blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Beaujon Aletta

Krom gewaaide bomen

door Ezra de Haan

Het Koninkrijk der Nederlanden kreeg op 10-10-2010 een heel ander aanzien. Sint-Maarten en Curaçao werden, net als Aruba, landen binnen het koninkrijk, terwijl Bonaire, Sint-Eustatius en Saba ‘openbare lichamen’ van Nederland werden. De Antillen werden als staatsvorm ontmanteld en toch bleven het zes Nederlandse eilanden, net zoals de zes Waddeneilanden. Klaas de Groot koos deze gelegenheid voor de presentatie van de bloemlezing Vaar naar de vuurtoren (Uitgeverij In de Knipscheer, 2010), waarin dichters hun liefde voor de twaalf eilanden met ruim honderd gedichten vorm geven.

Alleen iemand met grote kennis van de literatuur en liefde voor eilanden is het gegeven zo langdurig en diepgaand alle archieven en boekenkasten te bestuderen als Klaas de Groot dat deed. Het resultaat mag er dan ook wezen. Vaar naar de vuurtoren is een ‘must’ voor iedereen met het eilandgevoel geworden. Hij slaagde er niet alleen in over vaak bezongen en beschreven eilanden mooie en ontroerende poëzie te vinden, ook over kleine, haast literair vergeten eilanden als Rottum, Sint-Eustatius en Sint-Maarten dook hij gedichten op.

De liefde voor het eiland blijkt niet alleen uit de gedichten in deze bundel maar ook uit de samenstelling. Klaas de Groot bezocht alle eilanden, op Rottum na, en heeft daar de verschillende volksliederen vastgelegd die ook in deze bundel te vinden zijn. De meertaligheid op de eilanden van het Koninkrijk der Nederlanden klinkt door in de ondertitel van het boek (Eiland, Isla, Island, Eilân) en het siert de samensteller dat hij zowel het origineel als de vertaling van de gedichten in deze bundel de ruimte heeft gegeven. Een mix van eilandgedichten in het Nederlands, Fries, Engels, Papiaments kom je immers zelden tegen.

In zijn langdurige zoektocht naar gedichten over de Nederlandse eilanden stuitte Klaas de Groot op, wellicht, zijn grootste ontdekking in de Openbare Bibliotheek van Den Haag. Tussen honderden gedichtenbundels bleek een vergeten kantooragenda van Aletta C. Beaujon uit 1957 te staan. Met deze vondst groeide het oeuvre van Beaujon aanmerkelijk. Van de achtenzeventig gedichten in de agenda was driekwart nog niet eerder gepubliceerd. Samen met Aart C. Broek bezorgde Klaas de Groot De schoonheid van blauw – The Beauty of Blue waarin alle gedichten van Aletta Beaujon zijn verzameld. Het is dan ook niet verwonderlijk dat we het gedicht ‘Brandaris’ over Bonaire in deze bundel tegenkomen. De liefde voor de natuur, maar ook de eenzaamheid die het eiland oproept is typerend voor de bundel en zeker voor de gedichten van Beaujon.

Aletta Beaujon – Brandaris (fragment)

Het geraas van planten
in de dorre wind
in een vallei ver boven de zee
een stille eenzaamheid
van steen en wolken
waar ik zo graag van droomde
bestaat daar bovenstaande
Ik heb er niet gespeeld
alleen gezeten
alles zweefde daar
ik dacht nog
van het moeilijke dalen
naar zee
Ik hoorde hier niet thuis
en zag toe
ik wou dat ik hier
kon blijven
overnachten
dicht bij de maan
en de eerste die in de zon wakker werd

Frank Martinus Arion schreef over Curaçao en ook over Bonaire. Hij staat met twee gedichten in deze bundel. Wie de gedichten leest betreurt het dat de man meer proza dan poëzie geschreven heeft.

Frank Martinus Arion – Bonairiaanse wandelingen met Carmelita (fragment)

Want een neger die schrijft heeft geen hart
een neger die schrijft heeft niets te geven
een neger die schrijft heeft minstens gestolen –

Hier sta ik dan weer de weg te wijzen
hoe van neger mes te worden
om thuis te keren zonder menselijkheid
omdat het avondland verging

De woede van Arion klinkt heel anders dan het verdriet, het gevoel nergens meer bij te horen in het gedicht ‘Paradise lost’ dat Giselle Ecury over Aruba schreef. Waar een ander zich compleet zou vertillen aan de verwijzing naar Miltons Paradise lost, komt Ecury ermee weg. In heldere taal en met de eenvoud van het kind dat ze eens op Aruba was, geeft ze weer wat alle eilanders overkomt die ‘hun’ eiland verlaten.

Giselle Ecury – Paradise lost

buiten stond het palmend groen
stil langs de startbaan
in rafels te zwaaien
toen ik moest gaan
eilandskind

de wind draaide zich
de zee verbleekte
liep kolkend leeg
lucht wolkte vormeloos uiteen
de pop op mijn arm huilde
tranen van steen
warmte hield haar adem in
de zon ging uit
ik verdween
kind van zes

het vliegtuig vloog mij uit elkaar
nergens kwam ik aan
ik ben
alleen
niet van hier
niet meer van daar
ertussenin
ontdaan

Van Walter Palm staan er zelfs drie gedichten in deze bundel. Zijn poëzie toont aan dat een eiland niet alleen woede, eenzaamheid of vervreemding op kan roepen. In Palms geval is het melancholie, is het de heimwee naar Curaçao als je er niet meer bent. Zijn gedicht over Bonaire toont ons een wereld vol rust en stilte waar de dieren de dichter dwingen tot schrijven. In de afdeling Varia staat het gedicht ‘De passaat en de Nederlands eilanden overzee’. Het is een Walter Palm-gedicht zoals we dat van zijn voordrachten kennen. Steeds weer lezen we de woorden ‘blaast de passaat’, als een mantra en zo vormt zich een beeld van die altijd aanwezige wind. Je moet direct denken aan de krom gewaaide bomen. En dan komt de humor. In tegenstelling tot de golven en de wolken blijven de Nederlandse eilanden overzee stokstijf staan. Ze blijven staan als een rots in de branding. Zelfs de passaat weet de eilanden niet bij elkaar te blazen.

Walter Palm – Curaçao en ik

Curaçao dat zijn bladeren,
dat zijn de groene bladeren
van de boom in onze tuin
waar ik als baby
mijn gedachten in liet dwalen.

Curaçao dat zijn bladeren,
dat is het luchtpostpapier
van de liefdevolle brieven
van mijn moeder,
toen ik moederziel alleen
en ver van huis studeerde.

Curaçao dat zijn bladeren,
dat zijn vergeelde pagina’s
met beelden van mijn herinneringen
die verwaaien op de passaat
en verglijden in de avondschemer

Met slechts een paar voorbeelden blijkt al de diversiteit van deze bloemlezing en dan heb ik het nog niet eens over het verschil tussen de Caribische eilanden en de Waddeneilanden gehad. Overduidelijk blijkt het eiland in de tropen eerder erotiek, warmte en liefde op te roepen terwijl de Wadden vaak doen denken aan de dood. Zo staan er een schitterend gedicht van R.L. Tromp in over de paarden van Ameland en het melancholieke lied van Freek de Jonge over ‘De vondeling van Ameland’. Rottumerplaat krijgt met het gelijknamige gedicht een klein monument voor zijn bezoekers in een gedicht van Ad de Haan.

Ad de Haan – Rottumerplaat

waar Bomans waakte
en Wolkers werkend wakker bleef
maakte de stilte
-het geluid van zee en wind –
van Godfried een ander
een kind van Jan

meeuwen, altijd maar meeuwen
een zeehond en wrakhout
en flessen, altijd maar flessen
na zeven dagen
doodmoe
alleen op een eiland

Tsead Bruinja toont aan dat ook Schiermonnikoog een dichter kan beroeren. Het gedicht ‘Schier’ laat het Fries uit deze bundel opklinken en wie deze mooie taal niet machtig is, vindt op de volgende pagina de vertaling.

Tsead Bruinja – Skier (fragment)

foar ‘t de nacht mei har tsjustere flústertekken komme kin
lûkt de mist in gerdyn fan flintertinne polonêzespoken
oer de mar fan dit eilân dat mar net op bêd wol
sûnder in ferhaal foar it sachte sliepen no toe dan mar

Tsead Bruinja – Schier (fragment)

voor de nacht met haar fluisterdeken komen mag
trekt de mist een gordijn van flinterdunne polonaisespoken
over het meer van dit eiland dat maar niet naar bed wil
zonder een verhaal voor het zachte slapengaan nou toe dan maar

Vaar naar de vuurtoren is een heerlijk boek dat dwingt tot bladeren, lezen en herlezen. Juist het contrast tussen de gedichten over de twaalf eilanden die, ondanks de enorme afstand die ertussen ligt, toch Nederlandse eilanden zijn, maakt deze bundel zo bijzonder. Terwijl je erin leest hoor je de golfslag, die van de Wadden of van de Caribische Zee.

ISBN 978-90-6265-658-5

[Bron Literatuurplein.nl, 2011]

Aletta Beaujon – Enfantine

Het negermeisje
was zeer wit
en trouwde met
een vriend die dat
niet wou

Zij kreeg een
heel zwart kindje
dat zo lief was
veel liever
dan de witte kindjes
die de man zo graag
hebben wou
Het kindje werd
steeds zwarter
en de vader
was toch blij
dat hij haar vader was

Toen kreeg het meisje
als maar
witte negertjes
die de vader
helemaal niet liefhad

U kunt hem altijd
spelen zien
met het hele
zwarte kindje

De appel
van zijn hart
had blauwe ogen

[uit Aletta Beaujon, De schoonheid van blauw / The Beauty of Blue, Haarlem 2009, In de Knipscheer]

Gedichten over eilanden (III)

Bonaire

door Albert Hagenaars

Bonaire, dit ruim met natuurschoon bedeelde eiland met behalve Nederlandse ook Spaanse en Britse invloeden, kent een kleine bevolking, slechts ruim 13.000 inwoners die bijna allemaal in de meer kernen tellende hoofdplaats Kralendijk wonen, maar was goed voor toch nog zeven bijdragen aan de bloemlezing Vaar naar de vuurtoren. De oproep in de titel kan op vijf verschillende manieren gerealiseerd worden want hoewel lang niet alle eilanden een vuurtoren bezitten, heeft Bonaire er maar liefst vijf, waarvan de Willemstoren uit 1838 de bekendste is. Drie torens zijn zelfs onlangs gerenoveerd en werken inmiddels op zonne-energie. Als daar geen nieuwe poëzie uit voortkomt…

read on…

Dubbelpresentatie in Leiden

Onder de titel Leiden – de andere zijde van het Koninkrijk – Curaçao worden op woensdagmiddag 8 december twee dichtbundels gepresenteerd bij ‘Bibliotheek plus Centrum voor Kunst en Cultuur’, kortweg BplusC, in de Burchtzaal.

Muziekproject
Deze presentatie zal de banden onderstrepen tussen Leiden en de andere zijde van het Koninkrijk der Nederlanden. Het Koninkrijk kent tenslotte naast Nederland, ook nog de landen Curaçao, Aruba en St. Maarten. De kleinere eilanden Bonaire, Saba en St. Eustatius zijn ‘bijzondere gemeenten’ van Nederland.

Zonder dat wij ons dit realiseren is er al eeuwenlang een komen en gaan van mensen tussen het eiland Curaçao en de stad Leiden. Zo hadden in de negentiende eeuw Nederlandse bestuurders van het eiland, waaronder gouverneurs, hun opleiding dikwijls genoten in Leiden. Tot de eilandbewoners die zich voor langere of kortere tijd in Leiden nestelden, kennis opdeden en weer teruggingen, behoren tal van juristen, medische specialisten en bekende literaire auteurs als Frank Martinus Arion, Boeli van Leeuwen en Aletta Beaujon.

Bij de muziekafdeling van BplusC wordt een bijzonder muziekproject ontwikkeld (combinatie van muziek en Antilliaanse poëzie) om deze verbondenheid een verrassend nieuw cachet te geven. Directeur Willem van Moort zal hiervoor de aftrap geven.

Vaar naar de vuurtoren

Tijdens deze bijeenkomst wordt aandacht besteed aan het literaire werk dat aan de andere zijde van het Koninkrijk wordt geschreven en dikwijls aan deze zijde wordt uitgegeven. De literaire rijkdom wordt tastbaar in een recentelijk verschenen bloemlezing: Vaar naar de vuurtoren; Gedichten over 12 eilanden van het Koninkrijk der Nederlanden. Naast de al genoemde eilanden in de Caribische Zee, kent Nederland nog zes eilanden in zout water: Ameland, Rottum, Schiermonnikoog, Terschelling, Texel en Vlieland. Klaas de Groot bracht dichters van al deze eilanden bijeen. Hij wordt geïnterviewd door Aart G. Broek.

Eerste dichtbundel van Aart G. Broek

BplusC onderkent de inspiratiebron die de eilanden aan de andere zijde van het Koninkrijk kunnen zijn. Dat blijkt uit het muziekproject. Het wordt tevens onderstreept door de presentatie van een nieuwe dichtbundel: Het lichten van de jaren. De auteur Aart G. Broek woonde en werkte twintig jaar op Curaçao en streek vervolgens neer in Leiden. Hij laat de nieuwe bundel los om een eigen leven te beginnen.

U bent van harte welkom op:
woensdagmiddag 8 december
van 16.30 en 18.00 uur
BplusC, locatie Nieuwstraat 4, 2312 KB Leiden
Contactpersoon BplusC
Wilma Raaijmakers
Tel. 071 5168519
w.raaijmakers@BplusC.nl
Graag aanmelden

Meer informatie over de dichtbundels klik hier.

Afbeelding boven: Admiraal Lodewijk van Boisot trekt in 1573 met zijn watergeuzen op naar Leiden dat na een langdurige beleg wordt bevrijd. Boisot laat een groot deel van Zuid-Holland onder water stromen om de Spanjaarden te verdrijven.

Links onderin ligt Delft, waar Willem van Oranje in de Prinsenhof woont, rechtsbovenin is Leiden en daaronder Zoeterwoude waar op 17 en 18 september zwaar is gevochten tegen de Spanjaarden. Daarna ging de tocht verder naar Leiden dat op 3 oktober vrij was. De bastions in het midden zijn in Leidschendam (Veur en Strompwijk) gebouwd. Het dorp Haghe is nu Den Haag.

3 x Aletta Beaujon, of de treurnis van het Nederlandse bibliotheekwezen

door Michiel van Kempen

Ik denk dat als je een top-5 zou samenstellen van Antilliaanse dichters Aletta Beaujon een gerede kans zou maken om daar bij te komen. Onlangs verscheen bij In de Knipscheer De schoonheid van blauw, de prachtig verzorgde uitgave van haar verzamelde gedichten, keurig gebonden en met leeslint, sympathieke inleiding, instructief nawoord.

read on…

Antilliaanse Poëzie

Het Woord in Ruigoord presenteert zondag 14 maart 2010 Antilliaanse Poëzie met Walter Palm, Giselle Ecury, Jan Brokken en met Klaas de Groot over Aletta Beaujon (van wie onlangs de verzamelde gedichten verschenen onder de titel De schoonheid van blauw/The beauty of blue).

Gerben Hellinga leest in de rubriek Poëzie Klassiek werk van Vasalis.

De presentatie van de avond is in handen van Peter de Rijk.

Aanvang: 16.00 uur
Toegang: gratis
Locatie: Ruigoord Kerk
Bereikbaarheid klik hier

Weg uit een schaduwtroebel land

door Joop Leibbrand

Aletta C. Beaujon (Curaçao 1933 – Aruba 2001) studeerde in Illinois en Utrecht psychologie en werkte als klinisch psychologe (met een speciale belangstelling voor criminologie en pediatrie) achtereenvolgens op Curaçao, in Leiden en op Aruba. Zij publiceerde als jonge vrouw van begin twintig en begeleid door haar oom Cola Debrot (1902-1981) een verzameling Nederlands- en Engelstalige poëzie, Gedichten aan de Baai en elders, waarmee zij in 1957 een dubbelnummer mocht vullen van het literaire tijdschrift Antilliaanse Cahiers: 67 Nederlandse gedichten, tien Engelse en een in het Papiamentu. De ontvangst was in het algemeen positief. Zo noemde Ed. Hoornik het werk ‘niet minder verrassend dan verblijdend’, sprak Pierre H. Dubois van ‘prille zuiverheid’, ‘dichterlijke trefzekerheid’ en van ‘visionaire landschappen’ die ontstegen aan de aardse werkelijkheid en schreef Frank Martinus Arion over de poëzie van zijn eilandgenote: ‘Aletta’s bundel is een grillige, fantastische reis: de reis die kinderen soms in hun dromen maken of waarvan heel blijde mensen soms spreken, als het leven hun goedgezind is.’
In 1959 verscheen in een keuze van Debrot in Antilliaanse Cahiers onder de titel ‘Poems while in Delos’ nog een veertiental Engelse gedichten. In 2008 werd in de collectie Antilliana van de Openbare Bibliotheek van Den Haag een kantooragenda uit het jaar 1957 gevonden met daarin onder de titel Words washed away / Weggespoelde woorden 78 met de hand geschreven gedichten van Beaujon (het overgrote deel in het Engels), waaronder de veertien ‘Poems while in Delos’. Beaujon bleek dus twee bundels van 78 gedichten geschreven te hebben, waarvan het merendeel uit de tweede bundel ongepubliceerd bleef.
In De schoonheid van blauw / The Beauty of Blue worden nu door de ontdekker van het manuscript, neerlandicus Klaas de Groot, en zijn mederedacteur dr. Aart G. Broek beide bundels in één band uitgegeven, aangevuld met enkele verspreide gedichten gevonden tijdens bibliotheekonderzoek op Curaçao en met vertalingen van de Papiamentstalige gedichten. De twee zoons van Aletta Beaujon, beiden medisch specialist in de West, schreven gezamenlijk een levensbeschrijving van hun moeder, die daaruit naar voren komt als een veelzijdig begaafde vrouw met een zeer sterk gevoel van eigenwaarde en een sterke drang tot onafhankelijkheid.
.
Aletta Beaujon deelt haar geboortejaar met Hans Faverey, Cees Nooteboom, Wilfred Smit en Paul Snoek en is een jaar ouder dan Judith Herzberg, Rutger Kopland en Gerrit Krol. 1957 is het precieze jaar van verschijning van Uit slaapwandelen van Vroman, Weerszij van een wereld van Ellen Warmond, Amulet van Lucebert, Sonnetten van de kleine waanzin van Hans Andreus, maar ook van Achterbergs Spel van de wilde jacht. Guillaume van der Graft, Ida Gerhardt en Remco Campert hebben al volop gepubliceerd. Het innerlijk behang en andere gedichten van Lodeizen dateert al 1952, Vasalis’ Vergezichten en gezichten is van1954. Deze plaatsbepaling zegt veel over de grote diversiteit van de poëzie eind jaren vijftig van de vorige eeuw, maar wie in het Nederlandstalige werk van Beaujon zoekt naar invloeden of overeenkomsten komt er niet verder mee. Met geen van deze dichters blijkt Beaujon te vergelijken. Hoe zeer dit ook jeugdwerk is en de onderlinge stijlverschillen in de gedichten verraden dat zij duidelijk zoekende is en allerlei registers uitprobeert, van het soms bombastische gebruik van grote woorden voor grote gevoelens, tot eenvoudige, heldere onnadrukkelijkheid, daarachter klinkt wel degelijk een specifiek on-Hollands eigen geluid: zintuiglijk, picturaal, ongebonden, vrij. Kosmopolitisch ook, want in haar gedichten stapt zij moeiteloos over van de Antillen naar Amsterdam, en van daar naar Griekenland, met name het eiland Delos, waar veel gedichten, vooral ook de Engelstalige, gesitueerd zijn. In ‘Slagbaai’ (de familieplantage van de Beaujons op Bonaire) verwoordt zij op volstrekt natuurlijke wijze een arcadisch gevoel:
Slagbaai
We hebben
toen ’s middags de zon
wat minder fel werd
gezwommen
in zout helder water
over rode riffen
en wit zand
Pas toen het avond werd
zijn we ons gaan wassen
onder de pomp
tussen de twee huizen
in de reeds koele passaat
Wij zijn buiten gaan zitten
Ons haar is nog vochtig
van het wateren de avondbries
is strelend koel
ongelooflijk zoet
na de zoute hitte
van de dag
Ik voel mij
als Orpheus
in een delirium
van heerlijkheid
verheven zelfs boven de sterren
lichtjaren verwijderd
De zee ruist voortdurend
in ritmische rijmen
Zij heeft in de late middag
het strand verkracht
met geweldige golven
van schuim en zand
Als je beweegt
knarst de stoel
op de witte steentjes
om het huis
Wij begrijpen
dit oneindig ogenblik
van één zijn
door onmeetbare tijden
van zijn en worden
Het gedicht laat mooi Beaujons talent zien. De haast naïeve zuiverheid van de innemende eerste drie strofen, op een onnadrukkelijke manier vanzelfsprekend, wordt verbonden met een diepere filosofische laag, waarbij zij het grote gebaar niet schuwt. Sterren en lichtjaren, oneindige ogenblikken en vooral ‘onmeetbare tijden/ van zijn en worden’, vormen gevaarlijk materiaal voor een jonge dichter, maar door het te verbinden met de knarsende stoel op de witte steentjes – te vergelijken met die ene vlinderslag die de balans van het hele universum kan veranderen -, bereikt ze een geslaagd evenwicht. Er staan veel meer goede gedichten in deze bundel, en als een gedicht als geheel minder is, of ronduit onbeholpen, staan er altijd nog wel regels in die de moeite waard zijn. Zo verbeeldt zij in het gelijknamige gedicht het mythologische Griekenland: ‘In Griekenland/ wil ik beelden/ vangen in verf/ op perkamenten van vlezige stengels […]// Op nimfen loeren/ goden en /gouden stieren ontvoeren/ mooie maagden/ met/ masturbatie/ mania’. Na haar levenswijze in ‘Spel”, dat voortborduurt op het daaraan voorafgaande ‘Nocturne’, vergeleken te hebben met die van een vlinder, vervolgt zij met ‘Zo heb ik met het denken/ gespeeld/ waar ik bloemen blozen zag// Ik heb gestreeld/ de eenvoud/ van de eerste droom’. Beaujon moet in Nederland – ‘een grijs en/ schaduwtroebel land’ – niet haar beste jaren gehad hebben. ‘Het hele gore noorden/ sluipt koud en donker samen’, schrijft zij in ‘Tropenmensen’ en zo beleefde ze er soms de eerste uren van de dag:
Winterochtend
In de nacht is het koud
verlaten lichten van de stad
in de zwarte ochtendtram
huilende ramen gebroken kleuren
de hemel breekt open en nat
Werkende mensen hebben al
vochtige jassen en
scheve schouders
slapende grote hoofden
winter schreeuwt
elektrische vlagen buiten
adem vlekt de ruiten
Wie vervolgens de zevendelige cyclus ‘Symbolen aan de Baai’ leest (het hoogtepunt van het eerste deel), kan gemakkelijk vaststellen hoezeer Beaujon een kind was van die andere wereld, ‘waar in de vroege koele rilling van de wind/ alles weer ontwaken moet/ en vergeten doet het dromen van iets anders’.
Als jonge dichter zal Beaujon zeker ambities hebben gehad: ‘Hooghartig heersen/ wil je/ met je schrijven/ en je denkt/ het ware/ te hebben gezien/ met de eigen ogen/ van je denken’, schrijft zij immers in ‘De jonge dichter’. Dat ze die in de poëzie niet heeft kunnen of willen waarmaken, ‘het klare denken verraadt de eigendunk‘, is jammer. Aan de andere kant: zo is een belofte altijd een belofte gebleven, en dat heeft ook wel iets moois.
Aletta Beaujon, De schoonheid van blauw / The Beauty of Blue
Uitgever: In de KnipscheerJaar: 2009
ISBN: 9789062656462
Prijs: € 34,50
300 blz.
[Overgenomen uit Meander, literair e-zine]

De schoonheid van blauw

Het verlaten verre ochtendlicht
woei naar de kusten van mijn droom
en het brandde daar
tot as
de middagzon rustte in de bomen
aan de baaien
tot zij niet meer was

[uit: Middagdroom]
.
The beauty of blue is found
around the finite shores of Delos’ lakes
the silent screams of diamonds
on the surface of the sea
[uit: Delos]
.

Onlangs verscheen De schoonheid van blauw/The Beauty of Blue, het verzamelde dichtwerk van de Antilliaanse dichteres Aletta Beaujon (Curaçao 1933 – Aruba 2001), bezorgd en van een nawoord voorzien door Aart G. Broek en Klaas de Groot.

Als jonge vrouw van begin twintig publiceerde zij in 1957 een cyclus van 78 gedichten, een sprankelende verzameling Nederlands- en Engelstalige poëzie: Gedichten aan de Baai en elders. Onder anderen Ed. Hoornik, Pierre H. Dubois en Adriaan Morrën staken de loftrompet over haar debuut. Alsook Frank Martinus Arion: «Aletta’s bundel is een grillige, fantastische reis: de reis die kinderen soms in hun dromen maken of waarvan heel blijde mensen soms spreken, als het leven hun goedgezind is.»

In Antilliaanse Cahiers in 1959 werden op verzoek van haar oom Cola Debrot nog 14 gedichten van haar afgedrukt, maar daarna werd het stil rond Aletta Beaujon en raakte zij als dichter in de vergetelheid. Ze ging op Aruba werken als psychologe, waar zij in 2001 overleed.

In april 2008 ontdekte neerlandicus Klaas de Groot in de Openbare Bibliotheek van Den Haag (waar zich de voormalige Sticusa-collectie bevindt) een kantooragenda uit het jaar 1957. Hierin staan achtenzeventig handgeschreven gedichten die Aletta Beaujon schreef gedurende haar verblijf in Griekenland in de zomer van dat jaar: de 14 gedichten uit Antilliaanse Cahiers en 64 tot nu onbekende en niet eerder gepubliceerde gedichten.

Het merendeel van de gedichten is in het Nederlands geschreven, een kleiner deel in het Engels (vandaar de tweetalige titel) en slechts twee gedichten in het Papiaments (speciaal voor deze uitgave ook vertaald in het Nederlands). De twee cycli van elk 78 gedichten vormen, tezamen met nog een handvol getraceerde verspreid gepubliceerde gedichten, haar volledig poëtisch werk. Dat is nu voor het eerst in één uitgave verschenen: 300 bladzijden.

Wim Brands sprak met medesamensteller Klaas de Groot jongstleden zaterdag 5 december voor de VPRO-radio. Klik hier om dat gesprek te beluisteren.

Op donderdagmiddag 17 december 2009 wordt Klaas de Groot van 15.00 uur tot 15.30 uur Nederlandse tijd (10.00 uur tot 10.30 uur Antilliaanse tijd) live geïnterviewd door Peter de Rijk op Radio Amsterdam FM in het programma Kunst&Cultuur. De uitzending vindt plaats vanaf de 4de etage in de nieuwbouw van de Openbare Bibliotheek Amsterdam (op 5 minuten loopafstand van het Centraal Station) en is door publiek bij te wonen. De OBA is gevestigd aan de Oosterdokskade 143, 1011 DL Amsterdam. Radio Amsterdam FM is te beluisteren op 106.8 FM, op de kabel 103.3 en via internet door op deze site te klikken op het volgende logo luister live! Het interview is via deze site nog 1 week na uitzending te beluisteren en tot 2 maanden na uitzending door hier te klikken.

Aletta Beaujon De schoonheid van blauw / The Beauty of Blue Gedichten. Haarlem: in de Knipscheer, 2009. Genaaid gebonden met stofomslag, met leeslint, 300 blz. ISBN 978-90-6265-646-2 € 34,50
Het boek is sinds afgelopen week ook verkrijgbaar in Curaçaose en Arubaanse boekhandels. Er wordt gedacht over een presentatie van het boek op Curaçao binnen afzienbare tijd.

Een levenslustige dichter met een ongerijmd verlangen

Dichter Aletta Beaujon was een vrolijk mens en kende geen grens tussen de eilanden. Ze werd geboren op Curacao, bracht haar vakanties door op Bonaire en was tot haar overlijden op Aruba als psychologe werkzaam. Beaujon is nooit aan een eigen publicatie gekomen, terwijl er voldoende materiaal aanwezig was. Ze conformeerde zich met datgene in tijdschriften verscheen. Uit haar tweetalige gedichten ademt een complexe geest vermengd met tropisch temperament. Samen met Aart Broek werd de inhoud van de agenda in de vorm van een manuscript gegoten en drukklaar overhandigd. Het is echt een juweeltje van een publicatie geworden. De Antilliaanse literatuur is met deze uitgave van In de Knipscheer plotseling met zo’n honderden pagina’s verrijkt.Vandaag deel twee van het interview met Klaas de Groot.

Meestal schrijft een dichter in een zekere gemoedstoestand. Opgewekt, depressief, vrolijk. Is er een tussen de data/dagen in de agenda en de boodschap van de gedichten? Kunt u een voorverband beeld geven?

Een verband tussen data en gedichten heb ik niet kunnen ontdekken; ik heb hieraan trouwens helemaal niet gedacht. Het boekje is m.i. gebruikt, omdat het de ruimte bood. Het meest bittere gedicht On hearing of an accident, bijvoorbeeld, is geschreven op de bladzijden van 20 t/m 22 maart 1957. Wat het verband is tussen deze dagen en het gedicht, dat zal wel altijd een raadsel blijven.

Gewoonlijk plaatst een auteur zijn naam of pseudoniem onder zijn geschriften of ze wel of niet gepubliceerd worden. Werden de gedichten van een datum of een handtekening dan van haar naam voorzien?

Nee, de gedichten hebben geen eigen datum. De aanwijzingen dat de gedichten van Aletta Beaujon zijn, is het visitekaartje en het feit dat de Poems while in Delos een onderdeel van de reeks vormen. Het handschrift is herkend door de zoons van Beaujon, die ik kopieën heb gegeven.

Dat zo’n agenda zolang onopgemerkt tussen andere boeken in de Collectie Antiliana zat en bij de overdracht van de Sticusa aan de Bibliotheek niet werd gemeld, moet een mysterie zijn. Hoe reageerden de bibliotheekmedewerkers op uw vondst?

Het hoofd van de Antilliaanse afdeling, Marije Stolp, was natuurlijk ook verrast. Ze werkte van harte mee. Ik mocht zelfs de agenda lenen om te laten zien aan mederedacteur Aart Broek en uitgever Franc Knipscheer. Die moesten natuurlijk eerst het boekje zien, want het nieuws over plotseling gevonden manuscripten wil nog wel eens sceptisch ontvangen worden. Om het voorzichtig te zeggen.

Waarschijnlijk vond u sommige gedichten zo mooi, dat u meteen aan een publicatie dacht. Wanneer besloot u dat de inhoud van de agenda wereldkundig moet worden gemaakt?

Allereerst begrijpt een mens niet dat zulke mooie gedichten zolang verborgen zijn gebleven. Meer mensen moeten de agenda in handen hebben gehad. Gelukkig dachten Franc Knipscheer en Aart Broek hezelfde als ik, en we doken in het diepe. Het is toch een waagstuk, zo’n uitgave, vooral voor de uitgever. Er gaat veel tijd en geld in zitten. Denk alleen maar aan het bibliotheekonderzoek op Curaçao. Daar heb ik kunnen werken in de Centrale Bibliotheek en de Mongui Maduro bibliotheek, met alle medewerking.Aan het prachtig vormgegeven boek dat nu in de winkel ligt, is te zien dat we heelhuids opgedoken zijn.

Er is zo weinig bekend van onze schrijvers van voor en na de ondertekening van het Statuut in 1954. Hoe kijkt u zelf terug naar deze hele affaire, waarmee u de Antilliaanse literatuur wist te verrijken met een juweeltje van een uitgave.

Laten we hopen dat de lezers en de kritiek dit werk als een verrijking zien, ik heb geen moeite met het woord. Vooral niet omdat het boek opgenomen is in het fonds van uitgeverij In de Knipscheer, waarin nog meer schatten uit de Antilliaanse schrijverij zijn opgenomen. Daar ligt heel wat verrijking.

Aletta Beaujon: de schoonheid van het woord

Vorig jaar werd een opmerkelijke vondst gedaan in de Collectie Antilliana van de Centrale Bibliotheek Den Haag. Het betrof een uit de jaren vijftig van de vorige eeuw daterende agenda van dichter Aletta Beaujon.Een agenda vol met ongepubliceerde gedichten.

read on…

Verzamelde Gedichten van Aletta Beaujon

Op maandag 26 oktober 2009 werd in het Kabinet van de gevolmachtigde minister van de Nederlandse Antillen in Den Haag het verzamelde dichtwerk van de Antilliaanse dichteres Aletta Beaujon gepresenteerd. De gevolmachtigde minister, mr. Marcel van der Plank, evenals Aletta Beaujons kleinzoon, Carolus van Leeuwen, en neefje, Rudolf Beaujon, ontvingen de eerste exemplaren tijdens een drukbezochte aanbieding.

De verzamelde gedichten zijn verschenen onder de titel De schoonheid van blauw/ The Beauty of Blue. De tweetalige titel geeft aan dat Beaujon niet alleen Nederlandse maar vooral ook veel Engelse gedichten heeft geschreven. Haar enkele Papiamentstalige gedichten, bijvoorbeeld één voor Pierre Lauffer, zijn eveneens in de bundel opgenomen, ook in vertaling. Het boek is schitterend uitgegeven door uitgeverij In de Knipscheer. Het is in harde cover gebonden, met stofomslag en leeslint.

De bundel is gebaseerd op de eerste uitgave van Beaujon, de omvangrijke bundel Gedichten aan de baai en elders, die in 1957 verscheen. Hieraan konden tientallen niet eerder gepubliceerde gedichten worden toegevoegd, die met de hand waren opgeschreven in een agenda. Die agenda belandde in de afdeling Antilliana van de Centrale Bibliotheek in Den Haag (een collectie gebaseerd op de vroegere Sticusa-bibliotheek). Het manuscript werd in april 2008 ontdekt door Klaas de Groot, die samen met Aart G. Broek de redactie van de uitgave deed. Ook zijn er nog enkele verspreide gedichten gevonden tijdens bibliotheekonderzoek op Curaçao.

Aletta Beaujon (Curaçao 1933 – Aruba 2001) schreef in een ogenschijnlijk losse vorm over haar geliefde Antilliaanse eilanden, maar ook veel over de oude Griekse wereld die zij liet herleven. Met name in gedichten over het eiland Delos is dat te zien. Zij heeft in haar werk zowel uiteenlopende periodes als ruimten bij elkaar gebracht. Daardoor is zij een auteur van alle tijden en plaatsen.

Aletta Beaujon, De schoonheid van blauw / The Beauty of Blue. (redactie Aart G. Broek en Klaas de Groot) Haarlem: In de Knipscheer, 2009. 304 pp; gebonden, genaaid, met stofomslag en leeslint; euro 34,50, NAfl. 75,00.

Alette Beaujon verzameld

Een Neerlandicus heeft in de openbare bibliotheek van Den Haag bij toeval een belangrijke literaire vondst gedaan. Het gaat om 64 nog niet gepubliceerde gedichten van Alette Beaujon. Van de bekende en gelauwerde Curaçaose dichteres (1934-2003) duiken nog steeds gedichten op.

In 2009 worden de onbekende gedichten zoveel mogelijk gepubliceerd in een verzameld werk, dat zal verschijnen bij In de Knipscheer. Een van de samenstellers van die bundel, Caraibist Aart Broek, zegt dat het onbekend is waarom Alette Beaujon de gevonden gedichten nooit heeft gepubliceerd. “Het zijn prachtige gedichten. Het niveau is hoog.” Volgens Broek is Beaujon ‘ongetwijfeld’ gestimuleerd door haar oom, de bekende auteur Cola Debrot. De nu ontdekte gedichten zijn in dezelfde stijl als de gedichten die al bekend waren uit de bundel Gedichten aan de baai en elders (1957). De Griekse mythische wereld komt er nog sterker in naar voren, waarschijnlijk door haar Europese reizen. Verder speelt Bonaire een belangrijke rol in haar werk. Broek ziet een spiegeling in de gedichten tussen de Griekse eilanden en ‘haar Caribische eilanden’.

Alette Beaujon dichtte even gemakkelijk in het Nederlands als in het Engels. In beide talen kon ze beelden scheppen met stilistische vondsten die ‘iedereen begrijpt’, ook al is het vaak geen regulier taalgebruik. “Door voegwoorden bij elkaar krijg je nieuwe beelden. Dat is wat de betere poëzie probeert te doen.”

De vondst is belangrijk voor de Antilliaanse literatuur, vindt Broek. “Die wordt hierdoor versterkt.” Beaujon behoorde tot een creatieve generatie van schrijvers, samen met bekende auteurs als Tip Marugg, Boeli van Leeuwen en Frank Martinus Arion. “Maar ook Jules de Palm en Erich Zielinksi. Die generatie heeft een substantiële productie voortgebracht, veel substantiëler dan we dachten. Dat wordt hiermee weer aangetoond.”

Voor de toekomst verwacht Broek dat er veel minder literatuur zal verschijnen. “Het is aan het aflopen, dat weten we.” Zeker in het Nederlands zal er nog weinig worden geschreven. “Toen was er een jonge generatie die Papiamentstalig was, maar ze leerden op jonge leeftijd Nederlands, schreven in het Nederlands en deden daar hele creatieve dingen mee.” Alette Beaujon zal door de nieuwe vondst voortaan ook vaker in dat rijtje namen worden opgenomen, aldus Aart Broek.

Wie ook nog ongepubliceerd werk van Alette Beaujon in de kast heeft liggen is van harte welkom om contact op te nemen met Aart Broek. Stuur een mailtje naar agbroek@planet.nl

[Bericht overgenomen van de site van de Wereldomroep]

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter