blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Chang Charles

Zonder kaseko had Afro-Surinamer meer te verduren

door Charles Chang

Paramaribo – Met vrolijke kasekomuziek werd de middag aangekondigd. Vóór hij inging op de invloed van kasekomuziek op de Afro-Surinamer, blikte Rudi Spa terug op de geschiedenis van deze typische Surinaamse muziekstijl. De redelijk goed bezochte lezing werd zondag georganiseerd door de organisatie Fiti Fu Wini.

read on…

Tingkeban: ‘Mooi onderdeel Javaanse cultuur’

door Charles Chang

Paramaribo – Met één beweging kapt hij de kokosnoot in tweeën. Een dukun bekijkt welke kant de snee is gevallen: “Het wordt een meisje!” Hoofd van de protocolaire en consulaire afdeling van de Indonesische ambassade, ibu Desita Kurniawan, is zeven maanden in verwachting.

Volgens de Javaanse traditie en cultuur is het dan tijd voor het houden van een tingkeban – in Suriname meer bekend als mitoni. Voor de Indonesische ambassade was het ‘een goede gelegenheid om dit mooi onderdeel binnen de Javaanse cultuur te laten zien’. Verschillende hoogwaardigheidsbekleders en diplomaten, onder wie first lady Ingrid Bouterse, waren zaterdag getuige van deze gebeurtenis die werd afgewisseld met culturele dansoptredens. In zowel Indonesië als Suriname vindt deze plechtigheid nog altijd plaats.

Het getal zeven, dat een belangrijke rol speelt in de Javaanse cultuur, komt hierbij ook sterk naar voren. Van alles is er dan zeven: zeven verschillende aardvruchten, zeven verschillende gerechten, zeven verschillende snacks en zeven verschillende vruchten in de roedja. Ook het water waarmee de aanstaande moeder symbolisch wordt gewassen, komt uit zeven verschillende waterbronnen en wordt uitgevoerd door zes ouderen en de echtgenoot.

Het woord tingkeban komt van Niken Satingkeb die in de elfde eeuw als eerste vrouw de rituelen onderging. Javanen geloven dat in de zevende maand lichaam en ziel zich verenigen, maar dat de moeder en ongeboren baby nog niet sterk genoeg zijn en dat ze daarom om hulp en bescherming moeten vragen. De ceremonie is ook bedoeld voor het vragen van een goede en vlotte bevalling. Dat wordt gesymboliseerd door het knippen van de groene band om haar middel (symbolische navelstreng) en het ei en de kokosnoot die de echtgenoot langs haar batikjurk laat vallen. Het ongekookt ei barst op de grond, maar de jonge kokosnoot wordt opgevangen door een oudere. “Tradities en gewoonten zijn cultuuruitingen en staan los van religie”, legt de mc, Dyanti Legiman uit. Daarmee wil de ambassade aangeven voorstander te zijn van behoud van de eigen cultuur. Wanneer Desita gevoerd wordt door haar man, Deddy Kurniawan, duidt die symboliek aan dat hij voor het gezin zal zorgen. De laatste fase van de tingkeban is het zinnebeeldig kopen van de roedja (Javaanse fruitsalade).

Amin Abbas, een bekende figuur uit de Javaanse gemeenschap, verklaart dat alleen bij het eerste kind de mitoni wordt gedaan. “Medisch is een baby van zeven maanden al volwaardig, maar door de mitoni vragen we ook om zegen en geluk. Dit is een demo, in het echt is het veel levendiger – iedereen leeft dan mee!”

“Ik wist niet dat het er zo uitgebreid aan toe ging”, vertelt de jonge parlementariër, Revano Wongsoredjo. De enige mitoni die hij heeft meegemaakt, dateert uit zijn kinderjaren. In Suriname raakt deze traditie meer en meer op de achtergrond. Hoewel het kostbaar is, is er vanuit de jongeren minder interesse voor de cultuur. “Of ik het ook zal doen? Dat hangt ook af van mijn toekomstige vrouw, want in mijn familie kunnen we wel onderscheid maken tussen cultuur en religie”, zegt de oostbidder. “Cultuur bevat niet alleen kleding, eten en zang – het behelst veel meer. We moeten de achtergrond en de waarde van onze cultuur meer overgedragen en zichtbaar maken. Anders hebben de jongeren geen houvast. De mitoni is geen religieuze maar een culturele aangelegenheid.”.

[uit de Ware Tijd, 0/01/2012]

Reisbelevenissen van Charles Chang

door Euritha Tjan A Way

Met het boek Reisbelevenissen heeft Charles Chang de reisverhalen die hij heeft geschreven voor het toerismekatern van de Ware Tijd, Swit’ Kontren, gebundeld en uitgegeven in boekvorm. Hij slaagt er in deze publicatie goed in de reizen zodanig te beschrijven, dat het voelt alsof je zelf ter plaatse bent. De diversiteit aan verhalen maakt het boek aantrekkelijk voor verschillende soorten lezers; voor de liefhebber van Suriname, maar ook voor de lezer die over de grens kijkt voor vakantie of avontuur.
Het mooie aan dit boek is dat de auteur meestal niet de meest toeristische route bereist, maar juist die trajecten kiest die de locals zelf ook nemen. Door zijn ervaringen te beschrijven, maakt Chang je deelgenoot van lange reizen door verschillende landschappen.
Zo schetst hij tijdens zijn reis naar Boa Vista, een Guyana dat je zowel afstoot als aantrekt, een Brazilië dat gevaarlijk is en tegelijkertijd verleidelijk lonkt, met een culturele dynamiek waar je versteld van staat.
Bij het lezen over eeuwenoude rituelen krijg je respect voor de auteur; hij kan zich als een kameleon mengen onder zowel de Creolen die de Pur Blaka-ceremonie voor hun voorouders uitvoeren, als de inheemsen in Pyulaga (Brazilië) die de cyclus van het leven vieren en vervolmaken. Deze rituelen brengen je terug in de tijd, op plaatsen waarvan velen van ons het bestaan niet wisten.
Het is echter wel jammer dat je niet gemakkelijk door kan bladeren naar dat ene verhaal dat je wilt lezen, omdat het boek elke categorisering mist.
Met zijn verhalen over het district Coronie, die eigenlijk beschreven worden door de bril van oud-bewoner Sombra, toont Chang echter zijn talent om van niets iets te maken. De geschiedenis en de liefde voor het kokosdistrict zijn met elk verhaal dat Sombra vertelt, voelbaar. Helaas zal een bezoeker zich wellicht misleid voelen, wanneer hij ter plekke niets terugziet van die historische anekdotes, maar de locaties enkel verwaarloosd aantreft.
Moengo echter is een totaal ander verhaal. Chang heeft bij dit verslag vooral aandacht voor de nieuwe initiatieven die worden ontplooid om het bauxietstadje van weleer haar oude glorie terug te geven.
Jammer is echter wel weer dat de verhalen zeer schaars geïllustreerd zijn. De foto’s die er wel zijn, zijn niet voorzien van onderschrift, waardoor ze weinig toevoegen aan de verhalen.
Het boek is bovendien gedrukt op papier met hoogglans, in een lettertype dat niet uitnodigt tot lezen en de illusie wekt dat hele zinnen aan elkaar vastzitten, omdat de afstanden tussen de woorden heel klein zijn.
Een nog grotere zonde is dat de eindredacteur het werk of slapend heeft gecorrigeerd, of geen bril op had, want het taalgebruik en het aantal fouten geven dit waardevolle juweel een smoezelig omhulsel.

Reisbelevenissen, Charles Chang, Paramaribo 2011, eigen beheer. Eindredactie Jeannette John. ISBN 978978991471

[overgenomen van Parbode, 1 januari 2012]

Surinaamse cultuur en regenwoud op OAS-expo

door Charles Chang

Paramaribo – In de Marcus Garvey Hall of Culture van de OAS in Washington DC vindt van 14-23 november een bijzondere expositie plaats. Beeldend kunstenaar Paul Woei krijgt dan de eer daar een solo-expo te houden. Het betreft nieuwe en oude werken, waaronder een deel van zijn eigen collectie. Deze non-verkoop expositie staat in het kader van het jaar van de Inter- Amerikaanse Cultuur, welke dit jaar door de OAS werd uitgeroepen.

read on…

Rainforest Kunstfestival afgesloten met veel water

door Charles Chang

Paramaribo – Het Rainforest Kunstfestival dat vanaf het begin af en toe geplaagd werd door regen, kreeg op de laatste dag de volle laag: het regende pijpenstelen aan de vooravond van zondag. “De show gaat toch door,” maakte de manager van Danzarte bekend, toen het opnieuw regende.

Daarmee wilde ze niet alleen het mager opgekomen publiek maar ook de jeugdige acrobatengroep uit Curaçao niet teleurstellen. Eerder viel de openingsact op donderdag al in de soep door een vluchtvertraging, maar gelukkig werd de gap opgevangen door vier eerder gearriveerde leden die een geïmproviseerde show gaven. “En nu dit!” zegt een moeder nerveus over de regen. “Het was al een eer om de openingsact te mogen doen, maar die hebben we gemist en nu overwegen we of dit nog doorgaat of niet. De kinderen willen wel, maar als het regent, dan niet. Het gaat om acrobatische acts en dan moet alles (de vloer en het weer) droog zijn.”

De avond ervoor gaf Danzarte een korte onaangekondigde streetshow en zondagmorgen een workshop. Met vereende krachten werd het podium gedroogd, wat achteraf zinloos bleek: het begin alleen bleef droog, later werd het repertoire dapper in de stromende regen afgewerkt. Ook de trapeze acts met behulp van de kraanwagen verdiende onder die omstandigheden een dubbel applaus. Het bliksemde en donderde, maar niets weerhield een enthousiaste Danzarte om door te gaan. Met kracht, stijl en vooral techniek boeiden ze het publiek dat af en toe kreunde van de spanning. Op zulke momenten speelde violist Guillermo Gomez uit Colombia ook in met zijn gave strijkwerk. “Meisje hori yere!” roept een meneer wanneer een jeugdige acrobate weer een van de moeilijke luchtacts aan het uitvoeren was. De missers bleven gelukkig beperkt ondanks alle nattigheid. Fort Zeelandia vormde met zijns muren een sober maar toch prachtig decor. De laatste act had te maken met het thema van het derde Rainforest Kunstfestival, namelijk water. ‘Sembra awa’, de naam van de show, ging echter niet over zuinig omgegaan met water, maar het zaaien van water. Op een ondergelopen podium voerde de twintig leden van Danzarte een waterdans uit. Het spattend water kreeg door de belichting een schitterend effect. Aan het eind werd er nog even door gefeest onder het water uit de waterslang, voordat de avond werd beëindigd. Publiek en artiesten keerden tevreden naar huis.

[uit de Ware Tijd, 25/10/2011]

Interguyanese literatuur in Fort Zeelandia

Het Inter Guyana Cultural Festival gaat deze week van start en duurt het hele weekend door. In samenwerking met Schrijversgroep ’77 is een literair programma uitgezet. Op vrijdag 26 augustus beginnen de workshops Proza en Drama, verzorgd door resp. Ismene Krishnadath en Tolin Alexander. De workshops worden in de Louiseschool verzorgd en duren van 9.00 – 13.00u.

Op zaterdag 27 en zondag 28 augustus gaat het het literair gebeuren verder in Fort Zeelandia, in de expositiezaal boven de oude apotheek. Het publiek kan de hele dag, vanaf 9.00u boeken bekijken en kopen in de boekenstands. Op zaterdagochtend om 10.00u zijn er presentaties van schrijvers uit Guyana, Suriname en Frans Guyana. Vanuit Frans Guyana schuiven M. Henri Claude Coeta, Tchisseka Lobelt, Monique Dorcy, Marie Benoit aan. Coeta is schrijver, de rest van de delegatie is verbonden aan de Frans Guyanese organisatie Promolivres die regelmatig boekenbeurzen en internationale literatuurfestivals organiseert in Frans Guyana. Uit Guyana komen Jolyon Boston en Petambar Persaud (foto links). Deze laatste is bekend van zijn televisieprogramma’s met spoken word en orale vertellingen en erg actief in Guyanese literaire kringen.

Op zondag is er van 11.30u tot 12.30u een ochtendcauserie, een luchtig gesprek over schrijvers, boeken en leven in de Guyana’s. Hierbij zitten schrijvers Petambar Persaud, Tchissèka Lobelt en Cynthia McLeod aan. Zowel op zaterdag en zondag kunt u aanschuiven bij schrijvers aan tafel om hen de vragen te stellen die u altijd wilde stellen.

Op zaterdagochtend zijn de volgende Surinaamse schrijvers aanwezig: Rappa, Soecy Gummels, Jeffrey Quartier en Sombra. In de middaguren zijn dat: Susan van Dijk, Cobi Pengel en Charles Chang. Zondagmorgen kunt u babbelen met Kadi Kartokromo, Jit Narain, Indra Hu. ’s middags zijn Sombra, Roué Hupsel en Celestine Raalte present. Alphons Levens kunt u beide dagen ontmoeten in de boekenstand. Het is ook een goede gelegenheid om een praatje te maken met onze gasten uit de buurlanden en hun literaire producties te bekijken.

Reisbelevenissen uit Swit’ Kontren

Charles Chang levert al enkele jaren uitgebreide reisreportages aan de rubriek Swit’ Kontren in de de Ware Tijd. Hij heeft de reportages gebundeld tot Reisbelevenissen uit Swit’ Kontren. Het boek, dat ruim voorzien is van foto’s, is vanaf volgend week bij boekhandels, reis- en tourorganisaties te krijgen. Prijs Srd 42,50. Op 31 augustus wordt het boek officieel gepresenteerd in Tori Oso, tijdens de maandelijkse S’77 avond.

 

Mennio zag als eerste de grotten

door Charles Chang

In aanwezigheid van kapitein Wakoesha Reshoedè, dominee Shawa en de vertaler Wuta Wajimnu vertelt basja Mennio Moeshè (48) het ware verhaal. Later bevestigt ook de granman zijn relaas. “Ik was 27 jaar oud toen ik de grotten voor het eerst zag tijdens het jagen. Niemand van het dorp had ze toen eerder gezien. Ik vertelde het aan Tiramu, een Akoerio, maar heb er niet aan gedacht om het aan de buitenwereld bekend te maken. Ik keek alleen in de grote ‘kamer’, waar ik tekeningen maar ook botrestjes zag die waren achtergelaten door een tijger.

Verder ging ik niet. Later in 2000, toen Kamainja vertelde in welke omgeving hij zijn hond was kwijtgeraakt, dacht ik terug aan de grotten. Ik vond het erg voor hem, want een jachthond is net een kind voor een Trio. Misschien is de hond opgegeten door een tijger zei ik toen aan Kamainja. Ik vertelde hem dat er daar grotten waren met tekeningen en een tijger die erin woonde. Toen hij dat hoorde, haalde hij mij over om hem de locatie te wijzen. A man kori mi, want hij zei dat ik geld kon verdienen wanneer toeristen naar de grotten zouden komen kijken. Zo heb ik hem dus gebracht naar de grotten. Kamainja was toen een dag later in zijn eentje al de ‘kamers’ gaan onderzoeken. Daarna heeft hij het bekendgemaakt.”

Op de vraag waarom hij, Mennio, dit niet eerder heeft verteld, zegt de Trio-basja: “Ik heb nooit de grani gekregen, maar lang terug heb ik dit van me afgezet. Totdat Wuta mij vroeg om mijn verhaal te vertellen. In de stad heb ik het ooit aan iemand verteld – de naam van de persoon ben ik vergeten – maar wie zal mij, een indiaan, willen geloven?”
De Trio zegt nooit een kopercent te hebben gehad sinds de bekendmaking door Kamainja. Hij is er volgens de Trios ook niet veel beter van geworden. Enkele jaren na zijn opzienbarende ontdekking verhuisde hij naar Brazilië.

In 2000 verscheen in het nieuws de ontdekking van grotten met rotstekeningen nabij het inheemse dorp Kwamalasamutu aan de zuidgrens met Brazilië. Hoe oud de tekeningen zijn, is niet te achterhalen, maar uit onderzoek van houtskoolrestjes is gebleken dat de grotten reeds vijfduizend jaar geleden werden gebruikt. Het aantal voorkomende petrogliefen in de grotten en omgeving maakt deze unieke site tot de grootste in het Amazonegebied.

[uit de Ware Tijd, 04/06/2011]

Yorka tori van Alfred Tjon A Fon

door Charles Chang

Alfred Tjon A Fon (87) is op zijn levenspad veel bizars tegengekomen. Hij bezit bovendien ook de gave om onheil te voorspellen. “Het zijn geen leugens of mop. De dingen die ik ga vertellen, zijn echt gebeurd hoor!”

Alfred Tjon A Fon(87) is geboren in Coronie uit een Chinese vader en een creoolse moeder. Hij groeide op in Nickerie, maar door het werk van zijn vader, die op en neer pendelde tussen de twee aangrenzende districten, was hij vaak in zijn geboorteplaats. “Daar heb ik veel meegemaakt”, zegt Tjon A Fon veelbetekenend, wanneer hij zijn verhaal begint.

Zijn eerste kennismaking met ‘de vrouw van zijn leven’ gebeurde toen hij nog een kind van drie was. “Ik werd meegenomen op plantage Bantaskin. Zeven dagen lang was ik weg van huis. Ik bleef op Baka Dan – op een schelprits – mensen kennen de plaats als Storo.”
De ‘ontvoering’ moet veel indruk op hem hebben gemaakt, want na acht decennia weet Tjon A Fon nog precies hoe het huis er van binnen uit zag. “Mooi! Met veel goud en zilver! Het huis was onder de grond, onder een grote kankantrieboom. Ik zag bekenden komen met lantaarns om mij te zoeken. Ze liepen langs me, maar zij zagen mij niet! Ik wilde roepen, maar er kwam geen geluid uit mijn mond. De vrouw was een mooie vrouw. Ze zei dat ze van mij hield, maar dat het niet wederzijds was. Ik zat bij haar op schoot en ze vertelde dat ik geen goud mocht dragen, wel zilver. Op de achtste dag bracht ze mij terug. Ik stond op het erf en zag veel mensen bij me thuis. Ze waren aan het rouwen, het was aiti dei! De mensen dachten dat ik dood was.”

Bang
Zijn moeder wist na deze gebeurtenis meteen dat hij geen normale jongen was. Hij was paranormaal begaafd. Aan de ene kant was zij blij, want Alfred was altijd een raar kind, maar aan de andere kant maakte zij zich geestelijk druk daarover. Hij was vaak driftig als kind en had altijd ruzie met zijn broer. Ook leek het erop dat hun vader meer hield van Alfred, want hij trok vaak partij voor hem. “Maar”, zegt Tjon A Fon, “dat is niet waar! Mijn vader hield van ons beiden, alleen kon hij niet verklaren wat er met mij aan de hand was. Als kind zag ik al dingen vooruit.” Hoe dat in zijn werk ging?, vraagt Tjon A Fon retorisch. “Op verschillende manieren… Er was altijd iets, die vrouw achtervolgde mij ook steeds. Daardoor heb ik veel kunnen zien. Maar niet altijd geloofde men mij, totdat er iets is gebeurd waarvan iedereen verbaasd was.
Mijn vrouw werd vroeger bang wanneer ik wat wilde vertellen, omdat het dan uitkwam. Ik kon onheil zien aankomen en om die reden drink ik niet.”

Verdwenen
De vrouw van Tjon A Fon, Lorine Edwards, een Arowakse uit Oreala, wist eerst niet dat haar man een bijzondere gave had. Totdat hij haar zijn droom vertelde op een ochtend, dertig jaar geleden. “Op een morgen stonden we op en vertelde Alfred een vreemd verhaal. Hij vertelde dat hij niet thuis had geslapen, maar dat hij was gaan wandelen op Oreala. Er was een feest daar en een indiaan, een zekere Alan Fraser, ging toen plassen bij de afgrond. Maar de man was dronken en viel. Ik nam het verhaal niet serieus en ging kort daarna naar de markt. Daar kwam ik een kennis tegen die vroeg of ik het nieuws uit Oreala had gehoord. Ik zei nee, wat is er dan gebeurd? ‘Uncle Pablo is dead! He fallen from the hill last night becas’ he was drunk!’ Ik schrok en haastte mij naar huis. Uncle Pablo was de bijnaam van Alan Fraser en hij was getrouwd met een tante van me! Ik zei toen aan Alfred: “What kinda man are you! Vanaf die dag wist ik dat hij geen normale persoon was.”

Ondanks dat ze wist van zijn bijzondere gave kreeg Edwards toch de schrik van haar leven toen ze lang geleden met haar man op bezoek was in haar geboortedorp aan de Guyanese kant. “In Oreala wonen Arowakken en Waraus en het dorp ligt hoog boven de Corantijnrivier. Daar zaten we naar muziek te luisteren toen Alfred plotseling opstond, een sprint naar beneden nam, en in het water verdween. Het was springvloed; het water was onstuimig. Ik werd bang, we leefden al zo lang samen, maar zoiets had ik nog nooit gezien! Ergens midden in de rivier kwam hij boven water, hij ging weer onder, daarna zagen we hem niet meer. Enkele politiemannen die samen met ons zaten, konden hun ogen niet geloven. Dit is een bovennatuurlijk mens zeiden ze.”

Alfred zelf weet niets meer van het voorval. “Ik herinner mij niets meer. De volgende morgen zat ik gewoon op de trap bij de rivier. Zo hebben de mensen mij gevonden, terwijl ze de dag ervoor de Corantijn hebben afgezocht. Iedereen dacht dat ik dood was, want ik kan niet zwemmen! Ik heb gelopen op de bodem van de rivier en daar was ik ook al die tijd!” Zijn vrouw was voortaan wat waakzamer. “We moeten voorzichtig zijn als we ergens gaan, zei ik aan Alfred. Want met zulke dingen laat je mensen schrikken!”

Takru sani
“Ik ben altijd monteur geweest”, vertelt Tjon A Fon op het balkon van zijn woning aan de Basralocusstraat in Nieuw Nickerie. “Na school ging ik in de leer, vandaar dat ik al op jonge leeftijd volwasmonteur werd. Maar zoals ik al eerder vertelde: in Coronie heb ik veel meegemaakt.”
Tjon A Fon doelt daarmee op takru sani. “Vooral in de tijd van felle politieke strijd! Mensen liepen ‘s avonds met baskita’s naar de sluizen om offers te brengen! Een zwager van mij, Edmund Vriesde – hij was getrouwd met mijn zus – had een eigen politieke partij, COP, Coronie Onafhankelijk Partij. Hij kreeg een job om zand te leveren voor de bouw van een vliegveld op Wageningen. Hij had veel trucks ingehuurd, maar na twee maanden was het werk nog niet af.

Hij kreeg teveel tegenslagen en uiteindelijk is het werk naar zijn politieke opponent gegaan.” Tjon A Fon vertelt over de eerste rit naar Wageningen. “De ochtend ervoor zei ik aan mijn moeder dat ik niet wilde rijden. In elk geval niet als eerste, want ik had een boodschap gekregen. Wat ik in mijn droom had gezien, was erg! De rit ging maar liever niet door. Edmund kon dat natuurlijk niet begrijpen en dacht aan zijn afspraken met Wageningen. In die tijd had je naast Burnside nog twee plantages, de Hoop en Buckleburry.

Bij Buckleburry was er een brug. Toen de dag aanbrak reed de eerste truck weg. Ik reed als tweede, en precies bij de brug van Buckleburry zagen ik en mijn bijrijder alleen nog het dak van de eerste truck. De brug was namelijk ingestort. Niemand kon begrijpen dat een kleine truck van zeven ton de brug kapot kon maken. Het was onmogelijk. De projectleider, een bakra, heeft toen de hele kreek laten dempen zodat we door konden rijden. Bij een andere rit zag mijn bijrijder plotseling iemand op de weg. Het was in een bocht – ik noem het yumbi boktu, maar ik zag het ook. Ik zei toen: “Jongu, tapu yu mofo, no gaw fu taki, boi! Ik zag dat de persoon geen benen had en boven de weg zweefde. Ik reed door dat ding heen en stopte. We stapten uit, maar nergens zagen we een spoor van een mens. Ook niet in het water langs de weg. De volgende dag brak de motor van de truck precies in de yumbi boktu. Dat ding was boos, denk ik. Mensen in Coronie riepen de dingen op om mijn zwager tegen te werken. Had die vrouw mij niet gewaarschuwd dan was ik waarschijnlijk doodgegaan bij de brug, want ik zou als eerste rijden.”

Tjon A Fon die heel gelovig is, weet niet waar de vrouw, zijn beschermengel, nu is. “Vroeger lagen er zilveren munten op de grond, naast de watermeter. ‘Laat ze, je moet ze niet nemen’, leerde ik mijn vrouw. Ze heeft lang niet meer iets van haar laten zien. Tot acht jaar geleden kon ik nog dingen voorspellen. Wanneer ik dan iets zei, kwam het uit. Zelfs politieke uitslagen.”

[uit de Ware Tijd, 28/05/2011]

Klassieke stukken bij viering 35 jaar China – Suriname

door Charles Chang

Gracieus liet zij haar handen vallen op de gu zheng. Strijkend of knijpend aan de snaren van de horizontaal liggende harp, bracht Fan Bofang het publiek in vervoering. De solo van Wang Yue op de yang qin, klonk ook even sprankelend. Het hakkebord doet denken aan de gamelan, maar dan met snaren – subtiel en gepassioneerd bespeeld door Wang Yue, die de zaal meenam op een vlucht door bergen en rivieren.

De muziek die de Tianjin Sing and Dance Troupe uit Beijing vrijdagavond presenteerde in Thalia, bestond uit klassieke stukken uit vooral het zuiden van China. Elk instrumentaal nummer had een klassiek verhaal dat werd vertolkt door een traditioneel Chinees muziekinstrument of een combinatie van instrumenten. De avond, georganiseerd door de Chinese ambassade en Kong Ngie Tong Sang, stond in het teken van de viering van 35 jaar diplomatieke en vriendschappelijke betrekkingen tussen China en Suriname. Thalia stroomde vol met Chinese ouderen en jongeren. De zitplaatsen werden verdeeld onder de Chinese ambassade, de Chinese vereniging en het ministerie van Buitenlandse Zaken.

“Ik vergeet dat ik in Suriname ben!” zegt een aanwezige uit China over de sublieme performance van de muzikanten. “They play very well…” zegt de mevrouw. In een andere solo vertelde Xu Yingmei met de pipa, een peervormige luit, het heftige verhaal van een slagveld. China’s meest populaire viersnarig muziekinstrument deed tweeduizend jaar geleden zijn intrede tijdens de Qin-dynastie. Het vierde en kleinste instrument, waarmee het folkloristische ensemble ook imponeerde, was de erhu. Deze tweesnarige Chinese viool deed in de tiende eeuw vanuit het noorden zijn intrede in China en wordt nu ook gebruikt in rock, jazz en andere hedendaagse muziek.

“Traditionele Chinese instrumenten zijn moeilijker te bespelen dan westerse!”, weet Simon Cheung van Cheung’s Music. “Vanaf klein moet je beginnen, en elke dag oefenen! Jammer dat we vergeten zijn de muziekscholen uit te nodigen, want dit weekend gaat de groep al weg.” De viering 35 jaar China-Suriname werd zaterdagavond voortgezet met een receptie bij de Chinese ambassade.

[uit de Ware Tijd, 30/05/2011]

Internet in het regenwoud

door Charles Chang

In het inheemse dorp Kwamalasamutu begon Amazone Conservation Team (ACT) in 1999 haar eerste projecten. Na het opzetten van een leerschool voor sjamanen, een traditionele kliniek en hospitaal, voerde ACT het landkaartenproject uit. Met de instelling van inheemse parkguards, drie jaar geleden, was het laatste grote project een feit. En internet in het regenwoud.De groep parkguards bestaat uit vijf mannen en een vrouw. Na verschillende trainingen leren ze nu werken met de computer voor een betere uitvoering van hun werk. In het kantoor langs de rivier is de stemming rustig. Alleen het gekraak en de stemmen uit de radiozender verbreken de stilte. Twee parkguards, Neitan (30) en Sheina (36), wachten op overste Tedde om de computerkamer te openen. Na zes maanden weten ze iets meer dan alleen het basisgebruik van de computer, een laptop. Diep in het regenwoud gaat computer leren moeizaam om verschillende redenen. “Als de computer in onze taal was, zou dat veel vlugger gaan”, geeft Neitan toe. “Nu leren de kinderen Nederlands schrijven op school, maar toen ik op school zat, leerde ik alleen schrijven in het Trio”, zegt Sheina die ook om dezelfde reden als Neitan de school vroeg had verlaten. Overste Tedde, die inmiddels de kantoordeur heeft opengedaan, weet ook niet meer Nederlands dan zijn twee collega’s. Hij maakt alles aan wat nodig is om de computer op te starten. Dat wil zeggen: de converter, laptop en modem. Zonnepanelen laden de batterijen op en de converter zet de 12V stroom om in 110V. Een satellietschotel maakt internetverbinding mogelijk voor de modem.   “Een zwaardere batterij zou beter zijn, zegt Tedde. “Na enkele uren zijn deze kleine al leeg en moeten ze weer opgeladen worden. Als het regenweer is, duurt dat lang.” Hij laat zien wat de parkguards doen op de laptop: gegevens opslaan, verslagen maken, onderzoeksresultaten bewaren, maar ook boodschappenlijsten opmaken en versturen naar ACT. Tedde: “Met de computer gaat dat sneller, nu hoeft het niet meer schriftelijk of via de zender.”Geen van de parkguards verstaat een woord Engels, de e-mails worden dan ook als korte berichten in het Sranantongo en Nederlands verstuurd. Om met één laptop alle parkguards te trainen neemt ook veel tijd in beslag. “Het zou beter zijn als we nog een laptop hadden”, zegt Napoti, een andere parkguard die binnenloopt. “Als één bezig is te leren op de laptop, zijn de anderen het al vergeten.”

Peace Corps

De parkguards zijn er voor bescherming van de natuur, monitoring van het milieu en voedselveiligheid in het dorp. De informatie wordt aan ACT doorgegeven, die dan verdere acties onderneemt. In opdracht van de granman assisteren de parkguards bij eventuele calamiteiten. Om ze het gebruik van de computer te leren, heeft ACT een beroep gedaan op Dan Fullerton, een vrijwilliger van het Peace Corps. Daarvoor hadden de inheemse parkguards al een training gehad in de stad. Voor de lange Amerikaan een zware job om de Trio’s in het Engels uit te leggen. “Een van de uitdagingen was het taalprobleem”, zegt Fullerton die als eerste stap een patroon maakte van het toetsenbord met de functies van de toetsen in het Sranan en Trio. “Dat geeft ook de zekerheid dat ze verder mee door kunnen wanneer volgend jaar mijn opdracht is volbracht.”

Op 4 februari ontving ACT het eerste e-mail bericht uit Kwamalasamutu: Eeinta, kure manan (Goedemorgen). Computer yu seni mi baka. Mi seni yu januari 2011 papira. If yu wani aksi wan sani, mi taki nanga yu tra wiki. Tedde. Karin Lachmising, PR officer van ACT: “Op kantoor werden we allemaal verrast met de eerste e-mail! Vroeger moesten we foto’s maken van de teksten in hun logboek, om die later op kantoor te verwerken. Nu hoeft dat niet meer. De verbinding en het gebruik van de computer geeft de parkguards een betere status, in plaats van steeds hun logboek op schrift bij te houden. De bedoeling van ACT is ook om de mensen de tools te geven zodat ze later zelf hun kennis kunnen vergroten.”

Pen pal

Fullerton die vorig jaar het Sranan Tongo leerde, gedurende zijn eerste drie maanden in Suriname, leert nu het Trio van de indianen. De computerles voor de parkguards (Words en Exel) geschiedt vijf dagen in de week volgens de normale schooluren. Na zijn laatste reis naar de stad, enkele weken geleden, kwam Fullerton met goed nieuws terug: in zijn bagage ligt een tweede laptop. “Een donatie van familieleden! Dit zal mijn productiviteit verdubbelen!”

De Trio’s computerles geven, was tot dusver een belonende ervaring geweest, zegt Fullerton. “De parkguards hebben laten zien dat ze een sterk verlangen hebben om te leren en ze zien ook in dat deze technologie hun zal helpen om het werk efficiënter uit te voeren.”

In zijn vrije tijd was Fullerton een stuk verder gegaan met de internetverbinding. Hij maakte contact met inheemse kinderen van een indianenreservaat in South Dakota. Hierdoor zijn er pen pal correspondenties ontstaan met kinderen van de zesde klas in Kwamalasamutu. De teksten worden dan door hem vertaald. “Het is geweldig om te zien hoe inheemse kinderen, die vierduizend mijlen van elkaar leven, toch informaties met elkaar kunnen delen over hun familie, school en dorp.”

[uit de Ware Tijd, 12 april 2011]

Op visite bij de granman van de Trio’s

door Charles Chang

“Yu kon na mi oso, no?”, vroeg de granman. Ik volg het grootopperhoofd van de Trio’s. Achter het vliegveld woont hij, niet in het centrum van Kwamalasamutu waar zijn nieuwe stenen woning met glazen shutters staat. De afstand lijkt meer dan een kilometer. “Het huis is nog leeg, daarom woon ik voorlopig hier”, zegt Asongo. Ik zie waarom hij geen haast heeft om te verhuizen.

De voorlopige woning is een traditionele woonhut [bedoeld is: woonhuis – red.] en staat dicht bij het bos, niet ver van een kreek. Zijn vrouw is thuis en zet meteen eten voor ons. Op het tafeltje zijn sporen van de vorige eetpartij nog aanwezig. Maar dat geeft niet: in een diep plastic bord is de peprewatra veilig.

Wanneer we mogen beginnen, steken we vingers in het enige bord op tafel om brood en vis af te scheuren. Voor meer smaak sopt iedereen het brood even in de soep. Aan het gezuig en gesmikkel valt te merken dat het dagelijks gerecht van de inheemsen goed op smaak is. “Switiii!”, zegt de granman smullend. Tussen zijn vingers houdt hij een mooi stuk filet voor me. Ik heb geleerd om mijn gastheer niet te beledigen en steek een hand met cassavebrood uit. Wanneer het bord op tafel leeg is, herhaalt het ritueel zich: opscheppen, afscheuren, soppen, uitzuigen. Het regent visgraten naast onze voeten. Voor de kippen valt er nog wat uit te pikken, maar voor Bruno en Blackie niet, al laten hun zichtbare ribben weten dat ze al heel lang op iets eetbaars wachten. Als er wordt gejaagd, mogen ze op de botjes rekenen.

Hoewel de woonhut [bedoeld is: woonhuis – red.] open staat, hebben we toch enige privacy. Inheemsen in het Amazone-regenwoud hebben normaal geen kast in huis; met als gevolg dat de garderobe van de kleinkinderen, neefjes en andere huisgenoten van de granman overal in de hut hangen. Daardoor krijgt het wooninterieur haar bonte kleuren. De persoonlijke spullen gaan in tassen, die ook aan palen hangen. Ernaast, in de kookhut, staan de potten en emmers. Voor de rest is alles in place. Ook de zonnepanelen in de schaduw.

[uit de Ware Tijd, 06/04/2011]

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter