blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: creolen

Afro Chic! A natural hair event

Op zaterdag 31 mei 2014 organiseert Sjamira Roseburg van de OCAN-jongerencommissie het natural hair event Afro Chic. Het event vindt plaats in praktijkcollege De Dreef, Alexander Dumaslaan 5, Amsterdam Zuidoost (12.00h-20.00h).

read on…

Aminata Cairo geeft vierde Rudolf van Lier-lezing

Krioro dansi: Dansen om Afro-Surinaamse identiteit te verkennen

Vrijdag 27 juni 2014

Faculteit Geesteswetenschappen, Lipsius Gebouw, zaal 011, Cleveringaplaats 1, Leiden

Suriname staat bekend als een land waar diverse etnische groepen in harmonie met elkaar samenleven. Toch is de realiteit van een multiculturele samenleving niet zelden een andere.  Ruimte creëren voor identiteit kan uitermate ingewikkeld zijn. In haar lezing zal Aminata Cairo ingaan op vormen van Afro-Surinaamse identiteitsbeleving aan de hand van een studie over Afro-Surinaamse dans, die zij tussen 2003 en 2005 in Suriname uitvoerde.

read on…

Dansen met voorouders in de Laurenskerk op het Winti Bal Masqué

Met een wervelende show en ruim 700 bezoekers is de eerste editie van het Winti Bal Masqué in de Laurenskerk een daverend succes te noemen. Het Winti Bal Masqué is hét interculturele festival waarin de Surinaamse en Nederlandse cultuur samen zijn gekomen voor een feestelijk Winti dansritueel. Voor velen betekende dit een geweldige introductie tot de natuurreligie ‘Winti’. Voor anderen werden er  vertrouwde rituelen uitgevoerd, omlijst door Venetiaanse kostuums en beeldende kunst. De avond werd gepresenteerd door Wintipriesteres Marian Markelo en de kleurrijke DJ Chantelle, het alter ego van beeldend kunstenaar Boris van Berkum.    

De eerste editie van het Winti Bal Masqué verwelkomde ruim 700 aanwezigen, naast de voorouders en de goden die meedansten en zich met de aanwezige stervelingen vermaakten. Want zoals dat gaat op een goed Winti dansritueel bestaat de scheiding tussen de mensenwereld en de geesten- en godenwereld niet meer. Met de voordracht door historicus Alex van Stipriaan werd er stil gestaan bij de afschaffing van de slavernij in het Koninkrijk der Nederlanden dat 150 jaar geleden plaatsvond. Van Stipriaan schetste een beeld van het Rotterdam ten tijde van de slavernij.  

Op de avond bracht de culturele vereniging van Inheemse Indianen Wajonong een serie indrukwekkende krachtgebeden en liederen ten gehore. En werd er door het publiek uit volle borst meegezongen met het strijdlied de Keti Koti Song: ‘Keti Koti, Ik ben niet te koop.’

Hoogtepunt van het feest was de onthulling van de ruim acht meter hoge ‘Mama Aisa XXXL’ sculptuur door wethouder Korrie Louwes. ‘Mama Aisa XXXL’, oftewel moeder aarde, droeg een prachtige ‘koto’ (traditionele Surinaamse klederdracht) gemaakt door Mirjam Carels en de Krachtvrouwen uit Rotterdam-West. Theatergroep Untold voerde de première van de maskerdans uit ter ere van de slangengod ‘Papa Winti’.Mama Aisa XXXL en het Papa Winti-masker zijn gecreëerd door kunstenaar Boris van Berkum die een selectie maskers uit het Afrika Museum scande in 3D. De verkregen data waren de basis voor een nieuwe kunstcollectie die vanaf nu in het hedendaagse leven een actieve rol zal spelen in het Winti dansritueel. Het ‘Winti Bal Masqué’ is de start en een mijlpaal voor – wat Marian Markelo noemt – de Afrikaanse Renaissance in het Winti-geloof. Het was een feest om te zien dat alle aanwezigen goed hun best hadden gedaan om zich volgens de dresscode: Wonderful Winti, Afro Futurisme en Venetian Chique te kostumeren. Er viel dan ook wat te winnen: De Best Dressed Guest kreeg een reischeque overhandigd ter waarde van vijfhonderd euro. De jury, bestaande uit Annemarie de Wildt – conservator van het Amsterdam Museum, Winti-specialist Fred Fitz James en Ari Versluis kozen de gelukkige winnaar: de heer Willy Djaoen met zijn schitterende Yin Yang kostuum.    

Het beste uit de Surinaamse, Afrikaanse, Antilliaanse en West-Europese cultuur kwam deze avond samen. Op Facebook wordt er al volop gespeculeerd over een vervolg in 2015. De organisatie laat weten alles op alles te zetten om dit ‘feest der verbroedering’ een vaste plaats te geven in onze Nederlandse cultuur.    

Datum: 15 maart 2014 Locatie: Laurenskerk Rotterdam
Website: www.ikbenniettekoop.nl
Mede mogelijk gemaakt door: Mondriaan Fonds, Centrum Beeldende Kunst Rotterdam, Prins Bernhard Cultuurfonds, SNS Reaal Fonds, Gemeente Rotterdam en Stichting Bevordering van Volkskracht, Amsterdam Museum, Afrika Museum.

Organisatie: ABAN Foundation

In de ban van slavernij – Zo tolerant is Suriname helemaal niet

door Nancy de Randamie

De Surinaamse regering doet haar uiterste best om aan haar volk en de rest van de wereld te tonen dat het land een culturele en etnische melting pot is. Daarom werden het afgelopen jaar op grootse wijze alle herdenkingsdagen gevierd. Gezamenlijk, gecoördineerd en landelijk. Deze termen werden bedacht door de Nationale Commissie Herdenking Jubileumjaren, NatCom. Helaas blijft de intolerantie, segregatie, discriminatie en zelfs racisme hier dwars doorheen sijpelen.

read on…

Carlo Jones & The Surinam Kaseko Troubadours

by Chris Smith
In many ways, it makes more sense to think of New Orleans as a northern Caribbean port than as a southern American one.  There has been a long musical interchange between the city and the islands, stretching back to slavery times, when slave owners fleeing the Haitian rebellion brought their human property to Louisiana.  In the thirties, Belasco’s Orchestra from Trinidad recorded an irresistible Sally You Not Ashamed? which is the same tune as Ai Ai Ai (Creole Song), cut by the Wooden Joe Nicholas band for American Music in 1949.  More recently, New Orleans R&B was one of the building blocks of ska, delivered to Jamaica by radio, records and visiting artists.  Today the circuit continues to operate, as the Neville Brothers, for instance, incorporate Haitian and reggae elements into their music.  The music of Carlo Jones and his band, of which more later, is yet another example, and a very striking one, of way musical ideas have travelled between opposite ends of the Caribbean, with the intervening islands seemingly used as stepping stones.
Tremé Brass Band
First, however, the Tremé Brass Band (or Tremè, as the artwork annoyingly, and illiterately, refers to them).  This outfit are a hot item in New Orleans – I’m writing this section of the review the day after they won the 1997 Big Easy Entertainment Award for best traditional brass band – and listening to the nine lengthy performances on this CD, it’s easy to understand why. The lineup includes the unbelievable sousaphone of Kirk Joseph, late of the Dirty Dozen, who plays lines which would tax a good string bassist, and young trumpeter Kermit Ruffins, leader of the Rebirth Jazz Band at age 12, and now heading up the Barbeque Swingsters, who were best traditional jazz band in the same award ceremony, incidentally.  (On four numbers, Joseph is replaced by Jeffrey Hills, who is very good, but not in the same virtuosic league.)  Percussion is provided by veterans Lionel Batiste on bass drum and bandleader Benny Jones on snare, between them whipping the music along to a nonstop second line strut.  The melody line also includes James Andrews (second trumpet), Corey Henry (trombone), Fredric Kemp (soprano and alto saxes), and Stackman Callier on tenor sax.  The sax players are both alumni of the Fats Domino band, and their alliance with the younger players, out of the contemporary funk bands, is part of what makes the Tremé such an exciting combination.

I don’t intend to suggest that the sax men are stuck in their ways, or that the youngsters have no grounding in tradition.  On the contrary, the latter seem to have mastered everything in the jazz tradition, from the earliest freewheeling heterophony to the newest freewheeling heterophony.  They also have a good grip on everything in between – hear Ruffins and Andrews two-trumpet solo on Chinatown, My Chinatown, pick ‘n’ mixing stylistic notions from Louis Armstrong, Dizzy Gillespie and Roy Eldridge to add to their own ideas.  Both sax players, but especially Callier (and Roger Lewis, who replaces him on the numbers where Kirk Joseph also sits out) also have a complete grasp of the jazz lexicon, taking in everything from old time New Orleans woodwind sounds to Dexter Gordon, John Coltrane and beyond.  On Back O’Town Blues, Lewis’s post-Coltrane solo seems to fly in on a wire like the Fairy Godmother in pantomime, work its magic, and scoot off again.  I’m not implying, by this that the solo is arbitrary or ill-conceived; the Tremé’s freewheeling, wide-ranging ethos, which grabs any style or idiom it fancies, accommodates it quite happily.
Lewis’s solo is, in fact, about the only reason to listen to Back O’ Town, which at 11′ 13″ is far too long, and too obviously trying in its rowdiness to meet the expectations of the audience at the New Orleans Music Factory, where it was recorded. (If the expression “Put your hands together!” were made illegal, I would not object.) It also points up the shortcomings of Lionel Batiste’s vocal style: his dry delivery, half-way between singing and chanting, seems, here and elsewhere, to be distanced from the lyrics. As so often with jazz bands, and for some reason especially Crescent City ones, blues is viewed as a structure, rather than as a vehicle for emotional expression, and the same comment applies when Batiste sings gospel. It may be that he wants to make it clear that when he sings Jesus Is On The Mainline he’s doing so as an entertainer, not a worshipper, but the effect is that the sung portions of this number fail as both religion and entertainment.
That said, I should point out that Batiste’s singing is fine on the title track because, deriving from Mardi Gras Indian chants, it emphasises rhythm rather than melody.  Along with Food Stamp Blues (usually known as Ain’t Got No Foodstamps), Gimme My Money Back comes from the repertoire of the younger bands, but the rest of the set is firmly in the older New Orleans parade band tradition, from the blowsy, swaying Hindustan to standards like Oh Lady Be Good, and the spirituals Just A Closer Walk With Thee and The Old Rugged Cross, which is played at a hard to handle, but very effective, foot-dragging, on-the-way-to-the cemetery tempo. I’m told that Just A Closer Walk has been established by a Japanese researcher of statistical (and masochistic) bent as the most often recorded of all jazz tunes. Much-recorded though it is, the Tremé’s version breathes new life into the number, among other things by using When The Red Red Robin Comes Bob-bob-bobbing Along as a quote and counter-melody!
Speaking of Japan, on the four live tracks, the band is augmented by two anonymous tourists from the Land of the Rising Sun on banjo and piano. Since they are unmiked, it’s not possible to hear whether their playing matches their chutzpah, but the band seem to have been content to have them along for the ride, and they are not a drawback; as indicated above, I have reservations about the vocals, but that apart this is a very enjoyable CD.
 
Carlo Jones & The Surinam Kaseko Troubadours 
At the other end of the Caribbean, on the northeast coast of South America, are the Guyanas, which, reading from left to right, were formerly British, Dutch and French colonies. They’ve always been regarded locally as part of the West Indies, and certainly Guyana, where I lived as a child when it was still British Guiana, fits that cultural and economic bill, from cricket to crops. Going out there in 1959, the Dutch ship we were on spent three days in Paramaribo, the capital of Surinam, and I still have hazy memories of bone-white Dutch architecture transplanted to the tropics, and much clearer memories of superb ice cream.  Of the music, naturally, I learned nothing, but seeing a CD by Carlo Jones & The Surinam Kaseko Troubadours in Sterns last year, I thought that a lineup of alto saxophone, sousaphone, banjo, trumpet, skraki (a bass drum with cymbals atop), snare drum and trombone was bound to be of interest. Apart from anything else, the similarity to the New Orleans parade bands was most intriguing. In the event, kaseko turned out to be my discovery of 1996.
Surinam is a multi-racial society, like Guyana, as a result of the former colonial powers’ habit of moving labour around their empires as necessary, and the Indian, Indonesian and Amerindian peoples of Surinam all have their own musical cultures; gamelan, khawali and ghazal are among the styles to be found, along with modern Indian and Javanese pop. More relevant to this recording, however, is Melville Herskovits’ famous observation, with reference to the Bush Negro descendants of runaway slaves, that African culture in the New World is best preserved in Surinam. Kaseko is very evidently an African-American music, highly polyrhythmic in a manner that’s strongly reminsicent of both the New Orleans parade bands and the Mardi Gras Indians, but more complex than either. Indeed, according to the CD notes, kaseko was considerably influenced by New Orleans jazz in the thirties, so that the lineup similarities may be more than coincidence. Furthermore, bandleader and saxophonist Carlo Jones refers to his band members as jazzmen, and older people apparently still refer to kaseko as jazz.
Since the thirties, the music has taken on board other influences, seemingly blending in all the new sounds without deleting any of the older ones; during the forties and fifties, Cuban mambo, son and montuño were all the rage, and in the sixties and seventies calypso and Haitian compas were stirred in to the pot. The resulting music is given an unstoppable drive by the tuba, drums and banjo, over which are laid the polyphonic improvisations of jazz, the sinuously sexy lines of Cuban music, and the big, brassy, call-and-response riffs of soca and compas.  All these ingredients are evidently mixed in with distinctively Surinamese elements, from the drum music of the Bush Negroes to Christian hymnody: the three main genres played by the Troubadours are the medium tempo bigi poku (which refers to the centrality of the bass drum in this style), the slow, solemn groot bazuinkoor – hymns with added rhythm – and winti poku, named after the winti, which are the spirit deities of the Bush Negroes.
All the tunes on the disc are instrumentals, but in view of their titles, and the descriptions given, it seems that they may have – or once have had – lyrics.  Na So Mi Yere So, Sani De Na Uma Koto, for instance, is said to be a set of innuendoes about what lies under women’s skirts, while Todo No Habi Wiwiri Ma’ Tyari Loso, which means “the frog is hairless but full of lice” effortlessly wins my “surreal title of the year” award.  The official language of Surinam is Dutch, but these tune titles are in a creole of Dutch, English, French, Spanish and Hebrew (!) called taki-taki, which is the day-to-day means of communication among the different ethnic groups. Sometimes, it’s easy enough for an English speaker to understand: Wi De G’we, Wan Dey Unu Sa Miti Baka, the final track, is obviously “we’re going away, one day we’ll meet again;” it would be harder to deduce, however, that Bigi Emeri Fu Ban Ban Dyari Siton Graman“commemorates Big Emelius with his hydrocele who lived in Bang Bang’s yard.”
 
All this discussion – which is assisted by the New Grove, and by the CD’s very useful notes – is perhaps peripheral to the main point. Kaseko is an irresistibly joyful, jumping music; according to Grove, it’s played for setdansi – which I’m sure needs no translation – and for “various festive occasions.” On this record, it’s delivered by a team of immensely able musicians, both as ensemble players and soloists. André Jones’s sousaphone playing easily stands comparison with Kirk Joseph’s, while Carlo Jones brings an unstoppable flow of invention to the alto saxophone; he is, incidentally, a virtuoso of the reed squeak, always doing it at the right time, and never overdoing it. The brass players seem telepathic in the way they cede the front line to one another, switching instantly from melody to riffing support, and never clashing or competing for the limelight.  If I have discussed kaseko mainly in terms of the influences on it from outside, that’s because I know more about them than I do about Surinamese music. For me, and I suspect for most readers of this review, the joy of discovering kaseko will reside equally in the delightful exuberance of the music, and in that music’s evident connectedness to sounds running the length of the Caribbean island chain, from Trinidad to the Crescent City where this review began.
Arhoolie CD 417
MW Records MWCD 3011

[from www.mustrad.org.uk]

Surinaamse rokers voeren de wereldranglijst aan

Paramaribo – Surinaamse rokers voeren de wereldranglijst voor sigarettenconsumptie aan met een gemiddeld gebruik van 109 sigaretten per dag. Tot deze opmerkelijke en voor velen wellicht ongeloofwaardige conclusie komt de website Pacific Standard in Californië. In het op 8 januari jongstleden verschenen artikel ‘Smokers in Suriname Light Up 109 Times a Day’ deelt Ryan …

read on…

In memoriam Rico Vreden

Op 6 januari 2014 overleed in Amsterdam Eric Edmund Vreden, beter bekend als Pa Rico Vreden. Hij bereikte de leeftijd van 78 jaar. In leven was hij muzikant, zanger, mede-oprichter van wintigroep Blakka Boeba, lid van de culturele vereniging Abaisa. Hij zong en speelde mee in verschillende groepen. Rico Vreden was een kenner van het bespelen van alle winti-instrumenten, hij was een kenner van winti-kruiden en medicijnen en hielp mee aan het oplossen van winti-problemen. Verder was hij een kenner en verteller van anansi-, fosten- en ondrofenitori. Hij was werkzaam als kok binnen enkele Surinaamse sociëteitenIn 2012 heeft vande Stichting Eer en Herstel onder aanvoering van Roy Groenberg (Kaikusi) een onderscheiding in ontvangst mogen nemen als kulturu-papa 2011.  

Het afscheid van Pa Rico Vreden vindt plaats op maandag 13 jan. van 18.00-19.00u. De crematie (conform zijn wens) is op dinsdag 14 januari in Uitvaartcentrum Westgaarde, Ookmeerweg 275 te Amsterdam. De dienst vangt aan om 9.15u.

‘Blakaman Dey’ voor iedereen

Paramaribo – Volgens Iwan Wijngaarde, voorzitter van de organisatie Feydrasi Fu Afrikan Srananman (FFAS), zou een ieder Blakaman Dey moeten kunnen vieren. In 1976 werd door de UNESCO de eerste zondag in de maand januari uitgeroepen tot de Internationale Dag van de Zwarte Beschaving. Wijngaarde merkt op er nooit een punt van te hebben gemaakt door te zeggen dat deze dag alleen voor de ‘African’ negers bestemd is. “Wij hebben het altijd gedaan met alle etnische groepen in Suriname. Men zegt vaak dat wij deze dag maken tot een ‘Alaman Dey’. Maar we willen juist alle culturen inéén vlechten om zo ver-dere ontwikkeling in het land te brengen.

We doen het samen. We brengen de beschaving van de andere volkeren mee”, aldus Wijngaarde. Deze dag is bedoeld om de internationale rol en betekenis van de beschaving van de Surinamers met een zwarte Afrikaanse achtergrond te markeren. Volgens Wijngaarde, die tevens optreedt als woordvoerder van de organisatie belast met de festiviteiten, wordt er vanuit de Verenigde Naties ondersteuning gegeven aan de bevordering van een bewustwording over de positieve invloed, die de Afrikanen in diaspora hebben op de wereldbeschaving.
In Suriname is de ‘Blakaman Dey’ al meerdere malen gevierd in verschillende districten. Dit jaar zal deze dag voor de achttiende keer herdacht en gevierd worden en wel te Vier Kinderen in het district Para. Het thema dit jaar is: `Nelson Mandela’s filosofie’. Dit thema wordt gebruikt, omdat Mandela heel veel heeft betekend voor zowel de Afrikanen als andere etnische groepen. Hij stond bekend als een man van eerlijkheid en oprechtheid.
Op zondag 5 januari begint het geheel met een gebed en een tentoonstelling met als titel ‘Zwarte geschiedenis’. Verder zullen er lezingen worden gehouden, alsmede een cultureel programma worden afgewerkt, dat bestaat uit optredens van topmuziekformaties. Eén daarvan is ‘Sweet Melody’ en nog twee andere formaties.

Er zullen daarna toespraken gehouden worden door de minister van Regionale Ontwikkeling en die van Onderwijs en Volksontwikkeling. Ook is president DesiréBouterse uitgenodigd op deze dag acte de présence te geven. Voordat de organisatie overgaat tot het informele gedeelte, zal een persoon uit het district Para een onderscheiding worden toegekend voor zijn/haar bijdrage aan het district.

[van nospang.com, 4 januari 2014]

Zingen voor nieuw complex

Claudetta Toney van stichting Fiti fu Wini (r) straalt van genot, terwijl vijf andere vrouwen gepassioneerd een lied ten gehore brengen bij de eerstesteenlegging van het multifunctioneel gebouw Poelepantje. Het gebouw, dat vóór eind 2014 moet worden opgeleverd, heeft als belangrijkste doel cultureel en educatief vormingswerk te huisvesten. 

[uit de Ware Tijd, 03/12/2013]

Parallelexpositie Prodo/Pronken in OBA en Galerie Nola Hatterman

Beeldend kunstenaars laten zich inspireren door de Surinaamse koto en angisa. De beeldende kunstenaars Ken Doorson, Dan Ernst, Carla Kranendonk, John Lie A Fo, Michel Wong Loi Sing en Iréne Heldens, modevormgever maken speciaal voor deze tentoonstelling nieuw werk. Zij laten zich inspireren door artistieke en contextinhoudelijke eigenschappen van de koto en de angisa: de meest karakteristieke klederdracht uit Suriname.

De koto (klederdracht) en angisa (hoofddoek) hebben zich na de slaventijd in Suriname ontwikkeld tot het meest bekende cultureel erfgoed uit Suriname; een waarmee nu trots, welstand, schoonheid, creativiteit en vooral de eigen identiteit tot uitdrukking wordt gebracht. Bij belangrijke politieke en maatschappelijke gebeurtenissen worden nieuwe creaties gemaakt en met trots gedragen door de misi’s (vrouwen). Een tentoonstelling van Galerie Nola Hatterman, Amsterdam. Dit project is gerealiseerd met ondersteuning van het Amsterdams Fonds voor de Kunst.

Op woensdag 20 november om 17.00 uur opent Clayde Menso, directeur van het Amsterdams Fonds voor de Kunst, de expositie Prodo/Pronken in de Openbare Bibliotheek Amsterdam (Haasse/Vestdijkzaal, 6e verdieping)
Inleiding door Joan Buitendorp, galeriehoudster van Galerie Nola Hatterman, en een optreden van fluitist Ronald Snijders.
De tentoonstelling staat op de vijfde verdieping en is gedurende openingstijden van de OBA te bezichtigen van woensdag 20 november 2013 tot 7 januari 2014.
Openbare Bibliotheek Amsterdam
Centrale Bibliotheek
Oosterdokskade 143
1011 DL Amsterdam
(op loopafstand van Amsterdam C.S.)
Op zondag 24 november om 15.00 uur opent Mamita van Leeuwaarde, directeur van van Leeuwaarde-advies, de parallel-expositie Prodo/Pronken in Galerie Nola Hatterman.
Optreden van Djuwa Mroivili op de piano.
De expositie is te bezichtigen van zondag 24 november 2013 tot 19 januari 2014.
LET OP:
Van 16 december 2013 tot en met 6 januari 2014 alleen op afspraak te bezichtigen.
Openingstijden Galerie Nola Hatterman:
donderdag t/m zondag van 13.00 tot 17.00 uur
Galerie Nola Hatterman
gevestigd in het Hugo Olijfveldhuis
Zeeburgerdijk 19-A
1093 SK Amsterdam
E: galerie@veronsur.org

Onderscheid marron en stadscreool evident

“We moeten naar elkaar toegroeien”

door Euritha Tjan A Way

Paramaribo – Het Algemeen Bureau voor de statistiek heeft ze apart geteld en ook in het dagelijks leven wordt er een onderscheid gemaakt. De marrons en creolen hebben dezelfde voorouders ,de West Afrikaan. Met de dag der Marrons in het verschiet bestaat er echter behoefte deze scheiding te doorbreken. “Un mus pot un ede kon na wan, we moeten naar elkaar toegroeien. Vooral op de dagen zoals 10 oktober en 1 juli moeten we over dit soort dingen nadenken “, is de stellige overtuiging van Tresna Pinas van de organisatie Teke Leli die actief is in Marowijne. Volgens Leo Attomang van Stichting 10 oktober 1760 is rassenverschil door de kolonisator ingegeven. “Zij hebben een onderscheid gemaakt tussen marrons en stadscreolen. Dat is geen natuurlijk verschil”, meent hij.

read on…

Creool, Marron, Afro-Surinamer

door Nikki Mulder
In Guyana is het gemakkelijk: iedereen met Afrikaanse roots is African/Black of gemengd. In Suriname is de volkstelling echter aanleiding voor behoorlijk wat discussies over zwart, zwarter, zwartst. Stadscreool, plantageneger, busnengre: het zijn allemaal woorden die uiteindelijk op hetzelfde neerkomen. Of toch niet?
“Carl Breeveld en Ronnie Brunswijk zijn gewoon twee negers, ongeacht of de één nou beter geschoold is dan de ander of er bepaalde tradities op nahoudt.” In een ingezonden stuk inde Ware Tijd van 12 september stelt Irwin Maatrijk resoluut dat we moeten ophouden met het indelen van de Afro-Surinaamse bevolking. Volgens hem is het koloniaal om onderscheid te maken tussen Creolen en Marrons. Wat er toe doet, zijn je Afrikaanse wortels.
Zijn opiniestuk is een stevig pleidooi voor het aanpassen van een gedateerde administratie. Maar ‘Creool’ en ‘Marron’ zijn hoewel niet onbetwist ingeburgerde identiteiten. “Etniciteit geeft aan hoe personen zichzelf zien en hoe ze zich voelen”, zegt Iwan Sno, de directeur van het Algemeen Bureau voor de Statistiek (ABS). Het heeft daarom minder te maken met vaststaande kenmerken en meer met cultuur, taal en de betekenis die je er zelf aan geeft. Dat maakt etniciteit veranderlijk en wankel, maar niet minder emotioneel beladen.
Blanke Creool
Sno herinnert zich bijvoorbeeld een voorval uit de vorige telling in 2004. “Een blanke man, een geboren en getogen Surinamer, gaf ‘creool’ op als etniciteit.” Niet zo gek met de woordenboekdefinitie van ‘creool’ in het achterhoofd: een afstammeling van Europeanen in Latijns-Amerika of het Caribisch Gebied. “Maar die veldwerker dacht waarschijnlijk: ‘Je bent niet goed snik’ en kruiste Kaukasisch/blank aan.” Dat schoot de man in het verkeerde keelgat; hij joeg de ABS-teller van zijn erf.
De Verenigde Naties schrijft het stellig in zijn richtlijnen voor volkstellingen: etnische identiteit is iets wat je zelf bepaalt. Overheden of veldwerkers mogen etniciteit dus niet opleggen. Dat zoiets niet altijd even gemakkelijk is in het etnisch meest diverse land van het Caribisch Gebied, weet Sno maar al te goed. Bij elke telling moet daarom kritisch gekeken worden naar de categorieën die het ABS gebruikt om de verschillende bevolkingsgroepen te benoemen. Ook is het nodig dat iedereen ongeveer hetzelfde verstaat onder die groepen. Vooral bij Afro-Surinamers leidt dat tot veel vragen en discussies.
Evenwicht
Creolen zijn historisch gezien een groep waarbinnen veel mensen in elk geval een beetje van gemengde afkomst zijn. Vroeger werd de ‘gemengde’ bevolkingsgroep door het ABS altijd samengevoegd met Creolen. Dat had een sociaal-politiek voordeel. Deed het ABS dat niet, dan sloeg de demografische balans over naar de Hindostanen. Op papier was er zo een evenwicht tussen de twee groepen. Socioloog Marten Schalkwijk roemt de samenstelling van de Surinaamse bevolking, van wie de grootste groep toch niet groter is dan dertig procent van het totaal. “Dat betekent dat geen enkele groep dominant is en je gedwongen bent om sámen te leven en oplossingen te vinden voor problemen.”
Dat administratieve evenwicht tussen Creolen en Hindostanen is er inmiddels niet meer. Sinds de vijfde volkstelling in 1980 constateert het statistiekbureau een dalende trend bij de Creoolse bevolkingsgroep. Eerst waren er nog 119.000 Creolen, daarna ongeveer 87.202 en dit jaar telde ABS er nog maar 84.933. In het rapport speculeert de organisatie over een oorzaak: “Hoogstwaarschijnlijk classificeren vele ‘Creolen’ zich thans als gemengd.”
Gemengd
Dat zou betekenen dat mensen die zichzelf eerst zagen als Creool, maar gemengde voorouders hadden, zich nu zien als ‘gemengd’. Hebben die twee etnische identiteiten dan een andere betekenis gekregen in de tussentijd? Volgens antropoloog Salomon Emanuels is dat niet waarschijnlijk. “Mensen zijn wat ze zijn. Ik denk niet dat er mensen zijn die afstand doen van hun Creoolse identiteit.”
Emanuels gelooft er “heilig” in dat de groep van gemengde afkomst alleen maar zal toenemen. “Jonge Surinamers hebben ontdekt dat het niet slecht is om met iemand van een andere groep een relatie te hebben.” Maar dat mensen zich opeens anders identificeren, dat denkt hij niet. De antropoloog ziet wel dat er heel veel mensen zijn die vragen hebben over hun identiteit, vanwege opa’s en oma’s met verschillende huidstinten, haarstijlen en oogkleuren. “Maar dat is niet zodanig dat het aantal Creolen zoveel vermindert”, concludeert hij.
Spectaculaire groei
Een andere beweging binnen de Afro-Surinaamse bevolking is de toename van het aantal Marrons, die het rapport zelfs “spectaculair” noemt. Die groei is volgens het ABS niet alleen te zoeken in de vele kinderen die Marronvrouwen krijgen. In 2004 bestond de grote groep mensen van wie de etniciteit niet bekend was omdat mensen dat niet hebben aangegeven vooral uit Marrons. Zij hebben bij de afgelopen telling hun etniciteit wel opgegeven.
Volgens parlementariër Marinus Bee komt dat andere doordat de negatieve bijklank van ‘Marron’ is afgezwakt. Veel Marrons zijn nu op een positieve manier zichtbaar zijn in onderwijs, sport en politiek. Dat zou betekenen dat de etnische identiteit ‘Marron’ is veranderd: van een gestigmatiseerde, onderontwikkelde groep naar een identiteit om trots op te zijn.
Wetenschappers wijzen echter ook op een rij andere verklaringen. Emanuels ziet de meest voor de hand liggende reden in de gewenning van boslandbewoners aan onderzoekers. “Vroeger wilde men niet graag meewerken uit achterdocht. Tegenwoordig zijn er zoveel organisaties uit de stad actief, dat Marrons minder wantrouwig zijn.” Dat de veldwerkers tegenwoordig niet allemaal alleen maar fotoman zijn, helpt volgens hem ook het cijfer omhoogduwen.
Emanuels gelooft wel dat de politieke participatie van Marrons een verschil maakt, maar op een andere wijze dan dat Bee aangeeft. Het is volgens hem ook zeer van invloed op het vertrouwen in de overheid: “Ze geloven nu dat de belangen overeenkomen. Help je de overheid, dan help je jezelf.”
Schalkwijk kijkt iets anders naar de groei van de groep. “Mensen zijn heel trots om Marron te zijn, dus het lijkt me sterk dat ze dat eerder niet wilden aangeven.” Als onderzoeker ervaart hij in het binnenland bovendien meer medewerking dan in de stad, waar het vaker voorkomt dat je de toegang tot een erf wordt geweigerd. De socioloog denkt dat het waarschijnlijk is dat men de vraag gewoon niet heeft begrepen in 2004. “Het is ook vreselijk duur om onderzoek te doen in het binnenland. Ik heb geen inzicht in de financiën van ABS, maar ik kan me voorstellen dat je niet drie keer teruggaat naar Kwamala als je budget dat niet toelaat.”
Wat de teller ziet
Eén manier om er zeker van te zijn dat mensen de ‘juiste’ etnische identiteit opgeven, is door de veldwerker te laten noteren wat hij of zij ziet. Schalkwijk noemt dat ‘dubbele identificatie’. “Het is niet ideaal, maar je hebt wel gegevens.” Hij erkent wel dat zoiets bij een ‘gewoon’ wetenschappelijk onderzoek gemakkelijker is dan bij een volkstelling. Je komt namelijk heel dicht bij het schenden van die heilige VN-regel: etniciteit leg je niet op.
Toch voelt ABS-directeur Sno wel iets voor zo’n controlemechanisme. “Iemand die er in alle opzichten uitziet als een Creool, maar een Chinese naam draagt, heeft natuurlijk het recht om te zeggen dat hij Chinees is. Maar wat ziet de enquêteur?” Het antwoord van de veldwerker zal niet opgenomen worden in de werkelijke telling, maar moet dienen als een test achteraf: hoeveel mensen lijken op de etnische groep die ze opgeven bij de census?
Afro-Surinamer
Een andere manier om de lastige invulling van etnische identiteit bij deze groepen op te vangen, is door hetzelfde te doen als Guyana. We nemen gewoon één overkoepelende categorie: Afro-Surinamers. Rudi Bottse, de voorzitter van de Stichting 1 juli Keti Koti, heeft bij het ABS gepleit voor deze paraplugroep. “Dat is de beste benaming voor iedereen van wie de voorouders uit Afrika kwamen. ‘Creool’ is een nietszeggend, achterhaald begrip”, stelt hij. De benaming moet volgens Bottse Afrikaans bewustzijn stimuleren. Wel zou hij graag zien dat er binnen de groep onderscheid gemaakt wordt tussen stads-, plantage- en boslandcreool.
Bottse kreeg zijn zin, maar niet helemaal hoe hij het voor ogen had. ‘Afro-Surinamer’ is als aparte categorie opgenomen in de volkstelling. “De bedoeling was, lijkt me, om de verschillen tussen Creolen en Marrons weg te werken”, zegt Sno, “maar nu is het gewoon een derde groep.” Socioloog Marten Schalkwijk noemt die beslissing “een beetje stom”. Zoals het nu is opgenomen, overlapt het met andere categorieën en snoept het aantallen van andere groepen.
Emanuels moet lachen om het initiatief. Hoewel hij ook de manier waarop het in het rapport is opgenomen in twijfel trekt, ziet hij er wel potentie in. “Voorstanders zeggen dat Creool en Marron eigenlijk hetzelfde zijn, met dezelfde Afrikaanse cultuur-historische achtergrond. Dat bewustzijn groeit, dus het zal me niet verbazen als deze groep bij de volgende telling zal groeien.”
De discussies over de namen van etnische groepen onderstrepen hoe uitdagend het is om in zo’n diverse samenleving te werken met statistische categorieën. Sno heeft echter het volste vertrouwen in de statistiek: “Het wordt pas een probleem wanneer de groep ‘overige/andere’ te groot wordt.” Intussen wacht hij op een aanvraag voor een nieuwe etnische categorie “wel met genoeg steun natuurlijk”: Surinamer.
[uit de Ware Tijd, 14/09/2013]
  • RSS
  • Facebook
  • Twitter