blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Dorrestijn Kirsten

De Surinaamse bibliotheken in beeld (4 en slot)

Onderstaand artikel is een gedeelte uit een dossier over Surinaamse bibliotheken dat verscheen in Bibliotheekblad, het vakblad van Nederlandse bibliotheken. Vandaag uitgelicht: de bibliotheek van het Surinaams Museum, Rappa´s bibliotheek en Stichting Bukutori (deel IV).

door Kirsten Dorrestijn

Bibliotheek van het Surinaams Museum: gesloten historisch collectie

Het Surinaams Museum is gevestigd in Fort Zeelandia, dat staat op de plek aan de Surinamerivier waar de eerste kolonisten voet aan wal zetten. De bibliotheek van het museum is gehuisvest in de Commewijnestraat in de wijk Zorg en Hoop. De bibliotheek is voortgekomen uit de Koloniale Bibliotheek.

Plantagearchieven
‘Wij hebben veel antiquarisch materiaal dat verder nergens te vinden is’, vertelt Laddy van Putten, directeur van het museum. ‘Het gaat om zeventiende eeuwse stukken, handschriften en plantagearchieven, onder andere die van de plantage Mariënburg. Ook hebben we bijvoorbeeld de eerste druk van John Gabriël Stedman in kleur.’ In totaal zijn er 35.000 titels in bezit.

De bibliotheek wordt onderhouden door één kracht met een vakgerichte mbo-opleiding. ‘Jarenlang hadden we goed opgeleide medewerkers, maar de laatste daarvan is een paar jaar geleden overleden. De huidige medewerker is door haar ingewerkt.’ Bij de bibliotheek van het Surinaams Museum worden geen stukken uitgeleend, er is alleen ruimte voor inzage. Wetenschappers en studenten hebben vooral belangstelling voor geschiedkundige werken over Suriname. Zo’n drie tot vier bezoekers per week melden zich. ‘Voorheen zat het hier vaak vol, maar tegenwoordig vinden mensen veel op internet.’


Kaarten en prenten
Sommige stukken zijn zo kwetsbaar dat ze ook niet mogen worden ingezien, bijvoorbeeld scheepsjournalen uit de achttiende eeuw. De documenten worden in een geklimatiseerde ruimte en de historische stukken in gesloten kasten bewaard. ‘We hebben ook een schitterende collectie oude kaarten en prenten, voor een groot deel geschonken door de culturele stichting Sticusa, maar die is vanwege de kwetsbaarheid niet toegankelijk. Deze collectie is wel goed ontsloten in de publicatie Schakels met het verleden.’ Ten slotte heeft de bibliotheek de grootste collectie Surinaamse almanakken in bezit.

De Stichting Surinaams Museum krijgt subsidie van de overheid, maar budget om de collectie te ontsluiten en aan te vullen is er nauwelijks. ‘Was het maar waar. Dan hadden we ook volwaardige krachten hier. Het meeste geld gaat naar het onderhoud van Fort Zeelandia en beide woningen die het museum beheert. Dat zijn monumentale panden.’

Rappa´s Bibliotheek: boeken voor de lijst

Rappa
Robby Parabirsing, ook wel bekend als Rappa, is voormalig docent Nederlands en een populair schrijver in Suriname. Sinds 1983 heeft hij een bibliotheek aan huis. Iedere doordeweekse avond stelt hij tussen 17.30 en 20.00 zijn collectie open voor publiek. Het zijn vooral middelbare scholieren die er komen, want de boeken die Rappa heeft, zijn in de schoolbibliotheken vaak óf niet te vinden óf uitgeleend. Het gaat om boeken die de leerlingen voor hun lijst moeten lezen.

Tegen alle wanden staan boekenkasten met kinderboeken, strips, Nederlandstalige en Engelse romans. Twee kasten zijn gevuld met gekopieerde boeken waarbij op de rug in vrolijke kleuren de titels zijn geschreven. ‘Dat zijn back-ups voor als de originele exemplaren zijn uitgeleend’, vertelt Parabirsing. Hij wijst naar de boekenkasten met originelen: ‘Die hoek was ooit twee maal zo groot. Het krimpt. Soms komen leerlingen hun boeken niet terugbrengen.’

De stille kracht
Elke keer als Parabirsing in Nederland is, koopt hij bij de Slegte titels op die Surinaamse leerlingen voor hun lijst moeten lezen. ‘De literatuurlijsten worden hier nauwelijks aangevuld met nieuwe titels. Maar de oude romans zijn uit de roulering geraakt.’ Veel Surinaamse docenten willen dat leerlingen boeken lezen die zij zélf moesten lezen toen ze op de opleiding zaten. ‘Denk aan klassiekers als De vrijheid gaat in het rood gekleed van Theun de Vries. Dat boek verscheen in 1946! Of denk aan De stille kracht van Couperus of De opstand van Guadalajara van Slauerhoff.’ In de Slegte slaat Parabirsing voor 100 euro boeken in en stuurt die op naar Suriname. Vervolgens kopieert hij ze, zodat hij niet met een probleem zit als een exemplaar wegraakt.


Gebrek aan begeleiding
Het verschilt per docent welke boeken de leerlingen voor hun lijst mogen lezen. ‘Een gebrek aan goede begeleiding en uniforme lijsten van toegestane boeken is hier echt een probleem’, verzekert Parabirsing. ‘De ene leerkracht keurt boeken af die bij een collega wel mogen.’ Maar het grootste probleem is volgens Parabirsing nog de beschikbaarheid van boeken op scholen. ‘Jeugdromans over relatieproblemen, conflicten met ouders, zelfmoord, discriminatie. Boeken van Anke de Vries, Thea Beckman en Carry Slee verslinden de leerlingen, maar die zie je, evenmin als leuke Surinaamse jeugdboeken, weinig terug op de lijsten.’

Donald Ducks lenen
De drukte in Rappa’s Bibliotheek slaat meestal toe in maart en april, vlak voor de eindexamens. ‘Dan staat de straat vol met auto’s. De Onderwijsbibliotheek en de schoolbibliotheek kunnen de vraag vaak niet aan en zeggen: “Ga maar naar Rappa”. Leerlingen komen helemaal uit Lelydorp, Saramacca en Commewijne.’

Bijna dertig jaar geleden startte Parabirsing zijn bibliotheek. ‘Het begon alleen met strips. Vrienden kwamen Suske en Wiskes en Donald Ducks lenen. Een vriend zei op een gegeven moment: “Als je nou 5 cent vraagt voor elk boek dat je uitleent, kun je daarvan nieuwe boeken kopen.”’ Maar op een gegeven moment raakte Parabirsing romans kwijt en besloot hij schaarse exemplaren in het vervolg te kopiëren.

Te dik papier
Het kopiëren van de boeken besteedt Parabirsing uit. Hulp uit Nederland in de vorm van schenking van boeken is welkom, maar is soms problematisch. ‘Veel van de afgeschreven bibliotheekboeken staan hier niet op de lijst. Ze zijn te dik of niet op het juiste niveau. Je moet precies weten welke boeken op de literatuurlijsten staan om gericht te kunnen inslaan. Ook heeft iemand me een keer een lading papier gestuurd, maar dat bleek te dik voor de kopieermachine.’

Bukutori bibliotheek: giften van Nederlandse antiquariaten en bibliotheken

In 2004 stichtte voordrachtskunstenaar Guillaume Pool zijn eigen bibliotheek in Suriname. Pool woont de helft van het jaar in Nederland en de andere helft in Suriname. Al tientallen jaren stuurt hij boeken naar zijn geboorteland om iets te doen aan het grote boekentekort. Op een gegeven moment verloor hij het zicht op zijn zendingen en besloot hij zelf een bibliotheek op te richten. Twee vrijwilligers zorgen dat de Bukutori bibliotheek het hele jaar open is.

‘Bukutori’ betekent ‘boekverhaal’ in het Sranantongo. De bibliotheek is gevestigd in de wijk Zorg en Hoop en telt 5000 boeken. In het gebouw op het terrein van een kinderweeshuis staan drie rijen boekenkasten met kinderboeken, dichtbundels, sprookjes, boeken over schrijven, studieboeken en Surinamica.

Tot de nok
Pool verzamelt in zijn woonplaats Groningen (Nederland) bij antiquariaten en bibliotheken afgeschreven boeken die hij vervolgens per zeepost naar Suriname stuurt. Op dit moment is hij hard op zoek naar nieuwe huisvesting voor de bibliotheek, want de ruimte is tot de nok toe vol. ‘Ik heb een stukje grond aangevraagd maar wacht nog op toewijzing van de overheid. Voor de bouw heb ik alle middelen al toegezegd gekregen. Als de nieuwe bibliotheek er eenmaal staat, zal ik in Nederland langs het CB en uitgeverijen gaan om de collectie te verversen. Ook zullen we dan weer lees- en vertelactiviteiten organiseren zoals we voorheen ook deden.’ Het plan is om de Bukutori bibliotheek dan zes dagen per week open te hebben, terwijl de bibliotheek nu drie halve dagen per week open is.

Vlooienmarkt
De Bukutori-bibliotheek heeft 65 volwassen leden en 75 kinderen. ‘We krijgen niet alleen kinderen uit de buurt, maar uit alle buurten van Paramaribo’, vertelt vrijwilliger Esmee Loswijk die docent Nederlands is aan de Lerarenopleiding. ‘Ze weten van het bestaan van de bibliotheek via mij, via meneer Pool of via de leden die het doorvertellen.’

Boeken die niet vaak uitgeleend worden, verkopen de medewerkers op de zondagse vlooienmarkt op de Tourtonnelaan. ‘Dat doen we pas sinds een paar weken en dat loopt wel aardig. Vooral de kinderboeken zijn in trek’, vertelt Loswijk.

Klik hier voor deel 1 van deze reeks.

De Surinaamse bibliotheken in beeld (3)

Onderstaand artikel is een gedeelte uit een dossier over Surinaamse bibliotheken dat verscheen in Bibliotheekblad, het vakblad van Nederlandse bibliotheken. Vandaag uitgelicht: het Nationaal Archief, de bibliotheek van de Anton de Kom Universiteit en de Algemene Onderwijs Bibliotheek (deel III).door Kirsten Dorrestijn


Nationaal Archief: nieuwste aanwinst van Suriname
Langs de Jaggernath Lachmonstraat, een drukke doorgaande weg vanuit het centrum van Paramaribo, prijkt sinds 2010 een gloednieuw gebouw. ‘Nationaal Archief’ staat in grote letters op de gevel. Bij de ingang gaat de glazen deur automatisch open, iets wat zelden voorkomt in Suriname. In de verkoelde studiezaal direct achter de receptie zit het vol mensen verdiept in documenten. Wie het voormalige pand ooit heeft gezien weet: dit is een wereld van verschil.

‘Het vorige gebouw voldeed niet aan de internationale standaarden voor een archiefgebouw’,  bevestigt directrice Tjien Fooh-Hardjomohamad. ‘Het was gehuisvest in een deel van een kindertehuis. De archieven stonden in een open ruimte zonder airconditioning. Dat heeft de documenten geen goed gedaan.’ Het huidige gebouw heeft koelinstallaties en klimatologische voorzieningen, een goed geconditioneerd depot en gekoelde kantoorruimten voor het personeel. Nadat het parlement in 1996 was afgebrand, zegde de Nederlandse regering Suriname een nieuw archiefgebouw toe.

Oudste krant
Het Nationaal Archief is een bewaarplaats van overheidsarchieven van ministeries, kantongerechten en bedrijven die onder de overheid vallen. Alle overheidsarchieven worden na tien jaar hierheen verplaatst: correspondentiestukken, besluiten en rapporten. ‘Het is onze taak om die archieven te ontsluiten en toegankelijk te maken voor publiek’, vertelt Tjien Fooh-Hardjomohamad. Ook bestaat een klein deel van de collectie uit archieven van particulieren. Digitale documenten van bijvoorbeeld Anton de Kom en Henny de Ziel zijn aangekocht. De oudste archiefstukken zijn trouw- en begrafenisboeken uit 1667. De oudste krant stamt uit 1808: De Surinaamse Courant.

Het archief strekt op dit moment 5 kilometer. Een groot gedeelte ligt nog in het archief in Den Haag, Nederland. Van de 800 meter aan Surinaams archief dat daar lag, is 100 meter teruggegeven. De rest moet nog worden ontsloten voordat het naar Suriname kan worden overgeplaatst. Door de archieven beschikbaar te stellen hoopt Tjien Fooh-Hardjomohamad op een beter onderzoeksklimaat. ‘Onze geschiedenis is nog niet vaak beschreven door eigen historici. Met de archieven willen we onderzoekers stimuleren de geschiedenis vanuit een eigen visie te beschrijven. Het is belangrijk om op die manier onze identiteit vast te leggen.’ Ook wordt contact gezocht met archieven van andere landen waar veel inwoners van Suriname hun oorsprong vinden: Ghana, Indonesië, China en India. Ook Engeland is in dit opzicht interessant: van 1804 tot 1816 had Suriname een Engels bestuur.

De documentatie wordt op dit moment nog het meest gebruikt door mensen die genealogisch onderzoek komen doen. In de vakanties zit de zaal vol met Surinamers die in Nederland wonen en op zoek gaan naar informatie over hun voorfamilie. Geboorteaktes worden 100 jaar na de geboorte vrijgegeven, overlijdensregisters en huwelijksregisters na 75 jaar.


Schimmels en insecten
Het archief zal begin 2013 worden uitgebreid met beeld- en geluidsdocumenten. Dagen achtereen zijn de medewerkers bezig met het omzetten van de archiefstukken op microfilm en het digitaliseren ervan. Het Surinaamse archief wordt ondersteund door het instituut voor Beeld en Geluid in Hilversum.

Collega’s van het archief in Den Haag hebben trainingen gegeven in conservering. In het speciale restauratie-atelier worden archiefstukken met schade gerestaureerd. Brokkelend papier, scheurtjes, inktvraat, waterschade, beschadiging door schimmels of insecten: het wordt hier allemaal gestabiliseerd. Vanaf volgend jaar zullen de medewerkers zélf de cursussen in conservering geven aan andere cultureel-erfgoedinstellingen in Suriname.

Bibliotheek van de Anton de Kom Universiteit: belangrijkste wetenschappelijke collectie

De Anton de Kom Universiteit van Suriname (AdeKUS) werd in 1968 opgericht. Eerst ging het alleen om een juridische en een sociaal-economische faculteit, later kwam er een medische en een rechtenfaculteit, het centrum voor landbouwkundig onderzoek en het instituut voor internationale betrekkingen bij. De universiteit telt momenteel 3500 studenten. De bibliotheek is gevestigd in één van de gebouwen op het universiteitsterrein aan de Leysweg en bevat de belangrijkste wetenschappelijke collectie van Suriname.

Grootste bibliotheek
De bibliotheek heeft 100.000 boeken in bezit en is daarmee de grootste bibliotheek van het land. De collectie is voor een gedeelte gekocht en bestaat voor een ander gedeelte uit schenkingen. ‘We bestellen elk jaar bij uitgeverijen in het buitenland’, vertelt directeur Jane W.F. Smith. ‘Bij schenkingen nemen we op wat bij de collectie past, waarvan studieboeken vanaf het jaar 2000, en we gaan langzaam naar 2005.’

Behalve de studieboeken heeft de Anton de Kom Universiteitsbibliotheek een grote Suriname-collectie. ‘Misschien wel de grootste ontsloten collectie van het land’, fluistert Smith, want ze wil dit niet te stellig zeggen. ‘Van elk boek dat over Suriname verschijnt kopen we minstens één exemplaar.’
Ook verzamelt de bibliotheek e-documenten. ‘Soms mogen we deze niet opnemen in de collectie vanwege copyright. Wel kunnen we ze aanbieden door een link te plaatsen naar de plek waar het document zich bevindt. Als het erop aankomt zijn we een bibliotheek in een ontwikkelingsland.  Met dat argument proberen we toegang te krijgen tot belangrijke online databases.’


Dubbele exemplaren
Er zijn enkele samenwerkingsverbanden met Nederlandse en Belgische instellingen. Zo werkt de universiteit samen met Nederland als het gaat om interbibliothecair leenverkeer. ‘Als een student een boek zoekt dat wij niet in huis hebben, kunnen wij het via de Koninklijke Bibliotheek hierheen laten sturen.’ Verder zamelt een medewerker van de Universiteit Leiden op eigen initiatief al meer dan tien jaar boeken in voor de Surinaamse universiteit. ‘Zij gaat langs de docentenkamers, Uitgeverij Kluwer en het Leids Universitair Medisch Centrum om te vragen naar dubbele exemplaren’, vertelt Smith. ‘Laatst kregen we weer pallets met 3000 boeken binnen.’

De universiteitsbibliotheek heeft 31 personeelsleden. De medewerkers zijn hoog geschoold, VWO of hoger. In 2010 volgde het personeel de Surinaamse opleiding tot bibliotheekassistent.


Algemene Onderwijs Bibliotheek: 250 schoolmediatheken

De Algemene Onderwijs Bibliotheek is gevestigd in een houten gebouw niet ver van het centrum van Paramaribo. Enkele leerlingen zitten over schriften en boeken gebogen. Achterin de studiezaal werkt afdelingshoofd Anita MacIntosch in haar kantoor. ‘We zijn gevestigd in voormalige barakken van een schoolgebouw en zitten hier al sinds de jaren zeventig. Een nieuw gebouw is onze grootste wens op dit moment.’ Ze laat een verzoekbrief voor het Ministerie van Onderwijs zien: ‘De vloer is van straatstenen en er zijn verzakkingen, het plafond en de wandplaten zijn verrot, het dak en de dakgoten hebben lekkages’, staat er. Het is duidelijk, de Algemene Onderwijs Bibliotheek kan wel een nieuw onderkomen, of op z’n minst een goede renovatiebeurt gebruiken.

Mediatheekdienst
De Algemene Onderwijs Bibliotheek valt onder het Surinaamse Ministerie van Onderwijs en verzorgt boeken voor lerarenopleidingen, basis- en middelbare scholen in stad en district. In 250 scholen hebben de medewerkers geholpen met het opzetten van mediatheken. ‘Wij verzorgen de bestellingen van boeken voor die scholen en trainen de mensen om de mediatheek te beheren.’
In het gebouw van de Algemene Onderwijs Bibliotheek komen leerlingen van het voortgezet onderwijs en studenten van avondopleidingen boeken lenen of studeren. Ook maken zij gebruik van de documentatieafdeling met krantenknipsels, folders en de Surinaamse kranten die per jaargang zijn ingebonden.

Wolkers of Vestdijk
De Algemene Onderwijs Bibliotheek heeft 22.000 boeken in huis. MacIntosch: ‘Elk jaar kopen we voor 1 miljoen Surinaamse Dollar boeken. We plaatsen bestellingen bij lokale boekhandels en via het NDB Biblion bestellen we thema-aanbiedingen. Verder komen er regelmatig Surinaamse auteurs hun boeken persoonlijk langsbrengen. Sporadisch krijgen we schenkingen uit Suriname, Nederland of België.’ Als een boek 15 jaar lang niet is uitgeleend, gaat hij uit de collectie. ‘Maar we zijn wel voorzichtig hoor, want er staan oude boeken op de literatuurlijsten.’

De bibliotheekmedewerkers stimuleren leerlingen om wat nieuwe boeken te proberen. ‘Leerlingen komen meestal met een lijst hier. Als ze vragen naar boeken uit de Derde Spreker-serie, raden wij ze aan nieuwere boeken te lezen van schrijvers uit derdewereldlanden, als zij daarvoor toestemming kunnen krijgen van de leerkracht tenminste. Andere oude boeken, van Jan Wolkers of Simon Vestdijk bijvoorbeeld, zien we steeds minder terug op de lijsten.’ Er werken 40 vaste medewerkers bij de Algemene Onderwijsbibliotheek en dan zijn er nog heel wat parttimers.

Garant
De scholen staan garant voor leerlingen die boeken lenen. De schooldirecteur moet zijn handtekening zetten op de overeenkomst tussen de leerling en de bibliotheek, zodat de school het kind opspoort en aanspreekt als het verzuimt een boek in te leveren.

[Klik hier voor deel 4 en slot van deze reeks.]

De Surinaamse bibliotheken in beeld (2) – Cultureel Centrum Suriname

Onderstaand artikel is een gedeelte uit een dossier over Surinaamse bibliotheken dat verscheen in Bibliotheekblad, het vakblad van Nederlandse bibliotheken. Vandaag: de CCS bibliotheken uitgelicht (deel II).

door Kirsten Dorrestijn

CCS bibliotheek – hoofdvestiging: vernieuwd met subsidie van de ambassade
Sinds de complete renovatie in 2008 ziet de hoofdvestiging van de CCS bibliotheek (opgericht in 1948) er weer stralend uit. Het gebouw heeft een frisse lik groene verf gekregen, het is lekker koel binnen en ook de collectie is grondig gesaneerd en aangevuld. Ook heeft het personeel trainingen gevolgd. Vier jaar lang kreeg het CCS steeds 40.000 euro van de Nederlandse ambassade.
De nieuwe boeken zijn ingekocht bij lokale en bij buitenlandse boekhandels. ‘We hebben vooral boeken ingekocht die leerlingen voor hun lijst moeten lezen’, vertelt hoofdverantwoordelijke van de bibliotheek, Marcella Augustuszoon. ‘Vaak worden die niet herdrukt, dus we kunnen ze niet altijd bestellen. Toen ik in Nederland was, heb ik rondgesnuffeld bij de Slegte en aardig wat gevonden.’ Ook zijn boeken van Surinaamse schrijvers aangekocht. Voorheen was die voorraad – tot grote ergernis van de auteurs – verre van compleet. Verder zijn de collecties van de filialen gesaneerd. ‘Alleen de tijdloze boeken zoals naslagwerken hebben we behouden. De rest was sterk verouderd.’


Drie bussen
Dit is het laatste jaar waarin het CCS subsidie krijgt van de ambassade. Er worden gesprekken gevoerd om te kijken of het project verlengd kan worden. ‘Voordat we subsidie kregen, kochten we uit eigen middelen en moesten we het hebben van donaties. Voorlopig kunnen we gelukkig met de huidige collectie voort. Uit donaties selecteren we nu alleen nog wat we echt nodig hebben. Voorheen namen we alles aan.’

In 2008 schonken Nederlandse uitgeverijen in totaal 2000 gloednieuwe boeken aan het CCS. Een bibliotheek in Gelderland schonk afgelopen zomer een collectie kinder- en jeugdboeken. En het CCS kreeg de hele collectie van een filiaal uit Den Bosch dat de deuren sloot. Van deze afdeling kreeg het CCS ook een bibliotheekbus, waardoor het CCS nu over drie bussen beschikt. Bij elf scholen worden wisselcollecties geleverd en er worden twaalf wijken mee aangedaan waar geen bibliotheken zijn.
Tachtig leerlingen

Het hoofdfiliaal van het CCS krijg dagelijks bezoek van zo’n 70 tot 80 middelbare scholieren die voor hun werkstukken gebruikmaken van de documentatieafdeling met krantenknipsels, de computers met gratis internet of er huiswerk komen maken. De centrale bibliotheek heeft 1073 leden en de filialen bij elkaar nog eens 1250.

In samenwerking met andere instellingen organiseert het CCS in gebieden buiten Paramaribo leesbevorderingsprojecten, computertrainingen voor kinderen en ontwikkelingsvaardigheden voor ‘drop-outs’. Aan Stichting Projecten Christelijk Onderwijs Suriname levert het CCS boeken om leeshoekjes in te richten in het binnenland.

Derde geldstroom
Om een derde geldstroom te generen verhuurt het CCS kantoorruimte aan organisaties en bedrijven. ‘We moeten commercialiseren’, verklaart Augustuszoon. ‘We krijgen wel wat geld van de overheid, maar niet genoeg.’ Twee consultancybedrijven huren kantoortjes bij het CCS, andere ruimtes worden verhuurd aan organisaties voor lezingen, workshops en filmvoorstellingen.

Afgelopen jaar moesten twee CCS-filialen de deuren sluiten. ‘Het ontbrak simpelweg aan belangstelling van kinderen. In de wijk Flora bijvoorbeeld, een vrij arme wijk in Paramaribo. We hebben daar nu wel twee busposten geïnstalleerd.’ Het CCS heeft filialen in de wijk Maretraite, in Moengo (district Marowijne), in Nieuw-Amsterdam (Commewijne), in Groningen (Saramacca) en in Onverdacht (Para).

CCS-filiaal Nieuw-Amsterdam: in een noodgebouw

Nieuw-Amsterdam  is een dorpje met 1200 inwoners, gelegen aan de Surinamerivier. Hier is één van de filialen van het CCS gevestigd. Op de deur van een vervallen gebouw hangt een A4-tje: ‘De bibliotheek is tijdelijk ondergebracht in de woning van de Districts Commissaris’. Iets verderop is inderdaad een hoekje als bibliotheek ingericht. Een ruimte van drie bij vier meter staat vol met boekenkasten. ‘Noodgedwongen zijn we hier naartoe verhuisd’, vertelt Marie Warsodikromo, één van de drie bibliotheekmedewerkers. Ze werkt er al vanaf de oprichting in 1977. ‘Het andere pand had lekkages. We hebben veel van onze boeken moeten afschrijven.’ Inmiddels maakt het filiaal al anderhalf jaar gebruik van de noodoplossing. ‘Het is hier erg krap, maar we horen niks op aanvragen voor een nieuw gebouw. Het is wachten op sponsoren.’ Het filiaal heeft twee- tot drieduizend boeken in bezit.

Op de veranda
Omdat de busverbindingen in de omgeving van Nieuw-Amsterdam niet optimaal zijn, wordt in het district Commewijne de bibliobus ingezet. ‘In Nieuw-Amsterdam doen we twee scholen aan en we gaan om de drie weken naar een school in Slootwijk die geen eigen bibliotheek heeft. Kinderen kunnen vaak niet wachten tot ze de bus in mogen.’ De bibliotheekmedewerkers testen ook het leesniveau van de leerlingen om de juiste boeken uit te kunnen lenen.

Leerlingen van de scholen in Nieuw-Amsterdam komen naar het filiaal om werkstukken te maken. ‘We zetten hen op de veranda neer, want hier binnen hebben niet genoeg ruimte.’ Enkele volwassenen komen elke week langs om boeken te lenen. ‘Sommigen hebben de halve bibliotheek al uitgelezen. “Krijgen jullie nooit nieuwe boeken?” vragen zij.’

CCS-filiaal Maretraite: gerenoveerd op initiatief van bezoekers

Het pand van het CCS-filiaal in de wijk Maretraite werd drie jaar geleden gerenoveerd en ziet er spiksplinternieuw uit. Er staat een leestafel met een geel Surinaams tafellaken en achterin is voor de jongste bezoekers een speelhoek ingericht. In een studiezaal staan vijf computers met internet. Medewerker Marlene Tirtosentono wijst op een fotocollage aan de wand: ‘Zo zag het eruit vóór de renovatie. De wanden waren gescheurd, er waren lekkages, we hadden geen water. Het kon echt niet langer.’ Een aantal vaste bezoekers heeft sponsors gezocht waarmee de renovatie mogelijk werd.

Rijke buurt
Er is veel aanloop in deze bibliotheek, vertelt Tirtosentono. ‘De mensen in deze wijk hebben vaak hogere functies en lezen veel. Maretraite staat bekend als een rijke buurt.’ Het zit vaak vol met middelbare scholieren die er huiswerk komen maken of gebruikmaken van de computers. Het filiaal is drie dagen per week open. Op dinsdag en vrijdag komen peuterklassen langs. De leidsters lezen dan een boek voor en de kinderen mogen spelen in de bibliotheek.

Giften
Het filiaal krijgt boeken aangeleverd van de centrale vestiging. ‘Soms krijgen we giften van mensen die hun boeken kwijt willen. Als ze er nog goed uitzien, vinden wij het aardig ze uit te lenen.’ Het filiaal heeft onlangs dozen vol boeken gekregen uit een ander CCS-filiaal dat de deuren sloot.

Filiaal CCS Groningen: één bezoeker per dag

Groningen is een rustig dorpje met 2300 inwoners, zo’n 45 km ten oosten van Paramaribo. In de straten is het uitgestorven en in het filiaal van de CCS zitten alleen de drie bibliotheekmedewerkers. Veel bezoekers komen er niet. ‘Soms krijgen we maar één bezoeker op een dag’, vertelt Hortence Tuinfort, die al 21 jaar bij het filiaal werkt. ‘Dan zitten wij hier maar. In het verleden hadden we veel aanloop, maar de twee scholen in Groningen hebben nu eigen mediatheken. Binnenkort krijgen we hier computers met internet, dan zal de situatie veranderen.’ Om de bibliotheek een boost te geven zullen in de toekomst ook voorlees- en knutselmiddagen worden aangeboden.  Het filiaal kent op dit moment 28 leden.

Dolf Verroen
Het stenen gebouw werd vorig jaar op initiatief van de overheid gerenoveerd. In de kasten staan zo´n 500 nieuwe boeken, afkomstig van het hoofdfiliaal. Op de kinderboekenplanken staan titels van Astrid Lindgren, Sjoerd Kuyper, Carry Slee en Dolf Verroen.

Als een bezoeker op zoek is naar een bepaald boek dat niet in huis is, neemt één van de medewerkers het mee uit het hoofdfiliaal in Paramaribo. Tuinfort volgde dertig jaar geleden bij de centrale vestiging een bibliotheekopleiding. Zelf lezen de dames ‘meer dan graag’. ‘Ik heb het boek dat ik straks meeneem al klaarliggen’, lacht Tuinfort.

[Klik hier voor deel 3 van deze serie.]

[Dit artikel verscheen eerder in Bibliotheekblad.]

De Surinaamse bibliotheken in beeld (1)

Voor Bibliotheekblad, het vakblad voor Nederlandse bibliotheken, schreef journalist Kirsten Dorrestijn een reportage over de Surinaamse bibliotheken. Hieronder leest u de inleiding van het artikel. Later deze week volgen de hoofdstukken waarin wordt ingezoomd op de verschillende bibliotheken. Eerder schreef Dorrestijn haar scriptie over de boekhandels in Suriname aan de Universiteit van Amsterdam, onder begeleiding van bijzonder hoogleraar West-Indische Letteren Michiel van Kempen.

read on…

Een ontmoeting met de dichter des vaderlands

door Ruth San A Jong

Ik kopieer niet gemakkelijk typisch Nederlandse begrippen, maar vandaag kon ik het niet laten de kop van mijn bericht deze titel te geven. Vanmiddag was de presentatie van Michael Slory’s dichtbundel Torent een man hoog met zijn poëzie bij Vereniging Ons Suriname in Amsterdam. Slory was vanmiddag bij mij thuis aan het skypen. De organisatie had mij gevraagd of dat mocht en kon en ik had zonder nadenken ja gezegd. Slory ken ik alleen van de boeken of ik zie hem vaak op straat, op zoek naar inspiratie voor de gedichten die hij neerpent. Mijn ontmoetingen met hem waren altijd van een afstand, bij een literair gebeuren, of in de CCS bibliotheek, maar nooit hadden we elkaar in de ogen aangekeken en gesproken. Ik heb hem altijd een aandoenlijk mannetje gevonden en vind de verhalen over de onvoldoende waardering die hij krijgt ronduit pijnlijk. Slory is voor mij een van de pioniers van de woordkunst in Suriname en daar heb ik alleen maar interesse en waardering voor.

Maar vandaag was een bijzondere zondag, toen Kirsten Dorrestijn uit de taxi stapte met Michael Slory aan haar zij om via mijn internetverbinding live bij de boekpresentatie aanwezig te zijn in Amsterdam. Kirsten is freelance journalist, of beter gezegd, de letterlijke ‘beschermvrouwe’ van Slory op deze dag, die voor de derde of vierde keer in Suriname is en naar ik vermoed elke keer wanneer ze in het vliegtuig naar Nederland stapt, denkt: ik wil hier blijven.

Een bescheiden man met een grijze baard en een zwart hoedje stapte mijn woonkamer binnen. Ik had eerder op de ochtend als de bliksem mijn woonkamer op orde gebracht. Het moest er allemaal goed uit zien voor de camera. Slory hield zijn tas van jute stevig vast en het moment dat hij zijn mond opendeed kwam er een woordenvloed die pas eindigde toen ik hem bij zijn huis afzette. Schrijvers zijn vertellers ging het door mijn hoofd en wellicht hadden de slokjes rode wijn die hij voor het interview had ingenomen een beetje geholpen. Hij slingerde Kirsten en mij tussen de herinneringen van de jaren zestig, zeventig, Nederland: waar hij meedeed aan protestmarsen als enige Surinamer, communisten, de olie van Coronie,  de Chinese contractarbeiders van 1853 die met Creoolse vrouwen kinderen kregen en meer.

Slory op SkypeHij vertelde hoe aangenaam verrast hij was dat dit mogelijk was, een live interview. Verbaasde zich over de technologie van nu, en vroeg mij of er bepaalde vragen waren waar hij zich op zou moeten voorbereiden. Ik had mij niet met de inhoud beziggehouden. Wel met kabeltjes, geluidsboxen, skype-verbinding gecontroleerd met iemand uit Nederland eerder, laptop op groot scherm aangesloten, extra belichting, bureaustoel iets lager gezet zodat zijn benen niet zouden bengelen. Kirsten zou wat drank en eten nemen. Vincent Soekra had zijn laptop ter beschikking voor aansluiting op een beamer daar in Nederland en had mij wat instructies gegeven voor dat technische deel. Het programma van de Letterendag was anderhalf uur eerder begonnen, ik had alles moeizaam kunnen volgen omdat de verbinding het geluid vertraagd of soms helemaal niet overbracht.

Slory ging gemakkelijk zitten op de stoel, ik deed een glas sap voor hem erbij. Hij moest vooral relaxed zijn. Zijn kladblok, dichtbundel die hij eerder had ontvangen ernaast en een pen.  Hij boog zijn hoofd: ‘Ik bid even voor een goede verbinding.’ We konden beginnen. Michiel van Kempen, de ‘reddende engel’ zoals Slory dat later zei, deed het interview. De volle zaal keek. En zo vlot als zijn pen is, zo rolde de ene na de andere anekdote eruit bij de vragen van Michiel. Jaartallen, de bezoeken van Bruma aan het Torarica-casino, namen van ontmoetingen die hij met mensen had, de ‘communistische’ verwijten die naar zijn hoofd geslingerd waren toen, een gedicht voor wijlen John Leefmans in Sranantongo, nog eens het gedicht voor Leefmans, weer een jaartal, zijn in de steek gelaten idealisme (waar hij met de grootse zelfspot over sprak), de eeuwige vrouw die hij nog steeds niet was tegengekomen, de gedichten die nog in zijn huis rondslingerden waar best nog een bundel van gedrukt zou kunnen worden, dat men vroeger absoluut geen Chinezen wilden laten halen naar Suriname…dat alles flitste in een uur door de woonkamer en de zaal van de VERONSUR.

“Is de dichtbundel een soort testament Michael?”, vroeg Van Kempen. “Nee! Geen testament maar een mijlpaal! Mijn gezicht is gered!” We hoorden de lachsalvo’s en applausjes van de zaal in de woonkamer. De slechte verbinding maakte mij nerveus: het geluid viel steeds uit. “De zwakke bandbreedte, daar ligt het aan.” hoorde ik Vincent op de achtergrond zeggen. ‘We doen de camera uit.” Het geluid werd inderdaad iets beter en Slory kon verder uit zijn dichtbundel voorlezen. Het publiek kreeg de gelegenheid hem te groeten. Hilli Arduin, Ronald Snijders en Cynthia Abrahams stelden vragen. Ronald Snijders vroeg waar hij ondanks de teleurstellingen toch nog in zijn werk de romantiek bleef behouden. “Ik bid altijd op mijn knieën en vaak lees ik uit de Koran, daar vind ik kracht. Ja, 75 van de 100 keren ben ik op mijn knieën.”

Het ging echt niet goed met de verbinding dus moesten we maar stoppen. Hij zwaaide nog naar het publiek, kreeg een luid applaus en bedankte een ieder waarvan in bijzonder Michiel van Kempen en Franc Knipscheer. “Gods zegen voor jullie allen daar. Gods zegen!”
En ik, ik heb bijna mijn gesigneerd exemplaar uit.

23 september 2012

Jaarverslag 2010-2011

Jaarverslag Werkgroep Caraïbische Letteren verenigingsjaar 2010-2011

Bestuurssamenstelling
Aan het begin van het verenigingsjaar (zomer 2010) bestond het bestuur uit Peter Meel (voorzitter), Igma van Putte-de Windt (vice-voorzitter), Michiel van Kempen (penningmeester), Matthijs Ponte (secretaris), Carl Haarnack, Paulette Smit, Noraly Beyer en Joyce Goggin (leden). In het najaar van 2010 trad Kirsten Dorrrestijn toe als lid. Zij nam in de zomer van 2011 de functie als secretaris over van Matthijs Ponte die als lid actief blijft in de Werkgroep. Alex Reinders is in de zomer van 2011 toegetreden als lid van de Werkgroep.

Corresponderende leden zijn gebleven: Ruth San A Jong (Suriname), Carel & Chila de Haseth (Curaçao), Wim Rutgers (Aruba) en Wycliffe Smith (Sint Maarten).

Adviesraad
Joyce Goggin heeft haar functie als lid neergelegd en is toegetreden tot de Adviesraad. Ook Jennifer Smit is toegetreden tot de Adviesraad. Zodoende bestaat de Adviesraad momenteel uit: Joyce Goggin, Lilian Gonçalves-Ho Kang You, Henry Habibe en Jennifer Smit.

Vergaderingen
Het bestuur vergaderde op 23 februari 2010, 7 juni 2010, 6 september 2010, 5 oktober 2010, 1 november 2010, 3 mei 2011, 4 juli 2011 en 28 november 2011.

ACTIVITEITEN

De Werkgroep organiseerde in het verslagjaar de volgende activiteiten:

Boekpresentatie Voor mij ben je hier – 11 december 2010
Op 11 december 2010 vond in drukbezocht Theater Perdu in Amsterdam de boekpresentatie plaats van Voor mij ben je hier, verhalen van de jongste generatie Surinaamse schrijvers, een bundel verhalen samengesteld door Michiel van Kempen (Uitgeverij Meulenhoff).

De eerste exemplaren zijn namens de auteurs door Clark Accord aangeboden aan twee prominenten uit de Surinaamse schrijversgeneratie van de jaren ’60: Rudy Bedacht (Corly Verlooghen) en John Leefmans. Patrick Meershoek ging in gesprek met de schrijvers die een bijdrage hebben geleverd aan de bundel: Karin Amatmoekrim, Johan Herrenberg en Rihana Jamaludin. Gloria Wekker, hoogleraar gender en etniciteit, ging in gesprek met Henna Goudzand Nahar, Carry-Ann Tjong-Ayong en Joanna Werners. De avond werd muzikaal omlijst door Raj Mohan & Lourens van Haaften en Sanne Landvreugd & Pablo Nahar. Presentatie van de avond lag in handen van Sytske Jellema, programmamaakster voor de IKON en VPRO en televisiepresentatrice voor Omroep Gelderland.

 

Cola Debrot. Portret van Nicolaas Porter

Tweede Cola Debrot lezing – 6 april 2011
In de grote zaal van de Openbare Bibliotheek Amsterdam vond op 6 april 2011 de Tweede Cola Debrot lezing plaats, gehouden door de Cubaans-Amerikaanse auteur Ana Menéndez. De Eerste Cola Debrot lezing werd eind 2008 uitgesproken door Nobelprijswinnaar Derek Walcott.

Ana Menéndez werkte als journaliste voor onder meer The Miami Herald en publiceerde tot op heden drie boeken: In Cuba I was a German Sheperd (1997), Loving Che (2003) en The Last War (2009). Haar roman In Cuba I was a German Sheperd werd verkozen tot The New York Times Notable Book of the Year en werd vertaald in acht talen.

Tijdens de Cola Debrot liet Ana Menéndez op uitnodiging van de Werkgroep Caribische Letteren haar licht schijnen op de rol van taal in haar leven en literatuur. Na afloop ging Michiel van Kempen met haar in gesprek over dit onderwerp. Gezien de reacties uit het publiek kan geconcludeerd worden dat Menéndez met haar betoog een levendige discussie wist op te wekken.

Besprekingen uit het Antilliaans Dagblad en de integrale tekst van de lezing van Menéndez, vindt u op de blogspot van de Werkgroep Caraïbische Letteren, Caraïbisch Uitzicht: http://caraibischeletteren.blogspot.com/search/label/Men%C3%A9ndez%20Ana

Kleine boekpresentatie – 21 mei 2011
Op 21 mei 2011 vond een bundeling van vier boekpresentaties plaats in de Openbare Bibliotheek Amsterdam onder de titel ‘Tussen passaat en Noordooster’. Het ging om de presentatie van twee romans: Annette de Vries met Drijfhout en Marcel van Philips met 38 en twee dichtbundels: Giselle Ecury met Vogelvlucht en Aart Broek met Het lichten der jaren. Presentatie van de middag lag in handen van Igma van Putte. Een uitgebreider verslag verscheen op Caraïbisch Uitzicht: http://caraibischeletteren.blogspot.com/2011/05/tussen-passaat-en-noordooster-proza-en.html

Simia Literario – 4 september 2011
Op 4 september 2011 vierde Stichting Simia Literario (Netwerk van Antilliaanse en Arubaanse dichters en schrijvers) in samenwerking met de Werkgroep Caraïbische Letteren haar tweede lustrum in de Openbare Bibliotheek Amsterdam. Onder de titel ‘Woorden willen bloeien’ hielden leden van de Schrijfgroep Simia Literario voordrachten. Een muzikale omlijsting werd verzorgd door gitaristen van Pro Guitarra, Jacques de Miranda, Roy Libiee en een optreden van Izaline Calister.

Vierde Caraïbische Letterendag – 1 oktober 2011
In de grote zaal van de OBA vond op 1 oktober 2011 de Vierde Caraïbische Letterendag plaats. Het thema ‘De lezer’ stond deze avond centraal. De presentatie lag in handen van Miriam Illes. Vijf auteurs droegen columns voor: Eva Gerlach, Julien Ignacio, Myra Römer, Frank Starik en Michael Tedja. Deze voordrachten werden afgewisseld met filmfragmenten opgenomen in de straten van Amsterdam, met interviews met passanten over hun leesgedrag en hun kennis over Caraïbische literatuur. Filmer: Kris Kristinsson. Na de pauze vond een tafelgesprek plaats onder leiding van John Jansen van Galen. Deelnemers: Karin Amatmoekrim, Ismene Krishnadath (Suriname) en Jos de Roo. Ook het publiek werd actief bij de discussie betrokken. Spoken word artiest T. Martinus vatte de avond samen in een voordracht. Na afloop klonk in de foyer muziek van de latin/jazzcombo Sanne Landvreugd/Pablo Nahar. Literaire reisboekhandel De Evenaar verzorgde de boekverkoop.
Op de blogspot Caraïbisch Uitzicht leest u een verslag van de avond: http://caraibischeletteren.blogspot.com/2011/10/de-verdwijning-van-marion-bloem-en-het.html
Radio Wereldomroep maakte ook een reportage naar aanleiding van de avond: http://www.rnw.nl/suriname/article/vierde-cara%C3%AFbische-letterendag

Van Lier lezing – 10 februari 2012
Welkomstwoord door Peter Meel. Lezing met de titel ‘Politieke cultuur en leiderschap in Suriname’, uitgesproken door Hugo Fernandes Mendes, jurist en directeur Stedelijke Bestuursadvisering van de Gemeente Amsterdam. Reactie door referent Hans Ramsoedh, historicus en staflid van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Discussie met de zaal. Locatie: Faculteit Geesteswetenschappen, Lipsiusgebouw te Leiden.

Schrijversportretten
In opdracht van de Werkgroep is kunstenaar Carl Ariza (geboren op Curaçao, werkt en woont in Nederland) bezig met een geschilderd portret van de Surinaamse dichter Shrinivási. Dit is het derde schrijversportret waartoe de Werkgroep opdracht gaf.

De eerdere twee Caraïbische schrijversportretten gemaakt in opdracht van de Werkgroep zijn op vrijdag 20 januari 2012 namens de Werkgroep overhandigd door Michiel van Kempen aan het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum in Den Haag. De werken zijn in permanente bruikleen afgestaan. Het gaat om het driedimensionale beeld van Tirzo Martha van de dichter Elis Juliana en het kunstwerk in groot formaat boekvorm van Dhiraj Ramsamoedj waarmee hij de dichter Michael Slory portretteerde.

Blogspot en algemene website Werkgroep
In het verenigingsjaar zijn de algemene website van de werkgroep (www.caraibischeletteren.com) en de drukbezochte blogspot Caraïbisch Uitzicht http://caraibischeletteren.blogspot.com/ samengevoegd, waardoor nu ook informatie over de werkgroep (geschiedenis, bestuurssamenstelling etc.) te vinden is op de blogspot. De weblog fungeert als digitale verzamelplaats van nieuws en debat rondom Caraïbische literatuur en cultuur. De blog is al door meer dan 1,1 miljoen mensen bezocht.
De Werkgroep heeft sinds het najaar van 2011 ook een Facebook-pagina (Werkgroep Caraïbische Letteren) waar de berichten van Caraïbisch Uitzicht op verschijnen. Tot nu toe hebben 175 mensen de pagina geliked.

Kirsten Dorrestijn, secretaris Werkgroep Caraïbische Letteren. 5 februari 2012.

In gesprek met kinderboekenschrijvers: Sjoerd Kuyper en Roland Colastica

Een kijkje in het kinderboekenschrijven-laboratorium…

Sjoerd Kuyper is één van de belangrijkste kinderboekenschrijvers in Nederland, maar ook op de Caribische eilanden van het Koninkrijk. Hij heeft verschillende keren tijdens het kinderboeken-festival kinderen op scholen en in bibliotheken op de eilanden bezocht en voorgelezen. Hij heeft niet alleen kinderboeken, maar ook voor volwassenen geschreven. Daarnaast is hij bekend van zijn tv-series en films, zijn laatste film: Mijn Opa is een bankrover. Meermalen bekroond met prijzen! Hij coachte aankomende schrijvers o.a. Roland Colastica van Curaçao en Liliane Erasmus van Aruba.

Om meer te weten van Sjoerd Kuyper ga naar: http://www.sjoerdkuyper.com
En voor Roland Colastica: http://www.rolandcolastica.com

Datum: 15 oktober 2011
Tijd: 13 u – 16.00 u
Plaats: Profor, Keienbergweg 3, 1101 EZ Amsterdam-zuidoost
Toegangsprijs: 5 euro (ook voor leden)

Hans Dorrestijn – Nieuwe rozen van Saron

Tot vorig jaar achtte ik mijzelf ongeschikt voor de tropen. Vanwege malariamuggen en andere tirannen. Toen mijn dochter voor de derde keer naar Suriname moest voor journalistieke werkzaamheden, wilde ze per se haar liefde voor dat land met me delen. Van mijn stegenstribbelingen trok ze zich weinig aan. Mijn zwaarste argument, dat ik krap bij kas zat, pareerde ze met: ‘Ik betaal.’

Van Paramaribo herinner ik me vooral de fleurige zaterdagse aanblik. En wat me in de drukte opviel, was de beschaafde conversatietoon. In Amsterdam klinken op straat harde stemmen. Alsof er overal tegelijk ruzie uitbreekt. Paramaribo maakte een vredige indruk, maar het zwarte verleden is er altijd ontstellend dichtbij. Zodra we met Surinamers in gesprek raakten, voerden ze ons met een paar welgemikte woorden de slaventijd binnen. We kregen elke dag dingen te horen waarvan we wel door de grond wilden zakken van schaamte, al was dat absoluut niet de bedoeling van de vertellers. Hoe het ook zij, al bood Paramaribo een luchtige aanblik, her en der staken stormen op van emotie.

Op een snikhete dag wilden we zwemmen. Kirsten wist een zwembad in een van de luxere hotels. We namen een taxi. Het zwarte meisje achter de balie was van een onbegrijpelijke schoonheid. Gelaatstrekken: fijngevoelig, edel, intelligent. Lieftallige oogopslag. Meer dan sympathiek, veeleer engelachtig. Ik stond met open mond naar haar te kijken, terwijl Kirsten onze zwemwens kenbaar maakte.
‘Ach, wat jammer’, zei de Surinaamse godin met zilver in haar stem, ‘tegenwoordig mogen alleen de hotelgasten het zwembad gebruiken. Maar als u bij de uitgang rechtsaf slaat, komt u bij een hotel waar het nog wel mag. Het is vijf minuten lopen.’

De schoonheid voegde er op lichtelijk geamuseerde toon aan toe: ‘Ikzelf mag hier ook niet meer zwemmen.’ Ze zei het bij wijze van troost. Toen we haar aanwijzing opvolgend in de schelle hitte liepen, zuchtte ik: ‘Voor dit meisje had ik wel willen knielen.’ Kirsten knikte: ‘Onbegrijpelijk dat ze zo iemand de toegang tot het zwembad weigeren.’

We zwoegden woordloos door de trillende hitte. Al peinzend kwam ik op het onderwerp Schoonheid en Kwaad. En toen herinnerde ik me voor de zoveelste keer een aangrijpende passage uit het meesterwerk Ondergang van de historicus Jacques Presser. Hierin behandelt hij met verbijsterende discipline het lot van de Joden in de Tweede Wereldoorlog: de razzia’s, de deportaties, het einde. Ergens in het meer dan duizend bladzijden tellende werk beschrijft Presser een scene van een rij ontklede Joden op weg naar de gaskamers van een bepaald concentratiekamp. En dan stuit de lezer op de volgende mededeling: ‘onder wie mijn echtgenote, wel de mooiste Roos van Saron die de wereld ooit heeft gekend.’

(Ik citeer uit mijn hoofd, de weergave zal gebrekkig zijn). Deze passage in Ondergang trof mij indertijd als een mokerslag. Eén kort moment wankelt de historicus onder de zwaarte van zijn persoonlijk lot. Merkwaardig genoeg had ik deze leeservaring nooit met een ander gedeeld. Nu wilde ik haar aan Kirsten kwijt, maar ik schoot vol. Ik moest de woorden ‘Roos van Saron’ een paar keer herhalen voor ze verstaanbaar waren. Veertig jaar na het lezen van Ondergang eindelijk in tranen. Op een ander continent. In een voormalige kolonie. Onder de brandende zon.
Kirsten pakte mijn hand. ‘Ach, lieve pappa.’

In de hitte was haar hand licht en koel. Haar zachte woorden gaven troost. De wanhoop over het lot van de mens maakte plaats voor verzoening met de wereld. En ik bedacht dat het Kwaad niet heeft kunnen verhinderen dat er nieuwe Rozen van Saron bloeien. En dat er Surinaamse godinnen te vinden zijn in Surinaamse hotels. Alsook dochters met een groot medelijdend hart.

Van het zwemmen trouwens knapte ik weer helemaal op.

[Deze column is verschenen in Nouveau (juni 2011).]

Flirten met India


door Kirsten Dorrestijn

Afgelopen maand heb ik een rondreis door India gemaakt. Na drie keer achter elkaar Suriname te hebben bezocht, vond ik het tijd voor dat andere land waar ik al jaren nieuwsgierig naar was. Misschien trok India me doordat mijn moeder me toen ik dertien was heeft meegenomen naar Sri Lanka, en ik mysterieuze herinneringen had overgehouden aan de sterke geuren, kleuren en de wonderlijke chaos daar.

Kettingslot
Een paar maanden geleden boekte ik mijn ticket naar Trivandrum, een stad in het zuidelijkste puntje van India. Maar de weken voor vertrek werd ik steeds zenuwachtiger, vooral door de reacties van anderen als ik vertelde dat ik in mijn eentje ging. Je gaat AL-LEEN?? En de tip die ik kreeg om een kettingslot mee te nemen om mijn backpack vast te binden in de bus, de internetfora met verhalen over berovingen en aanrandingen, en mijn ouders die me probeerden over te halen mijn ticket te annuleren… Het kwam er op neer dat ik vanaf twee weken voor vertrek ’s nachts geen oog dicht heb gedaan, en uitgeput in het vliegtuig zat met het idee dat ik op weg was naar de HEL.

Snor

Maar wat ben ik blij dat ik heb doorgezet! In de taxi vanaf het vliegveld snuif ik de kruidige tropenlucht op en zie ik de eerste vrouwen in gekleurde sari. Langs de smalle zandweg staan stalletjes met fruit, vlees en vis en er lopen geiten, kippen en koeien rond. De mannen met snorren en wijd-uitlopende broeken geven me het gevoel dat ik zo in de jaren zeventig ben gestapt. Gele riksha’s manoeuvreren zich al toeterend door het verkeer. Ik weet al snel: van dit land kan ik houden.

In Trivandrum staat op elke hoek van de straat wel een tempel met mysterieuze hindoestaanse muziek, en overal hangt een zoete geur van wierook. De Indiërs blijken ongelofelijk vriendelijk, bescheiden en hulpvaardig. Bij het passeren glimlachen vrouwen verlegen en kinderen zwaaien vrolijk naar me. De hele dag door vragen mensen hoe ik heet, waar ik vandaan kom, welk beroep ik heb, en ook –zonder blikken of blozen- hoeveel ik per maand verdien. Ik voel me geen seconde onveilig: mijn kettingslot blijft onuitgepakt in mijn backpack.

Opgestapeld

De uren in een hobbelende bus naar een volgende bestemming geven me veel tijd om na te denken. Grappig genoeg gaan die gedachten vaak uit naar Suriname. De verschillen tussen beide landen vallen me op. India is veel chaotischer, drukker en viezer dan Suriname. Iets anders wat me opvalt is dat boeken in India een grotere rol lijken te spelen dan in Suriname. Regelmatig stappen jonge Indiërs met een dik boek onder hun arm in de bus –weliswaar vaak studieboeken, over IT, maar toch. Toen ik in Suriname voor mijn scriptie onderzoek deed naar het boekhandelsbedrijf heb ik in anderhalve maand slechts drie mensen op straat met een boek gezien. Ook zijn er in India meer boekverkooppunten: zelfs in het kleinste dorpje staat wel een boekenstalletjes langs de weg, en in de grotere steden passeer ik veel goed bevoorraadde boekhandels. Er worden niet alleen titels van Indiase schrijvers aangeboden, maar de hele wereldliteratuur is vertegenwoordigd, Frankrijk, Italië, Engeland, Amerika etc., per land geordend in de schrappen. Curieus detail: de boeken staan in India niet naast elkaar op de plank, maar liggen opgestapeld in de kast. Om een boek in te zien moet dus de hele stapel worden opgetild.


Niet alleen denk ik in India veel aan Suriname door de overeenkomsten en verschillen, maar ook moet ik veel aan Suriname denken in het kader van mijn eigen leven. Uit het raam van de bus starend neem ik het besluit me de komende tijd nog meer in Suriname en de Surinaamse literatuur te verdiepen. Ik wil meer tijd maken om boeken van Surinaamse schrijvers te lezen, ik wil Sranantongo leren en ik wil volgend jaar een tijdje als journalist in Paramaribo wonen. India was een tijdelijke flirt, Suriname blijft mijn grote liefde.

Pretminor Srananistiek


De Hogeschool van Amsterdam heeft er een nieuwe minor bij: ‘Srananistiek’, een collegereeks over Suriname. Dansen en zingen tijdens de les, en als toetje een excursie naar de tropen.

door Kirsten Dorrestijn

‘Zoals jullie weten is het Sranantongo een klanktaal’, poneert docent Michiel van Kempen tijdens zijn les over de Surinaamse literatuur. Hij heeft de studenten zojuist het gedicht ‘Kopenhagen’ van de dichter Trefossa laten vertalen. ‘Maar wat houdt dat dan precies in, een klanktaal’, vraagt hij. ‘De kleine woordjes als “eh-eh!” en “a-a!” zijn uitroepen van verbazing. Die spreek je niet uit als een locomotief -“a-a”-, maar je zingt ze, op hoge toon: “AaaaaAAAaaa-AaaaAAAaaa” of “Eèèèèhhhh-Eèèèhhhh”, schalt het door het lokaal.

San dya na mofo se?
Eh-eh!
Watramama na yu Sidon
na ston?

Van Kempen leert dat Trefossa in 1957 de eerste was die het Sranantongo als literaire taal gebruikte. In Suriname is het Nederlands de officiële taal waarin men leert lezen en schrijven. Het Sranantongo is de lingua franca, de straattaal. ‘Maar Trefossa heeft met zijn dichtbundel laten zien dat het Sranan ook een literaire taal is, en er niet alleen is om een bos kousenband te kopen op de markt’, legt Van Kempen uit.

De les over de Surinaamse literatuur is een onderdeel van de nieuwe minor Srananistiek. Het leren van de grammatica en spellingsregels van het Sranantongo is een belangrijk doel. Zeventien studenten zijn in september van start gegaan. De meesten hadden al een passieve kennis van het Sranan en hebben Surinaamse familie, maar spreken de taal niet vloeiend. In de minor komen ook de geschiedenis en de economie van het land uitgebreid aan de orde. Voor het eerst wordt er in Nederland op deze schaal lesgegeven over Suriname.

MSN’en
Je bent toch Surinaams? Dan weet je toch alles over Suriname?’, krijgt Loraine (20, derdejaars MER) steeds te horen als ze vertelt welke minor ze volgt. ‘Ik ben dan wel Surinaams, en ik ga er vaak op familiebezoek, toch weet ik echt nog niet alles. Over de economische ontwikkelingen wist ik niks, de spellingsregels van het Sranantongo kende ik niet en over het slavernijverleden wist ik ook weinig. Bijna alles wat ik hier hoor, is nieuw voor me. Ik vind het echt interessant om bezig te zijn met mijn achtergrond, want mijn hart ligt bij Sranan.’

Loraine profiteert direct van de kennis die ze opdoet. Voorheen antwoordde ze vaak in het Nederlands als iemand Sranan tegen haar sprak. Nu durft ze terug te spreken. ‘Eerder schaamde ik me vaak voor mijn accent. Of soms probeerde ik wel Sranan te praten, maar kon ik niet de juiste woorden vinden. Door de lessen ben ik zekerder geworden.’ Ook de spellingsregels van het Sranan kan Loraine direct toepassen in de dagelijkse praktijk: ‘Soms, als ik gezellig wil doen met vrienden, schrijven we op MSN in het Sranan. Voorheen deed ik meestal maar wat. Nu let ik op de spelling en leer ik de regels aan mijn vrienden.’

De minor is het resultaat van een idee dat linguïst Gracia Blanker een tijd geleden kreeg toen ze in de trein zat. Ze had een woordenboek Sranantongo gepubliceerd, was bezig met het samenstellen van een corpus Sranan en wilde iets nieuws doen met de taal. Het was haar opgevallen dat vooral witte mensen de Surinaamse taal en cultuur onderzoeken. ‘Ik vond dat daar eens verandering in moest komen en wilde iets opzetten waarbij Surinamers zelf met hun land bezig zijn. Ik denk bovendien dat Surinamers toch het beste begrijpen wat er bedoeld wordt. Ik wilde bij het onderzoeken van de taal zo veel mogelijk jonge Surinamers bij betrekken.’

Sensuele gastdocent

Tijdens de practicumlessen leren de studenten het Sranan toe te passen. Deze keer komt zangeres en actrice Sahiensha Ramdas als gastdocent vertellen over haar leven. Ze blijkt in Suriname een ware ster. In 2004 stond ze met haar hit ‘Aleng’ (regen) wekenlang op nummer één. Ze laat via Youtube de clip zien bij het nummer. We zien de gastdocent op een sensuele manier dansen en zingen in de regen, en uitdagend in de camera kijken. Op haar 21ste was ze getrouwd met een hindoestaanse man, vertelt ze. Een situatie die haar beklemde. Ze ging van hem weg en brak al snel door als zangeres. In ‘Aleng’ verwoordt ze de vrijheid die ze toen voelde. ‘Ik heb veel reacties gekregen op deze clip. Als hindoestaan hoor je je zedelijk te gedragen. Ik spang me daar nu niet meer om. Ik bepaal zelf hoe ik het prettig vind een lied te presenteren.’

Zo leren de studenten spelenderwijs over de gebruiken en gewoontes van Suriname. ‘Het is een pretminor’, krijgt Blanker soms te horen als ze vertelt dat ze zingt en danst met haar studenten tijdens haar lessen taalverwerving. ‘Wat nieuw is wordt altijd met argusogen bekeken. Ik zorg dat de studenten op een levendige manier over het land leren. Afgelopen week hebben we een spel gespeeld waarbij je leert hoe je de klanken van het Sranan uitspreekt, en vandaag hebben we het Surinaamse volkslied geoefend. Ik sta erop dat de studenten dat uit hun hoofd kennen als ze straks in Suriname zijn.’

Want een excursie naar de tropen kan natuurlijk niet ontbreken. In november vertrekt de groep voor drie weken naar Suriname. Op 25 november zullen zij daar “Srefidensi” (onafhankelijkheidsdag) vieren. Ook zullen ze ter plekke colleges volgen en excursies naar de districten maken. Het prijskaartje van de minor bedraagt 1200 euro. Wopke Veenstra (23, derdejaars MER) heeft dat er graag voor over. ‘Het is een investering in mijn eigen toekomst. Normaalgesproken vlieg ik één keer per jaar naar Suriname voor familiebezoek. Deze studiereis wordt een hele nieuwe ervaring. Door de lessen heb ik het land beter leren begrijpen.’

Respect
Chavelli Pardam (27, vierdejaars CETO) woonde een groot deel van haar leven in Suriname. Vier jaar geleden kwam ze naar Nederland. ‘Doordat ik zo kort geleden naar Nederland ben gekomen heb ik het gevoel dat ik mijzelf steeds moet verantwoorden dat ik deze minor volg. Mensen denken dat ik al alles over Suriname weet, maar ik heb ontzettend veel geleerd de afgelopen weken. In Suriname is de scholing anders. Je leert bijvoorbeeld weinig over de Surinaamse geschiedenis. Door deze minor heb ik veel respect gekregen voor mijn land. Bijvoorbeeld hoe het na de slavernij uit een dal is geklommen. Ik weet nu wat de economische positie van het land is, en door middel van het interpreteren van gedichten heb ik geleerd hoe mensen vroeger leefden.’

Behalve dat de minor van pas kan komen als je wilt MSN’en in het Sranan, leren de studenten een ‘beroepsproduct’ ontwikkelen: ze gaan onderzoeken welke dienst of welk product nuttig kan zijn naar Suriname te brengen. Voor Loraine is dit een goede oefening, want zij wil in de toekomst misschien een bedrijf opzetten in Suriname. ‘Ik wil iets introduceren dat men daar nog niet heeft. Daarvoor moet ik me natuurlijk eerst goed oriënteren. Ik ga kijken waar vraag naar is, waar mijn kansen liggen en wat barrières kunnen zijn.’ Ook Chavelli wil iets voor haar land betekenen als ze straks is afgestudeerd. Blanker denkt dat de minor een goede voorbereiding is op een (r)emigrate. ‘Iedere Surinamer zegt dat ‘ie ooit teruggaat naar zijn geboorteland. Zij dromen ervan te helpen het land op te bouwen. En Suriname heeft die hulp hard nodig.’

Eerste uur
Wopke is door de minor op een andere manier gaan kijken naar de mogelijkheden van Suriname. ‘Eerst zag ik het echt als een ontwikkelingsland, nu zie ik ook veel kansen. Maar om reëel te blijven, ik ga geen bedrijf opstarten in Suriname. Ik volg deze minor puur om mijn kennis te verbreden. Ook verheug ik me erop mijn oma in november te verrassen door met haar in het Sranantongo te spreken.’

De minor valt goed in de smaak. Wopke, Chavelli en Loraine zijn dolenthousiast over de colleges. Wopke: ‘Bij mijn hoofdstudie skip ik wel eens het eerste uur, maar van deze minor wil ik geen les missen. De groep is in korte tijd heel hecht geworden. We gaan als zussen en broers met elkaar om. Dat is echt Surinaams. Wij kijken niet de kat uit de boom, zoals Nederlanders vaak doen. Uiteindelijk zijn Surinamers één grote familie. Dat merk je in de klas.’

[Dit artikel verscheen eerder in Havana, weekblad van de Hogeschool van Amsterdam. Foto zingende studenten: Fred van Diem]

Overspel in Caraïbisch toneel

door Kirsten Dorrestijn

‘Scènes uit een huwelijk. Overspel in de politiek en in de liefde’, zo luidde het thema van de Derde Caraïbische Letterendag die op 25 september plaatsvond in het Amsterdamse Bijlmerparktheater. De avond stond in het teken van toneelschrijvers uit Suriname, de Antillen en Aruba. Het onderwerp leverde genoeg gespreksstof op.

De avond opent met een fragment van het toneelstuk Iris van Thea Doelwijt. Maureen Tauwnaar speelt een oudere vrouw die met pijn in haar hart terugdenkt aan Suriname ten tijden van de decembermoorden. Daarna wordt Een vrouw van een man van Astrid Roemer opgevoerd, de vrouw gespeeld door Gerda Havertong en de man door Felix Burleson. Sharda Ganga leest een column voor.

In een panelgesprek discussieert Noraly Beyer vervolgens met de toneelschrijvers Thea Doelwijt, John Leerdam, Sharda Ganga en Jenny Mijnhijmer. Klopt het dat de werkelijkheid soms bizarder is dan de fantasie, vraagt Beyer zich af. Leerdam denkt dat zeker: ‘In Den Haag kan ik mijn oren soms niet geloven. Over de ontmanteling van de Antillen kun je een stuk opvoeren in drie bedrijven.’ En wat doen de toneelschrijvers met die bizarre werkelijkheid? Sharda Ganga, die speciaal voor deze avond is overgevlogen uit Suriname, waarschuwt dat men in Nederland niet moeten denken dat de werkelijkheid waarin Suriname zich sinds een maand bevindt de enige absurditeit van de afgelopen dertig jaar is. Op haar eigen opvoeringen heeft die politiek weinig invloed: ‘Ik maak altijd absurdistisch theater, wie er ook aan de macht is.’

Ganga houdt zich bezig met de vraag hoe ze mensen bewust kan maken. ‘Wat bijvoorbeeld mijn aandacht heeft, is de vraag waarom het ons in Suriname niet lukt om onze potentie volledig te benutten. Dat soort vragen vertaal ik naar theater.’ Doelwijt begeeft zich het liefst midden in de maatschappij en kan in haar stukken kwesties kwijt die haar raken. ‘Ik probeer mensen meer inzicht te geven. Ik geef het publiek “prikjes”.’ Voor Mijnhijmer werkt het anders. Zij schrijft vanuit verwondering, en niet om mensen iets te leren. ‘Omdat ik midden in de maatschappij sta, gaat mijn werk altijd over het hier en nu. Ik zie het als mijn verantwoordelijkheid om te verhalen over de dingen die spelen.’

Surinaamse toneelschrijvers die in Nederland wonen, verwerken vaak herinneringen aan het land van herkomst in hun stukken. Volgens Ganga wordt Suriname door Surinamers die in Nederland wonen anders beleefd dan door de inwoners van het land zelf. ‘Mijn werkelijkheid is anders. Thea Doelwijt blijft voor Surinamers iemand die in Nederland stukken schrijft. De bewoners van het land ervaren de situatie anders.’ Doelwijt is het daarmee eens: ‘Sommige dingen kan ik alleen maar schrijven als ik een tijdje in Suriname zit. Dan kom ik er achter wat er leeft onder de mensen.’ Leerdam kan doordat hij al bijna dertig jaar in Nederland woont de Surinaamse ‘issues’ beter abstraheren.

Beyer vraagt zich ook af waarom in Nederland zo vaak weinig zwarte mensen naar toneel gaan. Volgens Leerdam komt dat door de marketing, op wie de groep zich richt. Mijnhijmer denkt dat het komt doordat Caraïbische mensen zichzelf niet terugzien in het Nederlandse toneel.

Na de pauze wordt een fragment van Stampij van Norman de Palm en een gedeelte van Daniel en de Duivel van Julien Ignacio opgevoerd. En Maarten van Hinte leest een column voor. Vervolgens gaat Noraly Beyer weer in gesprek met de schrijvers. Ze vraagt of zij hun persoonlijke leven in hun stukken verwerken. Ignacio denkt dat je daar als toneelschrijver moeilijk omheen kunt: ‘Je gebruikt altijd elementen uit je eigen leven. Maar soms kun je er verder vanaf gaan staan. Dat heb ik bijvoorbeeld gedaan in mijn stuk over een asielzoeker.’ Ignacio maakt zijn persoonlijke ervaringen herkenbaar voor een breed publiek door zijn particuliere belevenissen te veralgemeniseren. Hij doet dat bijvoorbeeld door het onderwerp symbolisch te maken of te vergroten. Zo krijgt het publiek genoeg ruimte erin te stappen. De Palm heeft een zelfde soort techniek: hij belicht verschillende invalshoeken van een onderwerp om zijn ideeën te verduidelijken.

En wat willen deze schrijvers met hun stukken bereiken? Ignacio noemt zichzelf een estheet. ‘Ik wil schoonheid, verstelling teweeg brengen. Ik doe erg mijn best om mooie teksten te schrijven. Misschien hecht ik daar soms al te veel waarde aan. Het werkt niet altijd op het toneel.’ Van Hinte wil vooral iets delen. ‘Theater maak je samen met je publiek. Ik wil dat het iets losmaakt.’

Ten slotte vraagt Beyer zich af hoe het met de jonge toneelschrijvers in de Caraïben is gesteld. Op Curaçao zijn er behoorlijk wat, weet De Palm, die tevens theaterdirecteur is van een schouwburg op het eiland. Hij denkt dat de belangstelling voor toneel in een versnelling zit en verwacht dat er een nieuwe generatie theatermakers op komst is. Van Hinte vermoedt dat er in Suriname op dit moment meer geschreven wordt dan in Nederland. ‘En die teksten gaan vaak over thema’s die hier spelen, over identiteit en etniciteit. Wat dat betreft heeft het Caraïbisch gebied een voorsprong. Mensen denken al veel langer over deze onderwerpen na.’ Dat is de reden waarom Van Hinte denkt dat in de Caraïben de toekomst ligt.

Surinaamse boekhandelexpert

door Kirsten Dorrestijn

Afgelopen zomer ben ik afgestudeerd op de boekhandels in Suriname. Net op een moment dat ik gewend begon te raken aan de verbaasde blikken. ‘Dan ben je snel klaar zeker’, of: ‘daar is er maar één, toch?’ ‘Nee’, antwoord ik nu volmondig, ‘ik ben er bijna een jaar mee bezig geweest en ik moest daarvoor meer dan vijftig verkooppunten afstruinen.’ Uren heb ik op mijn slippertjes door de brandende zon van Paramaribo gelopen, op zoek naar de boekhandels.

Toen ik van huis vertrok, waren de namen van zeventien winkels mij bekend. Vaco, de grootste, is het bekendst. Maar dat er nog vijftig andere verkooppunten van boeken zijn, daarvan zijn ook veel Surinamers niet op de hoogte. En dat terwijl bijvoorbeeld efteeBOOKS en Faranaz Literair toch een heel breed assortiment hebben: Nederlandse fictie en non-fictie, Surinamica, derdewereldliteratuur, kinderboeken. Op een kleine hoeveelheid Surinaamse uitgaven na is alles uit Nederland verscheept. Tientallen andere (kantoor)boekhandels en christelijke zaken wachten vrolijk op klanten. Ik ontdekte zelfs gespecialiseerde winkels die Amerikaanse literatuur, computerboeken of wetenschappelijk werk aanbieden.

Voor mijn onderzoek kon ik niet in Paramaribo blijven, maar moest ik naar Commewijne, Lelydorp, Moengo en Nieuw-Nickerie. In die laatste stad kom je door om zes uur ’s ochtends op een schimmige standplaats een oeroude bus te nemen en vervolgens vier uur lang te hobbelen. Met prachtig uitzicht over de plantages, dat wel. Daar aangekomen had ik precies één uur om de laatste bus terug naar de hoofdstad te halen. Veel tijd had ik gelukkig niet nodig, want drie van de vier winkels bleken opgedoekt. In Moengo, een piepklein dorpje met rode zandpaden, vond ik ‘Sorava boekhandel.’ Daar liggen zo’n dertig titels uitgestald waarvan het merendeel door de eigenaar van die winkel zelf geschreven. De verkoopster heeft maanden geleden voor het laatst een boek verkocht en het is dus maar goed dat Sorava ook in telefoons en zeepjes handelt.

Bij één winkel, efteeBOOKS, heb ik een onderzoeksstage gelopen om een beter beeld van de gang van zaken te krijgen. Met een rugzak vol aantekeningen kwam ik thuis. Hoe ga ik ooit een wetenschappelijke scriptie breien van al die flarden informatie, was mijn grote zorg. Want lessen in empirisch onderzoek krijg je niet bij de studie Nederlands. Na een half jaar ploeteren is ’ie er dan en kan ik mezelf met trots ‘expert’ noemen op het gebied van de Surinaamse boekhandels.

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter