Op donderdag 27 mei 2021 ondertekenden Rita Rahman, voorzitter van de Werkgroep Caraïbische Letteren, en... Lees verder →
De Surinaamse taalproblematiek (8)
door mr dr W.R.W. Donner
Foutief Engels?
Hoe anders was mijn ervaring toen ik mij op de Engelse tour waagde! Ik vertaalde een van mijn boeken, Politiek betaalt over Jopie Pengel, in het Engels onder titel The Party Leader en toog met het manuscript naar de Frankfurter Buchmesse op zoek naar een uitgever. Daar maakte ik kennis met een Indiër, Lakhani geheten, die in Londen een boekhandel bezat. Hij bracht mij in contact met vertegenwoordigers van The Commonwealth House. Die vonden het interessant genoeg om het op de scholen in Londen, die vooral bezocht werden door West-Indiërs te brengen. Wat het boek interessanter maakte was het feit dat het door iemand was geschreven die niet uit het Engelse taalgebied uit de West Indies kwam.
Lakhani financierde de publicatie. Het boek liep als een trein. Achter elkaar werden stukken uit mijn dikke boeken omgewerkt (titels: Jungle Politics, Life in These Amazing West Indies, Road to Richess) en in verschillende versies (vocabulary range 3000 words, 900 words, 1500 words) uitgegeven voor gebruik op verschillende niveaus van onderwijs op de Londense scholen. Ik kan met de hand op het hart verklaren dat nooit een recensent een woord heeft gezegd over het taalgebruik. Er werd gewoon aangenomen dat het gehanteerde Engels een variant was van het Engels dat in de Caribbean wordt gesproken. Hier zien wij onmiddellijk een verschil in benadering van de taal door de Engelsen en de Hollanders. Voor de Engelsman is elke vorm van het Engels aanvaardbaar en wordt gewoon gezien als een variant van het Engels. Zelfs het Sranantongo wordt gezien als een variant van het Engels. Negro english, neger Engels, het Engels gesproken door negers. Het zou de Engelsman een zorg wezen dat de Amerikaan schrijft: your honor i.p.v. your honour of thru in plaats van through. De Hollander zou ogenblikkelijk uitroepen: fout. Hier ligt vermoedelijk de aversie tegen het Nederlands. Steeds heeft de Hollander iets aan te merken over de wijze waarop je zijn taal hanteert. Het blijft zijn taal en wordt nooit de jouwe.
Foutief Spaans
Vreemd genoeg had ik dezelfde ervaring in Costa Rica toen ik daar met mijn boeken in het Spaans verscheen. Ook de Spanjaard ziet afwijkende schrijfwijzen van het Spaans gewoon als de zoveelste variant van de taal. Er wordt nooit aan iemand gezegd dat hij slecht Spaans spreekt of schrijft. Op de scholen in Costa Rica braken ze slechts hun kop over de vraag of ze te doen hadden met een Cubaanse of een Ecuadoriaanse variant. Toen bleek dat ik Surinamer was werd dat nog mooier, want dan bleek er een Surinaamse variant van het Spaans te bestaan. Niemand piekerde erover om te zeggen dat ze met slecht Spaans te doen hadden. Elke Spanjaard zal u kunnen zeggen dat het Spaans dat in Columbia wordt gesproken het mooiste Spaans is. Niet slecht of goed, maar mooi. En welke Portugees zal aan een Braziliaan zeggen dat hij slecht Portugees spreekt? Daarom laat ik mijn boeken niet vertalen in het Engels of het Spaans (weggegooid geld) maar schrijf ze rechtstreeks in die talen. Ik laat ze ook nooit corrigeren. Elke schrijfwijze van die talen is immers aanvaardbaar zolang wat je zeggen wil maar duidelijk overkomt.
Het Nederlands heeft, om dit deel van het betoog af te sluiten, ons niet ver gebracht en zal ons niet ver brengen. Op de enige plek op aarde waar wij wat aan de Nederlandse taal zouden hebben gehad (Nederland) ziet men ons liever gaan dan komen. Het wordt echt tijd om het roer om te gooien.
[Slot volgt met suggesties voor een therapie – klik hier]
De Surinaamse taalproblematiek (7)
door mr dr W.R.W. Donner
Samenvatting
Laten wij eerst eens recapituleren wat wij tot nu toe gezien hebben alvorens het betoog te vervolgen. Alle voormalige koloniën van Frankrijk, Engeland, Spanje en Portugal besloten na de onafhankelijkheid door te gaan met de taal van hun voormalige meesters.
In het Nederlandse taalgebied was alleen Suriname bereid dit te doen. Dit werd zo vanzelfsprekend geacht dat deze beslissing niet eens in de grondwet werd opgenomen.
Suriname was het eerste land in de wereld dat een algemene leerplicht invoerde met de bedoeling alle Surinamers van welke kleurschakering dan ook te leren lezen en schrijven en hen via die weg om te vormen tot donkerhuidige Hollanders. Deze cultuur cq. taalpolitiek heeft niet tot het gewenste resultaat geleid.
In het voormalige moederland worden de Surinamers (donkerhuidige Hollanders) overal voorbijgestreefd door donkerhuidige Marokkanen waarmede Nederland nooit iets mee te maken heeft gehad.
In het eigen land is het de Hollanders ondanks repressie, niet gelukt de inheemse talen te verdringen. We mochten immers onze eigen talen vaak onder strafbedreiging niet spreken. Ook met aanmoediging (je kon gemakkelijker aan een baan komen als je goed Nederlands sprak), lukte dat niet. Het is gebleken dat de uitsluitende beheersing van de Nederlandse taal geen enkele voorsprong opleverde.
Ondanks een alfabetiseringsbeleid van meer dan honderd jaar moet de Surinaamse mens als semi-analfabeet worden gekenschetst. Elke generatie weet meer dan de vorige, dat wel, maar slechts in de breedte. Bij even doorprikken blijkt de kennis diepgang te ontberen. Ze lezen niet. Mijn vrouw heeft in Rotterdam een jaar lang een boekhandel gehad en wij kwamen steeds op allerlei Surinaamse manifestaties met boeken. Voornamelijk Surinaamse boeken. Ik kan met mijn hand op mijn hart verklaren dat in dat gehele jaar nooit een Surinamer de boekhandel is binnengestapt om een boek te kopen. Op grote manifestaties zoals Kwakoe in Amsterdam gaan de duizenden Surinamers die dat evenement bezoeken rechtstreeks naar de danstenten en eettenten zozeer zelfs dat deze trek van de bekende Surinaamse schrijver Ludwich van Mulier de aanduiding kreeg van dans -en eetcultuur. Elke maand houdt de schrijversgroep 77 een bijeenkomst waarbij talrijke boeken te koop worden aangeboden. Het aantal boeken dat over de toonbank gaat is minimaal. De Hollanders, onze guru’s, geven elkaar steeds boeken cadeau. Deze gewoonte is in Suriname volstrekt onbekend.
Surinamers lezen niet maar schrijven ook niet. Ik verzend elke week zowat tweehonderd essays voornamelijk naar intellectuelen. Er zijn hooguit tien lezers die mij vrij regelmatig terugschrijven met opmerkingen of mij complimenteren. Vreemd genoeg zijn deze brieven bijna alle afkomstig van Hindostaanse landgenoten.
De eindconclusie moet luiden dat het de Nederlanders niet is gelukt via het Nederlands de Surinamers op een hoger niveau van ontwikkeling te krijgen. Hun ontwikkeling eindigt veelal bij het verlaten van de schoolbanken. Dat geldt ook voor academici. En men kan zonder te lezen slechts een korjaal bouwen maar geen vliegtuigmoederschip. En blijkbaar moet het feit dat wij noch van lezen noch van schrijven houden gezocht worden in het Nederlands dat ons werd opgedrongen.
Ouderwets
Ik ga nu over tot een onderzoek van het waarom. Ik beëindigde de beschouwingen in de vorige aflevering met een relaas over de wijze waarop op Curaçao de Nederlandse taal overboord werd gezet, hetgeen was geschied met een enkele pennenstreek zonder poespas, zonder ruzie, zonder geharrewar. Naar aanleiding van dit voorval vroeg ik aan een blanke Curaçaoënaar hoe het toch kwam, dat op Curaçao de witte mensen aan het Papiamentu de voorkeur gaven boven het Nederlands terwijl de elite in Suriname het Nederlands als statussymbool beschouwde (let wel dit was het jaar 1957/1958). In Suriname zei ik, gaf het Nederlands status, zorgde voor afstand met Jan met de pet en hoe meer en hoe beter iemand het Nederlands beheerste hoe meer aanzien hij genoot. Hij antwoordde als volgt: vroeger sprak de elite op Curaçao inderdaad bij voorkeur Nederlands en het volk sprak Papiamentu. Toen kwam de olie omstreeks het eind van de eerste wereldoorlog op Curaçao aan met talrijke Hollanders in haar kielzog. ‘Wat voor raar ouderwets taaltje spreken jullie toch,’ zeiden deze Hollanders. ‘Barsten jullie maar met je Hollands,’ zeiden de Antillianen,‘Als wij Papiamentu spreken kan niemand ons zeggen dat wij ouderwets of raar of foutief spreken.” En zo stapten alle Antillianen over op het Papiamentu. Van hoog tot laag, van spierwit tot gitzwart, van rijk tot arm.
Foutief Nederlands
Ik had volop de gelegenheid om terug te denken aan de woorden van de oude Antilliaan toen ik een jaar of vijftien later het schrijverspad was opgegaan. Ik had kans gezien, dank zij een gedwongen sabbatical die ik van rechter Oosterling had gekregen (waarvoor ik hem zolang ik leef dankbaar zal blijven) een aantal romans geschreven. Ik stapte, in Nederland in 1974 aangekomen, met het manuscript van Maar Meneer de Rechter, naar een uitgeverij in Amsterdam Duwaer geheten. Ze vonden het verhaal wel interessant maar het had teveel taalfouten en was te dik. 400 pagina’s. Ik kreeg een Neerlandica mee om de taal te verbeteren en verder in het boek te schrappen. Alle rechtbankscènes moesten eruit. De kritiek na verschijning van het boek was om van te huilen. Teveel taalfouten. Potjeslatijn. Op dat moment besloot ik het schrijverspad te verlaten. Dank zij Astrid Roemer deed ik dat niet. “Trek je niets aan van het ge o.h.”, zei ze. “Geef het boek in eigen beheer uit in de oorspronkelijke versie.” Ik deed dat. Het kwam ter beoordeling terecht bij de Nederlandse bibliotheekdienst, die boeken beoordeelt voor de circa 1100 bibliotheken die Nederland rijk is. Astrid Roemer verzorgde de recensie en dat leverde mij alvast een order op van 700 exemplaren. De enige dissonant kwam van Jos de Roo die het voor de Wereldomroep recenseerde. “Don Walther schrijft niet levend Nederlands,” verklaarde hij voor de radio. Gelukkig luisteren niet veel mensen naar de Wereldomroep anders was ik weer kopje onder gegaan. Het is sindsdien in het Spaans en het Engels uitgegeven en loopt nog steeds als een trein.
In Suriname aangekomen met mijn boeken was het direct raak. De heer Snijders, hoofdredacteur van de Parbode verklaarde in een recensie, dat mijn boek Swietie Sranang kan mij nog meer vertellen wemelde van de taalfouten en ontraadde de scholieren om het te lezen. Het interesseerde hem helemaal niet of het boek mooi, leerrijk of vlot was geschreven. Bij hem ging het meer om de taalfouten. Nou, denken de Surinamers die het heerlijk vinden als het werk van een landgenoot wordt afgekraakt, dan hoef ik het boek lekker niet te kopen.
[vervolg, klik hier]
De Surinaamse taalproblematiek (6)
door mr dr W.R.W. Donner
Nuttige eigenschappen
Grote ondernemingen zoals de KLM laten hun boekhouding via internet in India verzorgen terwijl dat toch eenvoudiger in Suriname had kunnen geschieden, in het Nederlands dan wel. Terwijl de Nederlanders bliksemsgoed weten dat wij prima voetballers voortbrengen (geen enkel volk heeft zoveel talentvolle voetballers voortgebracht per hoofd van de bevolking als het Surinaamse volk) financieren ze voetbalscholen in Zuid Afrika, Nigeria en Ghana. Ze hebben meer landbouwarealen in Kenia in exploitatie dan heel Suriname bij elkaar. Het Nederlands dat wij toch zo koesteren schijnt ons blijkbaar alleen maar windeieren op te leveren.
Vermoedelijk hebben zij verzuimd ons, naast de introductie van het Nederlands, die blijkbaar ten doel had ons om te toveren tot donkere Hollanders, andere nuttige eigenschappen bij te brengen zoals op tijd komen, niet steeds tegenspreken, niet steeds alles beter denken te weten etc.
Schijnbaar geletterd
Surinamers plegen vaak denigrerend te spreken over de Antillianen die slecht Nederlands zouden spreken. Maar wonderlijk genoeg heeft Curaçao belangrijkere schrijvers voortgebracht dan Suriname, in het Nederlands dan wel. Ik noem slechts de namen van Frank Martinus Arion, Cola Debrot, Boeli van Leeuwen, Tip Marugg en Pierre Lauffer. Op de middelbare school keken de examinatoren verbaasd op, toen ik met de naam van Albert Helman op de proppen kwam voor mijn boekenlijst. Hadden ze nooit van gehoord. Van Cola Debrot wel. Kortgeleden werd een boek van Frank Martinus Arion waardig bevonden om in een oplage van bijna een miljoen exemplaren uitgedeeld te worden.
Ik heb zowel op Curaçao als in Suriname secretaresses gehad. Maar ik kan met mijn hand op mijn hart verklaren dat de Curaçaose secretaresses met kop en schouders uitstaken boven hun Surinaamse collega’s in de beheersing van het Nederlands. Ze spreken het armoedig, maar op papier beheersen ze het beter dan wij.
Kennisniveau
Het zou interessant zijn een onderzoek in te stellen naar de mate van kennis van Curaçaoënaars en Surinamers van dezelfde maatschappelijke klasse. Ik heb de indruk dat die van de Curaçaoënaar hoger ligt omdat de Curaçaoënaar, hoe vreemd dit ook mag klinken, meer leest dan de Surinamer. In het Papiamentu dan wel. Suriname telt vier dagbladen: de Ware Tijd, Dagblad Suriname, Times of Suriname en De West. Op een bevolking van 500 000 zielen is dat gemiddeld 1 dagblad per 125 000 zielen. Curaçao heeft 8 dagbladen op 135 000 inwoners.(Twee Nederlandstalige Amigoe di Curaçao en Algemeen Dagblad en maar liefst zes dagbladen die in het Papiamentu verschijnen namelijk, La Prensa, Vigilante, Nobo, Ultimo Noticia, Bala Korant en Extra. Dat is circa 17 000 inwoners per dagblad.
De Centrale bibliotheek van Curaçao is vijf keer zo groot als onze CCS bibliotheek en wordt door meer mensen bezocht dan CCS. Elke week is er een boekbespreking op de t.v.in het Papiamentu dan wel. In Suriname: never. Daar zit geen mens op te wachten.
Volksschrijvers
In dit verband wijs ik op het instituut van de volksschrijvers. Ik weet niet hoe de toestand nu is, maar in mijn Antilliaanse tijd (1957-1960) had je er talrijke volksschrijvers rondlopen: Willem Kroon, Guillermo Rosario, Elis Juliana om enkele namen te noemen die mij te binnen schieten. Deze mensen maakten gewoon een living van het schrijven van verhalen in het Papiamentu, novela’s geheten, en deze in dunne boekjes aan de man te brengen. Ze werden gretig gelezen door de eenvoudigste mensen. Een gerichte cultuurpolitiek met het doel de algemene ontwikkeling van het volk te vergroten, zou daardoor, naar het mij voorkomt, op de Antillen effectiever zijn dan in Suriname. Men zou slechts de novela’s behoeven te gebruiken als vehikel om kennis over te dragen. Dit zou in Suriname dacht ik, weinig effect sorteren. Ondanks het feit dat Surinamers niet als analfabeten mogen worden beschouwd, schijnen ze toch niet in staat via het geschreven woord met elkaar te communiceren en zijn verder nauwelijks geïnteresseerd in het geschreven woord. Ook hier blijkt dat het Nederlands eigenlijk verlammend werkt op de geestelijke vorming van de Surinaamse mens.
Ook het volgende feit verdient vermelding. Moesje op de Antillen heeft een zoon in Nederland. Ze schrijft de zoon een brief in het Papiamentu precies zoals ze het uitspreekt. Zoonlief begrijpt alles en schrijft terug in het Papiamentu en moesje begrijpt alles. Moesje in Suriname, als ze nou Hindoestaanse is of Javaanse of creoolse, is niet in staat zoonlief in het Hindi, Javaans of Sranantongo te schrijven. Om maar niet van het Nederlands te spreken.
Men neme eens de proef op de som. Stuur eens als schrijver een presentexemplaar van je boek naar de president of een minister in Suriname. Je kunt er donder op zeggen dat je nimmer een bedankbriefje terugkrijgt. Onbeschoftheid of vrees voor het maken van taalfouten? Doe hetzelfde met koningin Beatrix of een minister in Nederland of de Antillen en kijk naar het resultaat. Daar kan ik echt van meepraten. Ik geloof dat hier de schoen wringt. De vrees om te schrijven, uit vrees fouten te maken. Daar zal ik later uitvoerig op terugkomen.
[vervolg klik hier]
De Surinaamse taalproblematiek (5)
door mr dr W.R.W. Donner
Vooruitgang
“Het merkwaardige doet zich nu voor, wanneer ik rondom me kijk naar mensen die het maatschappelijk ver geschopt hebben, dat het uitsluitend gebruik van het Nederlands nauwelijks een voorsprong schijnt te hebben opgeleverd. Er zijn aanmerkelijk meer academici (zover ik kan nagaan) voortgekomen uit de groep die zich voornamelijk van de eigen inheemse taal bediende, dan uit de categorie van de snobs en de zogenaamde nette jongens die bij voorkeur het Nederlands hanteerden. Echt een onderwerp voor een proefschrift. Daarbij ware tevens een vergelijking te maken met de Friezen en een onderzoek in te stellen naar de vraag of de uitsluitend Friessprekenden een achterstand vertonen in het Nederlandse onderwijsstelsel. En wat te denken van de Hindoestanen en Antillianen? De Antillianen spreken bijna uitsluitend Papiamentu maar hebben aanmerkelijk betere schrijvers opgeleverd (in het Nederlands wel te verstaan) dan Surinamers die prat gaan op hun beheersing van het Nederlands. En ook voor de Hindoestanen schijnt het gebruik van het Sarnami nooit een handicap gevormd te hebben voor maatschappelijke vooruitgang.” Tot zover het citaat uit Swietie Sranang.
Maatschappelijke positie in Nederland
Ook in Nederland schijnt beheersing van de Nederlandse taal geen enkele voorsprong te hebben opgeleverd. Meer en meer geven de Nederlanders de voorkeur aan Marokkanen en andere allochtonen waar Nederland toch niets mee te maken heeft gehad. Allerlei visumbepalingen verhinderen dat wij het land binnenkomen. Mijn schoonzoon, een Costaricaan die geen woord Nederlands spreekt of verstaat en zijn hele leven geen spat arbeid heeft verricht, kreeg binnen acht maanden de Nederlandse nationaliteit. De zoon van een bekende Surinamer, die met een Iranese vrouw met de Nederlandse nationaliteit getrouwd was, moest vier jaar vechten om genaturaliseerd te worden. We krijgen geen voorkeursbehandeling en niemand schijnt enige verwantschap te verbinden aan het feit dat wij Nederlands spreken. Onze ministers worden op Schiphol zonder egards behandeld en men ziet ons liever gaan dan komen.
Politiek
De afgelopen jaren zijn de volgende landgenoten met veel misbaar uit het Nederlandse politieke machtscentrum verwijderd: Oedayraisingh Varma, Remak, Kortram (Tweede Kamer), de Faria (wethouder Rotterdam), Buyne en Belliott (wethouders Amsterdam), Bijlhout (staatssecretaris). Vreemd genoeg allemaal vrouwen, die uitsluitend Nederlands spreken. Marokkanen en Turken die nauwelijks Nederlands spreken zijn overal in opmars. Kijk maar: ze hebben al een burgemeester in de tweede grootste stad van Nederland [Rotterdam – red.]. Hadden een staatssecretaris (mevrouw Albayrak, thans waarnemend fractieleider van de PVDA). Hebben in de Tweede Kamer meer dan tien leden tegenover twee Surinaamse. (Er zijn evenveel Marokkanen als Surinamers in Nederland (circa 300.000). Meer dan de helft van de Marokkanen heeft niet eens de Nederlandse nationaliteit dus zijn als kiezers oninteressant, als men hen zou willen aantrekken uit een oogpunt van stemmenwinst. Toch heeft men ze liever in hoge functies in de politiek dan Surinamers. De gemeenteraden wemelen van ze. Daar kan ik als ex-bestuurslid van de VVD en vertegenwoordiger van Rotterdam in de algemene vergadering van deze partij wel van meepraten. Ik had steeds de grootste moeite de partijgenoten te enthousiasmeren voor onze landgenoten. De dag dat de Moslima zullen besluiten hun hoofddoek af te zweren, zullen ze ook de Surinaamse vrouwen verdringen uit de baantjes van het tweede plan zoals winkeljuffrouw.
[vervolg klik hier]
De Surinaamse taalproblematiek (4)
door mr dr W.R.W.Donner
In de vorige aflevering begon ik mijn uiteenzetting over de Surinaamse taalsituatie met vermelding van de feiten. We zagen, dat de taal van het voormalige moederland (Engeland, Frankrijk, Spanje of Portugal) door vrijwel alle gekoloniseerde volkeren bij hun onafhankelijkheid werd overgenomen en uiteindelijk als onderdeel van het eigen culturele erfgoed werd en wordt beschouwd. In de door Nederland of door Nederlanders gekoloniseerde landen: De Nederlandse Antillen, Guyana, Ceylon, Zuid Afrika, Indonesië, vond dat niet plaats. Ook in Namibië, Rwanda Burundi en Kongo werd het Nederlands (Vlaams, Afrikaans) na de onafhankelijkheid onmiddellijk afgeschaft of naar het tweede plan verwezen. Suriname vormde hierop een grote uitzondering. In onze grondwet van 1987 wordt nergens melding gemaakt van een officiële taal. Men nam automatisch aan dat deze het Nederlands zou zijn.
Officiële taal
In 1876 werd de Algemene leerplichtwet in ons land ingevoerd met daarin de bepaling dat het Nederlands de officiële taal zou zijn. Ik wil aannemen dat daarmede de beste bedoelingen werden nagestreefd. Mogelijke oogmerken waren in de eerste plaats de maatschappelijke voorsprong van de lichtgekleurde bovenlaag teniet te doen. In de tweede plaats de Surinamers om te vormen tot gekleurde Hollanders door hen de Nederlandse cultuur bij te brengen. De leerplicht werd niet ingevoerd op de Antillen en ook niet in Nederland. Daar heerste verzet tegen. De socialisten waren tegen maar ook de Christelijke partijen. Daardoor duurde het vijfentwintig jaar (tot 1901) voordat de voorstanders erin slaagden het wetsontwerp door de Tweede Kamer te krijgen. De Christelijke tegenstanders eisten als tegenprestatie dat de kerken – uitgaande van het beginsel van de soevereiniteit in eigen kring – het recht zouden krijgen hun eigen scholen op te richten geheel gefinancierd door de overheid. Dit recht werd inderdaad in 1917 verankerd in de Nederlandse grondwet en voor ons land van toepassing verklaard. Vandaar de juridische grondslag voor de bijzondere scholen in ons land.
Vermoedelijk vormden wij het eerste land in de wereld met een algemene leerplichtwet. Landen als Frankrijk kwamen veel later (1884), België 1914, Nederland als gezegd 1901. Dat heb ik niet verder onderzocht. Wat mij interesseerde was in hoeverre deze wet die ons verplichtte het Nederlands tot het eigene te maken een zegen werd voor ons. Zijn wij daar wijzer van geworden?
Maatschappelijke positie
Naar mijn oordeel is kennis van het Nederlands nauwelijks van positieve invloed geweest voor de maatschappelijke positie van de Surinamers. In mijn Swietie Sranang kan mij nog meer vertellen maakte ik daarover de volgende opmerking. “Het was in Suriname gebruikelijk in de jaren 1935-1945, dat tegen meisjes altijd en bijna uitsluitend Nederlands werd gesproken. Alleen in de lagere standen kon men moeders of vaders Negerengels tot hun dochters horen spreken. Waarom weet ik ook niet. Bij de jongens kon men twee categorieën onderscheiden. De eerste categorie bestond uit jongens waartegen de ouders altijd Nederlands spraken omdat het chique stond of omdat de ouders het beheersen van de Nederlandse taal nu eenmaal noodzakelijk achtten voor de toekomst van hun zonen. (Als je Negerengels sprak was je vernegerd en dat was zeer afkeurenswaardig). Het was soms wonderlijk om te zien in hoeveel bochten de ouders zich konden wringen om dat tot stand te brengen.
De tweede categorie bestond uit jongens die thuis gewoon in het Negerengels werden aangesproken. Zodoende kreeg je jongens die uitsluitend Nederlands spraken en zich nauwelijks in het Negerengels konden uitdrukken (zo zij dat al probeerden ging dat zeer onbeholpen) hoewel ze de taal natuurlijk prima verstonden en jongens zoals ik, die uitsluitend Negerengels spraken en zich slecht in het Nederlands konden uitdrukken. Ik heb op de middelbare school (in Nederland) nooit hoger dan een zes gescoord voor Nederlandse taal.”
[wordt vervolgd, klik hier]
De Surinaamse taalproblematiek (3)
door mr dr W.R.W. Donner
Belgische gebieden
Ook in de Belgische gebieden van Afrika werd korte metten gemaakt met het Nederlands (Vlaams). Kongo kwam in 1880 in Belgische handen. Dat bleef zo tot 1960. Terwijl in België de Vlamingen en Walen elkaar steeds in de haren zaten en zitten, over het primaat van de taal, is daarvan in de Kongo niets te merken. Daar is Frans gewoon de officiële taal. Dit is ook het geval in Rwanda Burundi. Dit land was een Duitse kolonie tot 1923. Toen kregen de Belgen het in handen tot 1962. Ook daar is Frans de officiële taal.
De Surinaamse taalproblematiek (2)
door mr dr W.R.W. Donner
Volmaaktheid
De schepping (inclusief de mens) is verre van volmaakt. Daarom heeft de Schepper sommige mensen uitgerust met hersenen om Zijn werk te voltooien. De Heer heeft de Boeings en wolkenkrabbers en computers en juridische systemen niet zelf geschapen maar hun schepping overgelaten aan denkers en geleerden die daartoe met de nodige hersenen werden uitgerust.
Geleerden zitten zich de gehele dag in laboratoria of studeerkamers bezig te houden met de ontraadseling van de schepping of met de oorzaken van maatschappelijke en andere trubbels (zoals ziekte). Het resultaat van hun denken of hun arbeid wordt door middel van geschriften overgedragen aan de overige mensheid.
Trubbels
Ook Suriname heeft zijn deel van menselijke trubbels. Elke week een andere staking, constant stijgende prijzen, verkeersdoden bij de vleet, parlementariërs die zich misdragen etc. Het verschil met andere landen is echter, dat de Surinaamse wetenschappers, die zich zouden moeten uitlaten over deze zaken, verklaringen daarvoor zouden moeten geven en oplossingen zouden moeten aandragen, zich gedeisd houden uit vrees bedolven te worden onder het braaksel van de lieden die dit ons land met alle geweld willen brengen op het niveau van Haïti. Vooral in de wetenschap doen de woorden van wijlen Jagernath Lachman namelijk opgeld: mooie woorden zijn niet altijd waar en ware woorden zijn niet altijd mooi. Dit bleek mij eens te meer toen ik op de vraag, hoe het zou komen dat sommige parlementariërs, die toch worden geacht tot de hoogsten in den lande te behoren, zich publiekelijk plegen te misdragen, opperde, dat dit waarschijnlijk een kwestie van afkomst was en de wind van voren kreeg en ik zelfs figuurlijk uitgekleed en maatschappelijk gelyncht werd.
Diep water
Ik verkeer in de gelukkige omstandigheid dat ik mij niets behoef aan te trekken van koskosi of slagen onder de gordel van lieden die bij gebrek aan opvoeding of ontwikkeling hun toevlucht plegen te nemen tot scheldpartijen in plaats van rationele tegenargumenten. Daarom ben ik voornemens mij, met dit essay, weer in diep water te begeven met een hot item. Ik zal mij namelijk bezighouden met de volgende vraag: wordt het niet langzamerhand tijd dat men zich in Suriname serieus gaat bezighouden met de positie van het Nederlands binnen het Surinaamse staatsbestel? Zoals een wetenschapper betaamt, zullen mijn beschouwingen niet ontleend worden aan de emotie maar aan de ervaring. (Ik heb geleerd nooit te praten over dingen waar ik geen verstand van heb). Ik zal het vraagstuk binnen een breed kader plaatsen en begin dan met de volgende algemene vraagstelling Hoe komt het dat de Engelsen, de Fransen, de Spanjolen en de Portugezen kans hebben gezien hun taal door de meest primitieve volkeren aanvaard te krijgen en zelfs als hun eigendom te beschouwen hetgeen de Nederlanders, misschien met uitzondering van Suriname, nergens is gelukt? Kijk maar, bijna alle voormalige koloniën hebben de taal van hun moederland het Engels, het Frans, het Spaans of het Portugees aanvaard. Die koloniën die van zichzelf al een hoogontwikkelde taal hadden, zoals India, zijn na de onafhankelijkheid gewoon doorgegaan met de taal van het voormalige moederland.
Engels
Hoewel het Hindi de officiële taal is van India, wordt in het Indiase parlement toch gewoon Engels gesproken en geen mens die dat vreemd vindt. In artikel 348 van de Indiase grondwet wordt zelfs gezegd the authoritative texts of all Bills to be introduced or amendments thereto to be moved in either House of Parliament or in the House or either House of the Legislature of a State, of all Acts passed by Parliament or the Legislature of a State and of all Ordinances promulgated by the President or the Governor of a State, and of all orders, rules, regulations and bye-laws issued under this Constitution or under any law made by Parliament or the Legislature of a State, shall be in the English language.
Duidelijker kon het niet gezegd zijn. In schril contrast daarmee zegt artikel 36 van de Indonesische grondwet kort en bondig.The national language of Indonesia shall be the Bahasa Indonesia or the Indonesian language. Na de onafhankelijkheid van dit land werd het Nederlands op alle instellingen van onderwijs afgeschaft. De Bahasa Indonesia – in wezen een kunstmatige taal – werd tot officiële taal verheven en het Engels werd overal ingevoerd.
Namibië
Namibia is a case in point. Dit land was van 1885 tot 1915 een Duitse kolonie. De officiële taal was toen het Duits. In 1915 (tijdens de eerste wereldoorlog) kwam het in Zuid Afrikaanse handen als mandaatgebied. Dat duurde tot 1990. Toen kwam het land vrij. Het eerste wat de Namibiërs deden was de afschaffing van het Nederlands. Lid 1 van artikel 3 van de grondwet zegt kort en bondig. The official language of Namibia shall be English. Let wel. Het land heeft nooit iets te maken gehad met het Engels of met Engeland.
[vervolg, klik hier]
De Surinaamse taalproblematiek (1)
door mr dr W.R.W. Donner
Ter verantwoording
“Wat en hoe denken onze mensen over hun eigen talen? Wat willen de sprekers van onze nationale talen geregeld hebben in een taalwet? Wat denken ze over één of meer officiële talen? Wat denken onze mensen over onderwijs in de eigen talen? Hoe denkt men over het Engels in Suriname, over het Nederlands dat de Surinamers praten? Wat wil men met het Sranan, het Surinaams-Javaans, het Sarnami, het Aukaans, het Saramakaans, de overige Marrontalen, de talen van de Inheemsen? Kortom, wat willen we in onze Surinaamse meertaligheid regelen en vastleggen.”
Ziedaar de tekst van een brief van de minister van Onderwijs aan alle stakeholders. De minister stelt een taalwet in het vooruitzicht. Aangezien deze wet brede delen van de samenleving raakt, heeft het Directoraat Cultuur in het kader van de voorbereiding hiervan, gemeend consultaties met organisaties en personen te houden die zich bezig houden met Surinaamse talen.
Kroetoe
Naar alle verwachting zal bij de oordeelsvorming de “kroetoe-methode” worden gehanteerd. Voor degenen die niet vertrouwd zijn met deze methode, volgt hieronder een korte toelichting. De kroetoe-methode zoals de naam suggereert, danken wij aan onze boslandbewoners. Kroetoe betekent ook ruziemaken. Misschien gebruikten zij hun volksraadplegingen om met elkaar te bekvechten vandaar dat ze de bijeenkomsten ook met de term kroetoe gingen aanduiden.. Wij gebruiken de term om onze superkennis te etaleren. Zij werd gepopulariseerd door een televisierubriek getiteld Kroetoe. Daarin gaat het zo: Een inleider stelt de volgende vraag: het verkeer in ons land is een janboel. Wat moet hieraan gedaan worden? Een aantal jongelui dat zit te popelen van ongeduld om zijn zegje te doen, staat op en begint met de openingsformule: Ik denk enz.…, en geeft zijn of haar mening meestal onder applaus prijs. Fris van de lever. Onopgesmukt, zonder veel poespas of onnodig tijdverlies. Confucius zei het lang terug vraag het aan de jeugd. Die heeft alle antwoorden al. En als we mogen afgaan op de woorden van deze wijze man, zullen in de kroetoe-uitzendingen behoorlijk veel wijze dingen worden gezegd over hoe ons land bestuurd moet worden. Ook in ons parlement en niet te vergeten in het jeugdparlement wordt deze methode met vrucht toegepast.
Preadviezen
Ik moet bekennen dat ik deze methode nergens anders ben tegengekomen. In de wereld waarin ik de afgelopen vijftig jaren heb mogen verkeren, gaat men als volgt te werk. Men wijst iemand, bij voorkeur een deskundige aan om een preadvies uit te brengen over een moeilijke kwestie. De preadviseur onderzoekt de lengte, de breedte en de diepte van de kwestie. Hoe zit het in andere landen; wat denken geleerden ervan; hoe zou die opgelost kunnen worden. Vervolgens wordt daarover gedelibereerd. Uit de choc des opinions komt men tot een eindoordeel. Allemaal tijdverlies zoals de volgende mop laat zien.
Mop
Een Chinese delegatie bezoekt de ontwerpers van de Kanaaltunnel. Hun wordt uitgelegd hoeveel jaren er nodig waren om uit te rekenen hoe, vanuit twee vertrekpunten, exact uit te komen. De Chinezen zijn zwaar onder de indruk, maar zeggen zij, in China doen wij het anders. We werken ook met twee ploegen, maar ze beginnen tegelijkertijd zonder berekeningen. Een vanaf de noordzijde de andere ploeg vanaf de zuidzijde. Als ze precies op elkaar stuiten is het meegenomen. Zoniet hebben wij twee tunnels.
Preadviseur
Op gevaar af voor arrogante klootzak en betweter te worden uitgemaakt zal ik als preadviseur optreden in de talenkwestie. In mijn Proeve van een grondwet voor Suriname, die ik in 1987 vanuit Costa Rica naar de Surinaamse autoriteiten stuurde, hield ik me al bezig met de Surinaamse taalsituatie. Tijdens een bezoek aan Suriname legde ik aan de toenmalige minister van Onderwijs Sankatsing een plan voor om het Engels stapsgewijs te verheffen tot eerste taal van Suriname. Een paar jaar terug maakte ik mijn mening over de Surinaamse taalproblematiek kenbaar in een serie essays, die in de dagbladen werden opgenomen. Ik wil de essays thans reproduceren voor degenen die wellicht belangstelling voor de kwestie zouden kunnen hebben. Het betoog wordt voorafgegaan door een beschouwing over het thema wetenschap om mezelf te rechtvaardigen vis á vis de aanhangers van de kroetoe-methode. Nogmaals de kroetoe-methode verliest weinig tijd met lange studies over zaken, maar perst stante pede antwoorden op vragen uit de hersenen. Wetenschappers waartoe ik mezelf reken, gaan painstakingly te werk door af te gaan op de mening van andere wetenschappers, door na te gaan hoe men elders over een zaak denkt etc.
[vervolg klik hier]
Walther Donner verzendt gratis boek
Op aanvraag per email naar laetitiabooks@hotmail.com kunt u gratis leesvoer van Walther Donner ter beschikking krijgen. Het gaat om het boekje Suriname en de Caricom. Professor Donner staat bekend om zijn uitvoerige analyses over de Surinamer en zijn relatie tot zichzelf en het buitenland. Ook is van hem bekend dat hij graag zijn standpunten met anderen wil delen, en door het innemen van een scherpe positie de ander tot denken wil aanzetten. In dit kader is de gratis verspreiding van het boekje volledig op zijn plaats.
[bericht van Schrijversgroep ’77]
S’77 Srefidensi Potpourri
Op de 34ste owru yari van Suriname hadden leden van S’77 presentaties op de stoep van Tori Oso. De avond is opgenomen door Willy Alberga en uitgezonden in haar programma ‘Niet zomaar een gesprek’ van vrijdag 3 december en de herhaling op 5 december op radio Apintie. Cd’s van het programma zijn te koop bij Apintie. Info. tel 400455, tussen 7.00 – 14.00 u. U hoort verhalen en gedichten van Sombra, Alphons Levens, Celestine Raalte, Ismene Krishnadath, Jeffrey Quartier, Walther Donner, Arlette Codfried, Kadi Kartokromo, Charles Chang, Willy Alberga. Ook Osje Braumüller, eigenaar van Tori Oso, komt aan het woord. Het programma zal ook worden uitgezonden via Skrifimantaki.
[Bericht van Schrijversgroep ’77]
Srefidensie kan me nog meer vertellen
door Don Walther Donner
Ik ben vreselijk jaloers op dichters. De wijze waarop zij kans zien in slechts enkele zinnen hun diepste gevoelens kenbaar te maken is gewoon klasse. Wat te denken van Dobru: wang bong etc. Somenie etc. Klinkt als een klaroengeschal. Als ik de kunst van het dichten machtig was geweest zou ik het volgende in bloemrijke taal hebben gezegd: Srefidensie kan me nog meer vertellen.
Een vriend liet zich drie jaar geleden scheiden van zijn vrouw waarmede hij twintig jaar lief en leed gedeeld had. Het is mogelijk dat zij van hem wegging maar dat vermeldt hij natuurlijk niet bij. Hij was enthousiast. Eindelijk vrij van het kreng. Ze was zeer preuts op het gebied van seks. Steeds had hij tekst en uitleg moeten geven waar hij had uitgehangen, wat hij met geld deed etc. Hij zou nooit meer beginnen met een zwarte. Nu kon hij gaan en staan waar en wanneer hij wilde. En uitgaan met wie hij wilde. Srefidensie; tijd voor feestvieren. Hij begon met een Hindoestaanse vriendin. Oh wat was ze intelligent. Intelligenter dan zijn vrouw. Na een paar maanden was het toch mis. Ze wenste te weten wat hij uitspookte. Wat hij met zijn geld deed etc. Toen had hij een Chinese. Wat was ze toch zachtaardig. Maar als hij durfde aan te pappen met een andere vrouw was het huilen geslagen en was dagenlang niet te genieten. Toen kwam een Javaanse aan de beurt. Maar hij vermoedde dat zij het stiekem deed met andere mannen. Hollandse vrouwen trokken hem niet aan. Hij nam toch maar weer een zwarte, die leek op zijn vrouw. Maar die overlaadde hem met haar geldzorgen. Afgelopen zondag kwam hij zijn hart bij mij uitstorten. Wat miste hij zijn vrouw toch. Ze was een kreng maar ze kende hem door en door en hij miste haar warmte. Zou ze hem terug willen hebben? Dat wist ik natuurlijk niet. Zou ze misschien al een ander hebben? Wist ik natuurlijk ook niet. Arme kerel.
Als jonge man werkte ik jaren terug op Aruba samen met een Haïtiaan die minister van Onderwijs was geweest tijdens het regime van Paul Magloire (de voorganger van Papa Doc Duvalier). Wanneer wij jonge Surinamers afgaven op het Nederlandse kolonialisme zei hij steeds. “Ik wenste wel dat wij met jullie konden ruilen. Haïti was tijdens het Franse bewind het rijkste land van de hemisfeer. Thans het armste en armetierigste. Waren we maar bij Frankrijk gebleven. Vrijheid – ma piema.” Dat woord had hij inmiddels van ons geleerd. “Jullie jonge kerels weten niet wat vrijheid is. Jullie krijgen je natje en je droogje zonder je bezig te houden met de vraag van waar het vandaan komt. Vrijheid- ma piema.”
De Caribische landen hebben blijkbaar naar hem geluisterd want ze zeiden “vrijheid ma piema” en besloten in meerderheid dominions te worden toen ze geheel vrij mochten zijn en nemen genoegen met een gouverneur die door de Engelse vorstin wordt aangewezen. Guyana besloot een republiek te worden. Maar is ook naast Suriname het grootste maar armste land van de regio. Maar bleef voor alle zekerheid toch maar in de Commonwealth. Mozambique dat nooit een Engelse kolonie is geweest besloot na de onafhankelijkheid toch toe te treden tot de Commonwealth.
Een paar weken terug zeiden de Ieren (zwaar in de geldzorgen): “We wensen geen geld van de EU als ze ons komen vertellen hoe wij het moeten besteden.” Afgelopen zondag was het zover. Ze zeiden: “Ierland zou graag een paar miljard van jullie willen krijgen met voorwaarden en al.” Vrijheid – ma piema.
En dan die Europese landen. Die zeggen steeds weer in hun eigen taal natuurlijk: vrijheid – ma piema en laten zich constant de les voorlezen door Brussel. Degenen die nog helemaal vrij zijn zoals Turkije wringen zich in allerlei bochten en zeggen “vrijheid – ma piema” en smeken om toegelaten te worden en zich door Brussel te laten voorschrijven wat ze doen en laten moeten.
Ik wenste wel dat ik dit alles in dichtvorm kon verwoorden. Ik zou niet eindigen met de woorden van de Haïtiaan: vrijheid – ma piema, maar ik zou zeggen: srefidensie kan me nog meer vertellen. Srefidensie is goed voor de happy few die niet hoeft te hosselen en de jeugd die drie maal daags zijn natje en zijn droogje krijgt zonder zich af te vragen waar het vandaan komt. En wat te denken van die patriotten die hoog en droog in Nederland om het hardst schreeuwen hoe geweldig srefidensie wel is, maar wel wijzer zouden wezen dan hun WW, sociale dienst en AOW op te geven om in Suriname in een vrij land te leven. En Oom Daisy kan ons nog meer vertellen dat wij Holland moeten vergeten. Van één ding is hij zeker. Volgend jaar krijgt hij zijn AOW en van dat geld zal hij best in Suriname kunnen leven. Zelfs voor zijn vrouw zal hij geld krijgen. Als appeltje voor de dorst zogezegd. Zolang hij leeft zal hij nooit zonder centen zitten want daar zal Holland voor zorgen. Maar tante Sjane en broer Sjorrie? Voorwaar! Srefidensie kan me nog meer vertellen!
Don Walther – Opnieuw raaskallen
We hebben een nieuwe bezigheid gevonden. Het drammen. Er wordt nu gedramd om 10 oktober tot nationale vrije dag te verheffen. De drammers kennen de historie van ons land niet of doen bewust aan volksverlakkerij. De drammers willen ons doen geloven dat alleen de Aukaners zich vrij hebben gevochten. 10 oktober is immers de dag dat vrede met hun voorouders werd gesloten. De feiten zijn anders.
read on…