blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Colombia

Gabriel García Márquez (87) overleden

De Colombiaanse schrijver Gabriel García Márquez, bekend van zijn boeken Honderd jaar eenzaamheid en Liefde in tijden van cholera, is gisteren, 17 april 2014, overleden in Mexico. Dit heeft de Spaanse krant El País gemeld op zijn website. De winnaar van de Nobelprijs voor Literatuur is 87 jaar geworden.

 García Márquez werd begin deze maand in het ziekenhuis in Mexico opgenomen met een long- en urinebuisinfectie. Hij werd vorige week uit het ziekenhuis ontslagen, maar zijn gezondheid bleef broos. De Mexicaanse regering heeft zijn dood inmiddels bevestigd.De bejaarde woonde al meer dan dertig jaar in Mexico en is de laatste jaren slechts zelden in het openbaar verschenen. García Márquez had de ziekte van Alzheimer.

García Márquez wordt door velen als de beste Spaanstalige schrijver sinds Miguel de Cervantes beschouwd. Honderd jaar eenzaamheid is in meer dan 25 talen vertaald en ging meer dan vijftig miljoen keer over de toonbank. García Márquez won de Nobelprijs voor de Literatuur in 1982.

De auteur werd in 1927 in een klein Colombiaans dorp geboren als de oudste in een gezin van elf kinderen in de kuststreek van de Caraïbische zee – reden waarom hij zichzelf altijd zag als een Caraïbisch auteur. García Márquez groeide grotendeels op bij zijn grootouders. Zijn opa vertelde hem hoe hij vocht in de 1000-daagse oorlog, een Colombiaanse burgeroorlog rond de vorige eeuwwisseling, wat een grote inspiratiebron werd voor García Márquez’ literatuur.

Fidel Castro
De schrijver was niet onomstreden. García Márquez was in zijn jonge jaren een bondgenoot van de Cubaanse dictator Fidel Castro en een held van de Latijns-Amerikaanse socialistische beweging. De auteur verliet zijn thuisland in 1981 nadat hij was beschuldigd van het financieel steunen van de guerrillabeweging M-19.García Márquez bekritiseerde de Verenigde Staten voor hun gewelddadige interventies in Vietnam, Chili en vele andere landen. Hem werd jaren de toegang tot de VS geweigerd, maar de schrijver rekende de voormalige Amerikaanse president Bill Clinton wel tot zijn persoonlijke vrienden. García Márquez nam het voor de president op ten tijde van Clintons omstreden affaire met Monica Lewinsky.

García Márquez laat zijn vrouw Mercedes Barcha en de zonen Rodrigo en Gonzalo na.

 [naar de Volkskrant en de Ware Tijd, 17/04/14, 22:06  − bron: ANP, AP]

 

Triple P

door Elodie Heloise
.
De vrouw tegenover me was meer dan intimiderend vrouwelijk. Net als ik een veertiger en alles aan haar was zeer goed verzorgd. Glanzend mooi lang haar, nagels als kunstwerken bewerkt, mooie ronde welvingen. Ze droeg een korte witte bodyfit jurk met een indrukwekkend décolleté en een open rug. Haar hakken zo hoog dat zelfs ik als toeschouwer de pijngrens voelen kon. Haar make-up, outfit en accesoires tot in de puntjes op elkaar afgestemd. Het soort verschijning dat hoofden, van mannen en vrouwen, doet draaien tot hoeken die het onmogelijke benaderen.  “Dress to impress, baby”, zei ze tegen me toen ik haar belde en vroeg wat ze aan zou doen.
Dat was waar ik bang voor was. Het duurt precies vijftien minuten voor mij om me ‘klaar’ te maken. Of het nou voor werk is of om uit te gaan. En in geval van een gewone werkdag is dat inclusief ontbijt maken, aankleden en opmaken. Vrouwen zoals zij maken met hun verschijning mijn latente gevoel van ‘achterstallig onderhoud’ wakker. Ze trekken alles uit de kast om vooral zo goed mogelijk voor de dag te komen en doen alsof daar geen greintje moeite voor gedaan is. Zoals zij uit het vliegtuig stapte na een reis van vijftien uur is voor mij hogere kunst. Geen haar van zijn plek, make-up die nergens uitgelopen is, een kreukloze jurk. Fris en fruitig, alsof er niets aan vooraf gegaan is. Hogere kunst neigend naar een wonder.
De vrouw die tegenover me zat is Colombiaanse en we delen de vriendschap van onze kinderen. Ze was op bezoek op het Curacao waar ze een tijdlang woonde voordat zij scheidde van haar man en wilde graag ‘even uit’ met mij. Ze woont inmiddels al heel lang in Nederland, leeft samen met een Nederlander en vloekt in het Nederlands. Tegelijkertijd is ze zoals zij dat zegt op en top ‘Latina’ zij het met een speciale touch: ze heeft zich namelijk naar eigen zeggen de Hollandse directheid eigen gemaakt en zegt het zoals het is. We ontmoetten elkaar bij een van de vele strandtenten die dit land rijk is en die regelmatig van eigenaar wisselen omdat de horecabusiness op Curacao nou eenmaal geen gemakkelijke is.  ”Je ziet er mooi uit”, zei ze die er veel beter uitzag dan ik en begon over de exersitie die zij zich had moeten getroosten om eruit te zien zoals zij dat deed. De kapper, de nagelspecialist, het kiezen van haar outfit, het douchen en klaarmaken… meer dan drie uur was ze kwijt geweest. “Ik ben Latina, zo gaat dat bij ons. We moeten wel want er is veel concurrentie. Van al die andere Colombiaanse en Dominicaanse vrouwen. Die gaan ervoor en laten niet los wanneer ze een man ‘te pakken’ hebben. Believe me, baby.” Terwijl ze aan het praten was, werd ze ge-eyeballed door mannen van allerlei leeftijden. Een schalkse blik van een oudere meneer ving ik op, een verlegen stiekeme grijns van een stagiaire die hier ongetwijfeld een mooie droom aan overhouden zou, een ober die bijna met blad en al tegen een tafel aanliep omdat hij omkeek en behalve dat bijna zijn nek verrekte. De reacties vanuit de entourage bevestigden zonder meer dat ze een punt had.
“Triple P daar gaat het om.”  En ze schetste vervolgens een beeld van haar thuisland en hoe Colombiaanse mannen in relatie tot hun partners of vriendinnen zwaar te kort schieten. “Kleine bruine piemeltjes, dat is het probleem. En dat onze mannen kennelijk niet verder komen in bed dan erop en eraf te gaan. Er wordt niet nagedacht wat wij als vrouwen fijn en lekker vinden. En daar praten vrouwen dus over. Dat er toch meer moet zijn dan dat.” Ze roerde daarmee de eerste ‘p’ van de drievoud aan ‘p’s’ aan. “Het is een belangrijke reden om verder te willen kijken. Zij die dat doen ontdekken inderdaad dat het ook anders kan.”
De tweede ‘p’ waaraan zij met klem refereerde was de p van paspoort. “Alles beter dan Colombia. Nou niet alles, maar Europa doet het goed.” Ze stak twee vingers op en benadrukte wat ze me zojuist had verteld. “Piemel en paspoort. Wanneer je die twee kan regelen zit je al veel beter dan waar je zat. Maar er is nog een belangrijke p-factor. Laat me je dat zeggen.” De derde ‘p’ was die van poen. Zo legde ze me uit. “En wanneer deze vrouwen alledrie die ingredienten in hun bereik ruiken… dan gaan ze erop af. Of die mannen nou getrouwd zijn of niet. Het maakt niets uit. Ze gaan ervoor, helemaal. Met valse wimpers, siliconen…en believe me Colombia is silicone country…alles om het beter te krijgen wordt aan het werk gezet. Triple P, zo simpel is het. En met die laatste ‘p’ moet je slim omgaan. Het goed regelen als je begrijpt wat ik bedoel. Zodat je goed achterblijft wanneer hij er niet meer is of wanneer een van je jongere concurrentes dreigt toe te slaan. Altijd oppassen en alert blijven. Vooral wanneer je ouder wordt. Zo werkt het. Vooral hier op Curaçao.” Ik kon het niet helpen en bekeek haar nog eens goed. Ze raadde mijn ongeuite vraag. “Ja hoor, ik heb ook een heleboel laten doen. Dat mag iedereen weten. Ik maak nergens een geheim van.” En bluntly honest liet ze me weten wat, waar en hoe terwijl ze me ondertussen haar potentiële vervangsters aanwees.
Daar zaten we dan, twee vrouwen van ergens in de veertig, beiden opnieuw begonnen vanuit een alleenstaande met kinderen perspectief. Zij verhuisde om die reden naar Nederland. “Er zijn te weinig mannen op Curacao.” Ze was daar eerst onafhankelijk en vond daarna een partner. “Zelf werken en wanneer je samen bent de ‘p’ van poen goed regelen. Nu ben ik aan de beurt en alles wat ik nu doe in mijn latina-zijn, doe ik omdat ik het wil doen. Niet meer voor een man. Het geluk moet je in jezelf zoeken.”
De vrouw die tegenover me zat komt uit een andere cultuur dan ik. Met heel andere gebruiken en toch, zo ontdekte ik delen we het vrouw-zijn met elkaar. Haar conclusie is ook de mijne. Beiden hebben we een lange weg afgelegd om daar te komen. Beiden hebben we ons geluk afhankelijk gesteld van mannen. Elk op onze eigen wijze en nu wij de veertig zijn gepasseerd gaat het om andere dingen zoals simpelweg gelukkig zijn. Allereerst met jezelf op de manier en met de dingen van het leven die je dat geluk brengen. We zijn die avond met z’n tweeen de dansvloer opgegaan. Zij in haar bling bling outfit, ik in mijn hippietenue en toen wij de dansvloer afgingen omdat haar extensions te heet werden zijn we schaterlachend aan de wijn gegaan. Proost, op het leven!
[van de blogspot van Elodie Heloise]

12.000 toeristen uit Suriname naar Curaçao in 2013

De Cuaraçao Tourist Board heeft afgelopen zaterdag in Rumors Lounge in Hotel Krasnapolsky een speciale Curaçao Infomart gehouden. Hier kon het publiek die in de toekomst van plan is af te reizen naar Curaçao meer informatie krijgen over verblijf, transport, evenementen en culinair op Curaçao. Er waren een 15-tal vertegenwoordigers van hotels op Curaçao aanwezig onder begeleiding van vertegenwoordigers van de Curaçao Tourist Board (CTB). De zilvermedaillist chefkok Adriyel Lourens heeft voor dit evenement speciale snacks gepresenteerd. Ook enkele reisagenten zoals, de SLM en Insel Air, waren aanwezig. De opening vond ’s morgens plaats door de Voorzitter van de Associatie van Surinaamse Reisagenten (Asra) Aniel Bhaggan samen met Jeanine de Windt (vertegenwoordiger van de CTB in Suriname).  

Volgens De Windt is het belangrijk dat mensen uit Curaçao zelf naar Suriname komen en betere informatie bieden. ‘In 2013 hebben we 12.000 bezoekers gehad op het eiland uit Suriname’, zegt De Windt. Wij willen altijd 4 tot 5% meer en dat proberen we op verschillende promotie manieren te doen. North Sea Jazzfestival en Carnaval welke opkomst zijn op Curaçao moeten heel veel bezoekers gaan aantrekken en daarom is het belangrijk om die informatie beter te brengen naar de mensen toe. Volgens De Windt zouden Surinamers zeker een bezoekje moeten brengen aan Curaçao, omdat het maar 2 en een half uur vliegen is, het goedkoop is en we spreken ook Nederlands. Waldo’s Worldwide Travel Service was ook aanwezig tijdens de Infomart. Linda de Bloois, Sales Representative, zegt dat ze ook meedoen aan de mart om mensen die graag naar Curaçao willen gaan, beter in te lichten. Volgens haar zoeken de mensen meestal naar de goedkoopste tickets en hotels. ‘En wij proberen om steeds te voldoen aan hun eisen.’ Andy Vliese, pr-man van Surinam Airways, vertelt dat zij tijdens de mart een vliegschema hebben uitgeprint met alle bestemmingen die zij doen, zodat de mensen weten op welke dagen zij vliegen naar Curaçao. Volgens hem is het heel goed dat Curaçao zichzelf komen promoten.   Sippora Herfst, sales representative van Plaza Hotel op Curaçao, zegt dat ze speciale tarieven hebben aangeboden aan de verschillende reisagenten in Suriname. ‘Ik sta ook hier om het hotel te promoten zodat meer Surinamers voortaan kiezen voor Plaza Hotel.’  

Ook vertegenwoordigers van onder andere Rennaisance Hotel, Surair Ground Services N.V. , Citi Travel, Avila Hotel en Holiday Beach Veneto waren aanwezig tijdens deze beurs om informatie te verschaffen. In de avonduren was er in Krasnapolsky hotel een speciaal Curaçao dinner, waaraan zilvermedaillist chefkok Jethro Wirht samen met de Curaçaose chefkok een geweldig maaltijd hebben klaargemaakt. Daarna was er een Curaçao Antillian Party met Grupo Sazon en Dahlia Negra en Leendert Muk.

[uit Dagblad Suriname, 27-01-2014] .

Nieuwe kansen voor toerisme uit Colombia

Willemstad – Curaçao gaat haar pijlen op Colombia richten. Vanaf 1 april hoeven Colombianen geen visum meer aan te vragen. Het Curaçao Tourist Board (CTB) gaat Curaçao nu extra promoten in Colombia.

Het aantal toeristen uit de regio Zuid-Amerika stijgt al enige tijd, maar Colombia bleef achter. Het CTB hoopt dat snel te verhelpen.

[van www.nieuws360.com, 27 januari 2014]

Asiento (13)

De slavernij van de Oudheid tot nu

door Fred de Haas

Santo Domingo

Santo Domingo, het Oostelijk deel van het vroegere ‘Hispaniola’ (La Española) moest al gauw haar aanvankelijk belangrijke rol in het Spaanse koloniale rijk afstaan aan landen als Mexico en Peru waar goud en zilver in overvloed aanwezig waren.

read on…

Reuzenslang

Hij kroop zo’n 58 miljoen jaar geleden uit de moerassen van Zuid-Amerika, en zaaide 10 miljoen jaar dood en verderf. Tot voor kort wisten wetenschappers niet van zijn bestaan af. Met een gewicht van meer dan een ton en een lengte van zo’n 14 meter was deze prehistorische slang, Titanoboa genaamd, echter een waar monster.

read on…

The Dances of the World’s Peoples, Vol. 3: Caribbean and South America

Van Smithsonian Folkways:

Various Artists FW06503

“The Islands and countries in the Caribbean and South America have given inspiration to musicians and composers from many lands. They in turn have introduced the many varied and complex rhythms of the music of these places. Nearly everyone is familiar with some of the dances found there, such as rumbas, tangos, chachachas and others. This volume is intended to introduce other dances not generally known by folk dancer…”
Ronnie and Stu Lipner

“Las islas y países localizados en el Caribe y en América del Sur han inspirado a músicos y compositores de otras partes del mundo, quienes han acogido en sus obras los ritmos complejos y variados de esta música. Casi todo el mundo conoce algunas de las danzas originadas en esta región, como las rumbas, el tango, el cha cha cha, y otras más. En este volumen queremos introducir otras danzas más bien desconocidas por los aficionados a la danza folclórica…”
Ronnie y Stu Lipner

Related Lesson Plan
“Dance Traditions of Argentina”

Country(s) Argentina; Brazil; Chile; Colombia; Haiti; Martinique; Peru; Puerto Rico; Venezuela Culture Group(s) Puerto Rican
Keyword(s) World music anthologies

Year of Recording 1958
Record Label Folkways Records
Source Archive Smithsonian Center for Folklife and Cultural Heritage
Credits Produced by Ronnie Lipner ; Produced by Stu Lipner ; Cover artwork by W. Johnson

Klik hier voor de site

Een negatief van een Zuid-Amerikaanse Elckerlyc (2 en slot)

door Albert Hagenaars

Dagboek van de ruïnenbouwer

De tweede afdeling ‘Dagboek van de ruïnebouwer’, begint met een toepasselijk citaat van Flaubert: “Men staart naar de bodem van de put / zoals men staarde / naar de torenspits.”

Het eerste gedicht bevat een testament van een Chinese schilder, dat treffend diverse van Roca’s thema’s verbeeldt, zoals transformatie en de spanning tussen macht, beknotting en individuele vrijheid van keuze.

Testament van de Chinese schilder

Toen de overdaad schuwende Keizer
Me aanmaande op het schilderij een waterval uit te wissen
-Het aanhoudende gebruis hield hem uit de slaap-,
Gehoorzaamde ik als goede hoveling en verdoezelde de stroomversnelling.
Achter een nagetekende kersenboom verstopte ik evenwel
Een kikker die kwaakt
En die door de oude Keizer
Verward wordt met zijn hartkloppingen.
Op een linnen kamerscherm schilderde ik mezelf
Terwijl ik een paard zat te tekenen.
De volgende nacht verjoeg ik met mijn penseel het paard,
Want ik kon het gehinnik niet meer aanhoren.
Weldra zal ik – Keizer over eigen lichaam-
Mijn vervallen gestalte uitwissen op het doek
En zal men beseffen dat de afwezigheid van een mens
Of van een paard uit dezelfde stof bestaat.

Verderop neemt hij ons mee naar o.a. het Londen van Stevensons Jeckell en Hyde, Diogenes’ ton, Jona’s visverblijf, Crusoes hut, Piranesi’s kerkers en Kafka’s Gregor Samsa, even zovele andere vormen van transformatie. Het meest wordt dit echter uitgewerkt door motieven van bouw en verval, stenen. Maar ook hier weer blijven de vragen naar de mogelijkheid om te kiezen nadrukkelijk aanwezig, getuige onderstaand fragment uit het gedicht ‘Stenenlezer’:

Vóór het kathedraal was,
In zijn gotisch gebaar gevangen wind,
Kende steen het doopsel van de rivier, de beitel van de regen.

De stenenlezer
Loopt door hun bezworen en blinde vormen:
Hij weet dat tussen hen in
Goden uit een ingeslapen land verblijven.

Maar is het de hand van het toeval in Gods groeve
Die beslist welke steen kerker wordt,
Welke steen kerk of graf,
Klaagmuur, muur van de gefusilleerden?

Het is mij een raadsel waarom Roca deze drie voldragen strofen vooraf laat gaan door: “Stenen: / Kralen van een gigantisch telraam, / Wolkfossielen, maanvoorhoven, / Tijdsyllaben. // Van ’s hemels altaar af- / gevallen sterrenkruimels.” Het woord ‘stenen’ zit al in de titel en komt bovendien in elk van de drie laatste strofen terug. Neologismen als ‘wolkfossielen’, ‘maanvoorhoven’, ‘tijdsyllaben’ en ‘sterrenkruimels’, hoe geslaagd wellicht in een andere zetting ook, voegen feitelijk niets toe aan de bedoeling van het gedicht en blijven daarom Fremdkörper, leiden alleen maar de aandacht van de kern af. Hun concentratie is een goed voorbeeld van overkill. Het ‘hemels altaar’ is een bekend beeld maar de spirituele lading wordt evengoed aangetroffen in ‘kathedraal, ‘doopsel’ en ‘Gods groeve’. Hier staan Roca’s behoefte aan zowel taalspel als uitleg een succesvolle afronding van het gedicht in de weg. Ook op andere plaatsen komt de helderheid in het gedrang door effectbejag. De beste gedichten zijn ook bij hem nog steeds de teksten die slechts hier en daar een woordvondst opnemen, zoals ‘dat helwitte rijk’ in het eerste gedicht, en die in hun betoog een strakke lijn aanhouden.

Gaten in het water

De aandacht voor het instrumentarium van de dichter, de taal zelf, komt aan bod in de derde en, met 14 gedichten, tevens kortste afdeling, die de tot nadenken stemmende naam ‘Gaten in het water’ draagt. Die aandacht is niet sterk genoeg om de thematisch losse eindjes in dit blok te verbergen. Er staan prachtige gedichten in maar ze staan ook meer op zichzelf dan die in de voorgaande afdelingen.

Het motto is van T.S. Eliot: “De rivier loopt binnen in ons”, wat voor tweeërlei uitleg vatbaar is, afhankelijk van het accent op een van de twee voorzetsels.

In het titelgedicht is de poëzie een uitgesponnen personificatie en wordt de titel toegelicht:

Gaten in net water

Ontrouwe echtgenote
Liep de poëzie thuis weg
En bij haar terugkeer bracht ze
De talen van wie de slaap niet vindt.

Voortekenen negeerde ik:

-De poëzie, ongeluksster,
Vrouw van twijfelachtige levenswandel,
Handeldrijvend in drijfzand.

Ik herriep berichten:

-Een trein ontspoort niet
Als hij op het spoor over een roos rijdt.

-Gaten in het water slaan
Is een nutteloze passie.

-Zoiets als de wind bespioneren,
Als de rivier oplappen.

De onbetrouwbaarheid van de poëzie, of die van de werking van de taal, wordt echter krachtiger en overtuigender beschreven in het daarop volgende gedicht, ofschoon dit meer verhalend is, waarvan o.a. ook het andere hoofdlettergebruik voor de eerste regelwoorden getuigt.

Een man van het woord

Ik pen het woord vel. In een orgie van klauwen en veren wordt
het door het woord kraai uiteengereten als een gevild rund.

Ik zaai het woord jasmijn. Als zijn aroma zich los wil maken
veegt het woord woestijn het uit, verdonkeremaant zijn levens-
sap.

Ik schrijf het woord eeuwigheid en een roos verwelkt. Ik gooi
het woord vogel op en het stort dwarrelig neer, gepluimd en
uitgedroogd.

Van het woord ijs rest niet eens het woord water.

De slotregel, helder en raadselachtig tegelijk, is het beste einde van alle gedichten, hierin valt samen wat taal vermag én niet vermag, waarbij het aantonen van het laatste toch tegelijk een overwinning van de dichter is.

Dat de afdeling niet buiten de bundel valt, is te danken aan de herhaling van motiefwoorden die eerder aan bod kwamen zoals ‘muren’, ‘Keizer’ en het voortzetten van de wonderlijke, onnavolgbare wijze waarop Roca de werkelijkheid uiteenpulkt en met extra onderdelen poëtisch weer in elkaar zet.

Dat hij ook op het formaat van een aforisme of spreuk uit de voeten kan, bewijzen de korte stukjes uit respectievelijk ‘Portretten’ en ‘Stempelafdrukken van de nacht’.

Uit het eerste kies ik: “Mijn handen tasten in het woud van de taal, pennen met de inkt van de nacht een nutteloos traktaat over de kunst om water op te lappen.” En uit het tweede, nog beter: “Ik heb een man gekend die urenlang druppels nacht in een kwartvaas overgoot. Een druppel. Nog een. En de vaas liep vol met rouw.” En tenslotte, nog korter: “De nacht, valkenjacht op wat vergeten is.”

We mogen Stefaan van den Bremt dankbaar zijn, dat hij het belangwekkende werk van Juan Manuel Roca voor ons taalgebied bereikbaar heeft gemaakt. Hopelijk zal het vroeger of later z’n stille invloed uitoefenen in bundels van eigen bodem. Dat zou de Nederlandse poëzie goed bekomen want we hebben dan wel tal van vormvervormers maar te weinig vertellers die, op het niveau van een Roca, vanuit de traditie de werkelijkheid zodanig plooien dat we ons moeten afvragen met wie we ons het best identificeren: met een alomtegenwoordige Niemand of met diens tegenpool!

[Bron: De Verborgen Hoek, nr. 6]

Juan Manuel Roca is 28 september te gast in Mondiaal Literair
Een standbeeld voor Niemand is verschenen bij Uitgeverij In de Knipscheer
Gedichten. Colombia
Vertaling uit het Spaans Stefaan van den Bremt
Nawoord Stefaan van den Bremt
Ingenaaid, 104 blz.,
ISBN 978-906265-632-5 € 18,50

Een negatief van een Zuid-Amerikaanse Elckerlyc (1)

Over Een standbeeld voor Niemand van Juan Manuel Roca

door Albert Hagenaars

De hedendaagse poëzie is zo divers dat het steeds moeilijker wordt om je nog nieuwe verschijningsvormen voor te stellen, althans wat poëzie betreft die zich van de traditionele middelen bedient.

Lezing van één gedicht van de Colombiaan Juan Manuel Roca (1946, Medellín), die vooral de inhoud wil laten werken, volstaat om een authentieke poëtica te herkennen. In ‘Een standbeeld voor Niemand’, de vertaling die Stefaan van den Bremt van Roca’s bundel ‘Las hipótesis de Nadie’ maakte, wordt de lezer geconfronteerd met een wijze van beschouwen en interpreteren die in onze dichtkunst nieuw is. Ik ben hem in elk geval nog nooit tegengekomen. Van den Bremt verzorgde ook het leerzame nawoord.

Roca begint zijn bundel met het titelgedicht, waaruit hieronder ongeveer de helft, dat programmatisch meteen orde op zaken stelt.

Hypothesen omtrent Niemand

Het kan de wind zijn.
Het onbeschreven blad. Kan zijn.
Het kan degene zijn die gaandeweg
Door de regen wordt weggeveegd.
Nu moet ik aan een blinde denken
In Freiburg toen het zachtjes schemerde.
Hij liep alleen door de sneeuw
Met een verzaligde glimlach
En een stok zo wit als de sneeuwvlokken.
Hij liep langs me en zag me niet;
Ik was zijn Niemand,
Een spook in dat helwitte rijk.
Het kan gebeuren dat wij
Niemands blinden zijn.
Niemand is misschien de wind
Die akkoorden breekt en ramen openstoot
Om ons te doen spreken in de taal van de droom.
Het kan degene zijn die
Aan een kapstok in het café
Zijn vergeten overjas voorgoed liet hangen,
Een overjas als vlag van de leegte
Die op een dag verdwijnt, zoals zijn eigenaar.
Het kan degene zijn die nooit geweest is,
Degene die nooit zal zijn,
Degene die het moe geworden is te zijn geweest.

Het gedicht opent met een mogelijkheid in de vorm van een veronderstelling, maar volhardt daar in, geeft geen uitsluitsel. Tegelijkertijd materialiseert elk alternatief zich door zijn naam of omschrijving. Het wordt genoemd en doet dus z’n werking gelden, of het nu terecht genoemd is of niet.

Door de herhalingen, één van Roca’s stijlkenmerken, wordt het geheel van mogelijkheden het gedicht zélf, of andersom natuurlijk. Ook van omkeringen maakt Roca immers veelvuldig gebruik.

Daarmee is nog steeds niet de eerste geïmpliceerde vraag beantwoord: wát kan wat zijn? In deze vraag ligt besloten dat er hoe dan ook wisselwerking plaatsvindt, op verschillende niveaus; niet alleen tussen de wind en het object waarin hij zich manifesteert, tussen mens en regen of, iets concreter, tussen een blinde en sneeuw, maar ook en vooral tussen de bedoeling van de dichter met deze beschrijvingen en de perceptie van de lezer. Het gedicht krijgt niet alleen een mogelijke vorm en betekenis door de bedoelingen van de maker maar óók door toedoen van de interpretaties van de lezer.

Wat Roca nastreeft is het opheffen van de tegenstellingen waarop zijn werkwijze steunt. Kijk maar, er wordt iemand door de regen weggeveegd, een witte stok gaat op in de sneeuw en de blinde hoeft zich niet bewust te zijn van de aanwezigheid van degene die hem observeert. Belangrijke uitspraak is: Ik was zijn Niemand. Niemand is met een hoofdletter geschreven en geeft dus een begrip of naam weer. Direct daarop volgt weer een omkering: de ik was een Niemand maar wij kunnen Niemands blinden zijn. Tegelijk bezit (de) Niemand de kracht om de gewaarwording te bepalen. Dat gebeurt in dit gedicht duidelijk, op niet mis te verstane wijze, door akkoorden te breken of ramen open te stoten opdat een onbepaald ‘wij’ anders gaat spreken, in een taal die niet op controleerbare feiten is gebaseerd. En het vindt op kleine, onopvallende wijze plaats zoals het vergeten van een overjas aan een kapstok, die uiteindelijk verdwijnt. De overeenkomst tussen beide beelden geldt de buitenkant, de officiële kant. Mooi is de gradatie: eerst verdwijnt de eigenaar van de jas en later diens uiterlijke kenmerk, waardoor het is alsof hij er nooit is geweest, wat Roca ook weer gradueel benadrukt. Eerst is er namelijk een mogelijkheid van nooit bestaan hebben. Deze mogelijkheid wordt omgeklapt tot de zekerheid dat dit er ook nooit van zal komen. Vervolgens is er toch weer iemand die bestaan heeft maar dat niet kon volhouden, wilde volhouden. De naam Niemand is dan de meest passende. De poëticale dialectiek vindt zijn parallel in de grammaticale tijden: voltooid tegenwoordig – onvoltooid tegenwoordig toekomend – tweemaal voltooid tegenwoordig. In dit opzicht is het jammer dat de originele tekst niet naast de vertaling staat. Nu moeten we ons afvragen of van den Bremt Roca op de voet heeft gevolgd. Het zou bijvoorbeeld logisch zijn als Roca de ovt had gebruikt. Maar ook de voltooide tijden bieden een voordeel. Al dit soort effecten geven Roca’s gedichten, omdat de lezer constant beproefd wordt op het vaststellen van de werkelijkheid, hoe dan ook een grote herleeswaardigheid.

De rest van het gedicht voegt vrijwel niks essentieels meer toe. Roca had het net zo goed na mijn cesuur kunnen laten eindigen. Maar hij gaat voort:

Wie weet is hij in het land van de verdwenenen
De enige die weer verscheen, het spook, zeggen wij,
Dat ’s nachts de trappen
Doet knarsen
Of in de keuken een braadpan laat vallen,
Degene die het bestek ergens laat legt
Waar we het niet meer vinden,
De dief van verten.
Het kan de man zijn die zichzelf bereist,
De zwerver in eigen ik.
Te onpas heeft hij ambachten beoefend:
Hij sleept papier door een verlaten straat,
Bestelt kranten van de dag voordien
In alle uithoeken van de stad,
Brengt een geur van buitenwijken naar het centrum,
Scheurt affiches af voor de film van gisteren,
Doet treinen vertrekken
Op het kleppen van een klik.
Het kan de wind zijn.
Het onbeschreven blad. Kan zijn.

Vrijwel; de enige uitzondering betreft namelijk ‘het land van de verdwenenen’, wat mij betreft is dit de duidelijkste verwijzing naar de politieke actualiteit van zijn geboorteland, die gedomineerd wordt door ontvoeringen, aanslagen, cocaïne en FARC. Roca groeide op in Medellín, dat zegt genoeg.

Het opsommend relaas hierna verleent aan Niemand de alledaagse handelingen van iedereen, van de naamloze massa, de noodzakelijke (“te onpas”), niet uit vrije wil gekozen handelingen die het leven vorm geven. Daarbij onderstreept Roca de spanning tussen het individu (een dief van verten, een man die zich zelf bereist, een zwerver, dus driemaal iemand die zich bewust is van geestelijke vrijheid) en de groepsleden die bezigheden uitoefenen die wel een functie hebben maar zinloos beleefd worden: verouderd nieuws bestellen.

In bijna alle gedichten van de eerste afdeling, die eveneens ‘Hypothesen omtrent Niemand’ heet, keert het Niemand-personage terug, in gedichten in de meest uiteenlopende vormen. Ze zijn lang of kort, strofenloos of juist doorregen van witregels maar hebben allemaal diezelfde vreemde, vaak onheilspellende sfeer, hoewel de verteltrant laconiek blijft. Regelmatig spelen kunstenaars en collega-dichters er een rol in zoals Gérard de Nerval, de schilder Antonio Samudio en, in het hieronder opgenomen gedicht, de Peruaanse dichter César Vallejo, die om politieke redenen in de cel belandde. De maandenlange opsluiting deed hem als dichter geen kwaad; hij kwam tot de principes van een poëzie die een volslagen nieuw mensbeeld moest opleveren. Het resultaat, ‘Trilce’, verscheen in 1922 en wordt sindsdien steeds meer gezien als een vroeg hoogtepunt van de Latijns-Amerikaanse avant-garde. In 1923 vertrok Vallejo naar Europa, waar hij grotendeels in Parijs verbleef en daar, in 1938 en in erbarmelijke omstandigheden, ook stierf. Roca laat Niemand met deze in onze contreien nog veel te weinig bekende dichter samenvallen:

Parijs, negentienhonderd en zoveel

Zo druk heeft Vallejo het
Met het tellen van uren op een telraam van schimmen
Dat hij niet merkt
Hoe Niemand voorbijkomt
Op het trottoir aan de overkant.

Zo in zichzelf verzonken lopen beiden
Dat ze de koffie koud laten worden, de stilte,
Het zilveren lepeltje,
De pijpen van wie zitten te praten
In het Café de l’Opéra
Nog vóór ze toe zijn aan hun nooit-
Ofte-nimmers.

Vallejo luistert
In de gebroken nacht van Parijs
Naar een huayno die afzakt uit gebergte,
Gehuld in mist, in duisternis,
In alpaca en gejammer.

Soms krijgt hij, met een schouderklopje,
Bezoek van een god die zelf wat aan de sukkel is,
En het fluiten van een trein
Overstemt wat hij hem komt zeggen.

Bij eerste lezing nam ik gemakshalve aan dat met een huayno een indiaan bedoeld wordt. Het woord huayno blijkt weliswaar verscheidene betekenissen te kennen maar heeft te maken met traditionele liederen van Andes-migranten. Die muziek heeft ook invloed gehad op de dans. Bij Roca kan zo’n lied de vorm aannemen waarmee Niemand zich over Vallejo ontfermt maar net als in diens poëzie loopt het contact vast in onverstaanbaarheid, onbereikbaarheid.

Door de verwijzingen naar andere onderzoekers van de definitie van de mens in moeilijke situaties verweeft Roca zijn werk in elk geval met een groter verband dan de Colombiaanse realiteit van de afgelopen decennia.

[Bron: De Verborgen Hoek, nr. 6]

Juan Manuel Roca is 28 september te gast in Mondiaal Literair
Een standbeeld voor Niemand is verschenen bij Uitgeverij In de Knipscheer

Éloge de la creolité in het Spaans

Als er één postkoloniale Caraïbische tekst wel richtinggevend geweest is, dan is het Éloge de la creolité van Jean Bernabé, Patrick Chamoiseau en Raphaël Confiant. De tekst verscheen bij Gallimard in 1989 in het Engels en Frans. Nu, 22 jaar later, kan de tekst ook de Spaanstalige Caraïben in. Bij Editorial Javeriana, de universiteitspers van de Pontificia Universidad Javeriana in Bogotá, Colombia verscheen Elogia de la creolidad, de Spaanse vertaling is van Mónica María der Valle Idárraga en Gertrude Martin-Laprade.

ISBN 978-958-716-431-2

NiNsee-onderzoeker gepromoveerd

Omdat Martha Colombiaanse is, was haar verdediging in het Spaans en haar presentatie in het Engels. In haar presentatie kwam ook naar voren hoe het Chocó volk zich nu staande houdt in de samenleving. Haar onderzoek heeft ook betrekking op het VN jaar van mensen met Afrikaanse afkomst. De Afrikaanse diaspora in Colombia wordt veelal vergeten, dat was voor Martha ook de reden om hier aandacht aan te besteden.  

read on…

Colombiaans carnaval

Linda gaat in Colombia op zoek naar haar zus Daphne, die spoorloos is verdwenen. Met meer motivatie dan voorbereiding landt zij in Bogotá. Haar startpunt is een onderzoeksstation voor biologen in de afgelegen jungle van Chocó. Eenmaal terug in de hoofdstad krijgt ze onverwachts hulp van de Colombiaanse professor Felipe. Naarmate hun zoektocht vordert neemt de Latijns-Amerikaanse magie steeds meer bezit van Linda en Felipe. De zoektocht brengt Linda van de chaos van het meest beruchte carnaval van Zuid-Amerika tot aan de poorten van een vervloekte antieke stad op de top van een nevelberg. Ze stort zich in het drukke, zwoele nachtleven van Medellín en daalt af in onderaardse tombes. Linda vindt… de sleutel tot de verdwijning, maar kan ze het plan dat reeds in gang is gezet nog stoppen? Ze is dichtbij, heel dichtbij haar zus, als de finale onafwendbaar nadert. De maalstroom van gebeurtenissen voert haar uiteindelijk terug naar het beginpunt van de zoektocht: de jungle van Chocó. Daar wacht haar een laatste verrassing.

De zusjes Judith (1974) en Sabine (1982) van Vugt zijn twee meiden met power. Ze reisden samen door de binnenlanden van Colombia als inspiratie voor hun road novel Colombiaans carnaval. Door ludieke sociale media-acties in te zetten, vonden ze als beginnende auteurs een uitgever voor hun boek.

Judith & Sabine van Vugt
Colombiaans carnaval
ISBN 9789058315472
Paperback
Aantal pagina’s 224
Uitgeverij Muntinga Maarten
Verschijningsdatum 1 april 2011
De presentatie vindt plaats op vrijdag 15 april 15 van 16:00 tot 18.00 uur in boekhandel Selexys Broese, Stadhuisbrug 5, Utrecht.

‘Mijn broeder de neger’ (3, slot)

door Fred de Haas

De nederzettingen waar de Marrons leefden hebben eeuwenlang standgehouden en het is duidelijk dat in die gemeenschappen veel van de oude Afrikaanse cultuur bewaard is gebleven.

read on…
  • RSS
  • Facebook
  • Twitter