Fray Domingo de Soto (1494-1560)
Het is verbazingwekkend hoe traditioneel orthodox en naïef er in die tijd werd gedacht. Zo zegt Fray Domingo de Soto (omstreeks 1550) dat er in het ‘Paradijs’ geen barbaren en onwetenden waren, maar na de ‘zondeval’ wel. Als straf voor de zondeval deden dienstbaarheid en slavernij hun intrede. De chaos die was veroorzaakt door de zondeval moest worden gecorrigeerd door Gezag en Wetten. Het Recht moest dus vaststellen wanneer ‘dienstbaarheid’ (lees: slavernij) was toegestaan. Aldus de Soto. Maar er lieten zich ook andere stemmen horen. Die tijd werd nu eenmaal gekenmerkt door een voortdurende golfbeweging van ongemakkelijke argumenten pro en contra.
Bartolomé de las Casas (1484-1566)
De Dominicaan Bartolomé de las Casas die spijt had van zijn vroegere idee om voor het zware werk in de mijnen en op de plantages de Indianen te laten vervangen door Afrikanen, klaagde in zijn Historia de las Indias (1552) de omstandigheden aan waaronder de Afrikanen werden gevangengenomen (Obras escogidas, Madrid Biblioteca de Autores Españoles, no 95 en 96):
‘no eran sino guerras crueles, matanzas, captiverios, totales destruiciones y anihilaciones de muchos pueblos de gentes seguras en sus casas y pacíficas, cierta damnación de muchas ánimas que eternamente perecían sin remedio, que nunca los impugnaron, ni les hicieron injuria, ni guerra, nunca injuriaron ni perjudicaron a la fe ni jamás impedirla pensaron y aquellas tierras tenían con buena fe…’
(vert. Het waren gewoon wrede oorlogen, slachtpartijen en mensenroof, verwoesting en vernietiging van vele volken die veilig en vredig in hun huizen woonden, een zekere verdoemenis van vele zielen die onherroepelijk en voor eeuwig verloren gingen, die ons nooit hadden bestreden, nooit kwaad hadden berokkend of oorlog tegen ons hadden gevoerd, die nooit van plan waren geweest het geloof schade toe te brengen of er een barrière tegen op te werpen en die te goeder trouw die landen bewoonden…).
Portugese koningen als Hendrik de Zeevaarder hadden schuld omdat zij degenen waren die hun mensen toestemming gaven om handel te drijven in Afrika.
Het valt overigens op dat de Spaanse theologen zich voornamelijk richtten tot de Portugese kooplui. Dat was logisch, omdat vanwege het verdrag van Tordesillas immers alleen de Portugezen het monopolie hadden op de handel in dat gebied.
Bartolomé de las Casas stond gelukkig niet alleen in zijn opvattingen. De Aartsbisschop van Mexico, Alonso de Montúfar, ook een Dominicaan, schreef in 1560 een brief aan Filips II waarin hij om afschaffing van de slavenhandel en de invrijheidsstelling van de ‘zwarten’ vroeg:
‘ […] suplicando a Vuestra Majestad, si hay causas que el dicho captiverio de los dichos negros escusen y permitan, nos lo mande hacer saber para que depongamos los escrúpulos que de lo susodicho han nacido y nacen y, si de ello se engendrase algún escrúpulo en los de Vuestro Real Consejo, mande proveer lo que convenga al servicio de Dios Nuestro Señor y descarguo de vuestra real conciencia y de los de vuestro Real Consejo y placerá a Nuestro Señor que, cesando este captiverio y contratación, como hasta aquí han ido a rescatarles los cuerpos, habrá más cuidado de llevarles la predicación del Santo Evangelio, con que en sus tierras sean libres en sus cuerpos y más en las ánimas, trayéndolos al conocimiento verdadero de Jesucristo’ (Francisco del Paso y Troncoso, Epistolario de Nueva España, 1505-1818, Mexico, José Porrúa, in 16 delen).
(vert. […] smeken wij Uwe Majesteit om, als er redenen zijn die de gevangenschap van genoemde zwarten zouden rechtvaardigen en veroorloven, ons dit te laten weten zodat wij de gewetensbezwaren die het bovenvermelde (onrecht) bij ons hebben opgewekt en nog steeds opwekken van ons af kunnen zetten; en als er enig gewetensbezwaar vanwege dit onrecht mocht rijzen bij de leden van uw Koninklijke Raad, smeken wij u om ervoor te zorgen dat het nodige wordt gedaan in het belang van de dienst aan God Onze Heer en de ontlasting van uw koninklijk geweten en van dat van de leden van uw Koninklijke Raad; dan zal het Onze Heer behagen dat, door het stopzetten van die gevangenschap en mensenhandel, er meer zorg zal zijn om hen (lees: de Afrikanen) het Heilig Evangelie te prediken waardoor ze in vrijheid in hun landen kunnen leven, vrij van lichaam en, vooral, van ziel, door hen te leiden naar de ware kennis van Jezus Christus).
Aan de ene kant is het een overbeleefde brief – de bisschop was volkomen afhankelijk van de Spaanse koning – en aan de andere kant een slimme brief. De bisschop wil doodeenvoudig van zijn gewetensbezwaren af en daarom legt hij de verantwoordelijkheid hiervoor bij de koning. Erg dapper was het allemaal niet, maar de bisschop deed tenminste iets. En dat zou je van veel priesters en bisschoppen uit de twintigste eeuw niet kunnen zeggen. Menig geestelijke boog in de afgelopen eeuw voor misdadige Zuid-Amerikaanse dictators. Gelukkig waren er ook figuren als de dappere Braziliaanse bisschop Dom Helder Câmara en de moedige Ernesto Cardenal uit Nicaragua. Deze laatste kreeg, helaas, te maken met de opgestoken vermanende wijsvinger van Paus Johannes Paulus II.
Ook de Dominicaan Tomás de Mercado wees er in zijn Suma de tratos y contratos (1571) op dat het algemeen bekend was dat de helft van de aangevoerde slaven met list en bedrog was aangekocht en dat dus ook de handelaren die in Kaapverdië of West-Indië slaven kochten een doodzonde begingen.
[voor afl. 4 – klik
hier]