blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Condé Maryse

Alternative Nobel literature prize goes to Maryse Condé

by Alison Flood

Guadeloupean novelist Maryse Condé has been announced as the winner of the New Academy prize in literature, a one-off award intended to fill the void left by the cancellation of this year’s scandal-dogged Nobel prize for literature. read on…

Het belang van de geschiedenis en het fundamentalistisch secularisme

door Willem van Lit

[Deel 4 van “Ze zijn er. En nu”, een serie over de migratiecrisis]

De vonk van het verzet en de woede zit volgens Knoope tevens in het idee dat wij westerlingen te weinig respect en aandacht hebben voor de geschiedenis van volkeren. Dat is eerder besproken in dit opstel. We zijn alleen maar bezig met de toekomst en we hebben te weinig oog voor de wordingsgeschiedenis van het (spirituele) verleden. Hij zegt dat we het fundamentalistisch secularisme beoefenen. Daarmee ontkennen we de waarden en normen van andere – meer op de traditie ingestelde – volkeren. Dit maakt hen razend, zeker omdat wij hen onze fundamentele oriëntatie op een seculiere toekomst willen opdringen. read on…

De God van de liefde

door Jeroen Heuvel

‘En waar is in dit alles de God der liefde?’ Dit vraagt de hoofdfiguur in Schilden van leem zich af, nadat hij heeft geconstateerd dat er veel onrecht in de wereld is, veel leugens in dit vuil bestaan. Jean Claude, zo heet de hoofdpersoon, geeft God de schuld van de ellende die mensen elkaar aandoen.
We zijn begonnen aan de repetitieperiode van Schilden van leem, beter gezegd van de bewerking van deze roman uit 1985 van Boeli van Leeuwen. Of nog beter gezegd van de aanpassing van de bewerking van. Volgt u het nog? Laat me op een andere manier beginnen. read on…

Lezen is een reis langs het onbekende

Kunsthistoricus Adi Martis

door Quito Nicolaas

Dr. Adi Martis (San Nicolas, Aruba, 1944) vertrok op vijftienjarige leeftijd naar Nederland, studeerde  aan de Kweekschool in Zeist. Na drie jaar in het onderwijs op Aruba werkzaam te zijn geweest, keerde hij in 1972 terug naar Nederland, studeerde kunstgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht en promoveerde aan de Universiteit van Amsterdam in 1990 op het proefschrift Voor de Kunst en voor de Nijverheid. Het ontstaan van het kunstnijverheidsonderwijs in Nederland. Martis was eind 2001 curator van o.a. de expositie ARTE “Di nos e ta”in TENT. Centrum Beeldende Kunst in Rotterdam. Hij publiceerde onder meer over het kunstonderwijs, het postmodernisme, primitivisme, fotografie en het Caribisch gebied en heeft tal van publicaties op zijn naam staan, waaronder Die Verantwortung der Bilder (1987). Vandaag een nadere kennismaking met de boeken die hij leest.

Hoeveel boeken telt uw collectie?
Lastige vraag! Sinds een jaar of twee ben ik mijn bibliotheek aan het uitdunnen. Op dit moment heb ik in Nederland iets meer dan 5000 boeken en ongeveer 200 op Aruba, schat ik.
In hoeveel tijd is deze verzameling opgebouwd?

Mijn collectie boeken is in ruim 50 jaar tot stand gekomen. In de loop der jaren is de samenstelling regelmatig gewijzigd. Maar de hoofdcategorieën zijn ongeveer dezelfde gebleven met uitzondering van een onderdeel. Toen ik 20 jaar geleden een belangrijk deel van mijn verzameling Nederlandse literatuur kwijtraakte, heb ik dat niet meer aangevuld. De laatste tien jaar zijn de deelcollecties antilliana, arubiana en caribiana met gerichte antiquarische aankopen sterk uitgebreid.

Wat is uw favoriete boek?

Ik heb geen absolute voorkeur. Sinds 1988 behoort De morgen loeit weer aan van Tip Marugg tot een van mijn favorieten: een juweeltje in de Nederlandstalige literatuur. Van zijn Weekendpelgimage bezit ik een tweede druk uit 1966 die ik vaak herlezen heb. Ik ben ook een liefhebber van Joseph Sickman Corsen. Zijn ‘Atardi’ is heerlijk om bij weg te zwijmelen, maar blijft een prachtig gedicht. De Arubaan Martein Lopap, die in zijn korte verhaal ‘Palabra kla’ figureert, beschouw ik als een postmodernist-avant-la-lettre. Traversée de la Mangrove (Tocht door de Mangrove) van Maryse Condé behoort ook al ruim twintig jaar tot mijn favorieten.

Adi Martis aan het werk

Welke zijn de overwegingen die u neemt bij het kopen van een boek?

Ik verzamel boeken niet als objecten. De avond dat het mij lukte om een kopie van Girolamo Benzoni’s Historia del Nouvo Mundo uit 1565 als PDF-bestand te downloaden, voelde ik mij gelukkiger dan op de dag waarop ik een paar honderd euro moest overmaken voor A.J.C. Krafft, Historie en oude families van de Nederlandse Antillen, dat al jaren op mijn verlanglijst stond. Meestal bestel ik boeken om mijn bibliotheek aan te vullen. Zo bezit ik inmiddels – op de eerste na – alle catalogi van de Biënnales van Havana en zoek ik al jaren naar Millefiori di Aruba van pater R.H. Nooyen, van wie ik verder bijna alle publicaties bezit.

Welke indeling hanteert u om uw boeken te categoriseren?
Ik heb een paar hoofdcategorieën: architectuur, beeldende kunst, design/kunstnijverheid, fotografie, geschiedenis, historiografie, ICT, kookboeken, kunstonderwijs, kunsttheorie, literatuur, nieuwe media, et cetera. Maar ik ben verre van consequent. Mijn collecties antilliana, arubiana en caribiana staan apart. En daarbinnen bestaan diverse ‘bulten’, bijvoorbeeld: bronnen, judaica, papiamento, slavernij, transcripties en andere subcategorieën.
Zijn er ook andere plekken in huis, waar boeken worden verzameld?
In Nederland leef ik tussen de boeken. Bijna alle muren van mijn appartement zijn opgevuld met boeken. Alleen in mijn slaapkamer heb ik aan mijn rechterhand een kale muur  en links van mijn bed staat een klerenkast. Op bed ligt meestal een paar boeken en naast mijn bed op de grond liggen verschillende stapels.

Leest u naast fictie ook non-fictie of andersom? Geef enkele voorbeelden van boektitels.

Ik lees meestal non-fictie. De laatste jaren betreft het steeds meer literatuur over de Cariben. Dat kan variëren van geschiedenis van de oorspronkelijke bevolking tot die van de flora en fauna. Mooie voorbeelden van de eerste zijn publicaties van Esteban Mira Caballos, bijvoorbeeld El Indio Antillano: repartimiento, encomienda y esclavitud (1492-1542), Sevilla 1997. Genoten heb ik van Judith A. Carney, Richard Nicolas Rosomoff, In the shadow of slavery: Africa’s botanical legacy in the Atlantic world, Berkeley / Los Angeles 2009.

 

Antilliaanse auteurs

Leest u meestal  op een bepaald tijdstip, waar en welke genre leest u dan ?

Lezen doe ik zo’n zes à acht uur per dag, vaak in bed en meestal non-fictie: kunsthistorische literatuur of boeken over de geschiedenis van Aruba en de Cariben. Als ik aan fictie begin, dan ben ik geneigd achter elkaar meerdere boeken van een auteur te lezen. Zo was het lezen van Tikkop aanleiding om een vijftal boeken van Adriaan van Dis te (her)lezen. De wandelaar blijf ik een van zijn mooiste boeken vinden. De thematische ordening gaf zijn essays in Leeftocht nieuwe dimensies.

Leest u door de week andere boeken dan in het weekend?
Ik lees van alles door elkaar: ik lees mijn vermoeidheid weg. Als ik het ene boek zat ben, dan kan ik met frisse moed aan een ander genre beginnen.
Ik ben het koken een beetje zat en eet veel buitenhuis. Ik neem dan altijd een boek mee van een van de stapels ‘Nog te lezen’.

Zijn er bepaalde tijdschriften die tot de door u gelezen lectuur behoren?
Ik heb een jaar of vijf geleden al mijn abonnementen opgezegd, uitgezonderd de VPRO-gids. Overigens gooi ik die ongeopend weg. Want als ik TV kijk, dan is het meestal op mijn Macbook via Uitzending Gemist of www.wwitv.com. En als ik niet kan slapen en niet wil lezen, dan luister ik in bed naar Radio 1. ’s Nachts zijn er mooie herhalingen en kun je de meest maffe mensen aanhoren in Nederlandse varianten van ‘Pueblo na Palabra’.

.
Welk boek zou u voor een tweede keer willen lezen?
Ik bezit veel bundels van Pierre Lauffer. Begin dit jaar heb ik bij Mensings op Curaçao de biografie van Bernadette Heiligers gekocht. Sindsdien voel ik een aandrang om zijn bundels te herlezen. Ik heb Lauffer altijd bewonderd; om zijn beheersing van het Papiamento, om zijn ritme en zijn beeldend taalgebruik. Ik denk dat hij overeind zal blijven, al ben ik het laatste decennium een beetje allergisch geworden voor folklore; de ziekte die onze cultuur bedreigt.

Welk boek beschouwt u als een miskoop en waarom?
Op een van mijn stapels ‘Nog te lezen’ liggen al jaren twee boeken: Dimitri Verhulst, Godverdomsedagen op een godverdomse bol, Amsterdam /Antwerpen 2008 en Frank Martinus Arion, De Deserteurs, Amsterdam 2006; met boekleggers op respectievelijk pagina 27 en 37.
Van Verhulst heb ik verder niets gelezen en dat zal ik waarschijnlijk niet meer doen. De eerste druk van Frank Martinus Arion, Dubbelspel, Amsterdam 1973 heeft een ereplaats in mijn bibliotheek in Utrecht. Zijn dissertatie The Kiss of a Slave. Papiamentu’s West-African Connections, Amsterdam 1996 siert mijn nog bijna lege boekenrek in San Nicolas.

Wie is uw favoriete schrijver?
De Arubaan Martein Lopap, verder Joseph Sickman Corsen, Tip Marugg en Maryse Condé.

Wat is zo bijzonder aan de Caribische literatuur?

Ni Européens, ni Africains, ni Asiatiques, nous nous proclamons Créoles. Cela sera pour nous une attitude intérieure, mieux: une vigilance, ou mieux encore, une sorte d’enveloppe mentale au mitan de laquelle se bâtira notre monde en pleine conscience du monde, Jean Bernabé, Patrick Chamoiseau, Raphaël Confiant, Élogue de la Créolité, Parijs 1989.

De Cariben worden van oudsher gekenmerkt door migratiestromen: het continentale en interinsulaire verkeer in de prekoloniale tijd; de komst van veroveraars, kapers, piraten, kolonisten en passanten uit Europa; de gedwongen immigratie uit Afrika; de stroom van arbeidsmigranten uit onder andere Azië; de emigratie naar Europa, de VS en Canada en de remigratie naar het (ei)land van herkomst. Identiteits- en ‘roots’-vragen zijn daarom belangrijke thematische constanten in de literatuur en door de oude orale traditie zijn Caribische auteurs boeiende vertellers.

Hoe kijkt u naar de wereld der wetenschap?
Op mijn leeftijd ga je steeds meer terugkijken. De wetenschappelijke en literaire wereld (de laatste samen met de beeldende kunst) vertegenwoordigen twee kanten van mijn persoonlijkheid. Als wetenschapper ben ik soms, ver van mijn ‘roots’ maar met veel voldoening, bezig geweest met vrij theoretische zaken. In moeilijke tijden kon ik mij laven aan de Caribische literatuur en beeldende kunst.
Christopher Cozier, een kunstenaar uit Trinidad die ik sinds 1993 persoonlijk ken en ook als theoreticus erg waardeer, is 11 december a.s. een van de laureaten van het Prins Claus Fonds. Met  de ‘Castaway’– op zijn gelijknamige, schitterend blad uit de Tropical Night Series (2006-heden) – hoop ik terug te vliegen naar de Cariben om op mijn oude dag onder mijn mangobomen te werken aan een geschiedenis van mijn eiland.

De Caribische literatuur neigt naar onafhankelijkheid

door Quito Nicolaas

Dr. Artwel Cain promoveerde in 2007 op een studie naar de sociale mobiliteit van etnische minderheden in Nederland. Daarnaast is hij lange tijd directeur van het Ninsee, het Nationale Instituut voor het Slavernijverleden geweest. In 2009 verscheen onder zijn redactie het boek Tula, de slavenopstand van 1795 op Curaçao met bijdragen van verschillende auteurs. Tegenwoordig zwaait hij de scepter bij de Institute of Cultural Heritage and Knowledge. Vandaag een interview met hem over zijn leesgedrag en de boeken die hij leest.

Hoeveel boeken telt uw collectie?
Ik ga er van uit dat wij meer dan zo’n 1000 boeken hebben, dat zijn inclusief studieboeken en dan geschreven in vijf talen: Engels, Nederlands, Spaans, Frans en Papiaments.

In hoeveel tijd is deze verzameling opgebouwd?
Deze boeken zijn in een periode van ruim 35 jaar verzameld.

Wat is uw favoriete boek?
Mijn favoriete boek is moeilijk te noemen, omdat ik veel boeken ontzettend goed vind, maar als ik toch een moet noemen dan wordt het: Song of Solomon van Toni Morrison. Dat boek heb ik eind jaren zeventig gekocht. Op dat moment was ik vooral een muzikant die belangstelling had in boeken, vooral boeken geschreven door schrijvers uit het Caribische gebied en zwarte Amerikanen.

Ik begon het boek te lezen en was uit het lood geslagen. Ik had nooit eerder zoiets moois gelezen. Zij had ook stukjes van liederen in de tekst opgenomen en zij liet haar karakters praten net alsof ze bezig waren muziekinstrumenten te spelen. Daarna heb ik tot nu toe al haar boeken gekocht en gelezen. Tot dat moment had ik Richard Wright (bekend van Notes of a native son) en James Baldwin (bekend van Go tell it on the mountain) als mijn favoriete schrijvers. Toni Morrison is nog steeds mijn favoriete schrijfster. Uiteraard heb ik ook een aantal van haar essays.

Welke zijn de overwegingen die u neemt bij het kopen van een boek?
Ik ga af van een aantal punten; ken ik de schrijver en haar/zijn werk? Is hij/zij al door vrienden gelezen en hebben ze die aanbevolen? Wat was de toon en inhoud van de recensie die ik in een krant of een tijdschrift gelezen heb? Is deze schrijver een goede verhalenverteller? En tot slot wil ik mijn tijd met deze schrijver doorbrengen?

Welke indeling hanteert u om uw boeken te categoriseren?
Die bestaat in mijn collectie op dit moment niet. Ik ben ruim zes jaren geleden op onze tweede verdieping van een studeerkamer naar de andere verhuisd. Sindsdien heb ik geen tijd vrij gemaakt om alles op de juiste plek terug te zetten net hoe ik dat had in de eerste kamer. Er zijn trouwens in de tussentijd veel meer boeken bij gekomen en die zijn gewoon op de boeken planken voor de anderen gelegd. Wanneer wij na zo veel jaren uit dit huis verhuizen ben ik dan bereid de nieuwe studiekamer netjes in te richten en de boeken nogmaals te categoriseren.

Zijn er ook andere plekken in het huis, waar boeken worden verzameld?
Ja, er zijn andere boeken in de zolderkamer vanwaar ik verhuisd ben. Mijn vrouw Alida Kock heeft ook een werkstudio in huis en daarin zijn ook weer vele boeken.

Leest u naast fictie ook non-fictie of andersom?
In de laatste tien jaar lees ik meer non-fictie dan fictie. Dit vanwege studie en mijn werk. Het zou ondoenlijk zijn op dit moment om ze allemaal te gaan benoemen. De laatste goede fictie dat ik recentelijk heb gelezen is van Maryse Conde: Windward heights. Tussen de bedrijven door lees ik op dit moment Miles een autobiografie van Miles Davis samen met Quincy Troupe. Dat is non-fictie. Het leest ook lekker.

Wanneer leest u meestal, waar en wat (genre) leest u dan ?
Studieboeken lees ik overdag en fictie in het weekeinde of in de avonduren, indien ik thuis ben.

Leest u in het weekend andere boeken dan door de week?
Ja, dat doe ik. Door de week gaat het om wetenschappelijke literatuur en in het weekend leuke boeken, meestal romans.

Behoren tijdschriften ook tot de door u gelezen lectuur?
Op dit moment niet. Ik heb geen tijd ervoor in de laatste jaren vrij gemaakt. Dit is een bewuste keus.

Welk boek zou u voor een tweede keer willen lezen en waarom?
Dat zal Black skin White masks van Frantz Fanon zijn. Ik heb dit boek ruim veertig jaar geleden gelezen. Ik zal het nu beter begrijpen en kunnen analyseren. Intussen heb ik ontzettend veel studies hierover en citaten ervan gelezen. Wellicht is dat een van de redenen dat ik het nog niet herlezen heb. Ik gebruik de tijd om ander werk dat ik nog niet gelezen heb te lezen.

Welk boek beschouwt u als een miskoop en waarom?
Dat heb ik niet. Een boek dat wel in de buurt komt is A Bend in the River door V.S. Naipaul. In dat boek heeft hij een fictief Afrikaans land dat net onafhankelijk was geworden en haar inwoners op een beestachtige wijze neergehaald. Dat was in 1979. Daarvoor had ik al zijn boeken gelezen. Na het lezen van A Bend in the River, kwam ik tot de conclusie dat V.S. Naipaul niet schrijft voor mensen zoals ik en die op mij lijken. Een aantal jaren geleden heb ik A House for Mister Biswas nog een keer gelezen voor een boekenclub die wij in Capelle aan de IJssel hadden, maar daarna heb ik geen boeken meer van hem gekocht en gelezen, behalve Een half leven dat ik in 2001 gratis bij een boekwinkel gekregen heb.

Wie is uw favoriete schrijver/auteur en waarom?
Toni Morrison. Zij weet een verhaal te vertellen en zij heeft veel kennis van zaken. Een van haar boeken, Jazz, vond ik in eerste instantie moeilijk te lezen vanwege de wijze waarop het geschreven is, maar daarna dacht ik het boek niet voor niets Jazz heet.

Wat is zo bijzonder aan de Caribische literatuur?
De Caribische literatuur neigt naar onafhankelijkheid. Men houdt zich niet bezig met “the single story” Dat wil zeggen, datgene wat men denkt dat de lezers in het Westen over het Caribische volk willen lezen. De verhalen zijn meestal herkenbaar. Ze brengen je weer thuis. George Lamming en Maryse Conde zijn twee goede voorbeelden van schrijvers die dit doen. Het zijn twee schrijvers die trouwens nog levend zijn. In het geval van gedichten gaat dat ook op voor wat betreft het werk van Lasana Sekou en Derek Walcott. Uiteraard zijn er veel meer goede schrijvers in de diverse landen en eilanden. Ik kan mij met deze schrijvers identificeren. Ik voel mij thuis bij hun werk.

Hoe kijkt u naar de wereld der wetenschap/letteren?
Zowel bij de wetenschap als bij de letteren dienen Caribische mensen hun eigen verhalen in alle tonen en kleuren zelf te vertellen. Men moet niet meer de fout maken om zich slechts bezig te houden met de ‘master’s narrative’. Men dient de ruimte te nemen en te vullen met de eigen fictie en non-fictie.

Vreemdelingen in het paradijs (18)

door Willem van Lit

In deze een na laatste aflevering passeert Aart Broek met bespreking van onder andere Carl Phillips en Maryse Condé met mogelijkheden om uit de ziekmakende omstrengeling tevoorschijn te komen.

Brandende identiteiten
Abuso en abusado. De verdrukte en de onderdrukker. Voor altijd. In deze omhelzing is men met elkaar smeulend versmolten. Ieder heeft zijn identiteit die gloeiend is van danigheid: men is onaanraakbaar en tóch met elkaar verstrengeld. Deze verhouding bepaalt het humeur en de structuur van de samenleving; hij bepaalt zelfs de structuur van nationale en zelfs supranationale verbanden en samenwerkingsvormen.

Broek laat een Caribische schrijver (Caryl Phillips) zeggen: “Interetnische acceptatie is een sine qua non voor een menswaardiger bestaan”[1]. Het is een conclusie die hij trekt bij een korte essayistische studie en kritiek over Caribische literatuur. Het veronderstelt, zo zegt hij verder, dat men om te beginnen moet afstappen van het idee dat “zwarte mensen alleen over hun eigen wereld kunnen schrijven en blanken alleen over die van hen”[2].In feite staat er dat zowel de abuso als de abusado moeten afstappen van het idee van mystificatie: wees niet elitair en hautain over je eigen leefwereld, betekenis en veronderstelde identiteit. Maar zo gemakkelijk is dat niet. Indien deze constatering voldoende zou zijn, dan konden we heel gemakkelijk het monumentale complex en gedrocht van boetedoening, moraliteit, mythevorming, het fluïdum van het veroveringsdelirium en van woedebestendiging, bloedeloze onverschilligheid, ziekmakende stereotypering, angst en fatale afgunst over en weer achter ons laten en de poorten ophalen; we zouden de sleutels tot dat horrorkasteel weggooien en elkaars wereld gaan ontdekken. “De gekoesterde wederzijdse acceptatie veronderstelt het vermogen om zich in elkaars leef- en belevingswereld in te leven[3]”, zo zegt Broek verder. Het draait om dat vermogen, het vermogen tot demystificering van de brandende collectieve ego’s, de identiteiten, geheugens en verhalen, die wederzijds de aard van de onbenoembare verstrengeling uitmaken. Sommigen noemen dit ressentimenten en dat klinkt alsof het gaat om schijnbaar te verwaarlozen resten van een gemankeerd geheugen waar men toch wel gemakkelijk omheen zou kunnen lopen, asresten van een historische brandstapel. Veel schrijvers en onderzoekers scharrelen door deze oude puinhopen en ze ontdekken steeds weer nieuwe vaste bestanddelen die nog niet verteerd zijn of ze vinden overblijfselen van oude kwalificaties die nog steeds brandstof blijken te zijn. Het vuur vlamt regelmatig op. Het vermogen om deze rommel te ruimen, ressentimenten onherkenbaar te vernietigen en te verstrooien én daarbij de oude bodem van solide menselijke vermogens opnieuw vorm te geven en bouwrijp te maken – dát vermogen lijkt nog steeds onvoldoende bewerkt.

Broek vindt in de Caribische literatuur wel schrijvers terug die op zoek zijn naar sporen van dat vermogen. Zijn vertrekpunt is Anil Ramdas en zijn ideeën; een gedachtegoed dat we hier ook al eerder hebben besproken. Ramdas ziet alleen maar de overblijfselen uit de sintelhoop en die zijn steeds weer het centrum om in wrok of arrogantie naar te verwijzen. Broek stelt dat het dan gaat om het achterlaten van de “traditionele beklemming en de hiërarchische gehoorzaamheid” tegenover “een westerse levensstijl, mondigheid en vrijheid c.q. een veel grotere mate van eigen verantwoordelijkheid”[4]. Voor de Antillen verwijst hij onder andere naar de Papiamentstalige schrijvers Pierre Lauffer en Elis Juliana die in hun werk niet stil willen blijven staan in het Afro-Caribische kringetje als “enige identificatie – en referentiepunt”[5]. Hij constateert ook dat buiten deze twee er voor de Nederlandse Antillen weinig anderen zijn die dit willen doen.

En Broek kijkt verder. Hij bespreekt ook de situatie in andere Caribische gebieden: de Spaans- Frans- en Engelstalige eilanden en landen. Hij laat zien wat er onder andere op Cuba, Haïti, Puerto Rico, Martinique, Gouadeloupe, Trinidad en St. Kitts gebeurt. Hij noemt verschillende literatoren die wel kunnen ontsnappen aan die besloten ééndimensionale identiteit, die voor anderen onveranderbaar zou zijn. Hij somt hierbij een serie Cubaanse schrijvers op die bijvoorbeeld in staat zijn een nieuwe constructie te maken van “een deel van het verleden, i.c. de slaven- en plantagesamenleving”[6] en die daarbij ingaan tegen de traditioneel (soms door “officiële” geschiedschrijving) vastgestelde standaard van de Afro-Caribische identiteit (o.a. Reinaldo Arenas).

Voor de Franssprekende eilanden noemt hij onder andere de ook voor Nederland welbekende schrijfster Maryse Condé, die volgens Broek passages creëert “in identificeerbaar menselijk handelen, denken en voelen in plaats van fabricage van stereotypische slachtoffers, martelaars en uitbuiters en/of helden”[7] . Condé is wel in staat buiten de fatale kring van verwurging te stappen want “ze begaat niet de fout om alle Afro-Caribische mensen uit het verleden tot willoze slachtoffers of zondeloze martelaars van een systeem te maken en daarmee die van het heden en de toekomst op de koop toe. Bij Condé zijn intriges, haat, begrip, liefde lafheid, vooroordelen, veroordelingen, moed, afgunst en al het andere aan menselijke eigenschappen geen selectief etnisch gebonden grootheden maar aspecten van complexe mensen en complexe samenlevingsvormen en – processen”[8]. Condé leert dat Caribische mensen los komen van hun voedingswortel als ware dat “één ongedifferentieerde zuil” en dat deze te zoeken zou zijn in een “veronderstelde essentie exclusief in Afrika”. Broek schrijft dat zij het volgende aantoont (bijvoorbeeld in haar roman Het valse leven): “De geschiedenis van de Caribische mensen heeft meer overeenkomsten met het onontwarbare wortelenstelsel van mangroven”. En deze herkomst – leert men dan – is vaak grillig en weinig verheffend “wortels in het modderige verleden[9]”. Ik denk hierbij ook weer willekeurig aan de wederwaardigheden van mijn eigen grootvader, die – ook niet verheffend en uiterst triest – in zijn jonggetrouwde leven zijn vier kinderen en zijn jonge vrouw moest begraven in korte tijd. Dat soort kleine geschiedenissen zijn bijna nooit groots en meeslepend, nobel of getuigend van enorme kracht en trots. Mensen waren in die armoedige en bedrukte tijden blij dat ze het leven hadden. Deze perceptie van historische realiteit is ontnuchterend en staat ver af van de zoektochten en toon van onder andere Rose Mary Allen, die naarstig op zoek is naar verzet, opstandigheid en mythisch kleinheldendom: om de weerbarstige persoonlijkheid in onder te dopen, die dan druipend van nationalistische trots weer boven kan komen. Het miljoenenproject van Paula die een onderzoek wil laten uitvoeren naar de identiteit en de voedingswortel van het Curaçaose volk en de persoonlijkheid van de yu’i Korsou zou wel eens erg teleurstellend kunnen zijn als men er zo naar kijkt.

Broek noemt in deze context de ontwikkeling van de beweging die Antillanité wordt genoemd op de Frans Caribische eilanden. Deze beweging zoekt naar een Caribische identiteit in een vorm van veelheid van invloeden. De stroming plaatst zich tegenover de Créolité die zich voornamelijk beperkt tot de Afrikaanse afkomst en de vermenging van talen, afkomst en culturen vanuit het Afrikaanse continent. Antillanité zoekt brede en mondiale verbanden en invloeden en erkent dat de Caribische identiteit niet alleen van het “gesloten systeem” Créolité vorm wordt gegeven. Dit geeft in elk geval mogelijkheden het vermogen van transparantie te gebruiken om elkaars werelden te gaan ontdekken: culturen zijn geen gesloten complexen die voor anderen niet doordringbaar zijn. Ze zijn open en ieder moet er bij kunnen en er iets over kunnen zeggen. Geen mystificatie of ongrijpbare mythevorming.

Dergelijke stromingen in de literaire wereld komen op verschillende eilanden tot ontwikkeling. Broek noemt onder andere nog Jamaica, Guyana, St. Lucia, Trinidad en St. Kitts. Hier openen schrijvers een breder panorama van mogelijkheden dan tot nu toe.

Hij haalt in het bijzonder het werk van Phillips aan waarover hij zegt: “De wisselingen in perspectief, toon en stijl onderstrepen de noodzaak om historische aangelegenheden – zo niet alles uit het heden en verleden – vanuit een veelvoud van invalshoeken te benaderen. Phillips maakte de keuze vóór een genuanceerde presentatie van zeer uiteenlopende deelnemers in complexe maatschappelijke structuren en tégen een grote expliciete betrokkenheid bij een van zijn personages en hun belevingswereld.

Het zicht dat men uiteindelijk krijgt op het verleden geeft geen garantie ‘de’ waarheid in woorden te hebben gevangen. Phillips toont zich overtuigd van het gegeven, dat, hoe professioneel we een bepaalde reeks van voorbije handelingen ook mogen benaderen, historische aangelegenheden kunnen absoluut niet door woorden worden op- en teruggeroepen. Geschiedschrijving – literair of anderszins – is op voorhand een vaardigheid die het verleden niet reconstrueert, ook al wordt dit woord hiertoe veelvuldig gebezigd door literatoren, historici en hun lezers. Het verleden kan niet opnieuw worden neergezet. Literaire auteurs en geschiedkundigen projecteren een hedendaagse visie op het verleden en construeren een hedendaagse visie van het verleden – steeds opnieuw. In feite presenteren beide een ‘verhaal’ over een stukje uit het verleden”.

Dergelijke ontwikkelingen geven in elk geval hoop te kunnen ontsnappen aan eenzijdige en monolithische denkstructuren en opvattingen die een basis vormen voor de kennelijk onwrikbare stellingen en verstrengeling die door voortdurende neurotische beschaming, wederbeschaming en beschuldiging op hun plaats blijven: de eeuwige patstelling. Het geeft in elk geval hoop de mogelijkheden te bezien op open samenlevingen met de dynamiek van wederzijdse beïnvloeding, ruimte en kracht en met acceptatie van die interetnische acceptatie die zo nodig is voor een menswaardiger samenleving, zoals ook Phillips bedoelt.

(wordt vervolgd)

[1] Broek, Aan de poorten van het rottende paradijs, pag. 13.

[2] Broek, Aan de poorten van het rottende paradijs, pag 13.

[3] Broek, Aan de poorten van het rottende paradijs, pag. 13.

[4] Broek, Aan de poorten van het rottende paradijs, pag. 3.

[5] Broek, Aan de poorten van het rottende paradijs, pag. 5

[6] Broek, Aan de poorten van het rottende paradijs, pag. 6

[7] Broek, Aan de poorten van het rottende paradijs, pag. 8

[8] Broek, Aan de poorten van het rottende paradijs, pag. 9

[9] Broek, Aan de poorten van het rottende paradijs, pag. 10.

Gens de la Caraïbe et Maryse Condé

par Lucia Nankoe

Les sociétaires de Gens de la Caraïbe ont choisi pour l’année 2011, à l’image d’une soirée léwoz de mettre l’écrivaine Maryse Condé au centre d’une ronde de danseurs et joueurs de gwoka.

read on…

Acht maal Portret van een negerin

door Anouska Kock

Hoe vaak kun je eenzelfde afbeelding gebruiken als boekomslag? Ongelimiteerd, lijkt het antwoord van uitgevers. Het schilderij Portrait of a Negress (Portrait d’une negresse) van de kunstenares Marie-Guillemine Benoist (1799-1800) is namelijk al verschillende keren gebruikt om de voorkant van een roman op te sieren. Hebben die uitgeverijen dan werkelijk zo weinig fantasie? Of is het een gebrek aan interesse? Beide, waarschijnlijk.

read on…

Maryse Condé – Guadeloupe

door Marita de Sterck

“Toen ik tien was, gesterkt door mijn goede cijfers voor taal, vroeg ik dus of ik een zelfgeschreven tekst mocht opdragen ter gelegenheid van mijn moeders verjaardag. Het mocht, daar ik altijd alles mocht. Ik vroeg niemand om hulp. Zelfs Sandrino niet, die overigens sarcastische grappen maakte over deze verjaarsvieringen en nooit een rol in de toneelstukjes wilde hebben. Ik had geen vastomlijnd idee van wat ik wilde schrijven. Ik had gewoon het gevoel dat een persoonlijkheid als mijn moeder zijn eigen biograaf verdiende. Dat ik een zo gecompliceerd wezen zo goed mogelijk moest weergeven. Na lang nadenken besloot ik tot een gedicht in vrije verzen dat tegelijk zou lijken op een toneelstuk. Er zou maar één personage zijn. En dit ene personage zou door middel van gedaanteverwisselingen de diverse facetten van mijn moeders karakter uitbeelden.”

Hoewel de autobiografische bundel samenhangende verhalen Guadeloupe; waargebeurde verhalen uit mijn jeugd niet de grandeur heeft van de grote epische werken van de bekende Caribische schrijfster Maryse Condé (1937), zoals Segou, is het een gevoelige ontwikkelingsroman. De ik-figuur groeide als tiener op in het Guadeloupe van de jaren ’50 en brengt vanuit dat kinderlijk perspectief deze besloten wereld in kaart. Ze wordt uitgescholden omdat ze zwart is, maar beseft zeer goed dat ze toch tot de betere klasse behoort en dat ze niet de armoede deelt die veel van haar leeftijdgenootjes treft. ‘Vervreemd’ is het etiket dat men op haar ouders plakte en dat haar blijft achtervolgen. Mooi is de passage waarin ze ontdekt waar het schrijven van opstellen toe kan leiden: het begin van haar schrijverscarrière. Een sterk historisch document, over armoede en discriminatie, ook over een psychologisch andere wereld, waarin verdriet en lastige gevoelens werden verzwegen. Een pijnlijke autobiografie, scherp en trefzeker verwoord. Ook boeiend voor jongvolwassenen. Kleine maar vrij ruim gezette druk.

Maryse Condé, Guadeloupe; waargebeurde verhalen uit mijn jeugd.
Haarlem: In de Knipscheer

Kathleen Gyssels over de Franse en Engelse Caraïben

La Caraïbe et sa diaspora clament un imaginaire commun, des préoccupations esthétiques et éthiques qui se font écho, au-delà des ondes linguistiques qui diffractent « la communauté imaginée » caribéenne. Or, ces littératures sont rarement comparées, le comparatisme demeure trop souvent une impasse. À partir de cinq « raverses », dix auteurs franco- et anglophones sont ici comparés. Juxtaposant dans chacun des chapitres une voix anglophone et une voix francophone de cette Caraïbe étendue, de frappantes concordances, au-delà de la balkanisation, apparaissent. Ressemblances dans l’usage de la slave narrative chez Morrison et Condé, dans le tabou du gender chez Baldwin et Damas, dans la popularité du travelogue en Amérique du Nord et dans l’intérêt que lui portait Laferrière et Danticat ; ou encore même l’absence de la Créole dans les fictions sur la Révolution haïtienne (Fignolé et Smartt-Bell). Enfin, les débuts respectifs de Harris et de Glissant esquissent déjà, de manière parallèle, la créolisation (esthétique, stylistique, thématique).

Kathleen Gyssels est professeur de littératures francophones postcoloniales à l’Université d’Anvers. Auteur de Filles de Solitude. Essai sur l’identité antillaise dans les [auto-]biographies fictives de Simone et André Schwarz-Bart (1996) et de Sages sorcières? Révision de la mauvaise mère dans Beloved (T. Morrison), Praisesong for the Widow (P. Marshall) et Moi, Tituba (M. Condé) (2001), elle dirige un groupe de recherche en littératures postcoloniales.

Kathleen Gyssels, Passes et impasses dans le comparatisme postcolonial caribéen. Cinq études.
Paris: Honoré Champion, coll. “Bibliothèque de littérature générale et comparée” n°86, 2010, 384 p
EAN13 : 9782745319883.
€ 88

Calabash Festival

door Sharda Ganga

 

Ik heb even zitten twijfelen voor ik dit schreef. De werkgroep heet wel “Caraïbische letteren”, maar eigenlijk bedoelen ze daarmee alleen het Nederlandssprekend gebied. En niet “the Caribbean” waar ik leef. Maar Derek Walcott was vorig jaar wel gast van de werkgroep; het valt dus allemaal waarschijnlijk wel mee in de praktijk.

Dan nu wat nieuws uit de rest van het Caraïbisch Gebied: als je niets te doen hebt, en een paar duizend dollar teveel in je portemonnee, ga dan bijvoorbeeld naar Treasure Beach, 3 uren rijden van Kingston, Jamaica. Van 22 tot 24 mei wordt daar het 9e Calabash International Literary festival gehouden. Voorgaande jaren lazen o.a. Caryl Phillips, Michael Ondaatje, Earl Lovelace, en Maryse Condé voor. Dit jaar verwacht men Junot Diaz, Edwidge Danticat en Jamaica Kincaid.

Jamaica Kincaid gaf enkele weken terug nog vinning commentaar in The New Yorker op de oplichterijen van “Sir”Allen Stansfield en zijn band met haar geboorte-eiland Antigua. Natuurlijk was ze vlijmscherp en natuurlijk had ze weer gelijk. Haar zuur commentaar op haar geboorte-eiland hebben haar daar al lang tot persona non grata gemaakt. Wist ik veel. Ik dacht dat alle Antiguanen (Antiguayanen?) vreselijk trots op haar zouden zijn. Hun literaire Anthony Nesty.

Mijn vergissing werd duidelijk toen op een zwoele avond op een ander prachtig eiland een hoogbeambte strakgepakte Antiguaanse meneer bijna in zijn dure wijn spuugde van woede toen ik mijn bewondering voor zijn landgenote kenbaar maakte. Hij kende Jamaica’s moeder hoogstpersoonlijk en zoals haar dochter over haar schreef, dat was heiligschennis. Ze was een ondankbare dochter, ze zette haar moeder te schande, ze zette haar geboorteland te kijk, ze was, kortom, een nestbevuiler.

Klinkt bekend. Elke keer als ik in Caraïbisch gezelschap vertel dat ik een grote fan ben van V.S. Naipaul krijg ik bijna letterlijk hetzelfde te horen. Is er een Surinaams equivalent van Kincaid en van Naipaul? Ik kan er zo gauw niet op komen.

Eigenlijk moet ik naar Jamaica om Jamaica te zien en te horen. Misschien krijg ik dan een kans om haar te vertellen dat ik over de grond heb gerold van het lachen bij het lezen van A Small Place. Dat elke keer als ik de naam VC Bird verving door bijvoorbeeld Somohardjo, het was alsof het over Suriname ging.

Het Calabash Festival stond dit jaar op het punt van verdwijnen, maar een razendsnelle emailactie, binnen een dag rondgestuurd naar een ieder die iemand kent die iemand kent die iemand kent die iets doet met schrijven, zorgde voor een enorme toestroom van protestmails. En binnen een dag dienden twee sponsoren zich aan. Euforie alom, en voor even voelde ik me weer helemaal deel van deze bonte stoet Caraïbische schrijvers.

Dus: als je wat geld over heeft, ga er naar toe. Als je wel het geld maar niet de tijd hebt: ik offer me graag op. (voor meer informatie: http://www.calabashfestival.org/ De website is wel open, maar veel staat er nog niet op. )

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter