blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Bosch G.B.

Een onevenwichtige ´balans´ van Wim Rutgers

door Henry Habibe

In het door Charuba in 2016 uitgegeven boek van Wim Rutgers, Balans: Arubaans Letterkundig Leven, wordt een hoop informatie gegeven over geschiedenis, cultuur, het toneelleven en uiteraard ook over de literatuur op Aruba. Balans is veelomvattend. Rutgers uitgangspunt is dat hij zich niet alleen bezighoudt met romans en gedichten, maar ook met minder voor de hand liggende genres als brieven, dagboeken, memoires e.d. read on…

Balans: Arubaans letterkundig leven (5)

door Wim Rutgers

Guano-manie
Een halve eeuw later was de toestand niet veel gunstiger. A.M. Chumaceiro schetst in 1879 een aangrijpend beeld van armoede op het eiland:

Wij hebben vele eilanden in de West-Indiën en ook vele plaatsen op het vaste land van Zuid-Amerika bezocht en zeer van nabij leeren kennen, maar nergens, nergens hebben wij eene armoede, eene ellende aanschouwd, welke met die op Aruba kunnen vergeleken worden: “ Mi no ke plaka, mi ta traha pa kuminda so, mi tien hamber” (A.M. Chumaceiro 1879: 14) read on…

Balans: Arubaans letterkundig leven (4)

door Wim Rutgers

Reisbeschrijvingen
Gewoonlijk onderscheidt men in koloniale reisverhalen drie elementen, namelijk de aandacht voor het (ei)land op zich, voor de bevolking en ten slotte de aandacht voor taal en cultuur. We zouden de reisverhalen kunnen aanduiden met de term ‘romantropologie’, omdat de schrijers verhalenderwijs – als in een roman – van land, volk, taal en cultuur antropologisch verslag doen. We sluiten daarmee de ‘kale’ verslagen van journaal, rapport, ambtelijke briefwisselingen en dergelijke uit, en beperken ons tot die voorbeelden die een vertellend, verhalend element in zich hebben. read on…

Balans: Arubaans letterkundig leven (3)

door Wim Rutgers

01.1 Mosa Lampe, de eerste Arubaanse ‘dichteres’
In het hoofdstuk ‘Kerk en cultuur in de vorige eeuw’ van Aruba, zoals het was, zoals het werd (1953) oordeelde historicus Johan Hartog: “Cultureel gesproken is er, behalve op het gebied der volkscultuur … weinig wat historisch van belang is.” read on…

Herdenking van de ‘Afschaffing’ van de slavernij

door Fred de Haas
.
Naar aanleiding van de ‘afschaffing’ van de slavernij heeft de altijd zeer lezenswaardige emeritus hoogleraar Piet Emmer met Seymour Drescher de bundel Who abolished slavery? Slave revolts and abolitionism (New York / Oxford 2010) het licht doen zien. Daarin valt te lezen dat de slavernij met gemak nog wat jaren had kunnen blijven voortbestaan als een aantal parlementen in Europa en Amerika dit zou hebben gewild. Er was immers hoegenaamd geen verzet meer na de slavenopstanden in het Caribisch gebied?Wat betreft Curaçao: het verzet van Tula en de zijnen werd binnen enkele weken gebroken en daarna herstelde de oude orde zich, zij het dat de bestuurders, angstig geworden, wél rekening gingen houden met mogelijk verzet. Dat bleef echter uit en er was na 1795 (de opstand onder leiding van Tula en Karpata) geen sprake meer van rebellie, laat staan van een revolutie. Het is dus niet zo dat de slaven in het Caribisch gebied zelf gezorgd hebben voor het einde van hun slavernij.
Er is in het Caribisch gebied één uitzondering op die regel: Haïti. Daar werden – na een lange reeks verwikkelingen – de Fransen door Toussaint Louverture en zijn zwarte leger het land uitgedreven. In 1804 werd in Haïti de vrije Republiek uitgeroepen. Dat Frankrijk in 1848 de slavernij afschafte was voor Haïti niet van belang.

Wie dezer dagen een aardig boekje wil lezen over de Curaçaose opstand van Tula kan terecht bij ’Tula, de slavenopstand van 1795 op Curaçao’ (Ninsee/Amrit 2009, onder redactie van de huidige directeur van het Ninsee, Artwell Cain).
Het boekje is zeer lezenswaardig, maar men moet er rekening mee houden dat wat erin staat over Tula voor een groot deel ‘van horen zeggen’ is. Wij moeten afgaan op wat pater Schinck heeft opgeschreven over zijn onderhandelingen en contacten met de vrijheidsstrijders en op wat dominee G.B. Bosch nog eens, een twintigtal jaren later, heeft overgedaan. De officiële brieven van de Koloniale Raad zijn wél allemaal authentieke, valide bronnen.

 

Het enige wat ik echt op het boekje tegen heb zijn de nogal infantiel aandoende waardeoordelen die het bevat. Die passen niet in een geschiedkundig verhaal dat objectief wil zijn. De opmerking van G.B. Bosch ‘Het bekende ontzag voor de blanke kleur, dat hun van hunne jeugd af ingeprent was, en waarvan de invloed niet zo spoedig verdwijnen kon, hield hen terug, eenige wraak aan hunne gevangenen uit te oefenen’ ontlokt het volgende commentaar aan de schrijvers van het boekje:
‘Hij (d.w.z. dominee G.B. Bosch) kon zich niet voorstellen dat het kwam omdat de slaven een hoger niveau van beschaving hadden dan hun meester, dat hun vrijheid niet hoefde leiden tot de onderdrukking van anderen. Dat hogere beschavingsniveau zou later nog eens duidelijk gedemonstreerd worden in de betogen en handelswijze van Tula’. En enkele bladzijden verder: ‘De beschaafde houding van de rebellen staat in schril contrast tot de ongeciviliseerde houding van de blanke meesters’.

Dat is natuurlijk chauvinistische kletskoek. Het was bepaald niet geciviliseerd van Pedro Waccao om schoolmeester Sabel drieënhalf uur lang achter zijn paard aan de ruwe weg over te slepen. En of het geciviliseerd was van rebel Mercier om Sabel met een schot uit zijn lijden te verlossen is ook nog maar de vraag. Ik denk dat men in die tijd voor elkaar nauwelijks in ongeciviliseerdheid onderdeed.

Onderbelicht, maar wel vermeld, blijft ook dat Tula werd verraden door een zwarte Curaçaoënaar. Maar verraders heb je nu eenmaal overal. Het waren immers ook slaven die hebben meegeholpen om Karpata te vangen. Vervelend, maar waar.

In Nederland is op 1 juli de ‘afschaffing’ op passende wijze herdacht. De demissionaire vicepremier Rouvoet kon zich in zijn toespraak tijdens de herdenking op 1 juli jl. in Amsterdam niet voorstellen hoe onze voorouders de slavenhandel met hun geweten in overeenstemming hadden kunnen brengen.

Nou, ik kan me dat wél voorstellen. We wisten toch dat God altijd aan onze kant stond? De strenge gouverneur-generaal van ‘Ons Indië’ Jan Pieterszoon Coen schreef al aan de Heren XVII in ± 1617 : ‘Ontziet uwe vijanden niet, daar en is ter wereld niet dat ons kan deren, want God met ons is’. En onze voormalige minister-president Colijn, die in Indië meehielp een opstand neer te slaan, schreef aan zijn vrouw in ±1894 dat het ‘onaangenaam werk’ was om vrouwen en kinderen neer te schieten, maar dat de soldaten ze ‘met genot aan hun bajonetten regen’. En hij vervolgde: ‘Danken we, mijn lieveling, den Heere onzen God voor zijne weldaden ende zegeningen. Hij heeft ons in de ure des gevaars bewaard. Zij Hij ons ook verder nu nabij’.

Het was allemaal veel eenvoudiger dat we dachten, meneer Rouvoet. Zó deden we dat met ons geweten. God was met ons!

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter