blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Baromeo Barche

Barche Baromeo

Portret van de Curaçaose schrijver Barche Baromeo, gemaakt door de in Suriname werkzame fotograaf Nicolaas Porter. Nr. 92 in de reeks fotoportretten die Porter in opdracht van de Werkgroep Caraïbische Letteren maakt. Voor informatie kunt U mailen naar: nicolaasporter@hotmail.com. Wie de hele reeks wil zien kan hieronder klikken op het label Werkgroepportretten.

Vreemdelingen in het paradijs (4)

door Willem van Lit

[Dit is deel vier van het feuilleton over de Nederlands Caribische eilanden. Het is het vervolg op het 4e hoofdstuk uit mijn boek.]

Later wordt de verschuiving van het perspectief duidelijk. De schrijver verplaatst zich steeds minder naar het gezichtsveld van de ver-weg-lezer; hij schrijft van binnen uit het eigene naar de lezer buiten, de vreemde. Hierbij probeert de auteur de lezer als het ware te dwingen de binnenkant vanaf het standpunt van die auteur waar te nemen. Van Kempen noemt in deze rij van auteurs onder andere Dobru, Lauffer, Trefossa, Garmers, Henriquez en Gajadin. Maar het blijft voortdurend om migratie draaien, zoals ook Rutgers bedoelde omdat men de ander toch rond moet leiden in de eigen wereld om die begrijpelijk te maken. De onrust groeit naarmate de ontvoogding en de emancipatie vordert. Er gaan andere dingen meespelen. Kinderen gaan als student naar Nederland. Ze emigreren dus en vernederlandsen. Het Papiamentu als cultuurtaal groeit intussen op de Antillen, maar de landskinderen in Nederland spreken steeds meer en beter Nederlands, waardoor de achtergeblevenen hun kinderen als vervreemd gaan ervaren, “… die hun bloed verloochenen” . Op deze manier ontwikkelen de verhoudingen in het koninkrijk zich op complexe wijze. Aan de ene kant wordt de vervlechting inniger onder andere door meer mogelijkheden voor onderlinge uitwisseling en migratie; aan de andere kant groeit de kloof en lijken we elkaar steeds minder te begrijpen. De generatie auteurs die alleen nog maar in het Papiamentu schrijven, ontwikkelt de gidsfunctie voor specifiek de eigen mensen, maar de externe functie blijft bestaan voor buitenstaanders. Zo schetst Van Kempen de in complexiteit groeiende tweedeling tussen reisleiders en toeristen op verschillende gemeenplaatsen in de literatuur en dus ook op divers cultureel en algemeen maatschappelijk gebied. Hij noemt thema’s als “ontmoeting der culturen als interraciale vermenging, als uitdrukking van begrip, misverstand en onbegrip, meervoudige lokaliteit, nationale identificatie en individuele zelfidentificatie” . Op al die terreinen ontstaat dezelfde of soortgelijke onrust die wordt gevoed door zinsbegoocheling en beloften die voortdurend wisselen. De vreemde zal de gids nooit helemaal kunnen volgen, al doet hij nog zo zijn best. Zelfs de Antilliaanse auteurs worstelen met het eigene, zoals het voorbeeld van Van Leeuwen eerder in dit stuk aangeeft, hoe het “eiland grenzen stelt aan zijn schreden”.

De motor hiervoor is de voortdurende migratie, het ontheemde bestaan dat op zichzelf al een bron is voor verdriet. Tegelijkertijd draagt het de kiem in zich van het meest menselijke, zegt Van Kempen weer: “het reiken naar de ander, het begrijpen van de ander en uiteindelijk dat waar alles om begonnen is: de liefde” . Dit laatste – de liefde – is dan nog een andere gemeenplaats in de literatuur, waaruit weer een belofte ontstaat. Maar zover is het nog lang niet; de toerist is nog steeds niet in staat het geheel eigene van de Antillen of Suriname te doorgronden, zo veronderstelt de gids. En dat gegeven is nog altijd wrang aanwezig. Haard van onbehagen. Voorlopig is de kracht van beschaming nog groter, zoals bij Van Kempen in een andere publicatie naar voren komt.

In die andere beschouwing over de literatuur in de voormalige koloniën – Rigoletto in de tropen uit 2004 – beschrijft hij het probleem of het raadsel van de onleesbaarheid . Dit fenomeen treedt op in de literatuurwetenschap die zich bezig houdt met teksten uit de voormalige koloniën. Van Kempen constateert dat er sprake is van een cultuurkloof tussen de Nederlandse schrijvers en recensenten enerzijds en de auteurs uit de voormalige koloniën anderzijds. De Nederlanders zien zich altijd geplaatst voor de ondoorgrondelijkheid van het kunstwerk van de schrijvers uit die gebieden en de “ondoorgrondelijkheid van het kunstwerk van de Ander wordt toegeschreven aan de cultuurkloof, niet van de aard van het kunstwerk op zich. Jij hoort niet tot de groep en dus kun je het onmogelijk doorgronden” . Hij noemt vier uitdrukkingen van onbehagen: “We zijn nu eenmaal andere mensen”, het “jullie tegenover ik”, de “fatale driehoek” (in dit geval gaat het om Oost-Indië, waarbij de Totoks, de Indo’s en de Belanda’s tegenover elkaar staan) en “Jij kunt deze werkelijkheid niet kennen”. Hij illustreert dit aan de hand van verschillende voorbeelden waarbij Nederlandse schrijvers en recensenten de wind volop van voren krijgen. Het dilemma wordt nog versterkt door het feit dat juist die auteurs ook niet zonder de beschouwingen en recensies kunnen en er kennelijk geen mogelijkheden zijn criteria te stellen voor reflectie. De gids verwacht geen kritisch weerwoord.

Hier heerst de veronderstelling dat de cultuur van de gekolonialiseerden (die tegelijkertijd gids zijn) voor mensen van buiten niet invoelbaar en onkenbaar is. Als je dit zegt, ga je er vanuit dat er culturen zijn die hermetisch gesloten zijn. Culturen zijn allesbehalve hermetisch gesloten, zoals Van Kempen terecht opmerkt. Men zou dan geen uitspraak kunnen doen over de waarde van culturen. Het cultuurrelativisme is een mythe, de mythe van de cultuurkloof, die onoverbrugbaar zou zijn. De pathetische omhelzing laat zich op deze manier kenschetsen als de paradox tussen de mythe en de hoop “de Ander ten diepste wel (te) kunnen begrijpen”. En ook willen begrijpen. Men wíl doordringen tot de kern van het geheim van de verleiding, de Caribische verrukking zelf. En beide – zowel de mythe als de hoop – zijn illusoir, zijn zinsbegoocheling of zelfbedrog: “de mythe omdat het niet de cultuurkloof op zich is die de principiële onkenbaarheid van het kunstwerk uitmaakt, de hoop omdat de aard van het kunstwerk met zich meebrengt dat het diepst ervan zich niet ontsluieren laat” . Het is de patstelling in de volledigheid van de verwarring. We kunnen dan niet meer de kennis toepassen, alleen nog naast elkaar bestaan binnen het geheel van zelfde uitdrukkingsmogelijkheden zonder ooit tot elkaar te kunnen komen, waarbij men hoe dan ook toch aan elkaar verbonden blijft. Hoe men overeind kan blijven met bedrog?

Maar ook de fascinatie blijft: men (de toerist) wil de verrukking blijven begrijpen en men (de gids) wil zichzelf bijzonder verklaren, ten diepste onkenbaar, onverklaarbaar. De verzoening is alleen mogelijk in het merkwaardige guichelspel zelf, dat ondoorgrondelijk door passie wordt bestuurd en dát lijkt pathetisch van aard te zijn. Het eindresultaat van deze patstelling lijkt – niet verstandig – beschaming en wederbeschaming te zijn, zoals ook in de oplaaiende emoties bij dit onderwerp – de literatuurkritieken – duidelijk wordt.

Als ik bij mezelf ga kijken, hoef ik niet ver te zoeken om flarden van die passievolle begoocheling te vinden. Ik citeer hieronder een lang fragment uit mijn weekboekaflevering “De voortdurende belofte”

“De bibliotheek van Willemstad bevat een grote afdeling die gaat over reizen, volkenkunde en vreemde culturen. Ik vind dat opvallend. Het is net alsof mensen hier – meer dan elders – nieuwsgierig zijn naar hoe het anderen vergaat, alsof alles buiten het eiland exotisch is. Ik heb er series boeken gevonden die me met een instant opgejaagde interesse langs de rijen deed wandelen, de wijs- en middelvinger dolend over de ruggen. Prevelend. Ik zocht langs het rijtje dat ging over de Caribische cirkel en ik vond V.S. Naipaul. Hij schrijft over zoektochten. In dit boek gaat het over het speuren naar de basis van de wonderlijke eigenheid waar hij onthutst naar kijkt. Toen ik bij dat rek stond en door Het verlies van Eldorado bladerde, kwam er een vreemde zin bij mij op: “… waaraan we zijn ontleend”. Zo’n flard fleemt als een fragment van rafelend besef. Ik noem het maar even zo omdat ik er geen andere betekenis voor weet. De lezer begrijpt misschien dat ik nu over de randen van intuïtie schrijf en dat ik denk over de legenden, waaruit mijn eigen realiteit is samengesteld. Zo’n fragment blijft hangen.

Van gemis te kunnen schrijven, zo, dwalend langs geruchten die vaak vergissingen bleken te zijn of een herontdekking van uitdrukkingen, die steeds weer bedoelingen waren, maar die lang niet als zodanig herkenbaar waren: een gewaarwording die met het loskomen van de wielen van het asfalt van onze herinnering ongewis achterblijft. Hoe ging het ook alweer met dat land van goud? Alsof er steeds iets overblijft… van St. Eustatius bijvoorbeeld waar de gedachte – zoals het was in de 18e eeuw – nog steeds speelt dat het een “Gouden Rots” kan zijn of ook van Aruba waar eind 19e eeuw kortstondig een echte goudkoorts op gang kwam. Maar dat is het niet alleen. Het gaat ook om teloorgang van andere dingen.

Een geheel ander temperament. Barche Baromeo vertelt over zijn jeugd op Curaçao, over zijn schoolgang bij de nonnen en hoe hij daarna los probeerde te komen: “Datzelfde gevoel van machteloosheid deed mij van Koningin Zingha (een geïdealiseerde schoolvriendin, WvL), die zich uitleefde in de Tambu, dromen en zo mijn hartstocht bevredigen, terwijl de maatschappij hamerde op een lichte huid om je ras te verbeteren en hogerop te komen. Je vrat jezelf van binnen op, gefrustreerd als je was door het gemis dat je voelde je niet in je eigen taal te kunnen uiten. Om voor eens en altijd, voor de eeuwen en eeuwen die nog moeten komen, vanuit het diepst van je zijn, het uit te gillen en je te ontdoen van al wat het onderwijs in het opgelegde Nederlands, zonder de basis van Moeder Papiaments, je heeft aangedaan” (“de nieuwe Antilliaan”). Hier roept iemand die verwacht lelijk terecht te komen in de vijzel van de geschiedenis, zoals zo velen voor hem in deze archipel met V.S. Naipaul als referentie van deze mogelijkheid, teneinde alweer onthutst herontdekt te worden in de teloorgankelijke realiteit. Het Papiaments staat momenteel opnieuw onder druk, terwijl men eerder niet eens de kans heeft gekregen de werkelijkheid in eigen taal te vertolken. Er ontrolt zich reeds een nieuwe geschiedenis, die van de globalisering en in deze beweging sneven nu weer kleinoden. Het heden is nu al een legende, klaar om herontdekt te worden. Zo groeit de verbijstering weer aan in deze ring van de Cariben.

Om heel wat redenen volgen we veelal niet onze hartstocht, de oorsprong “… waaraan we zijn ontleend”, zoals Baromeo vertelt en zoals ik plots dacht bij die boekenkast. We blijven achter, de taal ontbreekt, de verhalen zijn vergeten, de archieven zitten overvol, men overstelpt elkaar, hele volkeren vergaan, we zinken weg in moed, we ontsnappen aan elkaars bewustzijn, we verbergen onszelf. Dat is een kwestie van niet willen of niet kunnen natuurlijk en daarvoor is dan – parhttp://www.blogger.com/img/blank.gifadoxaal vermogen – de passie toegerust op hart en ziel; we mogen gissen naar vermogen: zo is het in het atelier van onze autonomie. Over een aantal weken gaan we trachten te ontsnappen. Weg van hier. Ik denk niet dat dat lukt – het ontsnappen met de opzet alles onachtzaam achter ons te laten, bedoel ik – , want er dienen zich in onze nieuwe situatie weer andere dingen aan terwijl de oude dingen blijven; hetgeen we zullen missen”.

[wordt vervolgd, klik hier voor deel 5]

Klik hier voor deel 1 , voor deel 2 en deel 3.

Herlezen: Barche Baromeo

De rubriek Herlezen vraagt aandacht voor boeken die langer geleden zijn verschenen en de moeite van het herlezen waard zijn. Suggesties? Laat het ons weten via ons emailadres. Vandaag E parto van Barche Baromeo.

De erfenis van Dertig Mei 1969; Een nieuw Curaçao?

door Wim Rutgers

Op 30 mei 1969 trokken grote groepen stakende arbeiders naar het centrum van Willemstad. Vijf jaar later trekken opnieuw een groot aantal mensen, dit keer in lange rijen toeterende auto’s naar datzelfde centrum. De eerste tocht ontaardde in plundering en brandstichting; de tweede is ter viering van de geboorte van een baby. De eerste tocht was destructief; de tweede staat in het teken van de creativiteit. De eerste tocht was harde werkelijkheid; de tweede bestaat alleen maar in de fantasie van een auteur.

Wilfred Florencio (Barche) Baromeo begint zijn nieuwe roman E parto (de bevalling) met wat later wel genoemd is ‘de onlusten van dertig mei’, hij besluit met een uitgebreide beschrijving van de tweede, gefan¬taseerde, tocht. De verteller is niet geheel negatief over wat er op dertig mei 1969 gebeurde, want hij zegt dat het zaad dat in 1969 gezaaid werd nu eindelijk vrucht draagt. Dat is de eerste en de belangrijkste betekenis van de titel, de geboorte van een nieuwe tijd. Het verhaal begint dan ook op 5 mei, een dag die immers als bevrijdingsdag gevierd wordt.

Experimenteerschool
Tussen de realiteit van het begin en de fantasie aan het einde krijgt de lezer een ietwat ingewikkeld maar boeiend verhaal voorgeschoteld over een onderwijsteam dat in de armoedewijk Pasenshi een experimenteerschool start om daarmee de noodzakelijke onderwijsvernieuwing gestalte te geven. Verhaal en beschouwing, realiteit in de vorm van verwijzingen naar historische gebeurtenissen en personen, en pure fantasie wisselen elkaar af.
De in 1943 geboren Frèt Wilbar (wie herkent niet het anagram) is het centrale personage. Hij is niet alleen leraar, maar ook auteur, ook pop-artiest en een romantische dromer. Hij maakt een prachtige pop-art-collage van de gebeurtenissen en figuren rond dertig mei 1969. In zes stukken is hij bovendien de hoofdverteller van het verhaal, dat hij in het geheim in de kurá van Ma’a Lin geschreven heeft. Ze worden in de roman cursief afgedrukt.
Frèt heeft achtereenvolgens drie vriendinnen: de uit een relatief welgestelde wijk afkomstige Ada, de links-revolutionaire Ida alias Kitty Emmen, en de sociaal voelende Sindia die als het verhaal begint zeven maanden van hem in verwachting is – de letterlijke betekenis van de titel.
De leden van het onderwijsteam van de Skol di Pasenshi en diverse historische en eigentijdse politieke figuren vinden naast deze hoofdpersonages een plaats in het verhaalgeheel. Naast doktoor Da Costa Gomez, Amador Nita en Papa Godett wordt vooral Stanley Brown met nadruk naar voren gehaald. Maar er zijn er vele anderen – te veel om allemaal op te noemen.

Manuscriptfictie
Het onderwijsexperiment kent zijn successen en zijn dalen en in een van de laatste ziet Frèt het niet meer zitten en neemt zes maanden verlof. Sindia ontdekt in een oude koffer een kennelijk opzettelijk voor haar achtergelaten blauwe map, met daarin de verhalen, enkele gedichtjes en beschouwingen van Frèt. Sindia begint te lezen – en wij lezen met haar mee. De fragmenten worden afgewisseld door Sindia’s reacties en een verteller die recente gebeurtenissen en het verhaalheden weergeeft. En ingewikkelde maar knappe constructie.

Historie
De Nederlandse auteur Harry Mulisch heeft eens gezegd dat er in een verhaal in feite vijf tijden een rol spelen. Dat zijn naast de vaak onderscheiden verteltijd en vertelde tijd, de tijd waarin de auteur leeft en schrijft, de tijd waarin de lezer het verhaal leest en de tijd die in het verhaal zelf beschreven wordt.

Zoals Frèt zijn collage van dertig mei 1969 maakte, zo is ook dit boek een kaleidoscoop, van beschreven gebeurtenissen geworden. Frèt Wilbar stopt zowel veel van de actualiteit rond dertig mei 1969 en de jaren daaraan voorafgaande en erop volgende, als historische gebeurtenissen en personen in zijn geschriften.

Wat is de rol van de geschiedenis? Dertig mei staat niet op zich, maar werd voorafgegaan door de slavenopstand van 1795 met Tula, de emancipatie van 1863 die geen mentale vrijwording voor de massa was, door de havenstakingen van 1922 met Feliz Chacuto, en de onderwijsstaking in de jaren zeventig voor een betere onderwijsinhoud en Papiamentu als voertaal. Sociale aspecten als het armoedige maar solidaire erfleven, de in achterstandwijken zoveel voorkomende tienerzwangerschap, armoede en achterstelling, politieke macht, willekeur en patronage, het zijn allemaal motieven die in het verhaal geweven zijn.

Een nieuwe mens
Zoals Pierre Lauffer indertijd van ‘de nieuwe mens’ sprak en schreef, zo wil ook Frèt Wilbar een nieuwe mens en een nieuwe maatschappij. Door de ritmiek van het verhaal wordt deze boodschap herhaaldelijk en nadrukkelijk geponeerd. Het onderwijsteam werkt er enthousiast aan, Sindia begint met de actie Mama Pasenshi om de ongewenste tienerzwangerschappen te lijf te gaan. De zelfmoord van het jonge schoolkind Chela leert ons dat de acties jammer genoeg te vaak mislukken.
De verhaalclimax vindt plaats met de officiële opening van de school in de bario Pasenshi, die voortaan – o ironie! – het Dr. Efraim Jonckheer College zal moeten gaan heten. Maar bij de onthulling van deze fraaie nieuwe naam gaat er iets mis… De lezer leze zelf!

Overeenkomst
Het einde van het verhaal met zijn hilarische beschrijvingen doet direct denken aan Dubbelspel. Dat Barche Baromeo in Frank Martinus Arion een voorbeeld gevonden heeft, blijkt eveneens uit de benadrukking van de creativiteit zoals Frank in Nobele wilden de verbeelding aan de macht wilde, uit de beschrijving van de CIA zoals in ander werk van Frank Martinus. Er zijn trouwens meer echo’s te onderscheiden. De chaos bij de schoolopening doet mij direct denken aan Bea Vianen, die in Strafhok op vergelijkbare wijze een uit de hand gelopen rechtszitting beschrijft. Maar Baromeo zèlf zal ongetwijfeld aan een pop-art-voorstelling, een happening volgens de tijd van toen, gedacht hebben.

Barche Baromeo heeft met E parto een erudiet boek geschreven dat door zijn ironische stijl en door de ondergraving van zekerheden eveneens heel leesbaar is. In het middendeel worden de beschouwingen wel wat erg uitgebreid en dik aangezet in links radicale richting, maar daarna trekt de auteur het verhaal gelukkig weer vlot.
Barche Baromeo geeft op een tot nu toe in de Papiamentse literatuur ongekende stijl en compositie een beeld – zijn beeld – van dertig mei 1969 en de jaren direct daarna. Het boek is een toren als het met ander recent verschenen werk vergeleken wordt.
Blijft de vraag wat Curaçao met de ontdekte creativiteit moet gaan doen èn de vraag waarom die zo gewenste creativiteit de twee decennia die er sinds 1974 inmiddels ruim verlopen zijn, zo weinig heeft uitgericht. Maar daarvoor hoeft een schrijver zich niet verantwoordelijk te voelen, daarvoor hebben we immers politici. Ze krijgen er van Frèt ongenadig van langs omdat ze het onderwijsexperiment van Skol di Pasenshi afbreken in plaats van helpen op te bouwen èn omdat ze uitsluitend op macht en stemmen uit lijken.

Aan het einde van het verhaal wordt Frèt Wilbar een contract aangeboden, onder meer om E parto in andere talen te vertalen. Dat zou inderdaad geen gek idee zijn.

Barche Baromeo: E parto
Imprenta Intergrafia n.v.
Curaçao 1996
300 pagina’s
ISBN 99904 0 185 3

Leesverslag E Parto in Papiamentu

door Jeroen Heuvel

Dit leesverslag van het belangrijkste literaire boek over de rebellie van 30 mei 1969 is, net als het boek zelf, in het Papiamentu geschreven. Het bestaat uit deel A (beschrijving) deel B (verdieping) en deel C (waardeoordeel. Ik heb momenteel geen tijd om het te vertalen. Ik heb zo nog een aantal leesverslagen, als daar belangstelling voor mocht bestaan ben ik bereid die ook te plaatsen. Als ik geen reactie krijg, zal ik jullie niet meer lastig vallen met bijdragen in het Papiamentu.
Saludo,
jeroen

A Deskripshon

Título: E Parto
Outor Barche Baromeo
Original na papiamentu si, ounke outor ta bisa ku el a kuminsá skirbié na ulandes.
Género novela den forma di kolazje. E ta parti novela históriko, parti novela di idea, parti novela di kultura di kurá i parti novela thriller. E tin algun karta i poema den dje. Gran parti di e teksto ta italiko, esaki ta e manuskrito, outobiografia di Frèt Wilbar.
Aña di publikashon 1996
Editorial ?
Edishon promé
ISBN 99904 0 185 3
Kantidat di página 300
Ilustrashon? no
Portada dilanti Diseño di Jennifer Gomperts: Na un manera artístiko, poko apstrakto, e hòmber nobo a nase for di e muhé. Alabes e ta un matris ku èmbrio i un pia ku ta skòp e hende ku ta bira lus, spiritualisá. Henter e portada ta reflehá e poemanan di den e novela.
Portada patras Potrèt di outor ku deskripshon di kontenido i algun rekomendashon
Kantidat di kapítulo E buki ta konsistí di shete parti, ounke no tin kontenido. E partinan ta di un tipo di diario ku Frèt Wilbar a skirbi. Sindia ta esun ku ta lesa esaki pero e ta bula aki aya den e páginanan. Resultado ta ku parti 5 ta kuminsá despues di parti 6.
Índise No tin, pero despues di e moto na página 5, e teksto ta kuminsá na p 7. Parti un ta kuminsá na página 12, parti dos na 96, parti tres na 152, parti kuater na 184, seis na 152, parti seis na 216, parti sinku na 240 i parti shete na 290.

Biografia kòrtiku di e outor:
Wilfred Florencio Baromeo a nase na Kòrsou (27/10/1943) komo grawatá di wea. El a bai Peter Stuyvesant College. En bes di bira ingeniero el a bira mener di skol. A bai Hulanda pa studia hoofdakte (1965/66). Bèk na Kòrsou el a traha na skol di Infansia Sint Antonius, pa djis despues di a realisá profundidat di 30 di mei ’69, move pa Da Costa Gomez College na Koraal Specht. Despues di graduá pa gym i spaño i LO papiamentu na 1984 e ta duna lès na Joseph Civilus school na Barber.

{Sr. Baromeo a bin papia tokante su buki i bida pa mi studiantenan na UNA, dia 23 di mei 2005.}

Bibliografia di e outor:
E Pali’i Bida (novela kòrtiku), 1990; E Parto (novela grandi), 1996. Pa esaki e ta risibí na aña 2002 e Chapi di Plata di Fundashon Pierre Lauffer. E ta trahando riba un novela nobo, titulá Baile di Almasola, Quo Vadis?

B Profundisashon

Motibu di eskoho
Ya ku esaki ta e úniko gran novela ku a sali e último añanan, i ku a gana e premio di Fundashon Pierre Lauffer, tambe e hecho ku Frank Martinus Arion a deklará ku E Pal’i Bida ta balapena mashá, mi no por keda sin lesa e buki akí.

Espektativa
Rumor tin ku e tin un struktura kompliká, i ku e ta kontené hopi idea pro kambio pa desaroyo di Antia spesialmente pa enseñansa en konekshon ku papiamentu. E kombinashon akí ta un reto pa desifrá e struktura i pone mi na altura di otro hende su idea pa mehorashon di enseñansa di nos pais.

Promé frase
Breda, Ulanda.
E no a kaba di drenta, ku sapatu ta zuai kai den huki, yas ta bai hak na kapstòk, suèter di kòl ta waya baha slap den stul..

Último frase
“Mas bo trafiká den hende, mas bo apresiá bestia”, e ta gruña.
“Mmmmmm”, Mèmè ta kafuña rabitu…

Tema
E revolushon di 30 di mei 1969 por trese kambio positivo den sosiedat Antiano. E por nifiká e parto di e antiano nobo.

E tema ta bini kla dilanti den dos sita di página 209. Nan ta saká for di pensamentu di Sindia:

Si. Skirbi i pinta. T’asina e ta analisá, saka kada bes di nobo… FORSA! Despues di kada krísis, Frèt ta nase di nobo, adaptá su Ta-den-mundu riba un plan mas elevá, biba kumpli ku PROPOSITO di su NASEMENTU. Manera el a tuma, biba, prosesá Trint’i Mèi, visualis’é den e kolazje den su kamber!

Anto el a skirbi “E PARTO” komo entrada di PARTI KUATER i mand’é pa bo, kèns! Ki sorto di yu “E PARTO” ei lo produsí: ANTIANO NOBO òf YU di DESESPERASHON…?!

Baromeo a kontestá durante su bishita na mi grupo di estudiante na UNA riba e pregunta unda el a haña inspirashon, ku e gusta skirbi i e ta desilushoná pa polítika ku a kibra e skol di Pasenshi.
E meta dje outor ta pa:
• Proba pa su mes ku e por skirbi un historia bastante amplio na papiamentu.
• Aportá na papiamentu (skarsedat di título optenibel)
• Dokumentá 30 di mei 1969 den konteksto
• Klarifiká un ke otro pa su mes.

Baromeo a skohe pa e título E Parto pasobra hóbennan tabata kere den era nobo ku lo bini despues di 30/5/69. Kada figura ta papia riba 30 di mei i nan mes renasementu. Outor ke sa kiko lesadó mes ta pensa, e antiano nobo a nase kaba?

Personahenan
Frèt Wilbar, artista di Arte-Pòp i mener di skol. (Esaki ta un anagram di e nòmber dje outor). El a vota blanku pasobra ounke e ke pa Frente Obrero ta haña voto, esaki no tin sufisiente inteligensia, ku URA si tin pero esaki no ta kuadra ku si vishon.
Sindia Martis, mama soltero di dos yu. Un di nan ta den klas di mener Frèt. Pa sostené trabou di mener Frèt den tim di Pasenshi e ta lanta su organsisashon di tiner-na-barika: Mama Pasenshi. Sindia ta esun ku ta lesa mayoria di e outobiografia di Frèt ku a sak’é na estado (kasi shete luna pasá) di un fruta ku e ta yama Plushe.
Ida Barry (=Kitty Emmen), feminista iskierdista ku a yega di tin relashon amoroso ku Frèt, ku e ta yama Kibrahacha. El a bai for di Kòrsou biba na Merka pa djòin Black Panther, despues a bai Cuba, Hulanda i Afrika pa asistí na e lucha pretu. E ta yega Kòrsou pa inougurashon di e skol nobo. Ida tambe ta lesa algun parti (PARTI SINKU, p’esei esaki ta bini despues di PARTI SEIS) di e manuskrito. Esaki ta na kas bashi di Frèt den kurá di Ma’a Lin. (p 240)
Ada, bunitesa, otro relashon seksual di ántes di Frèt.
Cayetano Prieto, agente di CIA ku a bin Kòrsou pa eliminá delaster un simia di revolushon kubano. E personahe aki ta hasi ku e novela ta parti thriller tambe.
Sado, kabes di skol di Pasenshi i otro miembro di e tim di Pasenshi. Nan no ta di akuerdo ku otro tokante vishon riba desaroyo di e antiano nobo.
Habitante di kurá di Ma’a Lin, e kurá fundeshi den bario ku su kas-wela i kas-mama, rondoná di kas di vipénan, yu, ñetu i bisañetu.
Personanan históriko manera Stanley Brown, Mac Alberto, Amos Nita, enfin muchu pa menshoná tur.

Desaroyo di karakter
No ta solushoná dudanan di personahe. Meta di e buki ta parse mas pa hasi pregunta na e lesadó ku pa skirbi un novela sikológiko.

Tempu
Tempu ta un elemento masha esensial. E tempu kontá ta ménos ku 24 ora, di 6 di mei 1974 te ku 7 di mei 1974, ku hopi flashback pa luna di mei 1969 i desaroyo despues di esaki. P’esei tambe por bisa ku e tempu kontá ta tuma mas o ménos sinku aña.

Lugá
Ta kuminsá na Hulanda pero mayoria ta tuma lugá na Kòrsou. Sindia ta sinta na su kas lesa e outobiografia.

Konflikto
Entre deseo pa via di skol di Pasenshi yuda krea antiano nobo i realidat polítiko ekonómiko ku ta laga sosiedat na su forma bieu. No tin balansa entre bida spiritual/kultural i e partinan ekonómiko i polítiko di bida.

Solushon
No tin un solushon. E buki ta laga e lesadó ku e pregunta: E antiano nobo a nase kaba? Frèt si ta kere ku e solushon ta kreatividat, arte ta bida i bida ta arte. E no ke bringa loke e ta bringa ku mesun arma ku esun ku e ta bringa, sino ku arte, amor. No ta arma ta disidí lucha, sino hende. Amor di klase i poder di amor. Na p 287 Cayetano ta bisa:
“Ta DOS alternativa Bida a lagabu kuné, Señorita Ida Barry… AMOR di PODER… òf… PODER di AMOR…!”

Estilo
Outor a skohe pa eksperimentá hopi ku e lenga. Tribilidat di krea palabra i verbo. E no ker a uza e pronòmber personal muchu. P’esei e ta personifiká tantu asina. Mira e promé frase sitá akiriba.
Banda di e rikesa di vokabulario ta uza hopi dicho i ekspreshon. E ta apliká verbo serial i reduplikashon verbal, elemento típiko di idioma krioyo i lenga papiamentu.

Perspektiva di kontamentu
Tin un kontadó omnipresente. Outobiografia (manuskrito) di Frèt ta for di perspektiva di Frèt. Sindia ku ta les’é ta reakshoná for di su mes perspektiva. Lesadó ta testigu di pensamentu di Ida tambe, pero nos no por drenta pensamentu di p.e. Cayetano. Loke nos ta tende di dje ta loke e ta papia ku Ida.

Resúmen di kontenido
E kuenta ta resultá den renombramentu di e skol di Pasenshi den dr. Efraim Jonckheer College na e bario pober di Pasenshi. Na kaminda pa e evento aki tur personahe pro i kontra e desaroyo di e antiano nobo pa medio di un skol eksperimental ta bringa otro. E mainta ei, 7 di mei 1974, 1) yu di Sindia i Frèt ta nase, 2) inougurashon di e skol no ta bai manera planiá, pasobra Frèt a organisá un sorpresa kreativo (el a buta e piesa di Dalí i un piesa di arte di su mes na lugá di e kara di Dr. Efraim Jonckheer den bròns, p 268) i 3) Staten ta habri na un manera inesperá. Aki tambe Frèt ta trese sorpresa.

Aplikabilidat pa enseñansa
Hopi posibilidat.
• E novela ta kontené asina tantu personahe i akshon ku por laga buska i deskribí por ehèmpel Sendy Curton, Cayetano Prieto, Chio, Sado
• Por buska informashon históriko tokante 30 di mei ’69
• Kompará E Parto ku Edward de Jongh su buki E dia di mas históriko
• Laga alumno traha un tipo di sosiograma di e personahe i figuranan prinsipal i nan relashon interaktivo
• Deskribí e habitantenan di ekurá di Ma Lin òf skirbi un ensayo tokante kultura di Kurá di Ma’a Lin
• Skirbi un artíkulo tokante Salvador Dalí i e pintura menshoná den e buki
• Buska informashon tokante Werner von Braun
• Traha un kolazje manera Frèt ta deskribí
• Traha un glosario pa E Parto di palabranan ménos frekuente
• Kompará Ida Barry ku Ada i Sindia Martis nan relashon ku Frèt i nan filosofia di bida
• Buska informashon tokante e movementu Black is Beautiful ku Angela Davis, Isaac Hayes (Black Moses), James Baldwin i Sammy Davis Jr. i skirbi un ensayo tokante e movementu aki
• Buska e muzik di Confusion will be my epitaph i analis’é
• Traha un ensayo tokante Dr Martin Luther King, ku bo ta sita henter su charla I Have a Dream den dje;
• etc….

Remarke òf pregunta
E trabou pa skirbi e buki akí mester tabata un trabou inmenso. Tòg tin algun punto chikitu di krítiko:
• Outor ta bisa ku e kantika Confusion will be my epitaph ta unu di The Isle’s Brothers. Esaki no ta korekto. E kantika ta di King Crimson. The Isley Brothers (esaki ta e spèlmentu korekto) a kuminsá saka LP na 1971 so.
• E ta spèl nòmber di Dr. Martin Luther King robes (Marten), di Isaac Hayes Black Moses tambe (Mozes e ta spèl e) (p 26), di Toussaint L’ouverture e ta spèl Touissaint (p 235).
• E ta yama e spich di Martin Luther King I’ve a dream. Esaki mester ta I Have a dream. (p 26)

Pero manera m’a bisa esaki ta un punto minimal.

C Balorisashon
Ta balapena mashá. Ounke mi ta haña su estilo aki aya tiki fòrsá i e parti mei mei basta tai pa e blo ripitishon di e mesun idea revolushonario, esaki ta un fuente pa hopi tipo i material di lès. E outor a logra kumpli ku su metanan. E novela ta asina riku ku ta imposibel pa trata tur su aspekto dentro di e limitashonnan di e relato di lesamentu akí. Sigun mi por skirbi un estudio ku:
entrevista ku p.e. Stanley Brown,
deskripshon antropológiko di kultura di kurá,
komparashon entre 30 di mei i movementunan manera Black is Beautiful,
estudio di e idioma di Baromeo
relashon di Arte Pòp i kolazje ku e obra akí
estudio profundo di podernan ekonómiko, polítiko i kultural/spiritual na Kòrsou i Antia, etcetra
di mas ku mil página tokante E Parto.

Anekso:
• kopia di e pintura di Salvador Dalí Geoploiticus Child watching the birth of The New Man
• letra di e kantika Confusion will be my epitaph di King Crimson ku a Sali na 1969 riba nan LP titulá In the court of the Crimson King.:

The wall on which the prophets wrote is cracking at the seams
Upon the instruments of death the sunlight brightly gleams
When every man is torn apart with nightmares and with dreams
Will no one lay the laurel wreath as silence drowns the screams

Confusion will be my epitaph
As I walk a cracked and broken path
If we make it we can all sit back and laugh but I fear tomorrow I’ll be crying

Between the iron gates of fate the seeds of time were sown
And watered by the deeds of those who know and who are known
Knowledge is a deadly friend when no one sets the rules
The fate of all mankind I see is in the hands of fools…

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter