blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Binnendijk Chandra van

Vrijmetselarij in boekvorm

Op woensdag 11 januari wordt Bouwstenen voor een betere wereld; 250 jaar Vrijmetselarij in Suriname gepresenteerd. Het boek is samengesteld door Chandra van Binnendijk en Marieke Visser.

read on…

250 jaar geschiedenis Surinaamse Vrijmetselarij vastgelegd

De 250-jarige geschiedenis van de Vrijmetselarij in Suriname is vastgelegd in een boek. Dinsdag werd het jubileumboek gepresenteerd. Het eerste exemplaar was bestemd voor president Desi Bouterse. Tijdens de receptie werd benadrukt dat de Vrijmetselarij, de Amorc, de Foresters en de Mechanics geen geheimzinnige organisaties zijn. Er wordt steeds meer openheid gegeven. De organisaties hebben hun eigen principes en ritualen maar werken met elkaar samen.

read on…

Het Open Boek van Jules Sedney – econoom staatsman

door Chandra van Binnendijk

Wat ligt er momenteel naast uw bed?
De Eeuw Van Azië. Een onafwendbare mondiale machtsverschuiving van Kishore Mahbubani. Een prachtig boek van een groot intellectueel en denker uit Singapore. Het behandelt hoe Azië eeuwenlang aan de zijlijn van de wereldgeschiedenis heeft gestaan en hoe nu Aziaten de toekomst hebben. Ik beveel het alle politici,alle intellectuelen en alle denkers in Suriname aan. Het boek is ook voor Suriname van grote waarde.

Welk boek neemt u mee naar een onbewoond eiland?
Niet al te ingewikkelde literatuur, want je bent daar helemaal alleen en kunt het genot van het lezen niet met anderen delen. Mijn eerste keus is ‘Sternstunden der Menschheit’ ook wel ‘Decisive Moments in History’ van de Oostenrijker Stefan Zweig. Twaalf historische miniaturen over beslissende momenten in de wereldgeschiedenis,die de loop van de mensheid hebben bepaald. Mijn tweede keus is ‘A Handful of Dust’ van de Engelse schrijver Evelyn Waugh.

Wat is uw lievelingskinderboek?
Het mooiste kinderboek aller tijden is voor mij: Sans Famille van Hector Malot. Het verhaal ontroert en maakt bij mij elke keer als ik het lees tranen los. Op school las ik het eerst in het Engels (Nobody’s Boy) en later kwam ik het tegen in het Nederlands onder de titel Alleen op de wereld. En mijn meest geliefde schrijver van kinderboeken is Roald Dahl.

Met welke schrijver zou u een avondje uit willen?
De eerste keus is Tip Marugg. Omdat hij bizar is, een zonderling en in zekere zin ook een misantroop. Hij schuwt het contact met mensen en dat is precies wat mij in hem aantrekt. Hij heeft mooie literaire werken voortgebracht. Daar wil ik dan wel het een en ander van weten. Ik heb geprobeerd hem te ontmoeten toen ik een keer op de Antillen was. Maar dat is niet gelukt.

Van welk boek vond u de film beter?
Van Gone with the Wind van Margaret Mitchell. Als je die film ziet, denk je niet aan het boek.

Welk uitgeleend boek moet u nog steeds terug krijgen?
Ah, een heleboel, teveel om op te noemen. Ik ben zoveel boeken kwijt geraakt. Ik heb vrienden van wie ik zeg:slechte rekenmeesters maar goede boekhouders!

Bij welk boek heeft u moeten huilen?
Zonder na denken zeg ik Alleen op de wereld. Toen ik nog een kindwas huilde ik elke keer als ik dat boek las.Als volwassene zeg ik The Deer Hunter, geschreven en verfilmd door Michael Cimino. Dat gaat over het leven in een Amerikaans dorp voor, tijdens en na de Vietnamoorlog. Het is hetzelfde thema als van Fiddler on the Roof van Joseph Stein over een dorpje in Rusland voor, tijdens en na de Oktoberrevolutie.

Welk boek hoort eigenlijk niet thuis in uw boekenkast?
Ik ben geen bewonderaar van Albert Helman. Als ik lees wil ik bewogen worden, of wijzer, maar dat heb ik niet bij Helman. Toch handhaaf ik zijn boeken in mijn boekenkast omdat hij volgens mij de stamvader is van de Surinaamse letterkunde.

Welk boek heeft diepe invloed gehad op uw leven?

Twee boeken van Richard Wright – Black Boy en Native Son. Ze stammen uit de tijd van de officiële discriminatie van negers in Amerika. Wright laat de lezers weten hoeveel vernederingen hij als negerjongen heeft ondergaan en hoeveel strijd hij heeft moeten leveren om in Amerika de literaire top te bereiken.

Eten en lezen
Vroeger ging dat wel samen. Ik was geen grote lezer, maar als ik eenmaal in een verhaal zit, ben ik niet meer te stoppen. En als het dan tijd is om te eten, doen we dat samen.

Volkse reclame?

door Gerard Boon

Schaafijs & Wilde Bussen; Straatkunst in Suriname is een heel mooi boek over de levendige cultuur van geschilderde reclames in Suriname. Met honderden foto’s van plaatjes op schaafijskarretjes, op bussen en op muren. De beelden vormen een kleurige, uitbundige, steeds veranderende, en gedeeltelijk bewegende bijdrage aan het stedelijk landschap. De schilderingen zijn vluchtig: deuken, blutsen, krassen, de felle zon, de hitte en de vochtigheid leiden tot verval. En tot vernieuwing en uitbreiding. In de wereld van deze verleiding gaat de zon nooit onder, wat direct werd geleefd gaat zich in een voorstelling verwijderen.

De visuele explosie dateert van de zeventiger en tachtiger jaren. Het begon met de bussen. Na de ondergang van het openbaar vervoer bloeide het particuliere busvervoer, de ‘wilde’ bussen. Bushouders lieten ze meer en meer beschilderen, om klanten te lokken. Ze sloten aan bij de belevingswereld van de beoogde passagiers en de tijdgeest. Motieven, stijl en portretten werden eerst vooral ontleend aan sterren uit de wereld van de muziek, film en politiek, zoals James Brown, Elvis Presley, Arnold Schwarzenegger of Gandhi, later ook Bin Laden, Saddam Hoessein, (samen met Bush) en Bouterse. Met het optreden van een ‘technisch perfect’ schilderende familie worden sinds 1995 ook sterren uit de Indiase filmwereld een thema. Bussen worden van binnen en van buiten, tot aan de spatlappen toe, overdekt met schilderingen. En met teksten als: “Catch me if you can”, “Don’t look for trouble”, of “Power of Love”.

Oogverblindende donkere vrouwen, in strakke, glimmende kleding en uitdagende poses zijn onder de beelden dominant. Dat geldt niet alleen voor de wilde bussen maar ook voor de schaafijskarren. De verkoop van schaafijs is een oude maar niet exclusieve Surinaamse vorm van straathandel: men schaaft ijsjes van stangen ijs op karretjes en maakt ze met siroop op smaak. De handel is een laagdrempelig beroep. Geïnspireerd door de bussen werd het beschilderen van de ijskarren een rage die zijn hoogtijdagen in de negentiger jaren beleefde. De karren werden toen groter; hoe groter en hoger de kar, hoe minder ambulant maar des te meer ruimte voor afbeeldingen en teksten. Naast pikante dames ook hier veel zwarte helden zoals Martin Luther King, Bob Marley, Ruud Gullit, Stevie Wonder, Mandela, Obama. Maar ook romantische paartjes en landschappen. Foto’s uit tijdschriften, stripfiguren en platenhoezen zijn vaak voorbeelden. Religieuze of andere stichtelijke woorden, spreuken met levenswijsheden, ook in het Surinaams, zijn vaak aan de binnenkant van de kar aangebracht, bijvoorbeeld: “Netheid is mijn naam”, “Bidt en werk”, “Ik zal zien”, of “Let them talk”.

Een ansichtkaart van de Keizerstraat uit 1905 toont aanbevelingen voor sigaren en fietsen. Reclames voor waren op wanden zijn al oud, tegenwoordig zijn in Suriname bijna alle muren bezet. Tussen de opdrachtgevers – de winkels en de merken – en de uitvoerders van de commerciële muurschilderingen opereren ook intermediairs, in Paramaribo zijn zo’n vijftien schildersploegen actief. Veel voorkomende beelden tonen bruine bonen in potten of een biermerk, soms worden hele hoekpanden aan één merk gewijd. Het is een hectische markt, een reclame-oorlog waarin schilders soms over elkaar heen schilderen. Dat ergert sommigen mateloos. Winkeliers maken het overtreden van de informele normen op dit gebied soms makkelijker door een wand of winkel die ze willen veranderen alvast wit te kalken

De foto’s in het boek zijn voor een groot deel gemaakt door twee van de drie samenstellers, die bij het KIT werken. Het plaatjesboek bevat ook serieuze beschouwingen die het een en ander in hun context plaatsen. De derde auteur van deze gezamenlijke essays is de bekende Surinaamse journaliste en publiciste Chandra van Binnendijk. Het lijkt alsof de samenstellers met iedereen gesproken hebben die zich met deze beelden bemoeid heeft, en vooral met de schilders. De grootste aandacht gaat uit naar het kleinste verschijnsel, de schaafijskarren. Tegenwoordig zijn er nog een stuk of twintig, vroeger wel vier keer zoveel. Daar zijn de schilders het minst professioneel, soms zijn ze zelf ook de ijsverkoper en eigenaar van de schaafijskar. De eigen inbreng van de maker is bij de karren groter dan bij de bussen of muren. Het boek is wat nostalgisch: men betreurt het verdwijnen van deze individualiteit, ‘de ziel’ en maakt zich zorgen over digitalisering. Een schaafijswagen geheel gehuld in bedrijfsreclames wordt een zorgelijke ontwikkeling genoemd.

De samenstellers noemen het volkskunst. De schilders komen uit alle bevolkingsgroepen en hebben zelden een (kunst)opleiding afgemaakt. Talenten ontwikkelen zich in de praktijk; de schilders zien het als een ambacht en verdienen er soms een aardige boterham aan, wat met “vrije kunst” slecht mogelijk is. Op het hoogtepunt van hun bekendheid emigreren ze trouwens vaak. Afgezien van de plaatjes van al die verleidelijke jongedames spelen vrouwen, behalve als toeschouwers en mogelijke kopers, in deze bedrijfstak geen enkele rol van betekenis.

Om dit nou ‘volkskunst’ te noemen, het blijft reclame. Dat de opdrachtgevers bij hun propaganda de creativiteit bevorderen is niet hun doel. Deze opvatting van ‘volkskunst’ of ‘straatkunst’ is ook anders dan in veel andere landen omdat er, naar de mening van de auteurs, in Suriname vrijwel geen grafitti voorkomt. Met dat laatste ben ik het niet eens. Maar dat zal komen omdat ik dit soort onbetaalde, vaak kritische, berichten al zo lang interessant vind. Ik weet nog goed dat ik bij mijn eerste bezoek aan Suriname in september 1979 kon lezen: “Ontsla de bazen”. Dergelijke geschreven interventies in de openbare ruimte zijn er sindsdien volgens mij altijd wel geweest hoewel het bij hun aard hoort dat ze vaak snel verwijderd worden. Sommige blijven trouwens wél langer zitten. Ik ben benieuwd of er op de sokkel van het standbeeld van koningin Wilhelmina aan de Waterkant bij Fort Zeelandia nog steeds het woord “SHIT” te lezen valt.

Schaafijs & Wilde Bussen; Straatkunst in Suriname
Tammo Schuringa, Paul Faber en Chandra van Binnendijk
KIT Publishers – Amsterdam
ISBN 978-9460220548
158 bladzijden

[geschreven voor Oerdigitaal Vrouwenblad]

Het Open Boek van Danny Lo Fo Sang – Ondernemer

door Chandra van Binnendijk

Wat ligt er momenteel naast uw bed?
Vakliteratuur over leiderschap. Mijn favoriete boek is van Stephen R. Covey, 7 Habits of Highly Effective People. Dat heb ik helemaal bewerkt voor de opleiding aan de politieacademie.

Welk boek heeft u verslonden?
Raise the Titanic van Clive Cussler. Voor het eerst in mijn leven las ik een boek in een avond uit. Dat was in 1980 toen ik zat opgesloten in een cel, bij het licht van een straatlantaarn. Mijn mind werd volledig in beslag genomen door het boek. Dat maakte veel indruk op me.

Waar leest u het liefst?
Op het toilet kan ik wel een uur zitten lezen. En aan de eettafel. Liggend lezen kan ik niet, ik moet er echt voor gaan zitten. Op kantoor lees ik ook, aan mijn bureau, na werktijd wanneer het rustig is. Dan lees ik wat er nodig is – een artikel, een rapport, een verslag.

Met welke schrijver zou u een avondje uit willen?
Met Stephen Covey. Ik zou hem diepzinnige vragen stellen. De man is multidisciplinair en heeft aspecten uit de psychologie, de sociologie, de criminologie samengebracht. Ik heb baldadig veel van hem geleerd over persoonlijke ontwikkeling. Mensen voelen zich te snel slachtoffer van hun omgeving. Ze onderschatten zichzelf en hun vermogens of individuele kwaliteiten. Hoe kun je in een slecht humeur raken omdat het buiten regent? Jij bepaalt toch zelf je emoties! Dat vermogen heb je.

Wat was uw lievelingskinderboek?
De boeken over Arendsoog van Johannes Nowee. En strips las ik veel. Lucky Luke en de Daltons, ja man!

Welk boek neemt u mee naar een onbewoond eiland?

Klinkt vreemd, maar misschien wel de bijbel want dat ding heb ik nooit gelezen. Het liefst zou ik daar Nostradamus lezen. De dramatische gebeurtenissen met die volksbeweging in het Midden Oosten volg ik op de voet. Het schijnt allemaal voorspeld te zijn en in dat boek te staan.

Welk boek kreeg u pas nog cadeau?
Een boek over Tao. Van een vriendin die weet dat ik een paar maanden Tai Ji lessen heb gevolgd. Elke ochtend vroeg doe ik de oefeningen, heel heilzaam. En ik ben erover gaan lezen. Daarom moet ik van haar nu ook over de Tao lezen.

Waarover leest u het liefst?
Alles wat over de historie van Suriname gaat verslind ik, boeken en artikelen, alles. Van André Loor, van Cynthia McLeod. Jammer dat er nog zo weinig geschreven is.

Wat zou u zelf willen schrijven?
Over wat er achter de coulissen is gebeurd op 25 februari 1980. Bijvoorbeeld op het politiebureau. Daar was ik zelf bij en ik registreer onvolkomenheden wanneer er nu over gesproken wordt.

Eten en lezen?
Ontbijten en de krant lezen gaat wel samen, iets anders niet.

Tori Oso-avond over Coronie

De laatste woensdag van februari, de 23ste, is het weer Tori Oso avond van Schrijversgroep ’77. De avond wordt gewijd aan het district Coronie, op speciaal verzoek van Sombra, die er geboren en getogen is. De avond start met slides van Coronie, van de dvd die de FVAS maakte in het kader van het kunstproject Coronie in 2004, waar ook Sombra aan meedeed. Daarna zal Sombra vertellen over de geschiedenis van Coronie en de huidige situatie. Zijn voordracht heet Fa a du kon tak Coronie tan so no no de en is in het Sranan. Hij gaat in op de rol van de kerk en de politiek. Vervolgens presenteert Els Moor het boek Dromers, doemdenkers en doorzetters; verhalen van mensen en gebouwen in Coronie van Fineke van der Veen, Dick ter Steege and Chandra van Binnendijk. Dit boek maakt deel uit van de expositie De verleiding van Coronie, die momenteel te bezichtigen is in Den Haag, Nederland. Het boek zal te koop zijn op de Schrijversgroepavond. Na de pauze zingt Carla Rees over Coronie en Irene Welles leest een verhaal voor. Dan is het tijd voor vragen, opmerkingen en aanvullingen vanuit het publiek. Het belooft een interessante avond te worden.
De toegang is vrij.
Tori Oso. Frederik Derbystraat 76., Paramaribo.
Tijd 20.00 – 22.00u.
Meer info: Sombra (8571510) of Ismene Krishnadath (8912005)

[Bericht van Schrijversgroep ’77]

Majoie Hajary

door Carry-Ann Tjong-Ayong

De familie

Ze had maar een dochter, Carolina Beatsheba Andresa Essed. Verder had ze zeven zonen en waren er een paar babies vroegtijdig gestorven in het kraambed. Maar haar Willemientje was haar gudu. Ze was flink en intelligent, vrolijk en opgewekt. Carolina had graag meer van zulke dochters gehad.

read on…

Nieuwe Surinaamse verhalenbundel Voor mij ben je hier

door Chandra van Binnendijk

Wat maakt een verhalenbundel voor veel lezers zo aantrekkelijk? Dat is vooral de afwisseling, de variatie van de inhoud – als het ene verhaal je verveelt, sla je gewoon een paar bladzijden om en je bent bij al bij een nieuwe story die hopelijk beter bevalt. In een roman is die keuze er niet en moet je maar doorbijten tot het al dan niet bittere einde. Die veelheid aan aanbod binnen hetzelfde kaft geeft een lekker gevoel van ruim kunnen kiezen – een soort verwennerij. Zo een ruime keuze biedt de pas verschenen bundel Voor mij ben je hier; Verhalen van de jongste generatie Surinaamse schrijvers zeker wel: er staan zestien verhalen in van evenveel auteurs. Maar wordt de lezer daarmee ook verwend?

Vrijwel alle auteurs in deze bundel hebben al titels op hun naam staan, eentje zelfs een heuse bestseller (Clark Accord met De koningin van Paramaribo). Het gaat hier dus niet om nieuw en pas ontdekt talent, hoewel de ondertitel dat eigenlijk wel suggereert. Ook de tekst op de achterflap versterkt deze indruk nog eens, want die vermeldt wel héél érg nadrukkelijk – in vier achtereenvolgende zinnen maar liefst driemaal – dat het hier ‘de jongste generatie schrijvers/de jonge schrijvers/deze jonge generatie schrijvers’ betreft. Dergelijke terminologie schept verwachtingen. Qua leeftijd wordt die verwachting in ieder geval niet waar gemaakt – de gemiddelde leeftijd van de auteurs is vrij middelbaar, de oudste, Monkau, is 75 en de jongste, Karin Amatmoekrim, 34 jaar.

Deze ‘jonge Surinaamse schrijvers’ bevinden zich grotendeels buiten Suriname. De meesten zijn wel in Paramaribo geboren, maar ze waaierden later uit naar koudere streken elders op de aardbol. Zou dit een reden kunnen zijn voor het licht internationale sfeertje dat de bundel ademt? De verhalen spelen zich namelijk niet uitsluitend af in het land van herkomst zoals vaak het geval is met verhalen van Surinaamse schrijvers, maar ook in Havana (Clark Accord), India (Mala Kishoendajal), Haïti (Ismene Krishnadath) en Limburg (Guilly Koster). Een interessante uitbreiding van de horizon.

In zijn voorwoord maakt samensteller Michiel van Kempen melding van nog een andere uitbreiding, die van de kwantiteit. Hij rekent uit dat in de eerste tien jaar van de 21ste eeuw het aantal prozaschrijvers zodanig is toegenomen dat het er meer zijn dan alle schrijvers van de 19de en de 20ste eeuw samen. Dit is zeker een opmerkelijke ontwikkeling in het landschap van de Surinaamse letteren. Van Kempen is blij met deze literaire oogst en geeft de lezer het bevel om optimaal te genieten van de mooie verhalen. Dat is soms gemakkelijker gezegd dan gedaan.

De lezer zal zich in elk geval niet vervelen met deze bundel, want de inhoud is afwisselend genoeg om onderhoudend te zijn. De thema’s zijn aangenaam variërend: vrouwenleed en hartzeer, de vermeende gekte van een man, afscheid van en herinneringen aan een stervende vriendin, de worsteling van een migrantenjongen om een thuis te vinden in een nieuw land, gepieker over een zorg behoevende schoonmoeder en dan ook nog een plots opduikende geilheid van een vrouw op een pater, evenals die van een vrouwelijke dominee op een toevallige mannelijke bezoeker, de levensloop van een statige zwarte vrouw – met hier en daar ook nog wat brokken geschiedenis, cultuur en godsdienst die tussen de verschillende verhaallijnen zijn geweven.

Die vrouwelijke dominee van Surinaamse afkomst in het verhaal van Guilly Koster, nota bene in een klein dorp in het Nederlandse Limburg zegt aan het einde van het verhaal, na haar neukpartij met haar toevallige bezoeker op zijn vraag, ‘Hoe…rijm je dit?’: ‘Als ik ermee kan leven, dan kan God dat ook.’ Werkelijk een slot dat pakt, dat je even geweldig doet lachen.

De kwaliteit van de verhalen is eveneens wisselend. Van sommige auteurs zoals Tessa Leuwsha zijn we beter gewend dan wat we hier aantreffen. Van anderen zou het al te wijdlopige verhaal met een strakke redactie vlot getrokken kunnen worden zoals bij Mala Kishoendajal – haar gruwelijk prachtige scène (op p.107) bijvoorbeeld verdrinkt in de al te uitleggerige woordenzee er omheen. Sommige verhalen zijn vermoedelijk persoonlijke belevenissen die meer indruk op de auteur hebben gemaakt dan ze kunnen overbrengen (Guilly Koster, Herman Monkou) – anderen springen er bovenuit, zoals Marylin Simons en Annette de Vries die met vaardige pen een indringend verhaal vertellen dat blijft hangen. In deze korte bespreking kunnen uiteraard niet alle verhalen aan de orde komen.

De meest verrassende auteurs in dit gezelschap zijn voor mij Iraida Ooft, wel een Surinaamse schrijfster in Suriname zelf en Johannes Herrenberg. Ooft maakt in deze bundel sterk en overtuigend haar prozadebuut. Subtiel en ingehouden qua stijl, weet ze een sfeer op te bouwen waarbij de lezer zijn eigen verbeeldingskracht kan aanspreken. Herrenberg is smakelijk en origineel, en hanteert een geheel eigen taalgebruik, met frisse beeldspraak. Enkele juweeltjes: ‘de omfloerste dreun van een levende stad met vogels die daar onzichtbaar zingend gaatjes in pikten’ (p. 190) en ‘Een spijkerbroek zo smerig dat je er de geur bijna vanaf kon lezen’ (p. 195). Hopelijk horen we meer van hen!

Beeldend geschreven, boeiend en spannend of emotioneel van inhoud en met een creatieve, functionele structuur, dat zijn de kenmerken van goede verhalen en die vinden we helaas niet in alle verhalen van deze bundel uitgewerkt.

Tot slot: de woordenlijst achter in het boek is tamelijk overbodig, want veel van de daarin opgenomen zinnetjes en woorden zijn in de verhalen zelf al vertaald of verklaard.

Voor mij ben je hier; Verhalen van de jongste generatie Surinaamse schrijvers, Michiel van Kempen (red.) Amsterdam: Meulenhoff, 2010, ISBN 978 90 290 8679 0

[ook verschenen in de Ware Tijd Literair, 12 februari 2011]

Expo en boekpresentatie over Coronie in Den Haag

Op zaterdag 12 februari, 16.00 uur vindt in de Haagse Kunstkring, Denneweg 64, Den Haag, de opening plaats van de expositie De Verleiding van Coronie/2, en tevens de boekpresentatie van Dromers, doemdenkers en doorzetters; verhalen van mensen en gebouwen in Coronie. Coronie is het kleinste district van Suriname, met nog geen 3.000 inwoners.

Het begon zoals veel liefdes beginnen, met de verleiding door uiterlijk schoon: de oude houten huizen met de ruime erven; het vele groen; de wuivende kokospalmen. Ook de plaatsnamen intrigeerden: Inverness, Mary’s Hope, Hague, John, Bantaskine, Burnside. Waar kwamen die namen vandaan? Al snel volgden meer vragen: wie wonen hier, wat leeft er achter de rustige façade? Hoe was het hier vroeger; waar zijn de oude verhalen? En welke toekomst heeft dit schaars bewoonde gebied? Kunnen de karakteristiek gebouwen beschermd worden voor verder verval? Is Coronie een voorbeeld van een nostalgisch paradijs, of van een plattelandsstreek die langzaam leegbloedt – zoals elders in de wereld?

Langzaam rijpte het idee om de oude huizen en de verhalen van de inwoners te documenteren, vast te leggen voor het nageslacht. Zeker omdat het voor een deel een verdwijnende wereld betreft: veel oude huizen zakken langzaam in elkaar; de ouderen die over vroeger kunnen vertellen zijn van zeer hoge leeftijd. Zo ontstond het boek Dromers, doemdenkers en doorzetters; verhalen van mensen en gebouwen in Coronie.

Coronie is ook een inspiratiebron voor kunstenaars. Op het welkomsbord dat je ziet bij binnenkomst van het district staat: Coronie: Vredig, Vrij en Vriendelijk. Maar al snel merk je, dat onder de zichtbare vredigheid de onvrede broeit. En vrij? Vrij om iedere paar jaar te stemmen, maar niet gehoord te worden? Vriendelijkheid, ja, dat is precies onze zwakke plek, zei iemand, want omdat we vriendelijk zijn, denkt iedereen dat ze ons Coronianen in de maling kunnen nemen. Maar is Coronie wel zo vriendelijk? Nee, zeggen diverse mensen, er heerst achterdocht en jaloezie. Ja, zeggen anderen, het is een heerlijke, rustige plaats om te leven. De paradox van Coronie is een bron van inspiratie voor kunstenaars. Je kunt je eigen projecties maken, je eigen ‘Coronie’ scheppen: de groene rust van Coronie werkt als een spiegel die je eigen dromen, nachtmerries en beelden weerspiegelt.

In de expo De verleiding van Coronie/2 laten acht Surinaamse kunstenaars (en een uit Den Haag) hun visie op Coronie zien. Een ander deel van de expositie, gemaakt door Dick ter Steege en Fineke van der Veen, sluit aan bij het boek en laat de realiteit van Coronie zien. Panelen met bouwhistorische informatie die het resultaat tonen van onderzoek naar de meest karakteristieke gebouwen van Coronie. Foto’s van Coronianen en van fenomenen als het openluchtmuseum en de ruïne van de kokosfabriek – ooit de trots van Coronie.

Over de auteurs

Fineke van der Veen (1947). Opleidingen in onderwijs, journalistiek en beeldende kunst. Zij werkte tot 2006 in diverse beleidsfuncties bij het ministerie van Buitenlandse Zaken, o.a. op het terrein van gender, vrede en veiligheid, met name in Zuid-Amerika en het Caribische Gebied; Afghanistan en Soedan. Momenteel werkt zij via haar bureau Art & Story (beeld & tekst) aan (internationale) projecten zoals ‘Coronie!’ en ‘Cross Point’, een samenwerkingsproject van Europese beeldend kunstenaars.

Dick ter Steege (1949). Na zijn opleiding tot architect aan de TU Delft werkte hij meer dan 30 jaar in een groot aantal ontwikkelingslanden. De laatste tien jaar heeft hij zich gespecialiseerd in de revitalisering van historische steden en gebouwen in o.a. Indonesië, Yemen, Ghana, Roemenië en Azerbeijan. Na een recente opleiding tot bouwhistoricus legt hij zich meer toe op de analyse van gebouwen en historische structuren. Hij is momenteel naast in Suriname actief in Indonesië, Iran, Georgië en Zambia.

Chandra van Binnendijk (Paramaribo, 1953) werkt in Suriname als publicist en redacteur. Na jaren in de journalistiek – voor zowel lokale als Caribische media – verplaatste haar werkterrein zich naar kunst en cultuur, voornamelijk de beeldende kunst. Ze was als schrijfster, samensteller en mederegisseur betrokken bij lokale documentaires en deed onderzoek en productie voor diverse projecten van filmmakers. Voor KIT Publishers schreef zij met co-auteur Paul Faber Sranan, Cultuur van Suriname (1992); Twintig jaar beeldende kunst in Suriname 1975-1995 (1995) en Beeldende kunst in Suriname, de twintigste eeuw (2000). In 2010 was ze betrokken bij de tentoonstelling en het boek Paramaribo SPAN, Hedendaagse beeldende kunst in Suriname en de tentoonstelling en de publicatie Schaafijs en wilde bussen, Straatkunst in Suriname.

Dromers, doemdenkers en doorzetters. Verhalen van mensen en gebouwen in Coronie.
Auteurs: Fineke van der Veen, Dick ter Steege en Chandra van Binnendijk,
ISBN 9789460221163
Paperback, 192 pagina’s, € 24,50
Uitgever: KIT Publishers
Verkrijgbaar in boekhandel, bij de uitgever en via internet.

De expositie De verleiding van Coronie/2 in De Haagse Kunstkring, is te zien van 12 februari t/m 1 maart 2011

Coronie blues!

door Stuart Rahan

Als ik aan Coronie denk, denk ik aan een kort gedichtje. K’koloni, klein maal plettig, Zo je lenne, Zo je valle, Zo je bleke je stene balle. Grappig voor allochtone Coronianen, maar de oer-Coroniaan kan daar niet om lachen. Coronie leeft bij veel Surinamers slechts in de herinnering, omdat een levendige voorstelling weinig tot de verbeelding spreekt. Kokosnoten, honing, varkens en een steeds kleiner wordend gebied als gevolg van de opslokking door de zee zijn reacties die je krijgt als je over Coronie praat. O ja, vergeet de muskieten niet. Over ontwikkeling wordt nauwelijks gesproken want in plaats van een bevolkingstoename tonen bevolkingscijfers aan dat er sprake is van een negatieve geboorteaanwas. Klinkt raar, maar er verlaten meer bewoners hun Coroniaanse geboortegrond dan er Coroniaantjes ter wereld komen. Hoe weinig mensen er wonen, bleek ook tijdens de afgelopen verkiezingen. Toen de stembussen landelijk om 19.00u sloten, wisten Anton Paal en Remie Tarnadi om 19.05u dat zij de nieuwe assembléeleden waren van hun district.

 

Zo snel waren de weinige stemmen geteld in het district, dat rond de drieduizend bewoners telt. Het lijkt allemaal somber als je bedenkt dat ontwikkeling voornamelijk door menselijk kapitaal tot stand komt. Van de volwassenen werkt bijna tachtig procent in overheidsdienst – een vorm van verkapte bijstand – of krijgt geld van Sociale Zaken. Een man op een bank in de schaduw vraagt: “Zie je die drie dames aan de overkant? Ze zijn aan het werk, ze zijn van Milieubeheer.” “Ze zitten te zitten”, zeg ik en ik schiet in de lach. “U lacht”, zegt de man. “Ik kan ook huilen”, zeg ik, “want het is triest.” We praten nog wat tot de man zegt dat ik een andere keer terug moet komen, hij moet nu met de bus naar Paramaribo. Ik neem afscheid. Als ik na een uur dezelfde weg terug wandel, zitten niet alleen de drie dames nog op dezelfde plek, maar ook de man. “Is de bus niet gekomen?”, vraag ik. “Hij komt zo”, is het antwoord. Dit zou zomaar een scenario kunnen zijn uit een slapstick maar helaas is dit de pure werkelijkheid in het Coronie van 2010, opgetekend in Dromers, doemdenkers en doorzetters. Verhalen van mensen en gebouwen in Coronie. De samenstellers zijn Fineke van der Veen, Dick ter Steege en Chandra van Binnendijk en de uitgever is KIT Publishers Amsterdam.

De overwegend verveloze en vaak krom en scheef staande woningen, die overigens ooit in prachtige bouwstijlen zijn neergezet, geven een beeld van een landschap dat langzaam dreigt weg te zakken in een moeras van de eigen vergane folkloristische glorie. De wil en moed om er een halt aan toe te roepen lijken vergaan. Dat Coronie nu op deze manier vastgelegd wordt, is prijzenswaardig. Prijzenswaardig omdat met het tempo van verval wij misschien over enkele decennia zullen zeggen: “Gelukkig hebben wij de foto’s nog.” Maar de uitgave van dit historische overzicht kan ook gezien worden als een initiatief om te komen tot serieuze wederopbouw. Het boek bevat ook bouwtekeningen van de bestaande architectuur en met een beetje geld, inzet en creativiteit kan het comateuze kokosdistrict weer tot leven worden gewekt. Jaren geleden verhuisde ik mijn grootmoeder naar Wageningen toen op de vroege ochtend een varken zo groot als een ezel voor mijn auto opdook. Remmen en ontwijken lukten niet meer. Ik sloeg het beest omver. Na een paar seconden stond het beduusd op en liep door als uit een coma ontwaakt. Dit varken kan symbool staan voor Coronie want zoals Coronianen over hun district zeggen: A tranga n’agu, a swit’ n’agu nanga a moi n’agu. [Het is sterk als een varken, lekker als een varken en mooi als een varken.]

[uit De Ware Tijd, 2 december 2010]

Dromers, doemdenkers en doorzetters

Bij KIT Publishers verscheen onlangs Dromers, doemdenkers en doorzetters; Verhalen van mensen en gebouwen in Coronie, van Fineke van der Veen, Dick ter Steege en Chandra van Binnendijk.

“Het begon zoals veel liefdes beginnen, met de verleiding van uiterlijke schoonheid: de oude houten huizen met de ruime erven; het vele groen; de wuivende kokospalmen. Ook de plaatsnamen intrigeerden: Inverness, Mary’s Hope, Hague. Waar kwamen die namen vandaan? Al snel volgden meer vragen: wie wonen hier, wat leeft er achter de rustige façade? Hoe was het hier vroeger; waar zijn de oude verhalen? En welke toekomst heeft dit schaars bewoonde gebied? Kunnen de karakteristiek gebouwen beschermd worden voor verder verval?”

Coronie is een unieke plek met een unieke geschiedenis. Het district grenst in het noorden aan de Atlantische Oceaan, in het westen aan Nickerie, in het zuiden aan Sipaliwini en in het oosten aan de Coppenamerivier. Het district beslaat 3.902 km² en ontleent zijn naam aan de Coronakreek. Aan weerszijden van de huidige autoweg waren vroeger plantages die vanaf 1808 door Engelse en Schotse kolonisten zijn aangelegd. Uit die periode stammen plaatsnamen als Burnside, Totness, Iverness en Hamilton. Het werk op de plantage werd gedaan door slaven. Daar kwam een einde aan na 1 juli 1863, de dag waarop na Engeland en Frankrijk ook Nederland eindelijk de slavernij afschafte.

In 1863 waren er in Coronie een grote suikerplantage, negen katoenplantages en een aantal kleinere plantages met voornamelijk voedselgewassen. De plantage-eigenaren waren niet in staat de nu vrije arbeiders loon te betalen. Het gevolg was dat de arbeiders delen van de plantages tegen gunstige voorwaarden konden kopen. Op de nieuwe percelen werden kokospalmen geplant, een teelt die ook nu nog belangrijk is voor Coronie. Daarnaast zijn de varkensteelt, visserij, rijstbouw van belang. Uit Coronie komt ook de zeer gewaardeerde Parwahoning.

Met deze middelen van bestaan leefden de bewoners van Coronie na 1863 in redelijke welstand, wat ook tot uiting komt in de woningbouw. Uit die tijd stammen de historische houten huizen en (overheids)gebouwen. De meeste bebouwing ligt aan weerszijde van de hoofdweg die parallel aan de zeekust loopt.

Tot de jaren ’40 van de vorige eeuw lag Coronie nogal geïsoleerd wegens het ontbreken van een weg. Er was een schelpenrits die diende als weg voor lokaal verkeer. Het district was verder uitsluitend te bereiken over het water. Dit veranderde toen de Saramaccaweg werd doorgetrokken naar Boskamp, de verbinding over water tussen Boskamp en Jenny werd verbeterd en de weg van Jenny doorliep naar de belangrijkste plaats, Totness.

Na de periode van welstand is het district al jaren geplaagd door verval en trekken jongeren weg naar Paramaribo.

In Dromers, doemdenkers en doorzetters wordt een momentopname gepresenteerd: een documentaire van oude huizen en van verhalen van bewoners van Coronie. Gevat in een historisch kader en ruim voorzien van foto’s en tekeningen. Daarnaast bevat het boek 48 pagina’s bouwhistorisch cahier met dvd.

Een wervelwind van beelden

door Chandra van Binnendijk

Paramaribo is een buitengewoon fotogeniek onderwerp. Daar hebben de twee hoofdfotografen van Paramaribo in Pictures, Hijn Bijnen en PLU (Hedwig de la Fuente), een goed oog voor. Bewezen vakmannen zijn het en ze richten hun camera met graagte op de veelsoortigheid aan mensen, dieren, gebouwen, sieraden, bordjes met handgeschilderde opschriften, transportmiddelen en allerlei situaties die zich in de stad voordoen – markttaferelen, krabbenverkopers, wandelmars, blonde stagiaires op de fiets, begrafenissen, noem maar op. Het is een wervelwind van beelden die je al bladerend als een film door je handen laat gaan. Wie van plaatjes kijken houdt, zal er van genieten.

Er is veel te zien en de samensteller heeft duidelijk veel werk gemaakt van het rangschikken van de foto’s. Ze staan niet kris-kras door elkaar, maar met ordening, zoals gebouwen of sfeerbeelden van de oudejaarsviering. Soms gebeurt dat met ‘tongue in cheek’: in grappige combinaties zoals de brandweer in actie en op de andere pagina kinderen bij een erfkraan met emmers water (pp. 154-155). Of op de pagina’s 164 en 165 met links een Chinese vrouw achter de beveiliging van haar winkel en rechts een doorkijkje door een tralieraampje op Fort Zeelandia. Tenminste, ik denk dat het Fort Zeelandia is. Maar echt zeker weet ik het niet, want Paramaribo in Pictures doet niet aan bijschriften. En dat is erg jammer.

Wie iets meer zoekt of zou willen weten of begrijpen van al die beelden, komt er bekaaid af. Door de tweetaligheid, Nederlands en Engels, is het boek uitstekend geschikt voor buitenlandse bezoekers. Maar die moeten het dan wel met heel erg weinig tekst doen. Een kleine inleiding (van Toon Fey) verklaart summier hoe Suriname zo’n melting pot is geworden (eerst waren er slaven, toen contractarbeiders) en bestaat verder uit wat persoonlijke observaties en ontboezemingen van de auteur die ons vertelt dat hij graag op een terras in de schaduw zit, rumcola drinkt aan de Waterkant en hier in een oude auto van zijn Surinaamse tante rondrijdt.
Nu weten wij toevallig dat Fey de maker is van een rijk uitgevoerd boek dat eerder over Suriname verscheen. Die wetenschap geeft zijn woorden gewicht, een gewicht dat een oningewijde lezer/bezoeker niet meekrijgt. Hetzelfde gemis speelt bij de foto’s. Het zou het boek enorm verrijken, al was het maar met een klein regeltje dat de lezer vertelt dat het beeld op pagina 95 een tap’ kromanti is. Of dat er ‘s ochtends vroeg aan Tai Ji gedaan wordt in de Palmentuin (p. 229). En het is interessant om te weten dat du-uma Elly Purperhart een speciale swit’ watra maakt om het nieuwe jaar in te gaan (p. 221). Deze meerwaarde kreeg het boek helaas niet mee. En dat vind ik een gemiste kans van de uitgever. Het hoeven heus geen lange ingewikkelde of antropologisch en historisch verantwoorde verhandelingen te zijn – kleine toelichtingen zoals in de fraaie Rotary-agenda wordt gedaan zijn al ruim voldoende.

Uitgeversmaatschappij Vaco i.s.m. Scriptum Publishers en Mets Travel & Tours: Paramaribo in Pictures, fotografie: Hijn Bijnen en PLU (Hedwig de la Fuente). Paramaribo, zonder jaar. ISBN 978-99914-0-088-4

[enigszins ingekort overgenomen van De Ware Tijd Literair, 2 oktober 2010]

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter