Op donderdag 27 mei 2021 ondertekenden Rita Rahman, voorzitter van de Werkgroep Caraïbische Letteren, en... Lees verder →
Utrecht: Internationaal Symposium over Kerk en slavernij
Verslag van het Internationale Symposium over Kerk en slavernij in de Utrechtse Domkerk, 1 juni 2023: “Een vragensteller uit het publiek wilde graag weten waarom vertegenwoordigers uit de Surinaamse gemeenschap in Nederland vaak zo’n agressieve toon aansloegen.”
read on…Heilzame verwerking van het Slavernijverleden voor ‘wit’ en ‘zwart’
Een bijdrage vanuit de kerken
door Hilde Neus
In 2019 werd een programma met dezelfde naam georganiseerd door de Lutherse kerken, en deze vormden samen met de Evangelische Broedergemeente Amsterdam Stad en Flevoland en het Nationaal instituut Nederlands Slavernijverleden en erfenis (NiNSee) een werkgroep. Deze schreef een essaywedstrijd uit en het resultaat daarvan is dit boek, met daarin de winnende stukken, anoniem beoordeeld door een jury van deskundigen (met onder meer Michiel van Kempen, Egbert Boeker, Henna Goudzand e.a.). Het thema was: Het trans-Atlantische slavernijverleden en de rol van de kerken hierin, alsmede de doorwerking van dat verleden in het heden, waardoor de huidige generaties ‘witte’ en ‘zwarte’ Nederlanders de slavernij deel laten uitmaken van hun bewustzijn van de eigen geschiedenis; vervolgens dat bewustzijn een plaats geven in de Nederlandse samenleving en de trans-Atlantische verhoudingen.
read on…De erfenis van de slavernij werkt lang door
door Jan Pronk
In 2013, honderdvijftig jaar na de afschaffing van de slavernij in 1863, gaf de Raad van Kerken in Nederland een verklaring uit waarin zij erkende dat de kerken betrokken zijn geweest bij het in stand houden en legitimeren van de slavenhandel en de slavernij.
read on…Van Kempen over Helman en Rutgers over Beets
Lezingen Michiel van Kempen en Wim Rutgers
door Jerry Dewnarain
Op 23, 24 en 25 april 2014 organiseerde de sectie Nederlands van het Instituut voor de Opleiding van Leraren (IOL) een workshop, waarbij prof. dr. Michiel van Kempen (Universiteit van Amsterdam), prof. dr. Wim Rutgers (Universiteit van Curaçao) en prof. dr. Koen Jaspaert (Katholieke Universiteit van Leuven) aanwezig waren. De workshop is bedoeld geweest als aanzet tot de Educatieve Master Nederlands. Dit artikel bespreekt in het kort de lezingen van Michiel van Kempen en Wim Rutgers. Deze lezingen werden gehouden op 23 april in het Lalla Rookh-gebouw.
read on…De zwarte Lord herlezen
De rubriek Herlezen vraagt aandacht voor boeken die langer geleden zijn verschenen en de moeite van het herlezen waard zijn. Suggesties? Laat het ons weten via ons emailadres. Vandaag een stuk over De zwarte Lord uit 2009 van Rihana Jamaludin.
door Egmond Codfried
Het betreft ook een veelomvattend werk, Jamaludin heeft veel over te dragen. Ze richt zich, als product van de diaspora, niet tot de Surinaamse lezer, maar tracht de Nederlanders een beeld te geven van de Surinaamse geschiedenis, de overweldigende natuur, de Surinaamse beschaving, de kleurrijke cultuur, de vele talen, religies en de vele etniciteiten die samen met elkaar Suriname vormen. Misschien dat Nederlanders kunnen begrijpen hoe vreemd en uiterst negatief en nutteloos hun huidige xenofobische campagne op Surinamers overkomt. Hoewel Nederland als koloniserende entiteit en geoliede veroveringsmachine niet met Suriname te vergelijken is. Het boek vormt daartoe een mix van reisgids, geschiedenis boek, filosofische gesprekken, een verhandeling over flora en fauna, een liefdesverhaal en een aanklacht tegen koloniale onderdrukking en exploitatie van slaven en arbeiders. De revolutionaire gebeurtenissen, de neergang van de adel en de volksopstanden in het roerige Europa vinden hoe dan ook hun weerslag in Suriname, wat zeer tegen de wensen van de koloniale overheerser ingaat volgens Jamaludin’s gepresenteerde visie op Suriname. Deze benadering is in mijn persoonlijke beleving, als historische onderzoeker en schrijver, de grootste verdienste van Jamaludin en schept een band met een leeftijdsgenoot. Ze gebruikt veel verhaallijnen met veel bijpersonages die op het eind krachtig en dynamisch samenkomen in een toneelstuk en een rechtszaak tegen de toneelgroep. Het einde van de roman is pure virtuositeit van de schrijfster en deed mij denken aan de ademloos spannende boeken over solidariteit ondanks levensgevaar, onderduiken en vluchten tijdens de periode 1940-1945 die ik las als bronnen voor mijn essay Komt er weer een Holocaust? (2010).
Wij kijken echter naar een aanzet tot een nieuwe soort van Surinaamse roman die zich minder houdt aan de smalle kaders van de opgelegde, kolonialistische historiografie en laat zien dat Suriname minder geïsoleerd en ongeïnformeerd zou zijn als de vroegere schrijvers beweren. Een feit dat mijn historische onderzoeken bevestigen. Ook de Nederlandse commentaren op dit werk illustreren dat de Nederlanders een remmende werking uitoefenen op de ontwikkeling van de Surinaamse literatuur. Zij zijn nog steeds Suriname aan het ontdekken en zijn zich nog steeds aan het verwonderen over de zaken over zichzelf die Surinamers alle in geuren en kleuren kennen of dat Surinamers ook zelf romans schrijven. De nieuwe Surinaamse auteur gebruikt het verleden om iets over vandaag, iets dat Surinamers aangaat, te verklaren. En als een virtueel laboratorium om een gewenste verandering te visualiseren. Waarom Surinaamse schrijvers en schrijvers in het verleden en heden gehaat worden door plaatselijke en buitenlandse politieke elites.
De historische romanvorm leent zich meer voor ongebreidelde, realistische politieke fantasie dan een verhaal dat zich in het heden afspeelt. Het heden is beter bekend bij de lezer, dus is de schrijver beperkt in zijn uitwerking van ideeën. Een historische evaluatie kan pas achteraf, maar kan ook als een vorm van een kritiek of een satire opgevat worden van wat vandaag gebeurt. De onderdrukkende staat houdt daarom graag een monopoly op de historiografie en behoudende krachten haasten zich om het publiek te waarschuwen voor fictie. Een roman is per definitie fictie, maar vaak onmisbaar om de lacunes tussen de historische bronnen te vullen om historische personen tot leven te brengen, om hun innerlijke motieven te kunnen onderzoeken. Zelf autobiografieën kunnen een vervalst beeld geven van deze personen.
Bij Jamaludin bespeur ik toch een tweestrijd om twee meesters te dienen, in plaats van onbevreesd te kiezen voor een helemaal vrije en anti-kolonialistische benadering. Omdat ik mij verdiept heb in de eerste, oorspronkelijke Cabale, wat in feite een RepublikeinseSurinaamse beweging was die tussen 1743-1753 Suriname onafhankelijk probeerde te maken, en er een studie, een romanmanuscript en een toneelstuk over schreef, begrijp ik niet waarom de auteur de Cabale als iets afzonderlijks en iets negatiefs beschreef. Ik herken een bron die zij letterlijk citeert wanneer Regina stelt dat latere, opeenvolgende gouverneurs ook geconfronteerd werden met een Cabale. Dat betreft overigens één van de beweringen waar de ik-verteller, correct toegepast, geen weet van kon hebben zonder een glazen bol. De protestbewegingen in haar boek zouden de Cabale moeten vormen, een beweging binnen de rijkste en gesurinamiseerde families, in plaats als een korte verwijzing naar een negatieve beweging. Hiermee speelt zij in tegenstelling tot haar eerdere stellingneming juist de koloniale beeldvorming onterecht in de kaart.
Storend vond ik het verkeerde gebruik van de titel Gran Masra, Grootmeester voor een nederige directeur, terwijl dit de grandioze aanspreektitel was van de schatrijke Administrateurs, de machtige politici die naast hun eigen extensief plantagebezit, ook meerdere plantages en slavenmachten beheerden. Ik had graag meer details over 19e-eeuwse kleding en gebruiksvoorwerpen of meubels gezien, omdat ‘vroeger’ voor veel Surinamers slechts één brei is zonder kennis van ideeën, stijlen en neostijlen. Dat Jamaludin zich nationalistisch toont maar de slaven geen stem geeft, is conform de kolonialistische geschiedvervalsing. Terwijl ze wel een stem hadden. Arme, ongeletterde mensen kunnen hun situatie heel goed verwoorden, hoewel niet altijd gehoord door hun onderdrukkers. Alsof de schrijfster zich opnieuw niet voldoende heeft ingeleefd. Dit is extra pijnlijk omdat tot vandaag Surinamers, de afstammelingen van slaven en contractarbeiders, in Nederland nog steeds geen stem hebben. Surinaamse schrijvers worden op neokolonialistische wijze door Nederland geselecteerd, kostenbesparend uitgegeven, besproken en beperkt gepromoot als tweederangs literatuur. Daarom zijn Marokkaanse en Pakistaanse auteurs in Nederland vrijwel alleen die jonge, knappe vrouwen die schrijven hoe verschrikkelijk de Marokkaanse of Pakistaanse cultuur is. Precies wat de Nederlanders over moslims willen horen.
Het bedenken van een plot en intrige zijn moeilijke dingen en men moet soms zijn toevlucht nemen tot haast onmogelijke zaken. Dat geef ik toe en ik bewonder Jamaludins prestaties. Maar om een kleurlinge op te voeren die niet te onderscheiden zou zijn van andere witten, gaat mij toch te ver. Het klinkt als de rechtszaken rond de overtreding van Amerikaanse one-drop-rule waar zwarten zich uitgeven voor witten en trouwen met witten waar hen dat expliciet is verboden. Waar rechtsjury’s zich moesten buigen over het probleem of deze persoon zwart is, en of de ‘bedrogen’ partner dat had kunnen weten, of een schadevergoeding verdient. Een veronderstelde zwarte wetsovertreder moest zelf haar geslachtsdelen aan de jury tonen, want daar blijft bij gemengde zwarten de zwarte kleur het langst. Dat soort drama’s zijn allang ontmaskerd als pogingen om zwarten en witten in het gareel te houden en zwartheid als een ernstige besmettelijke aandoening te presenteren. Wat mij daarom ook erg stoort in deze roman is de suggestie dat zwarten pas mooi zijn als ze gemengd zijn en witte voorouders hebben. Tegelijk praat de schrijfster ook een beetje over Black History, dat zwarten wel degelijk een hoge beschaving hadden vóór de Europeanen Afrika aandeden. Het lijkt mij dat het vooral over Black History zou moeten gaan, als wij een eigen, postkoloniale Surinaamse literatuur nastreven.
Veel Surinaamse bronnen zijn openbaar, maar een deel is nog in privé bezit en dient door zwarte en gekleurde onderzoekers nageplozen te worden. Nicolaas Beets bijvoorbeeld schrijft over een koloniale familie met een ‘West Indisch’ uiterlijk. De naam Beets komt ook voor in 18e-eeuws Suriname, een schoonzuster van Maria Susanna Du Plessis. Verder correspondeerde Beets met nakomelingen van gouverneur Crommelin. Een kleindochter van de gouverneur was getrouwd met een zoon van de schilder Jean-Etienne Liotard, die heel afrocentrische zelfportretten van zichzelf maakte. Dit is dus het dilemma welke speelt bij het schrijven van mijn roman Maria Susanna Du Plessis welke uitsluitend zwarte en gekleurde Europese en Afrikaanse personen betreft. Daarom moet ik de historische visie van Jamaludin en haar zorgvuldig uitgewerkt kleurschema ook op dit punt afwijzen en besef tegelijk dat mijn werk daarom nooit door een Nederlandse uitgever zal worden uitgegeven.
Den Haag, 28 maart 2010