blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Band Boston

Juridische status vredestraktaten vaststellen

door Bert Eersteling

In het artikel ‘Marronverdragen zijn een kopie van de Jamaicaanse’ van de hand van mr. Carlo Jadnanansing, wordt melding gemaakt van de stelling van mr dr Walther Donner aangaande de rechtsgeldigheid van de traktaten. In het bedoelde artikel van de heer Carlo Jadnanansing lijkt het erop dat de heer Walther Donner de rechtsgeldigheid van de traktaten met de Aucaners, de Saramaccaners en de Matawai in twijfel trekt, omdat deze traktaten niet in naam van de koning, maar onder gezag of in naam van de gouverneur zouden zijn gesloten. Tenminste indiceert hij in het artikel, door de rechtsgeldigheid aan de orde te stellen, dat er iets juridisch niet in orde zou zijn met de traktaten.

read on…

Boston Band onzorgvuldig uitgegeven

door Victor Enthoven    

Rond het midden van de achttiende eeuwen ontvluchtten jaarlijks ongeveer 250 slaven de Surinaamse plantages. Meer dan de helft van hen keerde na verloop van tijd uit eigen beweging terug, wat niet wegneemt dat elk jaar ongeveer meer dan honderd slaven in de bossen achterbleven. Na verloop van tijd ontstonden er verspreid over de kolonie verschillende Marrongemeenschappen. Ten oosten van de Commewijne, niet ver van de Tempatiekreek, vestigden de Okanisi of Ndyuka zich. In 1757 begon op de houtplantage La Paix de zogenaamde Tempatie-opstand, toen enige honderden Nduyka-marrons de plantage aanvielen. De strijd rond de Temaptiekreek zou tot 1760 duren.  

Een van de opstandelingen was Boston Band, ook wel bekend als Basiton of Boston van Berenburg. Hij was een tot slaafgemaakte Afrikaan die eerst in Jamaica verbleef en waarschijnlijk rond 1749 in Suriname arriveerde waar hij in 1766 stierf. Hij was een van de leiders van de Ndyuka die kon lezen en schrijven. Door zijn correspondentie met het koloniale bestuur in Paramaribo heeft hij mede de vrede in het oosten van Suriname bewerkstelligt. Hij schreef in het Engels, maar zijn brieven werden in het Nederlands vertaald omdat niet alle bestuurders het Engels machtig waren.

Frank Dragtenstein, sinds 2001 als onderzoeker verbonden aan het Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden en erfenis (NiNsee) in Amsterdam, wil met dit boek de brieven van Boston een plaats geven in de rij getuigenissen van ex-slaven. Centraal hierbij staat het belichten en analyseren van de doorslaggevende rol van Boston in het bereiken en het behouden van de vrede van 1760. Daarbij komen vragen aan de orde over zijn positie binnen de Ndyukagemeenschap, zijn plaats in het beleid van het koloniale bestuur in Paramaribo en zijn rol in het machtspel tussen het gouvernement en de leiders van de marrons.  

Het boek valt in twee delen uiteen. Het eerste deel van 180 pagina’s vormt de inleiding en context van de Tempatieopstand en de analyse van de brieven van Boston. In een bijlage van circa veertig bladzijden worden de vertaalde brieven en enkele andere stukken weergegeven.   In zes hoofdstukken wordt het verhaal van Boston Band verteld en de rol die hij tijdens de opstand heeft gespeeld. De brieven maken duidelijk voor welk dilemma de Marrons stonden: een onzeker bestaan in vrijheid versus een zeker bestaan in slavernij. Boston had in het begin een optimistische kijk op de afloop van het conflict. Daarom maande hij de ‘opperhoofden’ om niet al te veeleisend te zijn in hun vordering van noodzakelijke goederen in ruil voor vrede. Het was voor hem dan ook een teleurstelling toen bleek dat er geen harmonische verhouding met Paramaribo in het verschiet lag. Uiteindelijk werd er vrede gesloten op basis van een ruil van gevluchte slaven tegen goederen. Dragentein concludeert dat de invloed van Boston groot is geweest bij het tot stand brengen van de vrede. In de bijlage zijn 31 brieven opgenomen. Hiervan zijn er ongeveer achttien van de hand van Boston Band.  

Het eindresultaat vind ik vrij matig. Het gebrek aan redactie zorgt dat de boodschap van het boek slecht toegankelijk is. De structuur van de inleiding is onduidelijk en de tekst is niet vlot geschreven. Verder worden sommige brieven die in de bijlage zijn opgenomen, eveneens volledig in de tekst weergegeven. Verder is het jammer dat de auteur het werk van Van den Bouwhuijsen, De Bruin en Horeweg uit 1988 weinig heeft gebruikt. In de bibliografie is dit standaardwerk over de Tempatie-opstand zelfs niet opgenomen. Voor de opgenomen brieven in de bijlage wordt geen verantwoording gegeven, terwijl de brieven zelf niet geannoteerd zijn. Veel lezers zullen bijvoorbeeld niet weten wat een posthouder is. Kortom, dit interessante en relevante onderwerp, want zoveel brieven zijn er niet van ex-slaven overgeleverd, had een veel beter verzorgd boek verdient.    

Frank Dragtenstein, Alles voor de vrede; De brieven van Boston Band tussen 1757 en 1763. Amsterdam: NiNsee/Amrit, 2009. 233 p., isbn 978 90 74897 53 2, prijs € 15,00.

[uit Oso 2012.1]

Geschiedenis vanuit Marronoogpunt

door Karwan Fatah-Black

Samen beschikken de auteurs van Een zwarte vrijstaat in Suriname; De Okaanse samenleving in de achttiende eeuw over zo’n driekwart eeuw aan expertise op het gebied van de Marronsamenlevingen in Suriname. In Een zwarte Vrijstaat brengen ze de omvangrijke literatuur, hun veldwerk en archiefonderzoek over de Okaanse samenleving bijeen. In maar liefst dertien hoofdstukken worden verschillende aspecten van de Okaanse geschiedenis in kaart gebracht. Er is voor gekozen om de citaten die in het vele veldonderzoek zijn verzameld per onderwerp achter elkaar te zetten. Zo bestaat het hoofdstuk over de vlucht (Lonten) uit citaten die tussen 1962 en 2008 zijn opgetekend en waarin een veelheid aan Marronhistorici aan het woord komen. Voor het archiefonderzoek kunnen de auteurs sterk leunen op het eerdere werk van Wim Hoogbergen en op het onderzoek van Frank Dragtenstein.

De introducerende hoofdstukken gaan in op algemene kenmerken van de Okaanse cultuur, de inrichting van politiek en verwantschapsbanden. Ook wordt er aandacht besteed aan woordgebruik. In plaats van Marrons spreekt men bijvoorbeeld liever over Lowéman. Verder is er gekozen voor woorden die de Okanisi zelf gebruiken met een fonetisering van schrijfwijze: Aukaners is Okanisi, granman gaaman, en bakra wordt in het boek bakaa.

Het resterende deel van het boek beschrijft voor een groot deel de achttiende-eeuwse geschiedenis van de Okaanse samenleving. Dat levert onherroepelijk een bronnenprobleem op. ‘Natuurlijk zijn er ook ideologische en partijdige uitspraken in de overlevering verpakt. Bovendien is niemand bereid de gehele geschiedenis met al zijn conflicten en verschrikkingen, uit de doeken te doen … Iemand lichtte zijn weigering aldus toe: “Daar is een moeder van onze clan om het leven gekomen, ik mag je dat verhaal niet vertellen.”’ Na de citaten van de informanten volgt soms commentaar of een samenvatting. Hierin komt de lange vertrouwdheid van de schrijvers met het onderwerp goed tot zijn recht.

Voor de Okanisi, die het materiaal voor de schrijvers aanleverden, zijn vier onderdelen van hun geschiedenis van groot belang, de jaren van slavernij op de plantages, de vlucht naar het bos, de periode van vrede met de bakaa, en de strijd met de andere Marrongroep onder leiding van Boni. De geschiedenis van de overtocht uit Afrika blijft vrijwel onbesproken.

Over de periode dat de Okanisi vrede sloten, er onderhandelingen plaatsvonden en posthouders werden gestationeerd is veel materiaal uit de koloniale archieven te halen.

Opvallend is hoe belangrijk de positie van de historicus is voor het verhaal dat wordt geschreven. Terwijl vanuit de Europese kolonie gezien de militaire posten belangrijk waren, en het ‘cordon’ (een verdedigingslinie) op iedere achttiende-eeuwse Europese kaart te vinden is maakte dit op de Okanisi duidelijk zo weinig indruk dat het niet een vermelding waard was. Slechts eenmaal, bij het overlijden van de illustere Boston Band bij post Kruispad wordt er een onderdeel van de Europese verdediging genoemd. Plekken als Gelderland, Victoria of het door Marrons overrompelde Zwitserse dorpje Carolinenburg komen niet voor.

De Marronhistorici worden door Thoden-Van Velzen en Hoogberken geprezen: ‘Okaanse geschiedverhalen munten uit door afkeer van overdrijving’. De verhalen van de Marronhistorici die de auteurs selecteerden gaan over politieke verwikkelingen, gewapende strijd en genealogie. De ontwikkeling van de relatie tussen de Marrons en hun goden zit door al deze thema’s heen geweven. Zonder veel moeite kan men deze onderwerpen vergelijken met de verhalen die in de vroege nummers van de West-Indische Gids begin jaren 1920 over de Europese kolonisatie van Suriname werden opgetekend. Nadat de oude Surinaamse archieven waren geïnventariseerd kwam een stroom publicaties op gang waarin het bestuur van bepaalde gouverneurs werd uitgeplozen, genealogische verwantschap van centrale figuren werden getraceerd en de gebeurtenissen rond militaire confrontaties werd geprobeerd te reconstrueren.

Deze thematische overeenkomst zou bij hedendaagse historici alarmbellen moeten laten afgaan. Wat wordt niet verteld? Wat zijn de stiltes in de Okaanse geschiedenis? Wat deden kinderen in de achttiende-eeuwse oorlogen tegen de bakaa? Hoe veranderde patronen van mannelijkheid en vrouwelijkheid na de vlucht van de plantages? Wat betekende de opkomst van houtexport richting de kolonie voor de sociale verhoudingen binnen gemeenschappen? Waarom blijven de Inheemsen nagenoeg onbesproken? Is hier niet naar gevraagd, of wordt materiaal hierover niet doorgegeven? En wat zegt dit over de Marronhistoriografie? Het is een kracht van het boek dat de auteurs dicht bij de bron blijven, maar dit zorgt ook voor opvallende omissies en weinig kritische vragen. De illustraties in het boek zijn wat dat betreft veelzeggend: portretten van mannen waarop vrouwen enkel als decor lijken te figureren. Vrouwennamen worden in de onderschriften niet vermeldt en zijn gereduceerd tot de toevoeging ‘en echtgenote’ (p.63).

De verhalen beperken zich nu tot kronieken over de achttiende-eeuwse Okaanse samenleving en het is al heel wat dat we die hebben. Toch lijken Marronsamenlevingen hierdoor erg statisch. De schrijvers van het boek benadrukken vooral maatschappelijke continuïteit tussen de achttiende eeuw en de huidige tijd. Verhalen die zijn opgetekend over een periode van vijftig jaar worden probleemloos naast archiefstukken van 250 jaar geleden geplaatst.

Ondanks deze kritiek is het boek een uitstekend naslagwerk voor iedereen die op zoek is naar de geschiedenis van de Okaanse samenleving. Er wordt verwezen naar waardevolle toegangen en inventarisnummers in het Nationaal Archief voor iedereen die verder op onderzoek wil. Het streven naar volledigheid door de auteurs levert een rijke schat aan opgetekende verhalen op die van deskundig commentaar zijn voorzien. Kortom, een standaardwerk dat ruimte geeft om nieuwe vragen te stellen, en uitdaagt om er mee aan de slag te gaan.

H.U.E. Thoden-Van Velzen & Wim Hoogbergen, Een zwarte vrijstaat in Suriname; De Okaanse samenleving in de achttiende eeuw. Leiden: KITLV Press, 2011. 360 p., ISBN 978 90 6718 373 4, prijs € 24,90.

[uit Oso, 2011, nr. 2]

Is Suriname wel trots op zijn helden?

De andere kant van de koloniale geschiedenis

door Michiel van Kempen
Alles voor de vrede; de brieven van Boston Band tussen 1757 en 1763 is nou echt het soort studie waar met smacht op wordt gewacht. Historicus Frank Dragtenstein, werkzaam bij het NiNsee, brengt hierin de figuur van Boston Band tot leven. Boston Band was een Jamaicaanse man die rond 1749 in Suriname arriveerde. Over zijn voorgeschiedenis weten we niets en er is ook geen portret van hem bewaard. Naar alle waarschijnlijkheid was hij in Afrika geboren, een zoutwaterneger zoals dat in de 18de eeuw heette. Hij werd dus eerst gedwongen om op Jamaica te werken als slaaf (ofwel een ‘tot slaafgemaakte’ zoals dat dan in het moeizame, politiek correcte kreupelproza van tegenwoordig schijnt te moeten heten, een term waarmee de 21ste-eeuwse ideologie de keiharde werkelijkheid die het woord ‘slaaf’ al representeert, komt opporren). Boston Band voegde zich bij de Aukaner of Ndyuka marrons slaven (of ‘ex-tot slaafgemaakten’…) die van de plantages waren weggevlucht en zich diep in het Surinaamse binnenland vestigden en van daaruit de plantages bestookten. Omdat Boston Band kon lezen en schrijven verwierf hij al spoedig een belangrijke positie: hij schreef brieven naar de koloniale overheid waarin hij zich een even zelfbewust als redelijk onderhandelaar betoonde. Hij wist dat de continue staat van oorlog voor geen der partijen uiteindelijk goed was, en het ging hem er uiteindelijk niet eens om het gehele slavernijsysteem te laten afschaffen. De Aukaners waren zelfs bereid om andere weglopers te vangen en over te dragen aan de koloniale autoriteiten. De dilemma’s van de vrijheidsstrijder tekenen zich scherp af. Wel drong hij aan op een vredesverdrag op condities van de Aukaner marrons. Dat vonden de koloniale autoriteiten een verregaande onbeschaamdheid, maar op den duur kozen ze toch maar eieren voor hun geld, want de gehele plantage-economie dreigde aan de niet ophoudende aanvallen van de marrons ten onder te gaan. Toen het vredesverdrag in 1760 werd gesloten, werd Boston Band de man die de geschenkgoederen onder de verschillende facties van de Aukaner marrons verdeelde. Hij besliste ook over pasjes die toegang gaven tot de stad. Zo verenigde hij dus verschillende fucnties in zich die hem een machtspositie gaven. Vanwege onenigheid onder de marronopperhoofden (en dan met name ook de strijd om het oppergezag tussen Araby en Pamoe) taande Bostons invloed na 1762. Onderweg naar de stad stierf Boston Band in 1766 op het Kruispad.

Frank Dragtenstein publiceerde met dit boek een belangrijke studie op basis van gedegen archiefonderzoek, even vernieuwend als Het kamp van Broos en Kaliko (1996), waarin Wim Hoogbergen op basis van orale bronnen de geschiedenis van een Afro-Surinaamse familie (Of hij ook even gedegen alle literatuur bestudeerde is de vraag: het is bijna niet te geloven dat hij Pakosie’s Gaanta labi 1760 (1976) en Bongodoti (1978) − toch de eerste marronuitgaven over dit tijdperk! − en ook Richard Price’s Alabi’s World (1990) niet in de bibliografie vermeld.) Dragtenstein geeft een detailopname van de onderhandelingen tussen marrons en koloniale overheid, bijna van week tot week. Het boek brengt een belangrijk correctief aan op de bestaande beeldvorming: er waren wel degelijke gealfabetiseerde marrons die op hoog niveau diplomatie konden bedrijven. We zien via dit boek dus niet de zo bekende correspondentie tussen gouverneurs, Raden van Politiek en Criminele Justitie, planters en kapiteins, maar we horen de stem van de zwarte mens uit de 18de eeuw, niet een onderworpenen, maar een vastberaden vrijheidsstrijder met een eigen visie, een eigen wil en een bewonderenswaardige diplomatieke gave en elegantie (alle bewaard gebleven brieven van Boston Band zijn ook als bijlage integraal afgedrukt). Het leidt dus geen twijfel dat dit boek een belangrijke historische studie behelst.

De vraag luidt dan: waarom wordt zo’n belangrijk boek gepresenteerd als een willekeurige doctoraalscriptie? Het omslag is keurig, maar afgezien van enkele kaartjes is er niet één illustratie opgenomen. Het boek is gedrukt op goedkoop, flinterdun papier, zodat dit boek van 235 pagina’s straks in elke boekhandel direct achter de andere boeken wegduikt. De bladspiegel is onaangenaam breed, de leesletter is van het corps waaruit normaal de voetnoten worden gezet, en de voetnoten zijn vervolgens alleen nog maar met een vergrootglas te lezen. NiNsee en Amrit: wat mankeert jullie? Zijn jullie niet trots op je eigen geschiedenis? Hebben jullie niet door dat dit miezerige drukwerk een sakafasi-mentaliteit uitstraalt? Mag de Surinaamse lezer niet met plezier een boek lezen, of hebben jullie misschien aandelen in een of andere opticien? Dit boek had met evenveel zwier de boekhandel in gemoeten als Maroon Arts van Richard en Sally Price.

Frank Dragtenstein, Alles voor de vrede; de brieven van Boston Band tussen 1757 en 1763. Amsterdam/Den Haag: Ninsee/Amrit, 2010. ISBN 978-90-74897-53-2

[overgenomen uit Siboga]

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter