blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Corsen Charles

Oda Blinder: poëzie en passie

door Wim Rutgers

Van de Curaçaose dichteres Oda Blinder, pseudoniem van Maria Yolanda Corsen (1918-1969) is onverwacht en ongedacht nieuw werk opgedoken, dat overigens al eerder bekend was bij de Arubaanse schrijver-dichter-literair historicus Henri Habibe, die een cassetteband had waarop gedichten van Oda Blinder voorkwamen. Neerlandicus Klaas de Groot hoorde ervan en nam contact op met Henri Habibe om de 35 op een cassetteband gesproken gedichten te beluisteren.

read on…

Oda Blinder, lezen en luisteren

door Klaas de Groot

Na vier jaar zoeken en vinden is het zover. Op 13 oktober 2024 zal er weer een nieuwe bundel van Oda Blinder ofte wel Maria Yolanda Corsen (Curaçao 10 november 1918 – 30 juni 1969) gepresenteerd worden met een keuze uit haar werk. In deze bundel, Curaçao bij nacht, is de keuze van de gedichten vooral bepaald door het feit dat er gebruik gemaakt kon worden van een teruggevonden audiocassette en van typoscripten die opdoken.  

read on…

Walter Palm bij de Dutch Caribbean Book Club

Inleiding van Walter Palm over zijn boek De vele gezichten van mijn pen uitgesproken bij de elfde verjaardag van de Dutch Caribbean Book Club op 11 november 2023

Geachte aanwezigen. 

Allereerst mijn felicitaties aan The Dutch Caribbean Book Club met dit elfde lustrum en meer in het bijzonder aan de voorzitter Magda Lacroes. Magda ik ben trots op je. Je vervult een belangrijke voorbeeldfunctie.

read on…

Van de kust van Guinea naar de Brandaris op Bonaire, met een Caraïbisch poëziealbum

door Klaas de Groot

De kolossale verzameling Album van de Caraïbische poëzie, samengesteld en geredigeerd door Michiel van Kempen en Bert Paasman, is solide gegrondvest. Het boek heeft een voorwoord van Noraly Beyer en een inleiding, een indeling in 12 thema’s, bronnenlijsten, een register, veel voetnoten en vertalingen. Het boek oogt  als een bloemlezing, dat is het gedeeltelijk; maar het is een echt poëziealbum, want er staat ook  niet eerder gepubliceerd werk in.

read on…

Charles Corsen – Slaapliedje

WAAAAAAAAAAAAAAA!
Slaapliedje

WAAAAAAAAAAAAAAA
Wat is dunner dan een kikkerpoot?

read on…

“De Stoep”, doctoraalscriptie Jules Ph. de Palm

Voor de studie Nederlands aan de universiteit van Leiden, heeft Jules de Palm twee doctoraalscripties moeten schrijven, zoals in 1958 te doen gebruikelijk was. Omdat het in 2018 zestig jaar geleden is geweest, dat de scriptie over de Stoep, het Nederlandstalige literaire tijdschrift dat Chris Engels in 1940 op Curaçao heeft opgericht, met succes in Leiden is verdedigd en ik in de lokale kranten van die tijd geen verslag van deze scriptie heb kunnen terugvinden, past het om hier alsnog een verslag ervan te geven. read on…

Jan de Heer over De Stoep, Chris Engels en de literatuur op Curaçao 1940-1951 (deel 3)

door Jeroen Heuvel

Over De Stoep heeft Jan de Heer onlangs een aantrekkelijke studie gepubliceerd, bij uitgeverij LM Publishers, waarbij gretig gebruik is gemaakt van het archief van Verele Ghering-Engels, de dochter van Chris Engels. Over deze studie van Jan de Heer gaat mijn bespreking. (Slot) read on…

Charles Corsen – Curaçao

Kraterige rotsenblok,
schuur mijn lichaam open,
laat mijn vurig schildersbloed
je verlangen dopen.
Kerf maar wonden in mijn handen,
bijt in mij met cactus-tanden,
maar als ik later slapen moet,
dek me toe met je steen’ge rok. read on…

Bij het heengaan van Dr Jules de Palm

door Henry Habibe

Op een droevig moment als dit, waarbij een heel dierbaar persoon mij ontvallen is, zou ik het niet willen hebben over zijn vele verdiensten op literair èn taalkundig gebied. Zelf wilde hij niet eens opgebaard worden, maar in stilte gecremeerd. Cola Debrot heeft Jules de Palm ooit getypeerd als een van die auteurs, die de moed weten op te brengen om in alle eenvoud hun ware aard te tonen. Dat is nu weer duidelijk gebleken. Ik probeer dus iets te schrijven dat past bij een meer ingetogen afscheid.    

Ik heb nogal wat leermeesters gehad. Ook van het soort bij wie je nooit in de klas hebt gezeten. Dat zijn de mensen die je bij gewone gesprekken zo weten te inspireren dat je gefascineerd raakt. Zo’n leermeester was Jules de Palm. Ik moet een eerstejaars of tweedejaars student zijn geweest, toen ik kennis met hem maakte. Ik studeerde toen aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen en bezocht hem een aantal keren op zijn kantoor in Den Haag. Hij was Directeur van het Centraal Bureau Toezicht Curaçaose Bursalen (CBTCB) en sprak tijdens die bezoeken o.a. ook over zijn Curaçaose jeugd. Zijn naam was ik al eerder tegengekomen in de Antilliaanse Cahiers, waarvan hij in 1956 samen met Cola Debrot en Henk Dennert de redactie vormde. De Palm schreef in 1949-1950 al essays in El Dorado, het maandblad ter behartiging van de belangen van Suriname en de Nederlandse Antillen. Daarvóór was hij onderwijzer op Curaçao en Aruba.  

Direct bij het eerste contact boeide De Palm mij. Hij had, bijvoorbeeld, samen met Pierre Lauffer en René de Rooy liedjes in het Papiaments gecomponeerd. Dat is iets waar men in de beginjaren veertig nog niet over piekerde. Op feestjes werd toen nog geen muziek met Papiamentse teksten gespeeld. Het was een tijd waarin de bevolking  geen waarde hechtte aan de landstaal. Maar het trio zong de liedjes alleen in eigen kring, terwijl er één op een houten kist trommelde. De bedoeling was om zo liedjes, maar ook literatuur in de landstaal voort te brengen en te bevorderen. Jules vertelde ook hoe René de Rooy hem eens verweten had: ‘Jullie hebben een taal, een prachtige taal met rijkdom aan klanken en wat doen jullie ermee?’ Hij vertelde hoe hij samen met Pierre ging luisteren naar native speakers, die deze taal zuiver spraken. Hun Papiaments was nog vrij van lexicale beïnvloeding door het Nederlands (De Palm gebruikte daarbij het woord ‘geïnfecteerd’). Ook hoe Pierre hem af en toe verraste met zijn nieuwe verzen in het Papiaments. De Palm liet soms ook gedichten in het Nederlands horen. Een van zijn favorieten was Jan Engelman (1900-1972). Hij vertelde tevens dat toen Pierre aan zijn vrienden (daartoe behoorde ook Luis Daal) bekend maakte dat hij [Pierre] al een poos bezig was met het schrijven van poëzie in de landstaal, Luis tegen Pierre was  uitgevallen:‘Je onthoudt ons volk iets waar het recht op heeft!’    

Ik ging graag van Nijmegen naar Den Haag, want er viel in het kantoor van De Palm veel over de cultuur van Curaçao te leren. Als onderwijzer, als taalkundige en als letterkundige had hij interessante dingen te vertellen. Bij een van die ‘tertulia’s’ schonk hij mij een exemplaar van het eerste nummer van Simadan. Op de omslag pronkte een tekening van Chal Corsen: het stelde een hoorn voor, door twee handen vastgehouden en uit die hoorn stroomde het woord ‘simadan’. Ik weet niet hoe het komt, maar dat beeld gebruikte ik later in een van mijn gedichten: ‘for di un kachu, suplá fo’i  un kabés yen di strea….’ (uit een hoorn, geblazen door een kop vol sterren). Omstreeks die tijd begon ik mijn eerste dichterlijke vingeroefeningen op papier te zetten. Op een dag deed ik ze aan Jules toekomen met de vraag wat hij ervan vond. De Curaçaose onderwijzer, die mij zo geboeid had met zijn spannende verhalen, gaf me toen voor ieder gedicht een cijfer. Nog wat later schreef hij met betrekking tot die eerste pennenvruchten: ‘Persoonlijk verwacht ik heel veel van de jonge, nog vrij onbekende dichter Habibe……’ Het behoeft dus niet te verbazen dat ik mijn veel later in het Papiaments geschreven gedicht, ’Papiamentu na kaminda’ (Papiaments onderweg) opgedragen heb aan……Julio Perrenal. Ik wilde de man, van wie ik zoveel geleerd had, eren en via hem óók Pierre Lauffer en René de Rooy. Ik had, na de jaren zestig, regelmatig nog contact met Jules. Wij correspondeerden bij tijd en wijle met elkaar.    

In 1992 werd Dr De Palm door de overheid uitgenodigd om op de middelbare scholen iets voor de leerlingen op zijn geboorte-eiland te doen. Op drie van die scholen heeft hij lezingen gehouden. Hij heeft daarbij o.a. over zijn boezemvriend Pierre Lauffer gesproken. Tot zijn grote verbazing constateerde hij dat Lauffer bij de leerlingen niet bekend was. De man, die zijn gehele leven zijn best gedaan heeft voor het onderwijs op Curaçao (proefschrift: Het Nederlands op de Curaçaose school, 1969) en het culturele zelfbewustzijn van zijn eiland, werd anno 1992 geconfronteerd met scholieren die niets meer wisten over Julio Perrenal. Om maar te zwijgen over de nationale dichter van het eiland! De Palm: ‘Nota bene, de man die zijn Bloemlezing Di Nos had opgedragen aan de jeugdvan Bonaire, Curaçao en Aruba!’   In de jaren negentig werd het contact met Jules moeilijker vanwege zijn blindheid. Hij leefde teruggetrokken. Hij wenste geen telefoontjes meer te ontvangen en had dan ook een geheim nummer. In 1993 schreef hij: ‘Ora bo yega Ulanda, si no ta muchu molèster, skirbi mi un kartika, duna mi bo adres i number di telefòn, anto ami lo kontakt bo (Als je in Nederland aankomt en het niet te lastig is, stuur me dan een briefje en geef me je adres en telefoonnummer, dan zal ik je wel bellen). Het lukte mij een hele tijd niet meer (gedurende het eerste decennium van de 21ste eeuw) contact met hem te maken. Totdat Alwin Toppenberg (klasgenoot uit mijn Arubaanse Mulo-tijd), mij de weg naar Jules de Palm wees. Wij hebben hem in 2012 samen een bezoek gebracht. Hij was het gezichtsvermogen helemaal kwijt, maar zijn geheugen was voortreffelijk. Ik heb hem daarna nog twee keer bezocht: op Kerstdag 2012 en met Pasen 2013. Op 28 september jl. reed ik in de tram langs ‘Bosch en Duin’ en dacht ik meteen weer aan hem. Van Alwin Toppenberg vernam ik dat hij op 30 september overleden is. Sosegá na pas, Maestro Jules!

Charles Corsen – Maanziek

Ik heb een spaarpot
waar bij avond
de maan in gaat,
met open mond. –
En later loop
ik op straat te dansen:
ik geloof (en hoop)
dat niemand weet
van wie ik de blik krijg.

[Uit: De Stoep, serie 2, nr. 10, sept. 1948, p. 25. Gecit. naar Charles Corsen, Verzamelde gedichten (1948-1961). Bijeengebr. en van bibliogr. gegevens voorzien door Daphne M. van Schendel-Labega. Rotterdam: Flamboyant, 1977, p. 9. Ook in: Nieuwe anthologie van de Nederlandse surrealistische poëzie, samengesteld door Laurens Vancrevel, 2012.]

Caraïbische dichters onder de surrealisten

Vier Caraïbische dichters zijn opgenomen in de zojuist verschenen Nieuwe anthologie van de Nederlandse surrealistische poëzie, samengesteld door Laurens Vancrevel: Luc Tournier, Oda Blinder, Charles Corsen en Bernardo Ashetu (wiens naam spijtig genoeg foutief is gespeld als Barnardo Ashetu). Op een totaal van 42 dichters scoren de Caraïbiërs daarmee heel goed in deze bescheiden maar keurig gedrukte bloemlezing. Deze uitgave is een gewijzigde herdruk van de Spiegel van de surrealistische poëzie in het Nederlands uit 1989.

Nieuwe anthologie van de Nederlandse surrealistische poëzie.
Samengesteld en ingeleid door Laurens Vancrevel.
Bloemendaal: Brumes blondes, 2012.
ISBN 978-90-77414-42-2

Charles Corsen

Portret van de Antilliaanse dichter Charles Corsen, gemaakt door de in Suriname werkzame fotograaf Nicolaas Porter. Nr. 51 in de reeks fotoportretten die Porter in opdracht van de Werkgroep Caraïbische Letteren maakt. De foto op groot formaat is ook te bestellen bij de fotograaf; voor informatie kunt U mailen naar: nicolaasporter@hotmail.com. Wie de hele reeks wil zien kan hieronder klikken op het label Werkgroepportretten.
  • RSS
  • Facebook
  • Twitter