Op donderdag 27 mei 2021 ondertekenden Rita Rahman, voorzitter van de Werkgroep Caraïbische Letteren, en... Lees verder →
Afscheid prof. Ruben Gowricharn
Op maandag 29 november 2021 nam prof. dr Ruben Gowricharn afscheid als bijzonder hoogleraar Indiase Diaspora Studies aan de Vrije Universiteit Amsterdam, namens de Stichting Lalla Rookh. In 2020 ging hij met emeritaat, maar vanwege de coronacrisis werd de rede uitgesteld. De titel ervan was Wetenschap gerelativeerd; Kanttekeningen uit de leefwereld. Sinds 2020 is Gowricharn research fellow aan dezelfde universiteit. Een fotoreportage van Rabin Baldewsingh.
read on…OSO is er weer: I love SU!?
door Els Moor
OSO is de naam van het Tijdschrift voor Surinamistiek en het Caraïbisch gebied. Het wordt uitgegeven onder auspiciën van de ‘Stichting Instituut ter Bevordering van de Surinamistiek’ (IBS) in Nederland. De stichting is van uitgever veranderd: KIT in Amsterdam is KITLV in Leiden geworden. Dat heeft een vertraging veroorzaakt: het nummer van mei is pas in november uitgekomen en het novembernummer zal in februari 2013 verschijnen. Onder ‘Surinamistiek’ wordt verstaan: alle vormen van studie die Suriname tot object van onderzoek hebben. Veel wetenschapsdisciplines dus, zoals geschiedenis, antropologie, literatuur en taalkunde, sociologie enzovoort.
read on…Jimmy van der Lak (2)
Van schildersmodel tot souteneur?
Op het terras van beeldend kunstenaar Nola Hatterman (1899-1984) is verhuisd van het Amsterdams Historisch Museum naar het Stedelijk in Amsterdam. In 2009 koos criminoloog Frank Bovenwerk het schilderij voor de kaft van zijn boek Etniciteit, criminaliteit en het strafrecht. Hij wierp nieuw licht op de man die ervoor model stond: de Surinaamse Jimmy van der Lak (1903-1990). Was Van der Lak behalve schildersmodel, kelner, danser, bokser, acteur, eigenaar van een boksschool, ook pooier, zoals Bovenkerk suggereerde? Doét het er eigenlijk toe wat ie was?
door Ellen de Vries
Ongetwijfeld zocht hoogleraar criminologie Frank Bovenkerk met zorg deze illustratie uit voor het omslag van Etniciteit, criminaliteit en het strafrecht: de redevoering waarmee hij afscheid nam van het Utrechtse Willem Pompe Instituut voor Strafrechtswetenschappen.
In het voorwerk van de uitgave verklaart hij:
‘Het schildersmodel heette Jimmy van der Lak. (…) Uit de beschrijving van de man, (…) in het Amsterdams Historisch Museum, blijkt dat Jimmy problemen had met de zedenpolitie. (1) Was hij een van de eerste loverboys (of po’s – pooiers – zoals Surinamers zeggen)?‘ (2)
Bovenkerk schreef zijn boek toen Jimmy nog in het Historisch Museum hing. In een interview met de Volkskrant vertelt Bovenkerk, hoe Jimmy in Parijs destijds een café aan diggelen sloeg en in Amsterdam rondhing in een jazzclub die later gesloten werd vanwege het rekruteren van prostituees. Bovenkerk was een van de eersten die het taboe op het openbaren van misdaadcijfers onder migranten doorbrak. Verrassend genoeg concludeert hij aan het eind van zijn loopbaan: ‘Ik keer mij (…) tegen de welhaast onweerstaanbare neiging om de misdaad in de multiculturele samenleving te herleiden tot een etnisch of cultureel probleem.’(3)
In de Volkskrant stelt hij: ‘Vandaag de dag zou Jimmy loverboy heten. Maar wat was nou zijn cultuur? Hij was niet typisch Surinaams, voldeed aan alle stereotypen van een Amerikaanse neger in die tijd. Jimmy was een cultureel hybride crimineel avant la lettre.’ (4)
Amstel
Cultureel hybride crimineel avant la lettre? Het klinkt haast als een compliment. Toch weet ik niet of ik het een geruststelling vind, dat Jimmy niet ‘typisch Surinaams’ was, maar aan alle ‘stereotypen van een Amerikaanse neger’ voldeed. Ik kijk nog eens goed naar de te donker uitgevallen reproductie van Op het terras. Voor mijn ogen verandert de man op het schilderij van een gedistingeerde gentleman in een duistere figuur. De gebalde vuist voorspelt ineens niet veel goeds. De leren handschoenen op het tafeltje evenmin. Voor je het weet heeft hij ze van tafel gegrist en je er een striemende slag mee in je gezicht gegeven. Wat een ander onderschrift: Etniciteit, criminaliteit en het strafrecht wel niet vermag! De originele titel Op het terras daarentegen, wekt associaties op met een lome, zomerse vakantiedag.
Tijdens mijn research voor de biografie van de schepper van dit werk – de Amsterdamse kunstenares Nola Hatterman – kwam ik Jimmy’s naam zelden tegen. Zeker niet als pooier of crimineel. Wel las ik in De eerste neger van journalist Rudie Kagie, dat generatiegenoten van Jimmy van pooierij beschúldigd werden. Namen werden niet genoemd.(5) Mij kwam slechts een verhaal over Jimmy ter ore. Dat is de anekdote die Nola Hatterman haar oud-leerling, pleegzoon en lieveling Armand Baag vertelde. Nola zou van de Amstelbrouwers opdracht hebben gekregen om een deftige heer te schilderen die op een terras een glas Amstelbier drinkt. Nola schilderde een deftige, zwárte heer. Verschrikt zouden de brouwers hebben afgezien van de aankoop. De huidige eigenaar van Amstel, Heineken, kon het verhaal niet bevestigen. Nola had – ontdekte ik – een grote fantasie, maar helemaal onvoorstelbaar is haar verhaal niet. Zeker niet als je bedenkt dat reclamemakers zwarte mensen vooral vereenzelvigden met hun huidskleur. (6) Uitheemse producten als koffie en cacao, maar ook oer-Hollandse als kachelglans en zoute drop werden aan de man gebracht met afbeeldingen van breed lachende ‘negers’ op de verpakking. In advertenties voor zeep werd de zwarte huid juist dankbaar aangegrepen om eens fijn ‘schoon’ te schrobben. Een zwarte consument die producten aanprees voor de Nederlandse markt? Dat gaf geen pas! Het aantal zwarte migranten – veelal Surinamers – was verwaarloosbaar klein en vormde dus nog geen interessante doelgroep voor marketeers.
Een naam
De anekdote stelde discriminatie aan de kaak. Over Jimmy zelf vertelde Nola blijkbaar niets dat degenen die ik over haar sprak is bijgebleven. Ik vermoed dat Nola en Jimmy – die in hetzelfde uitgaanscircuit verkeerden – elkaar vaak moeten zijn tegengekomen. Maar misschien behoorde Jimmy niet tot haar intimi. Ze gaf het doek in elk geval niet de naam van de geportretteerde mee, zoals ze wel deed met het zoekgeraakte schilderij Surinamer (Frits Frezer) dat in hetzelfde jaar verscheen. Lange tijd was onduidelijk wie de terrasganger was. In recensies uit de jaren dertig werd hij slechts aangeduid met ‘neger’ of ‘man’. Pas in 1999 kreeg hij een naam: Jimmy van der Lak. Dat was te danken aan de kunsthistoricus Karin Söhngen die het schilderij selecteerde voor de tentoonstelling Magie en Zakelijkheid – realistische schilderkunst in Nederland 1925-1945. De gelijknamige catalogus schetste voor het eerst zijn bestaan. Het schilderij, eigendom van het Stedelijk Museum, was tot 2012 in bruikleen van het Amsterdams Historisch Museum. Daar stond Jimmy min of meer model voor de Surinaamse nieuwkomers die in de jaren twintig en dertig werk vonden in de sport, jazz- en amusementsindustrie.
Journalist Rudie Kagie sprak Jimmy een half jaar voor zijn dood in 1990. Zestien jaar later deed Jimmy in de herziene druk van De eerste neger (2006) postuum zijn relaas. Désiré Max Jules Constantijn van der Lak – beter bekend als Jimmy van der Lak, alias Jimmy Lacky of Jimmy Lucky – werd in 1903 geboren in Paramaribo. Hij was de nazaat van slaven, afkomstig van de suikerplantage Merveille (ook bekend als Adjakka) langs de Surinamerivier. (7) Aan Kagie vertelde hij dat zijn vader architect was en bruggen ontwierp. Het lijkt onwaarschijnlijk dat Jimmy uit een dergelijk milieu afkomstig was, maar hoe dan ook: als jongetje droomde Jimmy van verre landen voorbij de bruggen en einders. In een interview met Elsevier uit 1970 pochte hij over zijn danstalent. Het revuegezelschap van de Amerikaan Louis Douglas dat Suriname aandeed, zou Jimmy hebben meegevraagd op tournee naar Trinidad. Vandaar trok het gezelschap naar Europa. In Parijs stapte Jimmy om onduidelijke redenen uit de groep en nam de trein naar Amsterdam. (8) Om met Albert Helman – pseudoniem voor de Surinaamse schrijver Lou Lichtveld – te spreken: ‘Herinneringen zijn als schuwe vogels die fladderen van dak tot dak, die nauwelijks de toppen raken en weer zweven in de lucht’. Het is aannemelijker dat Jimmy als verstekeling aan boord van motorschip de Cottica uit Paramaribo vertrok. In elk geval wijst de gezinskaart van het Stadsarchief Amsterdam uit dat Jimmy van der Lak in 1926 in Amsterdam werd ingeschreven. Als ‘plaats waarvandaan de persoon is gekomen’ werd ‘Paramaribo’ en niet ‘Parijs’ genoteerd. Achter ‘ambt, beroep of bedrijf’: ‘knecht’ in plaats van ‘danser’. Dat dansen moet van later datum geweest.
Verstekeling
Jimmy was niet de enige die de oceaan overstak. Studie was in die tijd de meest voor de hand liggende reden voor de overtocht naar Nederland. In Suriname waren de mogelijkheden beperkt. Vaak waren de studenten afkomstig uit rijke, lichtgekleurde Surinaamse elite. De andere groep die Nederland aandeed bestond uit varensgezellen. En dan waren er nog gelukzoekers zoals Jimmy. (9)
In reclames werden ze misschien belachelijk gemaakt, in de horeca en amusementsindustrie waren zwarte mensen in de jaren twintig, begin jaren dertig bijzonder gewild. Dat gold ook voor de kunstwereld. Nederland volgde Parijs. In de lichtstad had de belangstelling voor jazz en de zwarte cultuur die was overgewaaid vanuit New-Yorkse wijk Harlem, zich ontwikkeld tot een ware negrofilia. (10) Op schilderijen, foto’s, in populaire muziek, dans, literatuur, theater en meubelontwerpen, ‘negercabarets’ overal was de invloed van de Afrikaanse en Afro-Amerikaanse zwarte cultuur zichtbaar. (11) Ook Nederlandse schilders lieten zich erdoor inspireren. De meeste Surinamers in Amsterdam kenden elkaar. Het zong zich als snel rond dat je als schildersmodel een centje kon bijverdienen. Vanaf 1926 poseerden Surinaamse en Antilliaanse modellen voor studenten op de Rijksacademie, andere onderwijsinstellingen en individuele schilders. (12) Via haar privéleraar Charles Haak kwam Nola met Jimmy in aanraking. Hij moet een van haar eerste modellen zijn geweest. (13)
Revue
Op het terras beeldt, conform de stijl van de Nieuwe Zakelijkheid waartoe het gerekend wordt, attributen af die iets vertellen over de Jimmy’s functie in het dagelijks leven. (14) In het opengeslagen avondblad lezen we advertenties voor de operette Wenn der weisse Flieder wieder bluht, en de revues O, Yes Kitty, Hallo! met Lou Bandy en Sonny Boy. Heel goed mogelijk dat Jimmy figureerde of danste in een of misschien wel alle afgebeelde producties. In het interview met Elsevier in 1970 bevestigt hij dat hij met Lou Bandy in Carré op de planken stond. Jimmy had met andere woorden zijn knechtenbestaan ingeruild voor de revue. Of zijn gebalde vuist en leren handschoenen dan al naar zijn bokscarrière verwijzen en het pilsje naar zijn kelnerschap, weet ik niet helemaal zeker.
Zo rond 1930 vermoed ik, moet Jimmy naar Parijs zijn vertrokken om te dienen in het Nederlandse restaurant van Leo Faust, vlak achter Place Pigalle. Het was befaamd om zijn ‘Hollandsche Gerechten, opgediend door Hollandsche kellners’. Hier in Parijs zou hij, zoals Bovenkerk suggereert, een café aan diggelen hebben geslagen en Frankrijk zijn uitgezet. Hoe het ook zij, Jimmy keerde rond 1932 weer terug naar Nederland; in het voorjaar danste en zong hij in de revue Blank en Bruin van Willy Walden en Frits Schakels uitgedost als Afrikaan. (15) Wanneer zijn professionele carrière als bokser precies begon, is ook niet duidelijk. Boksen leerde hij in de Amsterdamse boksschool De Jonge Bokser in de Wagenstraat. Pas in 1934 duikt zijn naam op in Het Vaderland. In de krant van 9 februari wordt de mededeling gedaan dat Jimmy zijn training – blijkbaar na een pauze – hervat. Nog geen maand later op 8 maart 1934 volgt de aankondiging van een internationale bokswedstrijd in de Dierentuin te Den Haag waaraan Jimmy Lacky deelneemt: ‘bekend Haagsch negerinstructeur’. Dat sloeg op het feit dat Jimmy inmiddels een boksschool was gestart in Den Haag aan de Elandsstraat 54. Aan Kagie vertelde Jimmy dat de wedstrijd in de Dierentuin zijn laatste was. Jimmy verscheen gedrogeerd door hoffmanndruppels, die zijn middagdutje hadden moeten bespoedigen, in de ring. ‘Ik kreeg een enorm pak slaag. De scheidsrechter kwam tussenbeide en dat was het einde van mijn bokscarrière.’ (16) Hierna vond Jimmy emplooi als kelner in café-restaurant De Sport in Scheveningen. De zaak liep als ‘jewelste’. De zwarte Jimmy zou een bezienswaardigheid zijn geweest. Als hij er niet was kon de eigenaar de tent wel sluiten. Op straat hielden mensen Jimmy aan. ‘Bussen stopten. (…) Ik was een attractie.’ (17)
‘Negercabarets‘
In Parijs was de rage alweer op zijn retour, maar in de Randstad schoten ‘negertenten’ als paddestoelen uit de grond. Jimmy keerde terug naar Amsterdam en vond werk in de Negro Kit Cat Club in de Wagenstraat, vlakbij de school waar hij zijn eerste bokspartijtjes speelde. De Negro Kit Cat Club was – evenals the Negro Palace – razend populair. Zwarte obers serveerden mixdrankjes met exotische namen als Bamboo cocktail en East-Indian. Jimmy was bevorderd tot chefkelner. Terwijl zwarte jazzmusici – onder wie de legendarische Teddy Cotton en Kid Dynamite – zich de longen uit het lijf bliezen, wervelden verhitte mannen en vrouwen over de dansvloer. De hoofdinspecteur van politie de heer Versteeg, sloeg het bezorgd gade. Hij had het niet zo op deze muziek en vergeleek een bezoek aan The Negro Kit Cat Club met een uitstapje naar Artis. ‘In dat dierenparadijs kan men de fratsen van de apen nog waarderen. In The Negro Kit Cat Club is echter het optreden dezer “mensapen” walgelijk om aan te zien.’ (18) In het politiedossier met als titel Negercabarets dat in het Stadsarchief ligt opgeslagen, bevindt zich een brief waarin Versteeg waarschuwde voor de ‘naar onze inzichten onsmakelijk uitziende, sexueel uitermate veel presteerende negers’. Hollandse meisjes waren het met het eerste zeker niet eens en het tweede vormde misschien juist reden voor bezoekjes aan de clubs. Er kwamen klachten over onzedelijk gedrag. Een van die klachten waarvan op 27 november 1936 rapport werd opgemaakt, had betrekking op – jawel – Jimmy van der Lack.
‘Op 21 november jl werd aan bureau Zedenpolitie door een onbekend gebleven man telefonisch medegedeeld dat de oberkellner Jimmy Lucky en de eerste kellner genaamd Emanuel (…) er hun werk van maakten om plm. 18 jarige vrouwen die meergenoemde zaak bezoeken [Kit Cat Club] in contact te komen. Ze maken dan een afspraak met die vrouwen om hen na sluiting van de zaak omstreeks 1.30 uur ‘s nachts op te wachten. De vrouwen worden dan volgens denzelfden man mee naar de kamers van die kellners genomen, waar dan allerlei ontucht wordt gepleegd. Zelfs moet het wel voorgekomen zijn, dat die kellners een meisje naar binnen hebben gesleept. Namen van de meisjes kon de zegsman niet noemen.’
Blonde Geertje
De Zedenpolitie begaf zich op vrijdag 27 november 1936 naar de Negro Kit Cat Club om poolshoogte te nemen. Ze vatten twee vrouwen in de kraag: Hermina Burggraaf en haar vriendin Geertruida de Boer, beiden circa 18 jaar oud. De blonde Geertruida – Geertje of Gray genoemd – bleek verliefd op Jimmy. Desgevraagd ontkende Jimmy tegenover de zedenpolitie seks met haar te hebben gehad. Als reden gaf hij op: ‘(…) omdat ik trouwplannen met haar heb.’ In het dossier bevinden zich twee brieven van Jimmy aan Gray. Uit de tweede brief van 19 november 1936, blijkt dat Gray problemen heeft thuis.
Het lijkt erop alsof Gray niet geheel tegen haar zin met Jimmy omging. De zwaarste verwijten richting Jimmy kwam van dezelfde anonieme bron, die later ontmaskerd werd als de Surinamer Frederik Willem Reigman, artiestennaam Kid Johnson. Reigman beschuldigde Jimmy ervan ‘hoofd van een Surinaamsche bende’ te zijn die ‘voor talloze minderjarige Hollandse meisjes’ een gevaar vormen. Tot de Surinaamse bende behoorden muzikanten en kelners die in de Negro Kit Cat Club werkten. Onder anderen de namen van de muzikanten Walter Rens, Michael Hidalgo en Teddy Cotton vielen. Volgens Reigman waren het eigenlijk souteneurs, die meisjes trouwden om ze de baan op te sturen. Rancune leek een rol te spelen. Jimmy zou Reigmans baan als chefkelner hebben ingepikt. Het was Reigman die stelde dat Jimmy in het café van Leo Faust de boel kort en klein had geslagen, tot drie maanden gevangenis was veroordeeld en in 1930/1931 zou zijn uitgewezen.
Ontucht
Wat er werkelijk gebeurd is, wordt uit het dossier niet duidelijk. Wel lees ik wat Geertje de Boer tijdens een verhoor over Jimmy vertelde. Zij verklapte op dinsdag 9-2-37, dat ze nadat ze door de inspecteurs was aangehouden, Jimmy was blíjven zien. Ze zocht hem op in zijn woning aan de Prinsengracht 755. Geertje gaf uiteindelijk toe ‘intiem’ te zijn geweest met Jimmy, maar ontkende ‘ontucht met verschillende mannen’ te hebben gepleegd. De inspecteurs rapporteerden:
‘Op onze vraag hoe zij dan aan geld kwam, verklaarde zij zich drie maal als mannequin beschikbaar te hebben gesteld, waarmeede zij gezamenlijk f 30 had verdiend. Zij wilde echter niet zeggen voor welken firma dit was geweest waarom wij rapporteurs deze verklaring in twijfel trokken.’
Ook verklaarde Geertje dat Jimmy haar, in zijn woning meermalen om geld had gevraagd en dat zij hem bedragen variërend van f 1 tot f 2,50 had gegeven.
‘Ook had ze wel tegen hem gezegd wanneer hij om geld vroeg, dat zij geen geld bezat. Hij onderzocht dan haar tasch en wanneer hij dan geld vond, dan kreeg zij een pak slaag van hem, omdat zij hem had voorgelogen. Eenmaal had hij haar zo’n harde klap in haar gezicht gegeven, dat ze op de grond viel. Daarom gaf ze hem, uit vrees steeds haar geld. Haar genegenheid voor hem was volgens haar bekoeld doch zij durfde den omgang met hem niet te verbreken, omdat hij haar had bedreigd wanneer zij den omgang zou verbreken, dat hij dan haar gezicht zou verminken. Tenslotte verklaarde ze nog dat zij des morgens omstreeks 9 uur van huis ging en dat zij daarin pas tegen middernacht terugkwam. De tijd daartusschen bracht zij door, in de woning van Jimmy en in dancings, ondermeer La Gaité in de Reguliersbreestraat alhier. Deze zaak is daarmee doorgegeven aan het bureau Zedenpolitie alhier.’
Uit een dossier van bureau Zedenpolitie zou ook blijken dat Jimmy in pension Van den Berg aan de Prinsengracht no 636 enige nachten sliep met een toen nog minderjarig meisje dat hij op straat had leren kennen en dat zich volgens de pensionhouder vervolgens ‘aan prostitutie overgaf.’
Ontslagen
Op woensdag 31 maart 1937 werd Jimmy zelf gehoord, ‘zonder vast beroep, wonende Singel 387 boven’. Vreemd genoeg zegt hij tijdens dat verhoor, dat ie vanaf 1931 in Nederland woont, wat bewijsbaar onjuist is. Bedoelde hij misschien: wéér?
‘Ik ben vanaf 1931 in Holland. Voorheen heb ik gewerkt in Parijs, Spanje, België en Duitsland als kellner, bokser, danser en zanger. Ik pak alles aan. Vanaf 1931 heb ik gewerkt als zoodanig in Den Haag, Rotterdam en andere grote steden. In october 1936 ben ik weer in Amsterdam teruggekeerd. Ik heb ook boksles gegeven,alsmede dansles en gymnastiekles.’
Toen de rapporteur vroeg of hij in Parijs had werkt in een Hollands café, ontstak Jimmy in woede.
‘Nu begrijp ik wie of u die inlichtingen heeft verstrekt. Mijn kop er af als Johnson [Reigman] u die inlichtingen niet heeft verstrekt. (…) Johnson is de grootste kinderverkrachter die er rondloopt. Verscheidene meisjes hebben een kind van hem, waar hij zich niets van aantrekt. Hij is de grootste oplichter die er rondloopt.’
Hij begreep niet ‘dat de Politie van zo iemand inlichtingen wil ontvangen’. Reigman was inderdaad niet van onbesproken gedrag. Jimmy liep kwaad weg. De rapporteur schreef bedrukt: ‘Al mijn pogingen om het verhoor voort te zetten, faalden. Van der Lak bleef bij zijn besluit, om niet meer te antwoorden, reden waarom geen uitvoerig gehoor plaats kon hebben.’ Vanwege alle klachten over onzedelijk gedrag was het zwarte personeel van ‘negerclubs’ inmiddels ontslagen.
Wel of niet?
Was Jimmy een pooier? Als je de rapporten leest, lijkt hij geen brave borst. Toch werd Jimmy voor zover mij bekend niet veroordeeld. De inspecteur deed blijkbaar evenmin pogingen om hem nog eens te verhoren. Het zou kunnen dat hij een tijdje de pooier uithing, maar keiharde bewijzen ontbreken.
Doet het ertoe? Het is verleidelijk – en misschien ook wel de kracht van de voorstelling – om heden, verleden en de toekomst erin te projecteren. De rapporten van de zedenpolitie dateren van 1936-1937; Op het terras is van 1930.
Uit de beschrijvingen – ook van kunsthistorici – lijkt het verhaal achter de man op het schilderij in toenemende mate van belang te zijn geworden. In het bijschrift dat het Stedelijk naast Op het terras plaatste wordt behalve over Jimmy nu ook informatie verschaft over Nola Hatterman die – misschien wel om af te rekenen met het koloniale milieu waaruit ze afkomstig was – beweerde zich ‘van binnen een neger’ te voelen. Het zijn notities om bij weg te dromen en je fantasie de vrije loop te laten. Maar zijn ze van belang? Zit de zeggingskracht van Op het terras ‘m niet vooral in het werk zelf, in plaats van de onderschriften die het model en de motieven van de schilder in een tijdsbeeld proberen te vangen. Een verslaggever van het Algemeen Handelsblad schreef in 1939, zich van dit alles niet bewust, onbekommerd: ‘Het groote portret van den man voor zijn café is zoowel in zijn expressie als door zijn compositie en kleurencombinatie een getuigenis van diepe innerlijke beschaving en smaak.’ (19) Of zoals de jonge verkoper in de boekwinkel van het Stedelijk – die feilloos wist in welke zaal Jimmy hing – opmerkte: ‘Cool schilderij.’
[Dit artikel is een bewerking van het artikel dat in 2009 werd gepubliceerd op de website Researchlab Black is beautiful.]
Ellen de Vries is publicist en auteur van Nola – Portret van een eigenzinnig kunstenares.
Literatuur
Archer-Straw, Petrine (2000). Negrophilia, Avant-Garde Paris and Black Culture in the 1920s. New York: Thames & Hudson.
Bovenkerk, Frank (2009). Etniciteit, criminaliteit en het strafrecht. Den Haag: Boom Juridische uitgevers in samenwerking met het Willem Pompe Instituut voor Strafwetenschappen in Utrecht
Cottaar, Annemarie (2004), Cornelis Kogeldans en Carmen van Vliet: Surinaamse modellen aan de Rijksacademie, in: De kunst van het overleven – Levensverhalen uit de twintigste eeuw, uit de serie: Cultuur en Migratie in Nederland, (o.r.) Wim Willems. Den Haag: Sdu-Uitgevers.
Haarnack, Carl en Schreuder, Esther (2008), Op het terras, Jimmy van der Lak, p. 312-313, in: Black is beautiful – Rubens tot Dumas, Kolfin, Elmer en Schreuder, Esther (red.) (2008). Zwolle: Waanders Uitgevers.
Kagie, Rudie (2006). De eerste neger. Amsterdam: Mets & Schilt
Nederveen Pieterse, Jan (1990). Wit over zwart – beelden van Afrika en zwarten in de westerse populaire cultuur. Amsterdam: Koninklijk Instituut voor de Tropen
Oostindie, Gert en Maduro, Emy (1986). In het land van de overheerser II – Antillianen en Surinamers in Nederland 1634/1667-1954. Leiden: Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde
Schreuder, Esther (2008), Afrika in het onderbewuste 1920-1960, p 317, in: Black is beautiful – Rubens tot Dumas, Kolfin, Elmer en Schreuder, Esther (red.) (2008). Zwolle: Waanders Uitgevers.
Söhngen, Karin (1999), De thematiek van het nieuwe realisme, het eerherstel der genres p.61-88. In: Magie en zakelijkheid, realistische schilderkunst in Nederland 1925-1945, Blotkamp, Carel en Koopmans, Ype (or). Zwolle: Waanders Uitgevers
Vries, Ellen de (2e herziene druk 2009). Nola – Portret van een eigenzinnig kunstenares. Amersfoort: Klapwijk en Keijsers Uitgevers.
Noten:
[8]‘Het hart op de tong’ – interview met Jimmy van der Lak door Frits van der Molen, in Elsevier van 10 januari 1970
[9] Oostindie en Maduro, 1986: p 26 e.v., p. 45-e.v.
[10]Bedoeld wordt de Harlem Renaissance: een culturele stroming van zelfbewuste zwarte schrijvers, muzikanten, kunstenaars, activisten en politici in de New Yorkse wijk Harlem die tot 1929 bestond.
[17]ibidem
I love SU!?: Colloquium Surinamistiek 12 november 2011
Dagvoorzitter: John Schuster
10.15 – 10.45 uur Ontvangst en koffie
10.45 – 11.00 uur Opening door Peter Sanches,
Voorzitter IBS
11.00 – 11.25 uur Nina Jurna: Surinaamse jongeren, origineel, talentvol en zelfbewust
11.25 – 11.50 uur Frank Bovenkerk: Waarom is de jeugdcriminaliteit in Suriname zo uitzonderlijk laag?
11.50 – 12.15 uur Lucy Lewis: Suïcidaal gedrag onder jongeren in Paramaribo en Nickerie
12:15 – 12:40 uur Carla Bakboord: Disi na mi, mi e prodo nanga mi kondre!
12:40 – 13:00 uur Vragenronde
13.00 – 14.00 uur: Lunchpauze
Middagprogramma
Dagvoorzitter: Hebe Verrest
14:00 – 14:25 uur Inge van der Welle: Jonge Surinamers in Amsterdam
14:25 – 14:50 uur Marcus Balkenhol: Kulturu, het cultureel geheugen van de slavernij en de ‘afwezigheid’ van jongeren
14:50 – 15.15 uur Alida Neslo: No drai baka, no fadon
15.15 – 15.35 uur Vragenronde
15.35 – 15.45 uur Afsluiting
15.45 – 17.00 uur Informeel samenzijn
Locatie: Het Tropentheater
Adres: Linnaeusstraat 2, Amsterdam
Entree: E10,00
(vanaf CS Amsterdam tramlijn 9)