blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Benoit P.J.

‘Slavernij verbeeld’: expo Nederlands slavernijverleden

Amsterdam – Dit jaar is het 150 jaar geleden dat in Nederlandse koloniën de slavernij werd afgeschaft. Met de tentoonstelling ‘Slavernij verbeeld’, sluiten de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam aan bij de officiële herdenking van het Nederlandse slavernijverleden. De tentoonstelling schetst een historisch beeld van de slavernij in West-Indië, voornamelijk in de voormalige kolonie Suriname. Een bijzondere bijdrage aan de expositie leveren Jörgen Raymann en zijn dochter Melody, studente geschiedenis aan de UvA.
Raymanns keuze
Raymann en zijn dochter, presenteren ‘Raymanns keuze’: een selectie van tien spraakmakende objecten uit de tentoonstelling die in een compilatie van video-interviews worden toegelicht. Daarvoor bezochten zij de verzameling van Kenneth Boumann. Ook gingen zij de straat op om Amsterdammers te vragen over hun kennis over het slavernijverleden. Bij de tentoonstelling verschijnt de publicatie Slavernij – Een geschiedenis (Walburg Pers) van de hand van Dirk J. Tang. Hij schetst de lange wordingsgeschiedenis van slavernij en slavenhandel. Hoe deze zich over de wereld verspreidden en uiteindelijk moeizaam verdwenen. Ook verschijnt een themanummer van het tijdschrift De Boekenwereld (Vantilt / Bijzondere Collecties UvA), met onder meer bijdragen van Kenneth Boumann en Carl Haarnack.
Banieren tentoonstelling
Parallel aan de expositie bij de Bijzondere Collecties is in de Amsterdamse Openbare Bibliotheek een banieren tentoonstelling te zien, die daarna op reis gaat langs een aantal grote openbare bibliotheken in Nederland. In tien banieren wordt een beknopt historisch overzicht geboden van de geschiedenis van de slavernij. Een tweede reeks banieren toont ‘Raymanns keuze’, met persoonlijke teksten van Melody Raymann. Op www.bibliotheek.nl wordt een ‘digitale etalage’ ingericht met aanvullende informatie over het slavernijverleden
Omvangrijke collectie
De tentoonstelling geeft een indrukwekkend beeld van de slavernij in de zeventiende, achttiende en negentiende eeuw in Nederland en Suriname. De geschiedenis van de slavernij wordt zichtbaar aan de hand van unieke kaarten, boeken, manuscripten, documenten, prenten en andere objecten uit de Bijzondere Collecties van de UvA. Dit materiaal maakt deel uit van de omvangrijke collectie over de geschiedenis van Suriname en West-Indië van de UvA. Het is aangevuld met objecten uit andere openbare en particuliere verzamelingen.
De tentoonstelling, mogelijk gemaakt door een bijdrage van het Mondriaan Fonds, is samengesteld door de gastconservatoren Carl Haarnack, particulier verzamelaar en bekend van zijn blogBuku Bibliotheca Surinamic en Elmer Kolfin, kunsthistoricus bij de Universiteit van Amsterdam, en historicus Dirk J. Tang.

Felrealistische etsen

Uit de rijke particuliere collectie van Kenneth Boumann komen onder meer een schitterend exemplaar van de beroemde Voyage à Surinam (1839) van Pierre Jacques Benoit en een ivoren beeldje van een bevrijde slaaf met verbroken ketenen, door Boumann ‘Sjorie’ (George) genoemd. Een pronkstuk is de Algemeene kaart van de Colonie of Provintie van Suriname uit 1737, waarop de honderden plantages langs de rivieren zichtbaar zijn. Aansprekend is ook het schilderij van het fort Elmina, in Ghana, afkomstig uit het bezit van de laatste gouverneur van deze Nederlandse kolonie. Het schrikwekkende beeld dat de beroemde Engelse graveur William Blake van de behandeling van Surinaamse slaven schetste is te zien in felrealistische etsen.
[uit de Ware Tijd, 06/06/2013]

Kinderen in slavernij

door Maggie Schmeitz

De prachtig verzorgde bundel in kleur Kind aan de Ketting; Opgroeien in slavernij toen en nu. is onderdeel van een groter project Kind aan de Ketting met een website, een reizende tentoonstelling en een educatief pakket voor het voortgezet onderwijs.

read on…

De Oranjetuin: slepen aan een dood paard

Nee, niet de Henck Arronstraat, dit is en blijft de Gravenstraat met rechts de Nieuwe Oranjetuin.

Het verhaal van Audry Wajwakana in de Ware Tijd van vandaag, “Stichting Oranjetuin wacht op grondbeschikking”, maakt weer eens pijnlijk duidelijk hoe machteloos goedwillende burgers staan bij hun pogingen ons nationale erfgoed te conserveren. In 1985 heeft Rotary Club Paramaribo bij haar 35-jarig bestaan de Oranjetuin geadopteerd en heeft zij de taak op zich genomen de begraafplaats te beheren en te onderhouden, waartoe in 1988 de Stichting Oranjetuin werd opgericht. Het bevreemdt mij dan ook de voorzitter van de stichting, Gerard Alberga, nu te horen zeggen geen beschikkingsrecht te hebben op de begraafplaats, want hoe is beheer mogelijk zonder beschikkingsrecht? Of is het wellicht zó dat in 1985 een toezegging is gedaan die nooit is verzilverd?

Gezicht op het Oranjekerkhof van Paramaribo, buiten de stad. (Litho uit: 
P.J. Benoit, Voyage à Surinam, 1839)

In Country Report Suriname, The Atlantic World and the Dutch, 2006, publiceerden Jack Menke & Jerome Egger een casestudy “Oranjetuin”, waaruit blijkt dat Rotary ook een plan had ontwikkeld om wandelpaden aan te leggen op de begraafplaats en een er genealogisch onderzoekcentrum te ontwikkelen, plannen die veel steun kregen vanuit de gemeenschap. De eerste stap bestond uit een inventarisatie van alle daar begraven personen. Netwerken van de leden van het stichtingsbestuur hebben waardevolle gegevens uit in het verleden gedaan onderzoek boven water gebracht. Een goed aanknopingspunt werd bovendien verkregen met de publicatie van Grafzerk en Suikerwerk*), namen op oude grafstenen in Suriname en Brits Guyana, door de Stichting voor Surinaamse Genealogie in 2006.

In dit boek zijn te vinden:
      * de namen en andere gegevens op de grafzerken in de begraafplaats Nieuwe Oranjetuin in Paramaribo;
      * de namen en andere gegevens op de grafzerken in en rond de Hervormde Kerk in Paramaribo;
      * de namen en andere gegevens op grafzerken elders in Suriname en in Brits Guyana, op plantages en in Georgetown;
een en ander zoals opgeschreven door Frederik Oudschans Dentz in het begin van de vorige eeuw. Er zijn de namen in aan te treffen van de eerste generaties van oude Surinaamse families, zoals Halfhide, Wesenhagen en Stuger. Sommige van de door Oudschans Dentz beschreven grafstenen zijn inmiddels niet meer terug te vinden, omdat de begraafplaats is opgeruimd, of omdat de stenen op andere wijze zijn verdwenen, bijvoorbeeld omdat ze door omwonenden zijn gebruikt als stoeptegels.

Helaas heeft ook dit aanknopingspunt nergens toe geleid, althans níet voor de Oranjetuin. Mencke & Egger concluderen dan ook dat 18 jaar later (inmiddels zijn we 24 jaar later!) nog praktisch niets van deze plannen is uitgevoerd. Want zeggen ze, het geeft aan hoe moeilijk het is een dergelijk project te ontwikkelen wanneer het geld niet beschikbaar is en wanneer de specialisten om alle aspecten van het plan aan te pakken niet of niet makkelijk zijn te vinden. Bovendien klinkt het eenvoudig: samenwerking tussen de diverse specialismen, maar zoiets is slechts moeizaam te realiseren.

Graf van Cornelis Jongba 

Punwasi wilde Oranjetuin wegbulldozeren
De in 1926 gesloten Nieuwe Oranjetuin werd in 1951 weer opengesteld, echter voor slechts tien jaar. In die periode werden de medeoprichter van de Nationale Partij Suriname (NPS) Frederik Lim a Po en de oprichter van de Surinaamse Luchtvaart Maatschappij (SLM) Rudi Kappel er begraven. Minder bekend is dat er ook christelijke Hindoestanen in de Nieuwe Oranjetuin werden begraven. In de archieven van Centraal Bureau Burgerzaken (CBB) zijn 1.600 graven geteld, maar Alberga vond er slechts 900 terug. In 1985 trachtte een cultuurbarbaar, de toenmalige minister van Justitie Subhaas Punwasi, de begraafplaats weg te bulldozeren om er een paleis van Justitie neer te zetten. Maar door tegenstand vanuit de gemeenschap werden deze plannen godzijdank niet doorgevoerd.”

Onbegrijpelijk is voor mij de afsluitende frase van Alberga tegenover Audry Wajwakana: “Ik ben hoopvol gestemd dat deze president wel een open oor heeft om de investering voort te laten gaan.” Dit is geslijm. Nog nooit in die ruim 32 jaar heeft Bouterse zich ingezet tot behoud van ons erfgoed. Zijn minister Subhaas Punwasi wilde in 1985  nota bene de Oranjetuin – duidelijk met instemming van Bouterse – wegbulldozeren, en dan zou hij nu opeens een open oor hebben? Come on Alberga! Nee, het blijft voorlopig slepen aan een dood paard.

*) “Suikerwerk” is de oude benaming voor suikerplantage. Voor het begraven op de oudste begraafplaatsen van Suriname moest met ponden suiker worden betaald.

Bijdragen tot de Kennis van de Kolonie Suriname

door Carl Haarnack

Bijdragen tot de Kennis van de Kolonie Suriname. Tijdvak 1816 to 1822. Door Mr Adriaan François Lammens. Amsterdam: Vrije Universiteit,1982
Over de geschiedenis van Suriname is nog lang niet alles gezegd. Veel daarvan ligt nog verborgen in archieven, dagboeken, brieven en ongepubliceerde manuscripten. In het Surinaams Museum in Paramaribo worden in achttien banden de Memoires en onuitgegeven werken van Adriaan François Lammens bewaard. Mr Adriaan François Lammens (1767-1847) speelde een belangrijke rol in het koloniaal bestuur van Suriname aan het begin van de 19e eeuw. Precies dertig jaar geleden (in 1982) werd een deel van het manuscript van Lammens door de Vrije Universiteit Amsterdam en het Koninklijk Institituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) gepubliceerd. Het werk van Lammens is een rijke bron van informatie over het leven in Suriname aan het begin van de 19e eeuw. Belangrijk hierbij is dat Lammens ook veel informatie geeft over het leven in de stad Paramaribo. Tot dan toe gingen de meeste verhandelingen meer over hetgeen zich op de plantages afspeelde.
Stadsplan Paramaribo ca. 1767 (Tirion)
 
Lammens was geen vluchtige bezoeker die, zoals veel van zijn voorgangers, een oppervlakkige beschrijving geeft van hetgeen hij om zich heen zag. Hij verbleef bijna twintig jaar (1816-1835) in Suriname en was er o.m. President van het Hof van Justitie en het Militaire Gerechtshof. Door tijdgenoten zoals Teenstra wordt Lammens omschreven als één der eerlijkste en verdienstelijkste ambtenaren van de kolonie. Hoewel hij natuurlijk deel uitmaakte van de elite die het systeem van de slavernij in stand hield was hij tegelijkertijd kritisch over de uitwassen er van. Hij veroordeelt de onbetamelijke en wrede wijze waarop sommige eigenaren hun slaven behandelen. Lammens wijst bijvoorbeeld op het doodschieten van een slavin door directeur Balfour van plantage Berlijn die daarvoor ‘aan het zwaard der gerechtigheid of aan de koord’ ontsnapte.
Plantage Berlijn
 
Het verval van de Kolonie komt door dat de gemaakte winsten naar Nederland worden doorgesluisd: “De Kolonie is als een melkkoe, welke men steeds melkt, en die men bijna niet te eten geeft.”  In zijn opvattingen over slaven onderscheidt hij zich niet van zijn tijdgenoten. De slaaf is traag en lui, zo stelt Lammens, maar zijn afkeer van werken heeft hij afgekeken van zijn meester. De negerslaaf “vormt het eenig werksaam deel der bevolking, in het belang van Nederland, zonder hen bestond de kolonie niet.”
In het eerste deel beschrijft Lammens de geografie van het land. Lammens heeft zelf ook deelgenomen aan tochten naar Nickerie, hij bevoer de Corantijn en de Marowijne. Interessant zijn ook de beschrijvingen van verschillende wandeltochten door en om Paramaribo. De weg naar de plantage Ma Retraite, met aan weerszijden Kombées of tuinen, is beplant met sinaasappelbomen, manjebomen, zuurzak en broodbomen. Van Ma Retraite loopt men naar de plantage Tourtonne waarvan men in een half uur weer in de Gravenstraat komt. Deze laan door een wild bos en is met hoge bomen beplant.
Nog interessanter wordt het als Lammens de bevolking van de kolonie onder de loep neemt. Zo beschrijft hij dat de blanke inwoners zich verre houden van de kleurlingen en met verachting op hen neerkijken. Zij stellen ‘den neger verre boven den mulat (kleurling, ch)’. De kleurling verenigt volgens de blanken de gebreken van blank en zwart. Dat is volgens Lammens niet alleen onstaatkundig maar ook dom (als de kleurlingen en de zwarte bevolking zouden samenspannen zouden de blanken geen schijn van kans hebben) en ongerijmt.
Blanke mannen wonen vrij samen met ‘vrouwen kleurlingen of negerinnen’. Vaak gebeurt dat onder het mom van ‘huishoudster’. In een land waar de middelen van bestaan beperkt zijn moet, zo stelt Lammens, ‘onderkruijping en afgunst’ een grote rol spelen. Dat Adriaan François Lammens zo’n fijngevoelig oog had voor de betrekkingen tussen blanken en kleurlingen is opmerkelijk. Ongetwijfeld heeft zijn huwelijk (na het overlijden van zijn eerste vrouw) met een kleurlinge daar een rol in gespeeld. Waarschijnlijk was zij een zuster van de bekendste 19e eeuwse Creoolse kunstenaar Gerrit Schouten.
Jeriman (uit: Benoit, Voyage a Surinam, 1839)
Op de de markten en ‘wooijwooijen’ (wojo, ch) worden groenten, vruchten, vis en vogels aangeboden. Maar er zijn ook vrouwen die langs de deuren hun waren uit venten. Het gaat hierbij om snuisterijen, droge provisie, gebak, zeeschilpad (calpé). De slavinnen zijn er zeer op gesteld om als uitvenster (Jeriman) te werken want dan kunnen ze langs de straten wandelen, elkaar bezoeken en praatjes maken.
De slaven zijn ‘vol bijgelovigheden’, zegt Lammens. Zij beschouwen het als een ongeluk wanneer bosganzen ’s nachts over het hoofd vliegen. Men mag als men op de rivier vaart niet naar de naam van de plantage vragen die men voorbij vaart. Daarvan krijgt men ‘kras water’. Ook hebben de slaven veelal een treef. Het is hun dan verboden bepaalde zaken te eten of aan te raken. Voor sommigen is de schildpad treeft, voor anderen, vlees van een hert of de pingo.
Stadsslaaf (uit: Benoit, Voyage a Surinam, 1839)
Het zichtbare onderscheid tussen slaven en vrijen is dat slaven geen schoeisel mogen dragen. Veel slaven gaan naakt door het leven en bedekken alleen de schaamdelen met een kamies. Soms draagt ‘de neger’ een groflinnen genaamd ‘makka’ bestaande uit een kort rokje en een lange linnen broek. Maar meestal loopt hij zonder broek. Soms geeft men hem een ‘duffelsche rok zonder panden’ (regenrok).
De vrouwen dragen meestal zeer ruime lange rokken ‘welke zij boven de borst vastmaken, dat de gestalte misvormt en lelijk staat.’  Soms in combinatie met een los jak dat van voren open is. De borsten worden soms in een doek gevangen die achter op de rug is vastgeknoopt. Ook slaan ze wel eens een aantal doeken (paantjes) boven de heupen om het lijf. Om het hoofd hebben zij een doek gewonden. In plaats van braceletten dragen zij snoeren kralen om de armen. Aan de benen dragen zij die ook, net boven de enkel. Onder de knie draagt men een knieband.
In deze publicatie uit 1982 is slechts geput uit deel XIII, aangevuld met enkele passages uit de delen XII en XIV, van het werk van Lammens. Dat de overige delen ook waardevolle informatie bevatten over het politieke- en sociaal-culturele leven in Suriname aan het begin van de 19e eeuw laat zich raden. Nu,  bijna tweehonderd jaar na de aankomst van Adriaan François Lammens in Suriname, wordt het tijd om ook uit de overige delen te publiceren.
Verder lezen:
  • Adriaan François Lammens. Bedenkingen bij het lezen van het artikel: Koloniën, voorkomende in het 7de deel der bijdragen tot de huishouding van staat van G.K. Grave van Hogendorp. Amsterdam, G.S. Leeneman van der Kroe, 1824.
  • Dr. J. Voorhoeve, De Handschriften van Mr Andriaan François Lammens. Mededeling Surinaams Museum, no. 3. Overdruk uit Nieuwe West-Indische Gids, jrg. 40, 1960. ‘s-Gravenhage: Martinus Nijhoff.
  • Jan Voorhoeve en Ursy M. Lichtveld, Suriname: Spiegel der vaderlandse kooplieden. Uitgeverij Martinus Nijhoff, Den Haag 1980 (2de herziene druk).
  • Marten Douwes Teenstra, De negerslaven in de kolonie Suriname. H. Lagerweij, Dordrecht 1842
Zie ook verder: www.buku.nl

Het pijnlijke Nederlandse slavernijdebat, nu en toen

Lezing door Bert Paasman in het KIT

De activiteiten van nakomelingen van Surinaamse en Antilliaanse slaven hebben de discussie over de Nederlandse rol in slavenhandel en slavernij volop in de publieke belangstelling geplaatst. In 2013 is het 150 jaar geleden dat de slavernij in de West-Indische koloniën werd afgeschaft. Heeft Nederland een slecht geweten en een ereschuld? Waarom is het huidige debat zo uitzichtloos en hoe kan daar verandering in komen?

read on…
  • RSS
  • Facebook
  • Twitter