Op donderdag 27 mei 2021 ondertekenden Rita Rahman, voorzitter van de Werkgroep Caraïbische Letteren, en... Lees verder →
Drie Antilliaans-Curaçaose dichteressen
Over de wereld, de liefde en zichzelf
door Klaas de Groot
Op de Caribische eilanden schijnt altijd de zon en is de zee altijd blauw, denken veel mensen. Toch is er nog een pluspunt: al die verschillende mensen met hun eigen gebruiken en uitingsvormen, ook op cultureel gebied. Muziek, verhalen en poëzie laten die diversiteit goed zien. Maar naast de verschillen zijn er natuurlijk ook overeenkomsten met Nederland. Schrijvers en schrijfsters van gedichten bijvoorbeeld hebben het vaak over hoe zij het leven en de wereld ervaren, vooral gelet op de liefde of de natuur. Als het gaat over de Caribische eilanden die een rol spelen in de Nederlandse geschiedenis kun je dat goed laten zien aan de hand van de gedichten van drie Curaçaose dichteressen die met flinke tussenpozen met hun werk naar buiten kwamen: Oda Blinder, Aletta Beaujon en Carla van Leeuwen.
read on…De eerste bloemlezing van de Nederlandse poëzie
100 gedichten uit het Koninkrijk van 1945 tot nu
Met deze bloemlezing wil Bruinja een andere blik op de Nederlandse poëzie bieden. In bijna alle belangrijke bloemlezingen tot dusver ontbreken bijvoorbeeld de Friese en de Antilliaanse poëzie, terwijl die poëzie in contact staat met de Nederlandstalige poëzie en de wereldpoëzie.
read on…Van de kust van Guinea naar de Brandaris op Bonaire, met een Caraïbisch poëziealbum
door Klaas de Groot
De kolossale verzameling Album van de Caraïbische poëzie, samengesteld en geredigeerd door Michiel van Kempen en Bert Paasman, is solide gegrondvest. Het boek heeft een voorwoord van Noraly Beyer en een inleiding, een indeling in 12 thema’s, bronnenlijsten, een register, veel voetnoten en vertalingen. Het boek oogt als een bloemlezing, dat is het gedeeltelijk; maar het is een echt poëziealbum, want er staat ook niet eerder gepubliceerd werk in.
read on…Aletta Beaujon – De stervende krekel
Met onverholen hoogmoedswaanzin
worstelt er een krekel
door het grasveld naar mijn deur
Op zoek naar harmonie
Over Carla Van Leeuwen, Because en andere gedichten
door Wim Rutgers
In 1979 publiceerde Carla van Leeuwen (Caracas 1955 – Curaçao 1980), dochter van Boeli van Leeuwen en Dorothy Debrot, een dun bundeltje van vijftien gedichten onder de titel Because maar in de nalatenschap bleken er nog een ongepubliceerde bundel, Interval te zijn en een aantal losse gedichten. Deze gedichten werden bezorgd door Klaas de Groot en uitgegeven door uitgeverij In de Knipscheer.
read on…Oda Blinder, uit de schaduw 2
door Klaas de Groot
In het eerste bericht over net opgedoken materiaal van Oda Blinder (zie C.U. 16 oktober 2020) viel de opmerking dat zij weliswaar een bescheiden hoeveelheid gedichten heeft geschreven, maar dat de bijzondere kwaliteit van haar poëzie voor veel lezers direct duidelijk was. Vanaf november 1944, toen zij haar eerste gedichten publiceerde in De Stoep, krijgt haar werk her en der aandacht. Soms kreeg die aandacht een bijzondere vorm.
read on…Aletta Beaujon in Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland
BEAUJON, Aletta Clémence (geb. Willemstad, Curaçao 1-5-1933 – gest. Oranjestad, Aruba 3-7-2001), dichteres, psychologe. read on…
Aletta Beaujon – Ochtend
In de verse ochtend
zijn de blaren vochtig nog
al heeft het gister niet geregend
de dieren druilen
beslagen behaarde domme neuzen
snuiven de groene morgen
droevig in
en de hele lucht is wakker
boven de akkers
van mijn vader read on…
Zoet Willemstad: Hoe smaken Punda en Otrobanda literair?
door Klaas de Groot
Aletta Beaujon

‘Ik heb overal gewoond’
Over De schoonheid van blauw van Aletta Beaujon
door Ezra de Haan
Wanneer er een kattenbelletje van Kafka of een liefdesbrief van Lord Byron gevonden wordt, is dat wereldnieuws. Dat wat voltooid leek, kreeg toch nog een toevoeging. In Nederland juicht men minder snel. Zelfs als er een vrijwel volledig nieuwe dichtbundel aan een oeuvre kan worden toegevoegd, blijft men hier rustig. Iets wat mij verrast, want het is wel degelijk een wonder dat de rode kantooragenda uit 1957, waarin Aletta Beaujon 78 van haar gedichten opschreef, zolang op de planken van bibliotheken kon blijven staan zonder dat iemand iets met de inhoud deed. Gelukkig begreep Klaas de Groot, die samen met Aart G. Broek de bezorger was van de verzamelde gedichten van Aletta Beaujon, meteen dat hij een unieke vondst had gedaan. Hij vergeleek de gedichten in de agenda met wat al eerder was gepubliceerd en wist dat er veel onbekend werk tussen zat. Het bundelen en bezorgen van het werk was vervolgens de meest logische volgende stap.
Aletta Beaujon werd op 1 mei 1933 geboren op Curaçao. Ze groeide daar op maar kende Bonaire ook goed door de vakanties die ze daar doorbracht. De schrijver, jurist, arts en politicus Cola Debrot, beroemd geworden door Mijn zuster de negerin, was haar oom. Hij bezat diverse plantages, zoals Slagbaai waaraan Beaujon regelmatig refereert in haar gedichten. Debrot, die ook aan de wieg van Frank Martinus Arions schrijverloopbaan stond, hielp Aletta met de publicatie van haar gedichten in de beroemd geworden Antilliaanse Cahiers. In dit literaire tijdschrift verscheen werk van Tip Marugg, Frank Martinus Arion, Oda Blinder, Pierre Lauffer, Luc. Tournier en Cola Debrot. Allemaal auteurs die later van groot belang bleken voor de literaire ontwikkeling van het eiland.
Aletta Beaujon debuteerde in 1957 in een dubbelnummer van Antilliaanse Cahiers met de bundel Gedichten aan de Baai en elders. Haar tweede bundel, Poems while in Delos, verscheen in 1959. Wederom in Antilliaanse Cahiers. Het was een reeks van veertien gedichten in het Engels. En nu, in 2009, verschijnen alle gedichten van Aletta Beaujon onder de titel De schoonheid van blauw. Samen met de teruggevonden gedichten uit de rode agenda krijgen we nu eindelijk een beeld van de dichter die Aletta Beaujon was. Wie goed leest, krijgt haar dromen erbij cadeau.
Frank Martinus Arion schreef enthousiast over het debuut van Aletta Beaujon: ‘Alettas bundel is een grillige, fantastische reis: de reis die kinderen soms in hun dromen maken of waarvan heel blijde mensen soms spreken, als het leven hun goedgezind is. Als de hemel blauw is en de zon schijnt en de toekomst enkel vreugde wil beloven.’ Verder heeft Arion het over de weemoed en de heimwee die in veel gedichten doorklinkt. ‘De heimwee, die wij, Antillianen, allen zo goed kennen.’ Arion, die weet wat lezen is, zag toen al dat haar gedichten de hele wereld ademden. Ook hem viel het ongebreidelde levensgeluk op dat in veel van Beaujons gedichten voorkomt. Wanneer je het debuut herleest, waar De schoonheid van blauw mee opent, valt je de intensiteit op waarmee ze schrijft. Neem een passage uit het gedicht ‘Slagbaai’:
Ik voel mij
als Orpheus
in een delirium
van heerlijkheid
verheven zelfs boven de sterren
lichtjaren verwijderd
Toch wordt deze idylle al snel verstoord. Wat we dan in hetzelfde gedicht zien, is de andere kant van de dichter:
De zee ruist voortdurend
in ritmische
rijmen
Zij heeft in de late middag
het strand verkracht
met geweldige golven
van schuim en zand
Aletta Beaujon moet een vat vol tegenstellingen zijn geweest. Op Curaçao en Bonaire was ze gelukkig. Uit ieder gedicht dat ze erover schreef blijkt de verbinding met de natuur. Ze bejubelde haar omgeving en zag het als een droom die ook na het ontwaken kon worden beleefd. Ik citeer een passage uit ‘Agaven’:
Een onmetelijke vlakte
Agaven
ligt voor ons
in de zon
zoemende zoete dromen
van een onverstoorbare plantensoort
verbegraven
in de wildernis
Andere gedichten uit haar debuutbundel Gedichten aan de Baai en elders beschrijven Nederland en dat valt meteen op door de woorden die Beaujon gebruikt. Meteen is de blijde mens, het kind in haar verdwenen. Eerder afkeer valt er aan haar regels af te lezen.
Holland
Avond
Wanneer het zo vroeg
donker wordt
snellen de mensen
naar huis
de lichten loeren lui
neer
op de pleinen
en staren dof voor zich uit
op eenzame hoeken
van de straten
gele gaten
in de vuile plassen
overal
Morgen
En de vroege morgen
is nog nacht en
naakt
gods gedachte
paradox
van fietsers op de weg
In de vieze ramen
van de grijze treinen
schijnt het licht
traag
moeizaam
en verscholen
Aletta Beaujon lijkt te worstelen met de koude grijze wereld die Nederland heet. Slapeloosheid en dromen komen steeds weer in haar gedichten voor. Er is sprake van een gevangen zijn in een pijn van nooit meer te willen ontwaken. Ook haar dichterschap geeft daarin geen soelaas. ‘De dichter is geen mensenkind / maar heeft zijn hart in hel / gekregen.’ Beaujon schreef meerdere gedichten over dichters. De woorden die we tegenkomen zijn inktzwart. ‘zalen zwartgeverfde woorden spuien ze / de droeve dichters in een toorn van / tranen meegetorst en nooit verspild op / tabernakels van de goden.’ Naarmate je meer gedichten van haar debuut leest, krijg je de indruk dat zowel het schrijven als het leven haar niet makkelijk vielen. Eenzaamheid en onzekerheid klinkt regelmatig in haar werk door. De eerste strofe van ‘Ego’ spreekt boekdelen.
De vreugde van het vieren
maakt de mens zo moe
hij hoopt steeds weer
een vriend te zijn
een tweeling medemens
In de talloze gedichten met dezelfde titel of eigenlijk hetzelfde thema lees je de strijd van de dichter met zijn materie af. Beaujon moet steeds weer geprobeerd hebben zichzelf te overtreffen. En slaagde daar regelmatig in, al is het de vraag of ze dat wel inzag. Wie de twee versies van het gedicht ‘Slagbaai’ naast elkaar legt komt er zelf ook niet uit. Ze staan naast elkaar, vormen een tweeluik. Al is het gedicht op pagina 133 typerend voor de nostalgie in het complete oeuvre van Beaujon:
(fragment uit ‘Slagbaai’)
Ik kom hier elke dag
de avond zoeken
en de dag want beide
heb ik op dit strand voor het eerst gevonden
heel lang geleden
In Words washed away / Weggespoelde woorden, staan zowel de veertien gedichten die bekend staan als de bundel Poems while in Delos als de resterende 64 gedichten uit de kantooragenda van Beaujon die in de Centrale bibliotheek Den Haag, afdeling Antilliana, gevonden werd. Juist in combinatie met de gedichten uit haar debuutbundel komen de teruggevonden gedichten en de reeds bekende tot hun recht. We komen gedichten tegen die we al kenden maar die nu een andere jas dragen. Zo horen we de echo van ‘Slagbaai’ in een gedicht als ‘Late middag in Athene’. Het gedicht speelt zich nu in Athene en omgeving af. Toch lezen we hetzelfde als in het gedicht over de dagen op Bonaire. Woorden als zout en hitte komen weer voor, maar het is vooral de sfeer die identiek is. In haar verbeelding van Griekenland lijkt Beaujon haar geluk gevonden te hebben. In het gedicht ‘Hellas’ beschrijft ze het als volgt:
Why is it that when I dream
I always dream of Greece
the songs of honey mellowed suns
flowing to the winding valleys
and the flower bedded plains
Ze beantwoordt die vraag in het gedicht ‘In Greece I died’ met de regel die haar kinderen haar op haar graf hebben meegegeven:
In Greece I died
ten thousand years ago
Hetzelfde gedicht opent met een veelbetekende strofe:
Moments of madness
of the maker
ignorant of time
inhabitant of all encompassing
spaceless life infection
Weer is het de waanzin die meespeelt. Zelfs in haar imaginaire Griekenland, het land dat de metafoor was voor alles wat voorbij was: de verloren jeugd, de vergeten klassieke wereld. En ook in het volgende gedicht in de bundel, ‘On my way to Delphi’, komen we het tegen.
I cried
And your answer was an arrid echo
Of my insanity
Dit zijn gedichten die aan Keats doen denken en met name aan zijn ‘Ode to a Grecian urn’. Het is poëzie waarin een wereld tot leven gewekt wordt die alleen in de verbeelding van de schepper leeft. Gedichten waarin dromen tot leven komen en dat wat in het werkelijke leven niet meer kan toch gebeurt. In het geval van Aletta Beaujon levert het wonderschone poëzie op.
(uit: ‘Sunrise Delphi’)
there is something so joyful
about the underwater green of the shade
in a sleeping silver stony well
where I can be alone knowing
that the treasures of Delphi surround me
(uit: ‘Madness’)
The birds were mating
In the madness of my soul
Insanity is sanctified
At the well of warm endeavour
(uit: ‘Greece’)
I stand and wait for all that once
was promised to the poets
Inspiration granted finally
to sight unswaying
miracles
and to the smallest life incentive
open memoried attention of the gods
Het zijn niet alleen de in het Engels geschreven, tot nu toe vergeten gedichten die bewondering opwekken. Ook die in het Nederlands mogen er zijn. Het gedicht ‘Bonaire’, een ode aan de maangevormde blauwvinvissen, brengt het eiland en de dromen van Beaujon tezamen. Dat Cola Debrot het indertijd niet in haar tweede bundel opnam is onbegrijpelijk. Misschien was het een persoonlijke keuze die samen met Aletta tot stand is gekomen of koos hij liever voor een reeks gedichten in het Engels.
De schoonheid van blauw / The Beauty of Blue laat voor het eerst Aletta Beaujon zien zoals ze werkelijk was, een kwetsbare dichter die zich liefst in de dromen van haar gedichten verschool. Haar verzamelde gedichten vormen een schatkamer aan gedichten in het Nederlands, Engels en Papiaments. Juist door de toevoeging van de gedichten uit de rode kantooragenda en de verspreide gedichten kunnen we ons eindelijk een voorstelling maken van de wereld die Aletta Beaujon droomde. Hulde aan de Klaas de Groot, die de gedichten terugvond en die samen met Aart G. Broek (foto rechts) er een prachtboek van maakte.
(uit: ‘Solo di mèrdia’)
Muhé
Ta kòrta álue
Pabou
Patras na laira
Kabes abou
Solo
Sin duele di nos niun
Miserikòrdia ku ningun
Ta baha
Riba nan kustia
Ku e fièrnu
Di mèrdia
(uit: ‘Middagzon’)
Daarginds
snijden vrouwen
aloë
Achterste omhoog
hoofd omlaag
De zon
Meedogenloos
deernis voor geen
smijt vanuit het zenit
de helse hitte
op hun lendenen
[Bron: Literatuurplein.nl]
Krom gewaaide bomen
door Ezra de Haan
Het Koninkrijk der Nederlanden kreeg op 10-10-2010 een heel ander aanzien. Sint-Maarten en Curaçao werden, net als Aruba, landen binnen het koninkrijk, terwijl Bonaire, Sint-Eustatius en Saba ‘openbare lichamen’ van Nederland werden. De Antillen werden als staatsvorm ontmanteld en toch bleven het zes Nederlandse eilanden, net zoals de zes Waddeneilanden. Klaas de Groot koos deze gelegenheid voor de presentatie van de bloemlezing Vaar naar de vuurtoren (Uitgeverij In de Knipscheer, 2010), waarin dichters hun liefde voor de twaalf eilanden met ruim honderd gedichten vorm geven.
Alleen iemand met grote kennis van de literatuur en liefde voor eilanden is het gegeven zo langdurig en diepgaand alle archieven en boekenkasten te bestuderen als Klaas de Groot dat deed. Het resultaat mag er dan ook wezen. Vaar naar de vuurtoren is een ‘must’ voor iedereen met het eilandgevoel geworden. Hij slaagde er niet alleen in over vaak bezongen en beschreven eilanden mooie en ontroerende poëzie te vinden, ook over kleine, haast literair vergeten eilanden als Rottum, Sint-Eustatius en Sint-Maarten dook hij gedichten op.
De liefde voor het eiland blijkt niet alleen uit de gedichten in deze bundel maar ook uit de samenstelling. Klaas de Groot bezocht alle eilanden, op Rottum na, en heeft daar de verschillende volksliederen vastgelegd die ook in deze bundel te vinden zijn. De meertaligheid op de eilanden van het Koninkrijk der Nederlanden klinkt door in de ondertitel van het boek (Eiland, Isla, Island, Eilân) en het siert de samensteller dat hij zowel het origineel als de vertaling van de gedichten in deze bundel de ruimte heeft gegeven. Een mix van eilandgedichten in het Nederlands, Fries, Engels, Papiaments kom je immers zelden tegen.
In zijn langdurige zoektocht naar gedichten over de Nederlandse eilanden stuitte Klaas de Groot op, wellicht, zijn grootste ontdekking in de Openbare Bibliotheek van Den Haag. Tussen honderden gedichtenbundels bleek een vergeten kantooragenda van Aletta C. Beaujon uit 1957 te staan. Met deze vondst groeide het oeuvre van Beaujon aanmerkelijk. Van de achtenzeventig gedichten in de agenda was driekwart nog niet eerder gepubliceerd. Samen met Aart C. Broek bezorgde Klaas de Groot De schoonheid van blauw – The Beauty of Blue waarin alle gedichten van Aletta Beaujon zijn verzameld. Het is dan ook niet verwonderlijk dat we het gedicht ‘Brandaris’ over Bonaire in deze bundel tegenkomen. De liefde voor de natuur, maar ook de eenzaamheid die het eiland oproept is typerend voor de bundel en zeker voor de gedichten van Beaujon.
Aletta Beaujon – Brandaris (fragment)
Het geraas van planten
in de dorre wind
in een vallei ver boven de zee
een stille eenzaamheid
van steen en wolken
waar ik zo graag van droomde
bestaat daar bovenstaande
Ik heb er niet gespeeld
alleen gezeten
alles zweefde daar
ik dacht nog
van het moeilijke dalen
naar zee
Ik hoorde hier niet thuis
en zag toe
ik wou dat ik hier
kon blijven
overnachten
dicht bij de maan
en de eerste die in de zon wakker werd
Frank Martinus Arion schreef over Curaçao en ook over Bonaire. Hij staat met twee gedichten in deze bundel. Wie de gedichten leest betreurt het dat de man meer proza dan poëzie geschreven heeft.
Frank Martinus Arion – Bonairiaanse wandelingen met Carmelita (fragment)
Want een neger die schrijft heeft geen hart
een neger die schrijft heeft niets te geven
een neger die schrijft heeft minstens gestolen –
Hier sta ik dan weer de weg te wijzen
hoe van neger mes te worden
om thuis te keren zonder menselijkheid
omdat het avondland verging
De woede van Arion klinkt heel anders dan het verdriet, het gevoel nergens meer bij te horen in het gedicht ‘Paradise lost’ dat Giselle Ecury over Aruba schreef. Waar een ander zich compleet zou vertillen aan de verwijzing naar Miltons Paradise lost, komt Ecury ermee weg. In heldere taal en met de eenvoud van het kind dat ze eens op Aruba was, geeft ze weer wat alle eilanders overkomt die ‘hun’ eiland verlaten.
Giselle Ecury – Paradise lost
buiten stond het palmend groen
stil langs de startbaan
in rafels te zwaaien
toen ik moest gaan
eilandskind
de wind draaide zich
de zee verbleekte
liep kolkend leeg
lucht wolkte vormeloos uiteen
de pop op mijn arm huilde
tranen van steen
warmte hield haar adem in
de zon ging uit
ik verdween
kind van zes
het vliegtuig vloog mij uit elkaar
nergens kwam ik aan
ik ben
alleen
niet van hier
niet meer van daar
ertussenin
ontdaan
Van Walter Palm staan er zelfs drie gedichten in deze bundel. Zijn poëzie toont aan dat een eiland niet alleen woede, eenzaamheid of vervreemding op kan roepen. In Palms geval is het melancholie, is het de heimwee naar Curaçao als je er niet meer bent. Zijn gedicht over Bonaire toont ons een wereld vol rust en stilte waar de dieren de dichter dwingen tot schrijven. In de afdeling Varia staat het gedicht ‘De passaat en de Nederlands eilanden overzee’. Het is een Walter Palm-gedicht zoals we dat van zijn voordrachten kennen. Steeds weer lezen we de woorden ‘blaast de passaat’, als een mantra en zo vormt zich een beeld van die altijd aanwezige wind. Je moet direct denken aan de krom gewaaide bomen. En dan komt de humor. In tegenstelling tot de golven en de wolken blijven de Nederlandse eilanden overzee stokstijf staan. Ze blijven staan als een rots in de branding. Zelfs de passaat weet de eilanden niet bij elkaar te blazen.
Walter Palm – Curaçao en ik
Curaçao dat zijn bladeren,
dat zijn de groene bladeren
van de boom in onze tuin
waar ik als baby
mijn gedachten in liet dwalen.
Curaçao dat zijn bladeren,
dat is het luchtpostpapier
van de liefdevolle brieven
van mijn moeder,
toen ik moederziel alleen
en ver van huis studeerde.
Curaçao dat zijn bladeren,
dat zijn vergeelde pagina’s
met beelden van mijn herinneringen
die verwaaien op de passaat
en verglijden in de avondschemer
Met slechts een paar voorbeelden blijkt al de diversiteit van deze bloemlezing en dan heb ik het nog niet eens over het verschil tussen de Caribische eilanden en de Waddeneilanden gehad. Overduidelijk blijkt het eiland in de tropen eerder erotiek, warmte en liefde op te roepen terwijl de Wadden vaak doen denken aan de dood. Zo staan er een schitterend gedicht van R.L. Tromp in over de paarden van Ameland en het melancholieke lied van Freek de Jonge over ‘De vondeling van Ameland’. Rottumerplaat krijgt met het gelijknamige gedicht een klein monument voor zijn bezoekers in een gedicht van Ad de Haan.
Ad de Haan – Rottumerplaat
waar Bomans waakte
en Wolkers werkend wakker bleef
maakte de stilte
-het geluid van zee en wind –
van Godfried een ander
een kind van Jan
meeuwen, altijd maar meeuwen
een zeehond en wrakhout
en flessen, altijd maar flessen
na zeven dagen
doodmoe
alleen op een eiland
Tsead Bruinja toont aan dat ook Schiermonnikoog een dichter kan beroeren. Het gedicht ‘Schier’ laat het Fries uit deze bundel opklinken en wie deze mooie taal niet machtig is, vindt op de volgende pagina de vertaling.
Tsead Bruinja – Skier (fragment)
foar ‘t de nacht mei har tsjustere flústertekken komme kin
lûkt de mist in gerdyn fan flintertinne polonêzespoken
oer de mar fan dit eilân dat mar net op bêd wol
sûnder in ferhaal foar it sachte sliepen no toe dan mar
Tsead Bruinja – Schier (fragment)
voor de nacht met haar fluisterdeken komen mag
trekt de mist een gordijn van flinterdunne polonaisespoken
over het meer van dit eiland dat maar niet naar bed wil
zonder een verhaal voor het zachte slapengaan nou toe dan maar
Vaar naar de vuurtoren is een heerlijk boek dat dwingt tot bladeren, lezen en herlezen. Juist het contrast tussen de gedichten over de twaalf eilanden die, ondanks de enorme afstand die ertussen ligt, toch Nederlandse eilanden zijn, maakt deze bundel zo bijzonder. Terwijl je erin leest hoor je de golfslag, die van de Wadden of van de Caribische Zee.
ISBN 978-90-6265-658-5
[Bron Literatuurplein.nl, 2011]