blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Chang Charles

Een wayang in de bergen

door Charles Chang

Yogyakarta – In de avond een adres zoeken op een berg is niet eenvoudig. De weg is niet alleen smal en donker, maar ook verlaten. Huizen doemen op in het duister en na veel stoppen en vragen staat daar opeens een menselijke barricade. Mensen wachten op straat op de wayang kulit-voorstelling, georganiseerd door Andar Basuki in verband met de besnijdenis van zijn zoon.
Als thema heeft hij ‘Petruk komt in actie’. Deze wayang-clownfiguur is een punakawan (bediende) en is ondergeschikt aan de pendawa figuren(adel).
Verschilt
Een wayang kulit in Indonesië verschilt ‘enorm’ met die van Suriname. Behalve dat de pesindens of zangeressen een stuk jonger zijn, bestaat het gamelanorkest uit wel twintig man. De kelir of het scherm is anderhalf maal zo groot en aan weerszijden staat een batterij wayangpoppen opgesteld. De gamelan bestaat niet uit één, maar uit twee gongs en alle koperen potten en platen glimmen als goud. Een fluit en eensnarig instrument geven extra drama tijdens de vertelling. “We hebben het ook in Suriname, maar niemand weet het te bespelen. Er zijn geen jongeren die het willen leren,” zucht Sapto Sopawiro over de rebab, het snaarinstrument. Sopawiro, momenteel de enige dhalang of wayangpoppenspeler van Suriname, is voor zijn culturele kennisverrijking in Indonesië.
Drumstel
Dhalang van de avond is pak Parjaya, die al twee keer in Suriname is geweest. Het is nooit stil wanneer hij een inleiding geeft: op de achtergrond tikt een muzikant zachtjes op de gamelan. Wanneer het gevecht volgt, klinkt zwaar gedreun. Verbaasd ontdekt Sopawiro de pauk of grote drum, inclusief slagdeksels, tussen de gamelan. Daarmee krijgen de acties op het witte doek nog meer effect. Naast Parjaya zit een van zijn leerlingen, de achtjarige Ebenheser, die toegewijd meekijkt.
Geboeid luisteren
Wat het publiek betreft, gedraagt die zich als de Surinaamse: de helft zit binnen, de andere helft blijft liever op straat op een afstand kijken. Het overgrote deel bestaat uit jongeren. Hurkend op het asfalt luisteren ze geboeid naar de dhalang. Tijdens de goro-goro wordt Sopawiro uitgenodigd om bij het scherm naast de dhalang te zitten. Hij zet de Javanen aan het lachen.
“Ik heb er veel uit kunnen leren”, zegt hij op de terugrit. “In het begin gaf de organisator symbolisch een wayang aan de dhalang. Dit stelt het lakon of verhaal voor dat is aangepast aan de gelegenheid. Ik weet niet waarom we dit niet meer doen in Suriname, maar we moeten het weer introduceren. De aanpassing in het lakon hoeft ook niet speciaal tijdens de goro-goro, hier doet hij het al bij de inleiding. Parjaya is een topdhalang. Ik hoop dat hij nog een keer naar Suriname komt.”
[uit de Ware Tijd, 24/05/2013]

Ook kinderen willen dhalang worden

door Charles Chang

Yogyakarta – Met het scherp geluid van de krecek geeft hij meer actie aan het gevecht op het witte doek. Tahta Harimurti Proboatmjo zwaait met de leren poppen en doet precies wat een ervaren dhalang doet bij een wayang kulit. Alleen is de jongen pas tien jaar oud en drie maanden op les. Zijn broer van twaalf zit achter de gamelan.
In Yogyakarta spelen kinderen niet alleen met computerspelletjes, maar hebben ze blijkbaar ook interesse voor de eeuwenoude hoge Javaanse kunst. “Erg, erg spontaan”, zegt de moeder over Tahta’s interesse voor het wayangpoppenspel. “Hij zag een keer een voorstelling en begon er daarna zelf meer over te zoeken op internet. Later hebben we toen deze docent gevonden.”
Stemmen
Op het kunst- en cultuurcentrum, PPPPTK Seni dan Budaya, geeft pak Parjaya wayang- en gamelanles aan kinderen en volwassenen. In 2000 en 2005 was hij hiervoor in Suriname (zie dWT maandag 20 mei 2013) Wanneer Tatha’s beurt voorbij is, staat een andere jongen op van zijn gamelan en mag Tatha achter het instrument zitten. Zo komt ieder kind aan de beurt. Muhammad Wahyu Perdana Wicaksono is twee jaar ouder en weet het ook goed te doen. Theatraal met gespreide armen brengt hij de gestileerde figuren naar het scherm om ze daarna leven in te blazen door ze verschillende stemmen te geven. “Zijn grootvader was dhalang en stimuleert hem, maar onze hele familie houdt ook van de cultuur”, vertelt de moeder.
Meesterlijk
De wayangles voor kinderen was een openbaring voor dhalang Sapto Sopawiro uit Suriname die wilde zien hoe zijn oude guru lesgeeft. En alsof dat niet verbazingwekkend genoeg is, komt daarna een jongetje van acht aan de beurt. Ook voor hem is de zes meters grote kelir niet te groot. In Suriname zijn de schermen circa vier meter lang. Ondanks zijn kinderstem weet de kleine jongen ook de intonatie te geven. Tot de jonge studenten van Parjaya behoort ook een jongen van elf jaar die op meesterlijke wijze de khendang of tweezijdige drum bespeelt. Sopawiro droomt ervan om de wayang kulit in Suriname te behouden. “Het komt ook van de ouders uit, merkt de laatste dhalang van Suriname op. “Je ziet gewoon hoe ze de kinderen stimuleren.” Bij de gamelan zitten moeder en vader achter een instrument en in de pauze serveren de andere ouders snacks en drank.
[uit de Ware Tijd, 22/05/2013]

Yogjakarta: Op de graven staan de orginele namen

door Charles Chang    

Het eerste wat de meeste Javanen uit Suriname doen wanneer ze Indonesië bezoeken, is de graven van hun voorouders bezoeken. Dit deed Sapto Sopawiro (73) dus ook, een dag na zijn aankomst in Yogjakarta, Midden-Java.    

read on…

Sendang Seliran bron van morele orde

door Charles Chang

Yogyakarta – Met een zucht hurkt hij voor het water. “So, mi doro!” Voor Sapto Sopawiro gaat een levenswens in vervulling. De Seliran-waterbron is heilig voor de Javanisten. Volgens de overlevering komt dit water uit het lichaam van de vrouw van Pemanahan Senopati, de stichter van het Mataram koninkrijk aan het het eind van de zestiende eeuw.
Sopawiro doet een zegje en neemt zevenmaal een bad. “Dit is heilig voor wie erin gelooft. Generaties Javanen komen hier, waaronder mijn vader. Hij heeft mij hierover verteld en ik weet het ook uit boeken. Dit bronwater is water van de morele orde. Wanneer wij kokoswater gebruiken bij een ceremonie, noemen we dan altijd de naam van deze sendang (waterbron). Het stelt dit water voor en is gelijkwaardig hieraan.”
Historisch complex
En terwijl hij dit allemaal vertelt, zwemt een grote zwarte katvis van onder de bodem langs. Het water van deze bron raakt nooit op. Op een ander gedeelte van het historische complex ligt de begraafplaats van de adel, waaronder die van Pemanahan Senopati. Fotograferen is hier niet toegestaan en pelgrims mogen deze plek alleen bezoeken als ze Javaans zijn aangekleed door één van de traditionele grafbewakers. Binnen in een massief stenengebouw vol grafstenen wordt hurkend tegen het marmer eer betoond en worden er bloemen gestrooid bij het graf van de koning. De Sendang Seliran ligt in Kotagede die bekend staat om haar zilversmeden. Op het complex Masjid Besar Mataram Kotagede, naast de waterbron, worden de gebedsuren op luide wijze aangekondigd.
Mystiek slot
Een andere belangrijke plaats voor Javanen is de koninklijke begraafplaats op Imogiri. Het bouwwerk op een berg bestaat uit hoge muren, hemelpoorten, trappen en tuinen en is te bereiken via een brede trap met vierhonderd treden, maar de meeste bezoekers rijden tot de poort. Ook hier wordt men traditioneel aangekleed en wordt gevraagd naar de reden van het bezoek. Er is een rij naar het mystieke slot. Kruipend door luiken komt men dan bij een kleine afgesloten ruimte waarin een oude houten graftombe ligt. Volgens Sopawiro is dit het graf van de vader van Senopati. Die van zijn vrouwen, nakomelingen en zelfs een dhalang liggen gescheiden.
Javaanse identiteit
Hij kijkt zeer voldaan na het tweede spirituele bezoek. “Beide plaatsen zijn voor ons belangrijk. De vader heeft zich bekeerd tot de Islam, terwijl de zoon de Javaanse identiteit heeft behouden. Vandaar dat je bij Seliran teksten op de grafstenen ziet in het Arabisch en het Hanacaraka of Javaanse schrift. Dat wil zeggen dat de mensen moslim zijn geworden, maar hun Javaanse identiteit niet hebben opgegeven. Vandaar dat sommige moslims in Suriname nog aan voorouderverering (satyen) doen. Die hebben net als de zoon de Javaanse tradities behouden.”
[uit de Ware Tijd, 02/05/2013]

Charles Chang in Indonesië met Pak Sapto

Op initiatief van Charles Chang, lid van S’77 en freelance schrijver voor de Ware Tijd, maakt Sapto Sopawiro (73) een culturele reis naar Indonesië. Bapak Sapto is cultuurkenner, leider van een groep Javanisten en momenteel de enige dhalang in Suriname. In de Ware Tijd, wordt in de rubriek Mens en Maatschappij van zaterdag 20 april een artikel gewijd aan Sapto en het vak van dhalang, een wayangpoppenspeler, overgenomen op deze blogspot. In Suriname sterft de wayang kulit uit omdat men geen interesse heeft om dhalang te worden. Bapak Sapto heeft pogingen gedaan om de wayang spelen begrijpelijker te maken voor niet-Javaanse Surinamers door Nederlands te gebruiken bij het spel en de context een beetje te surinamiseren. In Indonesië volgt Chang de activiteiten van pak Sapto voor de Ware Tijd. Behalve aan Yoyakarta brengt Chang ook een bezoek aan het eiland Bali waar hij een ontmoeting zal hebben met de dynamische dichter Tan Lioe Ie die in 2006 als artiest meedeed aan Winternachten in Suriname.

Dhalang, de admiraal van de avond

Javaanse cultuur (deel 7 en slot)

door Charles Chang
Met een lange bananenstam op zijn schouder komt hij het podium op. Sapto Sopawiro (73) en zijn vrienden treffen voorbereidingen voor een wayangvoorstelling. Een halve dag later zijn ze klaar en begint het uitzoeken van de poppen. Deze hoge vorm van kunst kan men nog maar sporadisch bewonderen. In dit laatste deel van de Javaanse serie: de dhalang of wayangpoppenspeler. Wordt pak Sapto de laatste der dhalangs?
Ondanks zijn hoge leeftijd heeft Sapto nog de energie om uren achter elkaar voor het scherm te zitten en de poppen te bedienen. Hij vertelt, zingt, deelt meppen uit op het witte doek en dirigeert onzichtbaar het gamelanorkest. Al zijn voorgangers hadden die vaardigheden en kennis ook. Een dhalang weet alles en staat in aanzien. Toch zijn er geen opvolgers in het vooruitzicht en wordt de wayang kulit (schaduwpop) met uitsterven bedreigd.
“Mijn vader was dhalang en als jongetje van acht ging ik mee achterop de fiets”, vertelt Sapto. “Ik hield het natuurlijk niet vol, want vroeger duurde een voorstelling tot de volgende ochtend.” Naast de kist met poppen viel de kleine Sapto dan in slaap. “Maar ik hield van wayang en bezocht alle voorstellingen.” Later, als volwassene, hielp hij met het opzetten van het scherm en oefende hij bij de dhalangs in zijn buurt. “Maar lag het niet in mijn bedoeling om dhalang te worden.”
Als dhalang moet je niet alleen het krama inggil, de hoog Javaanse taal, en de karakters van alle vierhonderd figuren kennen, maar ook veel lezen en de rollenboeken uit het hoofd kennen. Het is dus niet zo eenvoudig om dhalang te worden. Volgens een artikel uit de Ware Tijd van 9 september 1993, ‘Wayang kulit, cultuurschat uit Indonesië’, geschreven door John Krishnadath, leefden er rond die tijd twintig tot dertig dhalangs. Niet alle waren actief, maar wel al boven de vijftig.
Les
In 2000 kwam een dhalang uit Indonesië om twee maanden les te geven. “Ik wilde niet! Ik vond het moeilijk.” Op aandringen van zijn vrouw ging hij toch en dat veranderde Sapto’s instelling. De groep bestond uit twee beginnelingen, waaronder Sapto, en vier ervaren dhalangs. Na een paar lessen liet de groep het echter afweten. “De Indonesische wayang verschilde met die van hun. Daarom kwamen ze niet meer”, zegt Sapto, die wel trouw naar les ging.
De dhalangs waren bovendien al oud en overleden kort na elkaar. “Het werd een plicht om door te gaan.” Sapto bleef dus oefenen en de goeroe op Domburg stimuleerde hem. “Mijn eerste performance was op Lelydorp. Ik was niet tevreden, maar het publiek vond het goed.” Vijf jaar later kwam de Indonesische dhalang opnieuw naar Suriname in verband met de viering van 115 jaar Javaanse immigratie. Dit keer bleef de goeroe zes maanden en weer was Sapto de enige leerling. “Hij leerde mij alle kneepjes van het vak en adviseerde mij om het wereldgebeuren te volgen.”
Zorgen
“In het eerste jaar dat ik in Suriname verbleef, maakte ik mij al zorgen over de situatie,” zegt Nur Rahardjo, de ambassadeur van Indonesië. “Toen leefden er nog drie dhalangs, alle ver boven de zestig maar nu is er slechts één dhalang over.” Zou hij daar, vanuit zijn positie, niet wat aan kunnen doen? “Yogyakarta is al op de hoogte en staat klaar om een dhalang naar Suriname te sturen, die mensen zal opleiden. Maar de eigenlijke vraag is: zijn er wel mensen, vooral jongeren, die dhalang willen worden?” De ambassade kan het volgens Rahardjo niet alleen doen, maar heeft de ondersteuning nodig van het Ministerie van Cultuur en de Javaanse gemeenschap.
Opgegroeid met de wayangcultuur weet Rahardjo wat het betekent om dhalang te zijn. “Wayang kulit is een hoge vorm van kunst en daarom is het niet gemakkelijk om dhalang te worden. Je hebt er een speciaal talent voor nodig en je bent nooit klaar met leren.” Volgens de ambassadeur komt dhalang-zijn van binnenuit, “als een roeping, kan je zeggen”.
Als kind had hij een vriendje die al gefascineerd was door de poppen toen hij pas vijf jaar was. “Zodra hij ze zag, wilde hij ermee spelen. Later is hij zelf dhalang geworden.” In Indonesië is de wayang kulit volgens hem nog steeds populair. “Het is dynamisch en gaat mee met de tijd, waardoor jongeren ook komen kijken. Daar heeft de westerse cultuur niet zo’n invloed als in Suriname.”
Meertalig
Onder de Javaanse jongeren blijkt, anders dan doet vermoeden, wel interesse te bestaan voor de wayang kulit. Shelien (29) uit Domburg bijvoorbeeld zou er wel één willen meemaken, “maar ik weet niet waar en je moet uitgenodigd zijn.” Romano (23) uit Lelydorp was nog kind ten tijde van de laatste wayangvoorstelling op Lelydorp in 2000. “Ik zou er meer over willen weten, maar ik weet niet waar het wordt gehouden. Er is nu alleen nog jaran kepang.” Beide jongeren geven toe het hoog Javaans niet te verstaan; het voornaamste probleem voor de wayang in Suriname.
Na het tweede bezoek van zijn goeroe, maakte Sapto zijn voorstellingen meertalig. “De eerste keer was op Lelydorp (de Kranenweg) en aan de hand van de reacties deed ik het later ook op Domburg. Het is nodig die meertaligheid omdat jongeren het anders niet verstaan.” Bij de viering van 120 jaar Javaanse immigratie kreeg Sapto juist de opdracht van de VHJI-voorzitter om zijn voorstelling in verschillende talen te houden. “Dat was helemaal geslaagd!”
Onorthodox
In Sapto’s voorstellingen gebruikt hij niet alleen niet-Javaanse woorden, maar zingt ook in het Surinaams en Engels. Hits zoals ‘Blakarowsu’ en ‘Since I met you baby’ vallen dan bijzonder in de smaak. Helemaal vrij is hij echter niet. De organisatie die hem inhuurt, heeft natuurlijk ook wensen. “Soms willen ze helemaal traditioneel. Onze wayang is onorthodox en daarom hebben sommigen wel eens moeite gehad met de dhalang.” Sapto’s begin is standaard, want dat is het religieuze gedeelte, maar daarna laat hij zijn creativiteit de vrije loop. “Natuurlijk aangepast aan de gelegenheid.”
Sapto is niet de eerste met een ‘vreemde’ taal, maar wel degene die het heeft doorgedrukt. Beeldend kunstenaar Soeki Irodikromo herinnert zich dat Kamirin Sordjo er dertig jaar geleden al mee was begonnen. De dhalang gebruikte Surinaamse woorden en ontlokte een golf van kritiek. “Want daarmee bracht hij de waarde omlaag”, zegt Soeki, die er een andere mening over heeft. “Wayang is de allerhoogste kunstuiting, maar soms moet je offeren. Binnen elke kunst heb je dat. De ouderen zijn ertegen, het verpest de waarde van de cultuur, maar voor wie doe je het uiteindelijk?”
Soeki vindt dat het feit dat de Javaanse jongeren de taal niet spreken doorslaggevend moet zijn. “Ik heb er geen moeite mee als het op een nette en verantwoorde manier gebeurd en de vreemde taal het oorspronkelijke verhaal niet tekort doet.” Volgens hem moeten jongeren ook de kans krijgen om de voorstellingen te volgen. “Sapto durft het zelfs aan om de koning een andere taal te laten spreken!”
Admiraal
De kunstenaar had de kans om dhalang te worden, maar bedankte om een paar redenen. “Ik beheers de taal wel in zekere mate, maar ik vind mijn stem niet geschikt. Je moet de lakons, de verhalen, uit het hoofd kennen, de muziek kunnen bespelen en weten te zingen. Als dhalang ben je admiraal van de avond, maar ik zit liever te kijken!”
Sapto is momenteel in Nederland en zal vanavond een wayang kulit houden in het Laaktheater te Den Haag. Een unicum. Daarna reist hij door naar Yogyakarta, Indonesië, voor verrijking van zijn culturele kennis. Ambassadeur Rahardjo: “Ik zie graag dat de wayang kulit behouden blijft. In Indonesië kan een dhalang goed van zijn vak leven. Ik hoop dat het zover komt dat men het hier ook wil leren.” De ambassadeur sluit af met een belofte: de Indonesische regering zal de komende jaren beurzen aanbieden om mensen in staat te stellen dhalang te worden.
[uit de Ware Tijd, 20/04/2013]

De Surinaamse gamelan, uniek en sterk: Van ijzer en geelkoper gemaakt

Javaanse cultuur (6)

door Charles Chang

Op de fiets komt de zangeres aanrijden. Niet lang daarna weergalmen toonrijke blikslagen aan de Commissaris Roblesweg op Blauwgrond. Iedere zondag oefent hier het Bangun Wiromo gamelanorkest.

read on…

Afsluitingsceremonie project Slavenschip

Naast training ook rituelen ervaren


door Charles Chang

Paramaribo – Een aangekleed rek staat prominent onder een afdak. Wanneer ‘maripaboten’ vol wiri, switi sopi en andere rituele benodigdheden naar buiten worden gedragen, is de bedoeling duidelijk. Ze worden erop geplaatst. Binnenkomende bezoekers voor de afsluitingsceremonie van het journalistenproject ‘Slavenschip Leusden’ mogen een gekleurd touwtje uitkiezen en deze in een van de drie symbolische boten doen. De regen van zaterdagavond doet er niet toe. Druppelend komen mensen binnen, inclusief ex-president Ronald Venetiaan. Naar later blijkt, is hij een goede vriend van wijlen Alfred Rudolf Strijk. De foto van Strijk senior prijkt ook in het midden van de M’Awese-tempel die ter ere van hem is gebouwd.
Geen hulp
“Odi brada nanga sisa! Dit is geen prisiri, maar een herdenking, want den sungu (ze zijn verdronken) gebonden aan handen en voeten!”, zegt ceremoniemeester Elly Purperhart. Daarmee doelt ze op het tragische lot van de circa zevenhonderd slaven die op het slavenschip Leusden omkwamen. Het schip strandde op 31 december 1737 op een zandbank voor de monding van de Marowijne. De volgende dag brak en kapseisde het dodenschip, maar alvorens de bemanning en zestien slaven in reddingssloepen ontsnapten, werden alle luiken dichtge­timmerd en de hele ‘handel’ achtergelaten. “Er was geen hulp”, vervolgt Purperhart. “Maar het lichaam vergaat, de yeye niet – ze dwalen nog rond.” Daarom zal de du uma ter hoogte van de Tijgerbank de maripaboten in zee laten. Voor de studenten van het journalistenproject wordt dit ook een rituele ervaring.
Visionair idee
Een groep studenten bestaande uit Surinaamse studenten internetjournalistiek en Nederlandse juniorjournalisten volgt de aanwezigheid van dr. Leo Balai, onderzoeker en schrijver van het boek Het Slavenschip Leusden, in Suriname. “Daarover zijn afspraken gemaakt, zegt Henry Strijk, samen met Jessica Dikmoet de initiatiefnemers van het journalistenproject. De keus voor het slavernijverleden als project is volgens Strijk niet alleen om ‘Honderdvijftig jaar afschaffing slavernij’ maar ook om de meerwaarde. “Het visionair idee erachter is dat wanneer het zover komt dat het wrak wordt geborgen, er al journalisten zijn die vanaf het begin er bovenop hebben gezeten. Het wordt dan makkelijker om fondsen voor hun los te krijgen.”
Spiritualiteit
Doordat de familie over de tempel beschikt, heeft Strijk als senior journalist ook het ritueelproject kunnen meegeven. “Ik als creool ben ook van mening dat spiritualiteit en wetenschap samengaan.” En terwijl buiten kabra- en alakondre singi worden gezongen, geeft muziekkunstenaar Bongo Charlie zijn ervaring over de schervenbak. “Het ziet er gevaarlijk uit, maar toch geeft het een bevrijdend gevoel als je erin staat. Feels like magic!” “Vreemd en toch rustgevend, zegt Xaviera Arnhem, over de ruimte met de doodkist van vader Strijk in het midden. Als afstuderende camerajournalist heeft zij Balai gevolgd en de rituelen ervaren. “Een symbolische,” zegt ze over de documentaire. “Want het wrak ligt nog daar.”
[uit de Ware Tijd, 15/04/2013]

De kris, een ritueel wapen voor status, zelfvertrouwen en leiderschap

Javaanse cultuur (deel 5)

door Charles Chang

Wijs er niet mee of steek het niet in de voetsporen van een persoon. Anders zal de dood spoedig volgen. Over de kris, of keris in het Indonesisch, wordt veel gezegd. Het is een magisch steekwapen met een ziel.

read on…

Javaanse taal vecht tegen uitsterven

Javaanse cultuur (deel 4)


door Charles Chang
Na het lezen van dit artikel spreek je een oude Javaan niet meer aan met pae. Het woord betekent ‘vader van’ en is beledigend. Het correcte woord is bapak of afgekort pak, wat meneer, vader of u betekent. Een vrouw spreek je aan met ibu.
Basa Jawa of de Javaanse taal is één van de moeilijkste talen ter wereld. Het is dan niet verwonderlijk dat het Javaans in Suriname in rap tempo uitsterft. Roesman Darmohoetomo, docent van de cursus Basa Jawa op de Indonesische ambassade, probeert de verdwijning met alle macht tegen te houden.
De studiekamer annex keuken bij ‘Darmo’ thuis lijkt eerder op een kleine bibliotheek. Rekken vol literatuur in het Javaans staan tegen de wand. Ook buiten staan nog dozen vol met boeken en papieren. Darmo is opgegroeid met de taal en begon al vroeg met het lezen van Javaanse tijdschriften uit Indonesië. Sommige daarvan, zoals Waspada en Djaka Lodang, bestaan nog. Door veel zelfstudie en te investeren in boeken leerde Darmo meer over de Javaanse cultuur en taal.
De docent houdt van zijn taal en het doet hem daarom ook pijn dat het Javaans langzaamaan verdwijnt. “Bijna niemand spreekt het meer en de taal raakt verloren. De jongeren willen het niet leren en onderling op een feestje of begrafenis spreken zelfs mijn leeftijdgenoten geen Javaans, maar Surinaams.”
Cursus
Darmo startte daarom in 2001 met de cursus Javaans bij de Indonesische ambassade. “Hier en daar was er kritiek”, zegt hij over het begin. “Ben ik wel bevoegd om les te geven, omdat ik niet uit het onderwijs kom?” Hij begreep die sceptische houding, maar hij geloofde in zichzelf. Tijdens zijn dienstjaren bij het ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij kreeg hij al een training in voorlichting geven aan boeren, en ook daarvoor gaf hij al een tijdje les Bahasa Indonesia. Inmiddels heeft de Indonesische ambassade hem erkend als docent in beide talen.
Elke woensdag houdt Darmo een conversatieclub voor gevorderden om de spreekvaardigheid van zijn leerlingen te verbeteren. Recentelijk is hij op verzoek van de Vereniging Herdenking Javaanse Immigratie gestart met de cursus Javaanse taal op Sana Budaya. Daarnaast verzorgen hij en zijn collega’s ook programma’s op de Javaanse radiostations. “Allemaal pro Deo”, zegt Darmo. Dat maakt het voor hem wel lastig om docenten te vinden. Die zouden wel graag een vergoeding zien.
Respect
Kan je respect voor een ander uitdrukken met taal? In het Nederlands zeggen we “u”, maar in het Javaans gebeurt dit op een ander taalniveau. Afhankelijk van wie je aanspreekt, gebruik je een verschillende stijl: ngoko, ngoko allus, krama of krama inggil. Dit maakt het Javaans zo’n moeilijke taal. In Indonesië spreekt een derde van de 250 miljoen inwoners Javaans, waarmee het tot één van de belangrijkste regiotalen van het land behoort.
De officiële taal is het Bahasa Indonesia deze kent geen niveaus maar binnenshuis en informeel spreekt men Javaans. Het is ook de taal die wordt gebruikt bij ceremoniën en wayangvoorstellingen. Het Javaans heeft ook een eigen schrift dat omstreeks 800 na Christus is ontstaan tijdens de Hindu-Javaanse beschaving. Het alfabet bestaat uit twintig letters en is afgeleid van een schrift uit zuid India.
Volgens Darmo is het een misverstand dat de Javaanse contractarbeiders niet konden lezen en schrijven toen ze in Suriname aankwamen. Sommigen beheersten het Javaanse schrift en het Arabische schrift vanwege hun islamitische geloof. Sinds de aankomst van de eerste contractanten in 1890 is het Surinaams Javaans weinig of niet ontwikkeld. Veel woorden worden in Indonesië niet meer gebruikt, terwijl het ‘nieuwe Javaans’ daar nu meer woorden heeft overgenomen uit het Bahasa Indonesia.
Uitsterven
Toch wordt deze taal ook in het moederland met uitsterven bedreigd. Om dit tegen te gaan, werd de taal begin jaren negentig in het onderwijs opgenomen. Ambtenaren zijn bovendien verplicht om elke vrijdag Javaans te spreken op het werk. Om de vier jaar wordt er daarnaast een groot Basa Jawa taalcongres gehouden. Van de congressen in Indonesië heeft Darmo de laatste drie bezocht.
Ook in Suriname is er vanuit de overheid moeite gedaan om het Javaans te behouden. In de jaren negentig werd de Surinaamse Javaanse spelling door het Minov geïntroduceerd. Darmo hanteert echter de Indonesische spelling. “Mensen op de cursus kijken vreemd wanneer ze zien dat een woord anders wordt geschreven, maar ik probeer ze de correcte wijze te leren.”
Hij illustreert dit met een ervaring. “Op één van de congressen kwam een dichter naar mij toe en zei dat hij een gedichtenbundel heeft gekregen van een Surinaamse schrijver. Maar de man kon het niet lezen, want alles was in het Surinaams Javaans geschreven! En daarom zeg ik: gebruik de Indonesische spelling, want hoe kunnen we anders met Indonesiërs chatten en e-mailen?”
Jongeren
Toen Darmo twaalf jaar geleden met de lessen begon, volgden anderen al snel zijn voorbeeld. Kadi Kartokromo stortte zich ook op de taal en gaf een jaar les bij Indra Maju. “Het was bedoeld voor jongeren, maar de belangstelling nam af.” Er kwam geen vervolg op de cursus, hoewel ook Kartokromo het heel belangrijk vindt dat de taal wordt behouden. Ouders zijn volgens hem van mening dat het Javaans hun kinderen achterhoudt op school, maar daar is hij het niet mee eens. “Ik heb er geen nadeel van ondervonden.”
Hij vindt dat de overheid een beleid moet ontwikkelen voor het Javaans. “Kinderen moeten ook hun eigen taal op school krijgen.” De taal is wel moeilijk, zegt hij, “maar dat is nog geen reden om het in de rivier te gooien”. Zolang je een Javaan bent, zal je het Javaans horen en praten, beweert Kartokromo. “Ik ben nooit op les gegaan, maar ik spreek het omdat ik het thuis veel heb gehoord.”
Voor Darmo begint het aanleren van de taal ook binnenshuis. “Laat de ouderen beginnen met bepaalde dingen zoals tellen en zelfstandige naamwoorden. De jongeren kunnen het ook leren via de computer.” De taaldeskundige hamert nog eens op het belang van het Javaans: “Behoud van de taal is behoud van je cultuur en daarvan moeten we ons bewust van zijn. Culturen vervagen door globalisering. Als wij zelf niet voor het behoud zorgen, gaan anderen het niet voor ons doen.”.
Niveaus
Het laagste niveau Javaans is het ngoko en wordt gebruikt door personen van gelijke stand, een hogere tegen een lagere, een oudere tegen een jongere persoon en intiem onderling. Het krama wordt gebruikt bij een conversatie tussen onbekenden, een lagere tegen een hogere en een jongere tegen een oudere persoon. Voor het aanspreken van hooggeplaatste personen of beroemde figuren, gebruikt men het krama inggil. Deze traditie is nu vrijwel verdwenen. Men beheerst het krama niet meer om tot een hogere persoon te spreken. Over het algemeen spreken Surinaamse Javanen alleen het ngoko, dat bovendien doorspekt is met woorden uit de andere Surinaamse talen.
Cursisten
Semijatie Kasanmarto-Rasidin (48): “Als je ouder wordt, wil je meer weten over je roots, Ik spreek het Javaans, maar vermengd met veel Surinaams en Nederlands. Bij mij gaat het ook om het vormen en schrijven van de juiste zin. Gelukkig heb ik mijn kinderen de taal geleerd; daar hebben ze nu profijt van! Mijn zoon werkt bijvoorbeeld op een cruiseboot en in de crew zitten vaak mensen uit Java.” Alvin Paiman (29) spreekt de taal goed, maar wil het toch verfijnen. “Tot mijn vijftiende werd ik door mijn opa en oma in Nickerie opgevoed; zo ken ik de taal. Ik zit ook op de cursus om mijn vriendin te stimuleren.” Zij spreekt maar broko-broko Javaans. Thuis spreken ze Nederlands, maar ouderen begrijpen het Nederlands vaak niet zo goed – daarom wil zij de taal goed leren spreken. “Later als ik kinderen heb, wil ik ze de taal leren.”
[uit de Ware Tijd, 23/03/2013]

Pencak silat, spirituele vechtkunst

Javaanse cultuur (deel 3)

.
door Charles Chang
.
Pencak silat is een vechtsport die internationaal wordt beoefend. 43 landen zijn aangesloten bij De Pesilat, de Pencak Silat Wereldbond, in Indonesië. Sport is echter maar een klein onderdeel van pencak silat.
Hoe hoger de pesilat of leerling komt, hoe meer die te maken krijgt met het spirituele aspect. Grootmeester en voorzitter van de Surinaamse Pencak Silat Associatie (SPSA), Soetjipto Kromosetiko (58), weet er alles van. De goeroe is de eerste en enige erkende scheidsrechter in Suriname.
De filosofie of edele waarde van pencak silat (lees: pentjak silat) is een onderdeel van de Javaanse cultuur en levensopvatting. In Suriname staat het nu bekend als Javaanse gevechtskunst, maar binnen de Javaanse samenleving was het lange tijd taboe. De negatieve geschiedenis ervan speelde daarbij een rol. Met de komst van de Javaanse contractarbeiders kwam ook deze vorm van de Javaanse cultuur.
Pencak silat was in die tijd noodzakelijk voor zelfverdediging, want de ene groep lustte de andere niet. Onderling was er veel strijd tussen de Javanen, vooral vanwege de verschillende plaatsen van herkomst. De groep uit Oost-Java was ongeschoold en ruwer in omgang, die uit Midden-Java was cultuurbewuster en rustiger van aard. Ook het tekort aan vrouwen zorgde voor rivaliteit en de noodzaak tot zelfverdediging.
Die vijandelijkheid kwam vooral tot uiting op een tayup, een dansavond waarop men tegen betaling mag dansen met de zangeres. Met muziek probeerde men de andere groep te imponeren, ze oefenden mentale pressie uit. Dit ontaardde dan later vaak in een handgevecht. Vandaar dat men vroeger ook sprak van ‘pressie’ als synoniem voor pencak silat.
Roots
Wanneer een jonge Kromosetiko midden jaren zeventig interesse toont voor zelfverdediging, heeft dit een andere reden. “Ik was ook op zoek naar mijn roots en identiteit. Kunst en cultuur waren altijd een vraagstuk voor mijn generatie.” Rond de onafhankelijkheid kwam de Javaanse politiek op, maar de jongerenbeweging bemoeide zich daar niet mee. “We richtten ons op cultuur en traditie. Zo kwam ik anderen tegen, die ook wilden weten wat pencak silat inhield, want je mocht er niet over praten.”
De Javaanse jongeren werden ook beïnvloed door de toen populaire kungfufilms. Er bestonden in die tijd twee pencak silatscholen. Eentje van pak Soelijo Dipowidjojo op Blauwgrond en van Marcel Nokojamin, een assistent van Dipowidjojo. “De eerste was traditioneel vanuit lage posities, de ander had een ander stijlpatroon en was meer praktijkgericht.” Later heeft SPSA ervoor gezorgd dat de twee scholen erkend werden door de wereldbond.
Buitenstaander
De interesse voor zijn cultuur resulteerde in de oprichting van een culturele vereniging en dansgroep. Zo kwam Kromosetiko van ’76 tot ’78 in Indonesië terecht met een beurs. Hij ging speciaal voor de Javaanse dans en gamelanmuziek in Solo, maar deed daarnaast ook aan pencak silat. Voor Kromosetiko als buitenstaander was het begin een gênante ervaring. Op school werd hij uitgelachen. “Je bent niet één van ons, wat kom je hier doen?!” zei de goeroe.
Na een paar weken was de docent van inzicht veranderd. “Je bent gestuurd”, zei hij. Kromosetiko werd een jaar later ingewijd tijdens Sasi Sura (Javaans Nieuwjaar). “Hierdoor werd ik een lid van de grote familie en het broederschap, de geestelijke raad van de school.”
Spiritueel
Pencak silat bestaat niet alleen uit kunst en zelfverdediging, maar heeft ook een spiritueel aspect. Als je je eenmaal bezighoudt met de sport, verdiep je je in de kunst en cultuur, om dan pas te werken naar het geestelijke gedeelte. “Dit bereik je door te vasten en te mediteren. In de levensfilosofie van pencak silat is elk mens een apostel van de Schepper. Je gaat op zoek naar de bron en dat is de Schepper.”
Beoefenaars van de sport krijgen te maken met de zogenaamde ‘bijkrachten’: “Jij moet dan het onderscheid weten te maken tussen goed en kwaad.” Kromosetiko weet dat het sommigen vooral gaat om die bijkrachten, die je kunt omschrijven als winti’s. “Je kunt je tegenstander verslaan met techniek, maar je kunt het ook doen met bijkrachten of door kracht te ontnemen van de tegenstander.”
Kromosetiko hanteert daarom dezelfde leerstelling, werkwijze en waarde en normen als de Pencak Silat Pancasila, de Indonesische school waar hij heeft getraind. “Ik eis training, discipline, gehoorzaamheid en een goed voorbeeld zijn voor de gemeenschap.”
De goeroe is een aanhanger van de EBG en ziet pencak silat vooral als een levensopdracht. “Het is een filosofische levenswijze. Dit vertaalt zich naar de verschillende religieuze organisaties die we door onze normen en filosofische gedachten bij elkaar brengen. Voor mij is pencak silat geen missie, maar een roeping naar de Almachtige.”

Opvolger
Twee jaar geleden overleed Sastro Hadiwardoyo, de hoofdmeester van Pencak Silat Pancasila. De oudste leerling volgt hem op. Dat betekent dat Kromosetiko en een andere leerling die nog verbonden is aan de school de functie moeten overnemen. Zijn relatie met de school is nooit opgehouden te bestaan. “In december vorig jaar was ik voor het laatst op bezoek. Ze hebben me toen verrast met een bijeenkomst.”
Het was helemaal niet de intentie van de goeroe om instructeur te worden, maar toen hem werd gevraagd hoe het verder moet met de school, is hij overstag gegaan. “We zaten op één lijn: we willen het sportgedeelte meer naar voren brengen.” Dat is ook de opdracht van de wereldbond aan alle lidlanden. Pencak silat moet als sport gepromoot worden onder de jeugd.
Na de meeting kreeg Kromosetiko een demonstratie van innerlijke kracht. “Ze gebruikten batterijzuur en een houwer, maar niets overkwam de mannen. En bij de breektest braken ze geen hout, maar een veerblad voor auto’s!” De bijeenkomst ervoer hij als een erkenning voor zijn goeroestatus op de school.
Internationaal
In Suriname bestaan negen tot tien pencak silatscholen met een eigen stijl en filosofie, met elk hun oorsprong in andere regio’s: Sumatra (lage positie), Sundan (veel elleboogwerk) of de kratons van Midden-Java (hoge positie en sierlijk). Volgens Kromosetiko heeft Suriname een belangrijke stem heeft in de wereld van pencak silat. “Want veel wat ze daar niet meer doen, doen wij nog hier!”
In 1980 kreeg Kromosetiko de officiële bevoegdheid van de wereldbond om pencak silat te helpen verspreiden. Het dieptepunt kwam echter in 1990, toen Suriname de kans verloor om de wereldkampioenschappen te organiseren door interne en externe miscommunicaties. In 2000 werd de relatie met de wereldbond hersteld en in 2012 ontving Kromosetiko de titel van grootmeester voor zijn voortrekkersrol in Suriname en de regio.
In 2013 heeft Suriname weer een kans om internationaal op de voorgrond te verschijnen. Pencak silat wordt medio dit jaar voor het eerst geïntroduceerd bij de Islamic Solidarity Games (ISG). “Zo wordt de kans groot dat deze sport ook ingang vindt bij de Olympische Spelen. De deelname van Suriname is daarom van groot belang voor het succes op de ISG.”
[uit de Ware Tijd,16/03/2013]

Batik: Synoniem aan eigen identiteit en kunst

Javaanse cultuur (deel 2)


door Charles Chang
De serie ‘Javaanse Cultuur’ belicht in het tweede deel batik. Als kleding staat batik overal bekend. Maar het wordt niet alleen verwerkt tot sarong, slendang en blangkon (wikkelrok, sjaal en hoofddeksel), maar ook tot wandkleden, meubelstoffen, tafellakens, enzovoorts.
Het wordt gebruikt voor een huwelijk of mitoni (zwangerschapsceremonie) maar ook bij overlijden. Op een feest of ceremonie geven Javanen hiermee uitdrukking aan hun cultuur. Daarnaast is batik ook een bijzondere vorm van kunst.
Als je het hebt over Javaanse cultuur kan je niet voorbij gaan aan het land van oorsprong: Indonesië. Batik zou ongeveer vanaf 600 na Christus door hindoes naar Indonesië zijn gebracht. Batik komt ook voor in andere landen zoals Japan, China, India, Thailand, Singapore, Maleisië, Senegal en Nigeria, maar nergens heeft het zich zo ontwikkeld als in Indonesië. Sinds 2009 staat Indonesische batik vermeld op de Lijst van Meesterwerken van het Orale en Immateriële Erfgoed van de Mensheid. Om de mensen nog meer aan te moedigen, heeft de Indonesische overheid de bevolking opgedragen om op elke vrijdag batik aan te trekken. De kleding staat ook als symbool voor de eigen identiteit. 2 oktober staat vermeld als nationaal batikdag in Indonesië.
Elke regio in Indonesië heeft haar eigen unieke motieven die afgeleid zijn uit flora en fauna, folklore of menselijke thema’s. De inlandsen hebben traditionele motieven terwijl de kuststreken meer beïnvloed worden door naburige landen. In batik uit Java, met name die van Yogyakarta en Surakarta, is het Javaanse idee van het universum verwerkt. De traditionele kleuren zijn indigo, donkerbruin en wit, mede vanwege het feit dat een natuurlijke dye alleen mogelijk is in indigo en bruin wit is de kleur van de stof zelf. De kleuren symboliseren de Hindoegoden, respectievelijk Brahma, Vishnu en Shiva.
Traditionele batik ziet er meestal heel bedrukt uit. Men kan hier aan zien tot welke stand of familie de persoon behoort. Bepaalde motieven zijn zelfs alleen voor de sultan bestemd. Batik wordt ook gedecoreerd met blad- en stofgoud, maar om het betaalbaar te maken, gebruikt men goudverf. Creaties van nieuwe stijlen noemt men batik modern of batik Indonesia.
Dieptepunt
In de 12e eeuw deed zich een nieuwe ontwikkeling voor, namelijk de uitvinding van de canting (spreek uit als tjanting) in Java. Dit is een pen van hout en koper die gevuld wordt met vloeibare was om de lijnen over te tekenen en af te dekken. De industrialisatie van batik werd later mogelijk gemaakt door de uitvinding van de stempel- en weeftechnieken. Hiermee werd batik op grote schaal geproduceerd; de handmatige manier kon de vraag niet meer aan. De prijs was ook vele malen lager dan handgemaakte batik.
Eind twintigste eeuw raakte de productie van batik echter in een dieptepunt door de overstap naar westerse kleding. Cultuurbewuste personen zagen dit gelukkig in en modeontwerpers gingen aan de slag. Zij introduceerden nieuwe kleuren, motieven en stoffen, waardoor batik weer aansloeg.
Kunst
Iemand die kunst weet te maken van batik is Soekidjan Irodikromo. Als kind raakte hij geïnspireerd door de motieven op de sarong en slendang van oma. Zij kwam uit Surabaya en zijn opa uit Midden-Java. Hij droeg een udheng van batik, een hoofddoek die je zelf moest binden. Soeki’s grootouders wisten echter niet hoe ze batik moesten maken. “Het waren ongeschoolde mensen die nooit de stad in Java hadden gezien. Net als het overgrote deel van de contractarbeiders waren ze nog heel jong toen ze zonder bagage naar hier kwamen. Hun enige bezit hebben ze altijd bewaard in een houten kist, maar toch is later alles poreus geworden.”
Dankzij zijn tekentalent werd Soeki van zijn geboorteplaats Rust en Werk naar de stad gestuurd om zich verder te bekwamen. Op een zekere dag, ergens eind jaren zeventig, organiseerde de Indonesische ambassade een batiktentoonstelling. “Die man was een grote batikmeester”, zegt Soeki over de kunstenaar uit Yogyakarta. “Hij was ook een musicus en wayangspeler. Ik werd razend van wat ik allemaal zag en wilde het ook leren! Alle verhalen van oma herleefden en dat wilde ik illustreren op batik.”
Door bemiddeling van zijn kunstleraar, de minister van Onderwijs en de Indonesische ambassade vertrok Soeki voor een jaar naar Indonesië. Hij kwam terecht op de Akademi Seni Rupa Indonesia (ASRI), waar hij zich intensief bezig hield met batiktechnieken. Buiten de opleiding liep de leergierige Soeki ook de ateliers af om meer te leren. “Ik dacht dat batik alleen voor kleding was bestemd, maar je kunt er ook kunst mee maken.”
Schilderen
Er bestaan zo’n drieduizend batikpatronen. Batikken gebeurt met een witte doek van katoen, linnen of zijde. Voor een schilderij gebruikt Soeki extra dik katoen. Op het doek schetst hij eerst met potlood, daarna dekt hij de lijnen af met een canting. Voor het afdekken van grote delen brengt hij de was met een kwast aan. Hierna volgt een koud water dye en wordt het doek opgehangen om te drogen.
Dit proces van afdekken, onderdompelen en drogen herhaalt zich tot al de gewenste kleuren zijn aangebracht. Eerst brengt hij de lichte kleuren aan en vervolgens de donkere kleuren. Door het afdekken heeft batik geen zwarte, maar witte lijnen de kleur van het doek. Voor een apart effect worden de grote afgedekte delen opzettelijk gekreukt, waardoor barstjes ontstaan in de was die weer voor fijne scheurlijnen zorgen als patroon. Het langdurige proces eindigt met twee potten kokend water. In de eerste smelt alle was voor hergebruik, in de tweede zit zeep en soda om de stof schoon te wassen.
Mysterieuze schoonheid
Batik maken op de traditionele wijze is een zeer gewilde kunst. Er bestaan geen twee van hetzelfde. Sommige effecten ontstaan toevallig, maar de spontaniteit waarmee het werk zich onderscheidt van een olieverfschilderij maken batik uniek. De kleuren lopen zacht in elkaar over, de breuken, scheurlijnen en het schaduwwerk dragen bij aan de mysterieuze schoonheid van batik. Volgens Soeki wordt voor het kleuren speciale verf gebruikt. Daardoor blijft de stof soepel en veroorzaakt het geen irritatie bij het dragen van een sarong of hemd. Dit maakt echter dat een schilderij van batik niet eeuwen houdbaar is zoals een olieverfschilderij.
De kunstenaar adviseert om kleding te wassen met zachte zeep en batik niet bloot te stellen aan de zon. “Veel motieven op batik zijn voorgekauwd en afgeleid uit het wayangpoppenspel, maar bij batik als schilderij heb je de vrijheid om te werken naar eigen inzicht”, zegt Soeki. De andere reden dat hij zich heeft toegelegd op het maken van schilderijen in plaats van kleding, is het langdurige proces. “Je gaat daarmee niet kunnen concurreren met Indonesië. Behalve dat het machinaal wordt gemaakt, is hun arbeidskracht ook veel goedkoper. En daarom blijft handgemaakte batik een kunst. Nadat ik terug kwam van Indonesië, heb ik overal in het land workshops gegeven. Twintig jaar lang heb ik gewerkt met batik en heb ik mijn leven daarmee opgebouwd. Dit heb ik te danken aan mijn cultuur.”
[uit de Ware Tijd, 09/03/2013]
  • RSS
  • Facebook
  • Twitter