan. Soms met Nederlands ertussen, of Sranan in de uitspraakvariant van een Hindostaan, Chinees of Javaan. Het is grappig bedoeld. Nieuwsberichten. Meestal in het
Nederlands dwz de Surinaams-Nederlandse variëteit of in de uit Nederland afkomstige nieuwsuitzending, de Noordzee-variëteit.
Welke talen hoor je nog meer op de Surinaamse tv? Chinees. Maar welke Chinese taal? Mandarijn of een andere? Interessant is daarbij dat er meestal ondertiteling is in Chinese karakters. Op kanaal 28 kan je ook films uit Indonesië bekijken. Taal? Bahasa of Javaans? En dan, zonder ondertiteling, tv in het Engels (Brits, Caraïbisch, Amerikaans en Afrikaans(Nigeriaans)), en sport, Spaans of Braziliaanse Portugees. Officiële mededelingen van de Regering worden in de meeste van onze nationale talen gegeven. In de voorbereiding tot de verkiezingen van 25 mei 2010 was dat interessant, vooral als je luisterde naar de nieuwe woorden die gebruikt werden in de talen waar er geen woorden waren voor de bedoelde begrippen. Een stukje onbewuste taalplanning dus. De Surinaamse radiostations geven nog veel en veel meer te horen. De taalrealiteit van de tv en radio is gewoon vanzelfsprekend voor ons. We hebben er geen problemen mee. Het dagelijkse mondelinge taalgebruik op straat, op de werkplaats, op, of beter, onder de markt, in de winkels, overal waar mensen bijelkaar komen….wat hoor je daar? Alle Surinaamse talen, in alle variëteiten en varianten plus veel kodewisseling. Dat is de taalrealiteit, waarin Surinamers met elkaar communiceren. Dat levert ook taalverandering op. Maar dat is normaal. We merken het niet eens op.
In het dagelijkse geschreven taalgebruik, ik bedoel de dagbladen, vind je meestal een vorm van Nederlands dichtbij het standaard Noordzee-Nederlands. Ik durf het Surinaamse dagblad-Nederlands nog geen Surinaams-Nederlands te noemen, ofschoon je veel daarin kunt onderstrepen, als je je onderwerpt aan de regels van het Groene Boekje, Van Dale en de Algemeen Nederlandse Spraakkunst (ANS). In taaltips in De Ware Tijd doet de Nederlandse Taalunie haar best om Surinaamse journalisten en schrijvers op het rechte taalpad te krijgen. We moeten deze ‘taalautoriteiten’ niet volgen als we het Nederlands van Suriname als één van onze nationale talen beschouwen. We zullen door standaardisatie daarvan zelf de normen voor het juiste taalgebruik moeten vaststellen en ons daarna gedisciplineerd daaraan houden. Trouwens dat moeten we voor alle Surinaamse talen doen. Gelukkig, naar mijn mening, zijn er rubrieken, waar men bewust andere wegen bewandelt.
In de verschillende soorten advertenties valt veel van de werkelijke Surinaamse taalrealiteit te ontdekken. In godsdienstige bijeenkomsten spelen de min of meer sacrale talen van Suriname hun specifieke rol.
De Surinamer weet of voelt aan welke rollen de verschillende talen spelen in zijn meertalige gemeenschap. De talen hebben hierin bepaalde functies. Van kinds af leert hij de regels die de taalkeuze bepalen. Doorbreken van die regels kan irritatie, schrik, verbazing of blijde herkenning veroorzaken. Zo kan een verkeerde taalkeuze of een ongepaste codewisseling het prestige aantasten dat iemand zich had toegeëigend, of de intimiteitsgrens overschrijden.
In deze Surinaamse taalrealiteit kan de Surinaamse schrijver/dichter de bouw- en slijpstenen vinden om zijn kunstwerk in taal te maken. Zijn meertaligheid en die van zijn gemeenschap zijn daarbij geen handicap. Integendeel, zij vormen een rijke, onuitputtelijke goudmijn voor zijn literaire taalkeuze (taal, taalvariant, codewisseling). Hij moet alleen liefdevol en met zorg omgaan met die meertaligheid. Maar hij/zij zal ook hard moeten werken en soms diep moeten graven om precies de juiste bouwstenen te vinden. Hij/zij moet ook zijn/haar taal scherp slijpen om precies te zeggen wat in zijn/haar ziel op woorden wacht. Trefossa waarschuwt hem/haar in zijn ‘Wan tru puwema’ en ‘Wan enkri gadomomenti…’ voor wat hem/haar te wachten staat.
[Toespraak op het festival Wan tru puwema, Schrijversgroep ’77, Tori Oso, Paramaribo,29 oktober 2010. De lezing staat ook in 3 delen op You Tube. Dit zijn de links:
Deel 1: klik hier