blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Bakboord Nellie

Is het voor een wassie?

door Nellie Bakboord

Op de tweede dag van het jonge nieuwe jaar zit ik aan mijn lange donkerbruine eettafel met daarop diverse heerlijke schaaltjes. Schaaltjes gevuld met onverpakte restjes, nog uit het verse oude jaar. Kaasjes, toastjes en, zoals gebruikelijk, half leeg gedronken flessen wijn. Een tafel kortom, om heerlijk aan te zitten nadenken over wat komt en over wat gaat. Overpeinzen. Beschouwen. Diep nadenken. Twee januari 2013. Een glas borgu doen we dit keer niet. Volgens John moest ik allang ook aan de Appleton. December 2011 liet ik me, voorzichtig nippend, terwijl hij met zijn pretoogjes verwachtingsvol bleef kijken, glimlachend overtuigen. Nu staat standaard bij mijn voorraadje naast de borgu een 750 ml dikke fles Aplleton Estate. Extra. Zacht van smaak en verlangend naar meer. “John mi gudu, vanaf mijn donkerbruine eettafel, ‘thanks a lot”. Een betere tip in 2011 had ik niet kunnen krijgen. John, altijd boordevol humor, is de oudste broer van Shirley. Heel Suriname kent hem. Terwijl ik na een slokje verder knabbel op een toastje, laat ik mijn voetjes rusten op een daarvoor bestemd voetenbankje. Een direct merkbaar aangenaam gevoel in mijn rug. Een niet onbelangrijke houding bij het overpeinzen en tegelijk een blik werpen in 2013. Door mijn kop schieten opvallend veel positieve gebeurtenissen. Je zou dan denken dat een sweet watra tegen het eind van zo een jaar niet echt meer nodig is. Een sweet watra voor nog meer geluk en meer welzijn?
Heel eventjes verschijnt een gebeurtenis langs mijn hersenen. Rakelings. Wildwest-taferelen. Op mijn netvlies. Toen cowboys aan landjepik deden. Typerend uit wildwestperiodes. Anno 2012 eigenlijk ondenkbaar in Paramaribo. Cowboys, op paarden gezeten, stofwolken achter zich latend. Gewapend met revolvers. In Suriname wonen misschien geen cowboys maar je zal hen die zich als zodanig opstellen de kost geven. Met plezier geef ik Nina op 31 december de kost. Vijf schepjes poedermelk in 150 cc  gekookt water. Goed schudden. Dat zei haar vader, met een vette knipoog tegen een ervaren grootmoeder vlak voordat hij, pontificaal gekleed, op weg ging naar een owruyari party. Nina liet geen traan. Deed beide handjes rondom de fles en dronk. Teug voor teug. Mooiere jaarwisselingen zijn sprookjes. Nina’s tevreden gezichtsuitdrukking liet zien dat ze, als bewijs hiervan, met haar opoe wilde boksen. Nina en ik zitten nu al op één lijn. ‘Op één lijn zitten’ brengt me terug naar mijn lieve moeder. Wij zaten ook op één lijn en hadden dezelfde interesses. Een vrouw die als een kind zo blij altijd van geluk straalde.  Oudjaar kocht ik voor haar bij de bloemist mooie vuurrode geurige rozen. Geurige rozen en een brandende kaars. Een mooie traditie. Twee januari 2013. Ik zie nog het beteuterd, ietwat verontschuldigend gezicht van de lange blonde verkoopster in de bloemisterij toen ik haar vraag niet direct beantwoordde. “Is het voor een wassie?”, vroeg ze doorgewinterd met onvervalst Amsterdams accent.
Aaybaya@gmail.com

Poeziealbums: een meisjesding?

door Nellie Bakboord

Tijdens het opruimen van een oude doos, diep opgeborgen op zolder, kwamen heel wat personages die in mijn leven een rol hebben gespeeld gewoon weer tot leven. Zolders opruimen. Een heerlijke bezigheid als het koude weer je dwingt binnen te blijven. Een heerlijke bezigheid als je niets op straat te zoeken hebt. Terwijl ik de droge wintervelletjes van mijn door de kou beschadigde lippen voorzichtig lospeuter, zoek ik met mijn andere hand naar dingen uit de oude doos. Droge lippen en droge velletjes. Een eeuwig verliezend gevecht in de koude wintermaanden. Cacaoboter, witte vaseline, kronto-oli: de commercie verzint van alles en nog wat maar echt verlost ben ik nog steeds niet. Misschien moet ik iets uitproberen wat bij voorbaat niet helpt. Iets geks. Iets volslagen gestoords. Tijdens het opruimen kan ook onzin door je kop gaan.
Ik vond mijn oude poeziealbums. Poeziealbums, in de jaren 60 en 70 razend populair onder meisjes. Ik heb er twee gehad en zorgvuldig bewaard. Eén was groen en de andere lichtblauw.
In die groene stonden versjes van meisjes waarmee ik op de lagere school in Paramaribo heb gezeten. Meisjes uit die tijd waren dol op poëziealbums. Jongens hadden knikkers. Toch kan ik me herinneren dat ik ook met een zak knikkers op pad ging. En ook dat ik soms van jongens won. Als ik dan een bugru had gewonnen, dan wilde ik niet doorspelen. Ik liep liever nog een poosje triomfantelijk ermee rond. Die jongens zouden moeite doen het terug te winnen. Maar poeziealbums waren een echte rage onder meisjes van elf jaar. Iedereen had er één. Maar je liet natuurlijk niet iedereen erin schrijven. Alleen je beste vriendinnetjes mochten. Terwijl ik mijn album opensla, lees ik het ene leuke versje na het andere. In de blauwe stonden versjes toen ik in Amsterdam in de laatste klas zat van de lagere school. In die periode begon een stuk van mijn nieuwe leven in Amsterdam. Toch schreef mijn moeder in beide poezies hetzelfde korte versje. Zonder te kijken kan ik het nu nog steeds foutloos opdreunen.‘Wees rein als de bloemen der lente, want schoon is het beeld uwer jeugd. Het mooiste wat een meisje doet sieren, is eenvoud, reinheid en deugd’. Kort en indrukwekkend. Indrukwekkend, maar in die tijd besefte je dat als kind echt niet. Ook niet dat het indrukwekkend was of dat er überhaupt een boodschap in dat versje zat. Stom. Echt stom! Ik had het haar moeten vragen. Misschien vond ze het gewoon mooi. Misschien was er voor haar niet speciaal een boodschap bij bedoeld. Het klonk toen ze het oplas gewoon heel mooi. En ze had een sierlijk handschrift. Kijk maar. Het versje leende zich ook hiervoor. Sierlijk. Ik ga nu niet direct de juiste betekenis van rein, eenvoud, en deugd googlen.
Ik bladerde stug verder in die groene en trof twee aan elkaar geplakte bladzijdes. Vreemd. En spannend. Mijn nieuwsgierigheid was gewekt. Heerlijk dit soort strenge winters. Ik hield mijn album tegen het felle licht en zag een met rode pen geschreven versje. Waarom dichtgeplakt? En welk vriendinnetje had dit geschreven? Dit album moest voor nader onderzoek naar de begane grond. Mijn nieuwsgierigheid schoof ik nog even op. Wanneer ik verder blader zie ik een versje ondertekend met een doorgestreepte meisjesnaam en eronder de naam van Eric. Aay boy Eric! Wat hebben wij toen gelachen. Wat een dag. Alsof het gisteren was. Eric was met zijn ouders, goede vrienden van de mijne, op visite. Hij was in de mood om een versje voor me te schrijven. Jongens kennen geen versjes dus schreef hij één over. Letterlijk. Als ik die bugru niet weer verspeeld had dan had ik het toen aan Eric kunnen geven. Al schreef hij een versje over.
aaybaya@gmail.com

Ze riepen me na

door Nellie Bakboord
Ik zie op mijn netvlies als ik aan S. terugdenk een vrolijk gezicht. Een vrolijk gezicht waarvan de eigenaar een karakter bezit waar menigeen een voorbeeld aan kan nemen. Behulpzaam. Klaarstaan voor een ander. En een opgewekt humeur. Maar als ik terugdenk aan ons gesprek over lepra dan zie ik een enigszins gebroken man. Een man die zijn emoties de vrije loop laat als hij openhartig vertelt over zijn verblijf van anderhalf jaar in Majella. Tijdens ons gesprek viel er regelmatig een stilte. Hoorbaar. Een stilte waarbij wij beiden tegelijk dachten aan het menselijk leed wat lepra teweeg kan brengen. Bij hem was de diagnose lepra vastgesteld. Het was 1957. Hij had een vlek. Een soort moedervlek. En die vlek was ongevoelig. “Toen de schoolarts erop drukte voelde ik niets. Toen nam hij een naald en prikte erin. Ik voelde nog niets. Ze werden toen argwanend en mede vanwege het feit dat een tante lepra had was de zaak voor hun geklonken. Diagnose; lepra.  Ze trokken hun conclusie en ik werd bijna direct weggerukt van mijn ouders, broers en zusters. Weg uit mijn ouderlijk huis. Mijn veilige omgeving. Mijn school. Vriendjes. Mijn buurt. Ik was toen 10, bijna elf jaar oud. Mijn wereld verging, en ik kon alleen nog maar huilen.” Het leek alsof de stilte die na deze openbaring volgde, uren duurde. Die brok in mijn keel zat goed vast. Ik weet het als de dag van gisteren. En toen ik afgelopen zondag lekker zat te rommelen in mijn boekenkast stuitte ik op de strip van ‘Jan Jans en de kinderen in Suriname’. De schrijver Jan Kruis ging voor de Leprastichting naar Suriname. Ik ken die strip uit het hoofd maar dook die behoorlijk koude zondagmiddag toch maar lekker onder de wol om het opnieuw te lezen. Toen wilde ik natuurlijk meer weten over lepra, met in mijn achterhoofd het verhaal van S. Via de leprastichting kom ik heel wat te weten over wat lepra is. En of het besmettelijk is. Hoe je besmet kan raken. Ook wil ik weten of lepra nog voorkomt. En waar het voorkomt. Ik lees dat het in Nederland vooral gezien wordt als een ziekte van vroeger maar toch wonen er ongeveer 200 tot 400 mensen die lepra hebben gehad. Elk jaar komen er 5 tot 10 bij. Dit zijn immigranten uit landen waar lepra voorkomt. De bacterie zelf verspreidt zich sinds de middeleeuwen niet meer. Zou het toeval zijn dat ik me juist op zondag 27 januari laat informeren over lepra? 27 Januari is uitgeroepen tot Wereld Lepradag. Ik dacht deze zondag weer terug aan het  openhartig gesprek met S. Zijn gezicht, open, sprak boekdelen. “Ik moest sterk blijven. Mijn moeder kwam me heel vaak opzoeken. Ze bracht dan lekkers en mooie dingen. Ze vond dat ik het goed moest hebben tussen de lepra patiënten. Ze had zich niet neergelegd bij de diagnose. Keer op keer eiste ze een gedegen bloedonderzoek. Intussen verstrijkt de tijd en bezoek ik in Majella de school. Ik leerde er hoegenaamd niets. Ik kreeg les van een lepra leraar die met de dag steeds verder verminkt raakte. Ook bij andere patiënten zag ik hetzelfde gebeuren. Van ‘zogenaamd gezond’ zag ik hen veranderen in mensen met kromme vingers en bobbels op de huid. Bij mij zag je na zes maanden geen enkel verschijnsel. Na anderhalf jaar strijd van mijn moeder mocht ik Majella verlaten. Conclusie: geen lepra. Die periode kan ik nooit vergeten. Terug thuis moest ik mijn plekje zien te vinden. Broers en zusters hebben heel lang niet uit hetzelfde bordje en of bekertje willen drinken. En ik hoor het nog steeds. Vriendjes; ze riepen mij na.”
.
aaybaya@gmail.com

Echt HEMA!

door Nellie Bakboord

Wie kent die tune van de HEMA niet? Die bekende jingle. Volgens mij zelf tot in Suriname. En natuurlijk daarbuiten. In Nederland zweren echt niet alleen witte Nederlanders bij de producten van dit bekende warenhuis. Hemaworst is populair. Moet ik een worst voor je meenemen? Of twee? Eén voor die bruine bonen en één voor snert. Iedereen in Suriname loopt nu te watertanden. Terwijl ik hen gevaarlijk rustig een Hemaworst voor hun neus laat bengelen. Via skype. Tussen ons gezegd, ik heb vaak genoeg mijn kondremans horen roepen dat ze niet buiten de HEMA kunnen. Vooral die verwende types die zelf tijdens hun vakantie in switi Sranan een HEMA missen. Naast Blokker zou een HEMA het centrum van Paramaribo compleet maken. Bijna op de automatische piloot chat ik dromerig verder via skype. read on…

Pssst: Een gebakken visje met een béétje nassi

door Nellie Bakboord

“Een gebakken visje met een béétje nassi.” Zo luidde Ramon Beuk zijn bestelling op het vroege uur op de Centrale Markt in Paramaribo. “Doet u ook maar een stukje kip erbij en een beetje kousenband. Niet te veel. Gewoon van alles een beetje.” Als men in Suriname ‘een beetje’ zegt dan bedoelt men niet ‘weinig’.

Ramon Beuk moest die ochtend toen driekwart van Paramaribo nog in diepe rust was de goedlachse Javaanse kokkin echt remmen. Ik hield het bij een drooggebakken wetiweti met een beetje kousenband maar wel met een beetje gestoofde bokking. Géén peper! Nergens op de menukaart kwamen onze gerechten voor, maar mijn samengesteld menu kreeg die ochtend van Ramon een keurmerk. Voor de verkoopster geen punt van discussie.

Je moet echt mazzel hebben als je Ramon Beuk in hoogst eigen persoon in switi Sranan tegenkomt. Die mazzel had ik! In Nederland een bekende Nederlander, in Suriname roept iedereen hem zeer vriendelijk na. Hij krijgt nog net geen dikke brasa’s. Heel Suriname kent de kookprogramma’s van Beuk. Op straat op de markt waar hij ook komt, ‘bruine bonen met garnalen’ een gerecht wat kennelijk diepe indruk heeft achtergelaten wordt hem nageroepen. Een ongetwijfeld heerlijk gerecht, maar niet alledaags. Typisch Beuk.

Brainstormen
Meer dan genoeg tijd ruimde Ramon in om te brainstormen over de Surinaamse keuken. Een ‘live voetbaluitzending’ zorgde die zondagmorgen ervoor dat aan het smakelijk gepraat een eind kwam. Wij hadden anders de rest van de zondag nog veel meer weetjes uitgewisseld over over allerlei gerechten en waar je in Suriname het lekkerste van het lekkerste kan halen.

Met Ramon raak ik niet uitgepraat. Hij vertelt me terwijl wij likkebaardend nagenieten van een echt Surinaams ontbijt, dat hij de jongste is uit een gezin van zeven kinderen. Net als ik heeft hij drie broers en drie zusters. Zijn passie voor het bereiden van gerechten heeft hij sinds zijn vijfde jaar. Hij mocht zijn moeder altijd bijstaan in de keuken. Zij liet hem heel jong zelfstandig allerlei klusjes doen. Noodzakelijk voor het goed voorbereiden van gerechten.

Toch heeft hij eerst nog gestudeerd aan de pedagogische academie. Het lijkt alsof ik Ramon al honderd jaar ken. Zonder dat ik echt hoef te dieken naar zijn verleden, privéleven, hobby’s en zijn ambities legt hij een stuk van zijn leven bloot. Ik voel me meer dan bevoorrecht. Wanneer hij een foto laat zien van zijn dochter zie ik een glimlach zoals alleen trotse vaders dat laten zien. Hij praat met liefde over de rijkdom aan diverse gerechten van onze verschillende bevolkingsgroepen, onze diverse groenten- en fruitsoorten en vindt bij mij meer dan een luisterend oor.

Torarica 50
Misschien mocht ik het nog niet verklappen, maar in juli wanneer Torarica 50 jaar bestaat is onze Surinaamse topkok van de partij. Suriname wordt dan opnieuw verwend met diverse verrassende cullinaire hoogstandjes. Ik denk terug aan het 30-jarig feestje van Torarica. De meest waanzinnige lekkere hapjes streelden onze tongen.

Precies dat overkwam ons die vroege ochtend in het piepklein Javaans visrestaurantje. Toen ik Ramon vertelde over de vele kleine restaurantjes op de Centrale Markt kreeg ik hem binnen no time enthousiast om die markt, ver voor de zon haar tanden piert, te bezoeken. Je kan er je maag vroeg verwennen met vers bereide gerechten. Of Beuk het spinaziegerecht van Lilian gaat uitproberen is de vraag maar haar liefdevolle uiteenzetting trok die ochtend wel zijn aandacht.

Pssst: Apiapati! (en de reacties)

door Nellie Bakboord

Doen. Vier dagen Boven Suriname. Niet lang nadenken. Back to basic. Back to nature. Niet denken aan Mofo yari. 14 december is ruim voor de jaarwisseling. Mofo yari telt nog niet. Met mofo yari willen Surinamers niet teveel risico’s nemen. Geen halsbrekende toeren. Gewoon een beetje voorzichtiger.

Zoveel ging die dag door mijn kop. 10 december besloot ik mee te gaan. Een supergoed besluit. Met een bus waar zeven personen in kunnen vertrokken wij met vijf personen. Vanuit de eeuwig drukke Saramaccastraat. Naar Atjoni. Vervolgens met een korjaal naar Apiapati. Een eilandje midden in de Surinamerivier.

Het vertrek werd vanwege een motorisch mankement wat later. Met engelengeduld zaten wij die ochtend te wachten op een stoep. De vroege ochtendzon gaf ons een stoot energie. Intussen sleutelden deskundige monteurs krampachtig. Mankementen konden we niet gebruiken. Om de tijd wat verder te doden liepen wij een Chinese winkel binnen voor een voorraadje krawkraw en flessen water. Twee Surinaamse dagbladen kochten wij bij één van de venters voor de deur van de Centrale markt.

Tuincentrum

Om ons heen een haast oorverdovend getoeter door chauffeurs. Naarstig opzoek naar passagiers. Richting Atjoni. Niemand spant. Voor een deuropening, op de gevel staat: ‘Tuincentrum’, raak ik aan de praat met de onderneemster van kennelijk het kleinste tuincentrum ter wereld. Ik tel op de schappen hooguit drie plantjes en op hangers bijpassende kleding. Ik mag fotograferen en krijg uit een soort dankbaarheid, haar visitekaartje.

Bijna twee uur later vertrekken wij. Onze rit op de geasfalteerde Afobakaweg verloopt rustig. Harold houdt zich consequent aan de toegestane snelheid. In Atjoni aangekomen zie ik één en al bedrijvigheid. Ik zie hoe men levensgevaarlijk improviseert met het overhevelen van benzine uit grote vaten. Ik zie voor zover mijn op dat moment angstige ogen het kunnen zien, niemand met een brandende sigaret. Gelukkig heb ik nooit gehoord dat het weleens mis is gegaan.

Op een, in mijn ogen afgekeurde vrachtwagen, lees ik ‘Nationaal vervoerbedrijf nv’. Ik weet heel zeker dat onze autoriteiten hier niet trots op zijn. Atjoni. Een havenplaatsje aan de Suriname rivier. Vlakbij Pokigron. Van hieruit ‘rijden’ kleurrijke korjalen de rivier op en af. Rijden, zeggen bewoners van het binnenland en ik pas me direct aan.

De was droogt langs de rivier. Foto: Nellie Bakboord

De rivier
Ik zie korjalen, bepakt en bezakt met passagiers met allerlei producten variërend van kratten gevuld met bier en diverse frisdranken tot en met balen rijst. Meubilair en verder alles wat los en vast zit. Over de rivier kunnen vanwege de sula’s helemaal geen schepen. Voor zover ik weet loopt er ook geen weg langs de rivier. Alles voor tapsey moet over de Surinamerivier. Een voor ons bewonderenswaardige onderneming. Met aan boord een kundige kapitein die samen met zijn assistent ontzag afdwingt.

Langs de rivier bevinden zich talloze dorpen met betekenisvolle namen. ‘Tan Luku’, ‘Botopasi’. In de rivier spelende kinderen en vrouwen die hun kleurrijke kleding in de rivier wassen. Nageaapt door een witte, naar ik vermoed, stagiair. Als ik, kennelijk stomverbaasd kijk naar een jonge Hindostaanse badend in de rivier tussen de Bosnegers, roept ze zo luid als ze kan ‘ik ben leerkracht’. Ook dat is Suriname.

De rit naar Apiapati kost ons zes uur. Het water ligt vrij laag omdat het in geen maanden behoorlijk heeft geregend. Soms is de stroming in de sula’s gevaarlijk om volgeladen verder te rijden. Passagiers stappen uit. Lopen een stukje over enorme stenen om wat verder weer aan boord te gaan. Super avontuurlijk. Een totaal andere wereld.

Stress kwijt
Suriname bezoeken zonder een verblijf in Boven Suriname is de gemiste kans. In Apiapati zijn wij letterlijk in de watten gelegd. Door Papada en zijn vrouw. Omliggende dorpen bezoeken kan. Papada rijdt met veel plezier van het ene dorp naar het andere. Zorg tijdens je verblijf dat je alle stress typerend voor stadsbewoners kwijtraakt. In een snelstromende sula. Tijdens het baden in de rivier.

[van RNW, 26 januari 2012]

Reacties op RNW:

Berkha Bhai

26 januari 2012 – 10:26 pm
beantwoorden
@Stiko,hier een korte reactie

Ik blijf erbij een slecht stuk waarin, althans voor mij de kern zit in inderdaad de egocentrische beweegredenen die Neellie soms aanhaalt voor het schrijven van haar artikelen. In vogelvlucht en met de snelheid van de hedendaagse mens, die toch al het besef heeft “niet alles en met voldoende perceptie tot zich te kunnen nemen, ook niet de van belang zijn de commentaren…”,
De veelheid van belang zijnde paradigma speelt u parten. Idem andere, die weliswaar zich een oordeel aanmatigen, maar toch het totale overzicht missen.

Die basale kennis en wetenschap over de binnenlandse bewoners zijn niet aanwezig.Indien de auteur iets meer had verdiept zou ze erachter zijn gekomen dat de voorzieningen die in Paramaribo aanwezig zijn die in het binnenland niet aanwezig zijn. En dat die “Badende juf”.Wat is er zo belangwekkend aan en dan de etniciteit
Van de juf zo breed uitmeten. Walgelijk.
Neger

26 januari 2012 – 9:28 pm
beantwoorden
Wat een zielige mensen toch! Bakken er zelf niets van, maar kritiek spuien nr. 1! Ga werken, dan kan je misschien daar je negatieve energie in kwijt.
Neger

26 januari 2012 – 6:57 pm
beantwoorden
Ai dit is een slecht geschreven reisverhaaltje bij gebrek aan een goed onderwerp voor een column.
Onzin

26 januari 2012 – 5:50 pm
beantwoorden
Bosneger ??? uit de mond van een zogenaamde Surinaamse intellectueel ???
De enige neger is zij zelf..
Namelijk een achterbos negerin !!
wiebo

26 januari 2012 – 2:23 pm / nederland
beantwoorden
dit soort trips zal eigenlijk elke stads bewoner moeten/willen meemaken denk ik.
bedankt nellie voor deze mededeling xx
wiebo

26 januari 2012 – 2:23 pm / nederland
beantwoorden
dit soort trips zal eigenlijk elke stads bewoner moeten/willen meemaken denk ik.
bedankt nellie voor deze mededeling xx
Berkha Bhai

26 januari 2012 – 12:27 pm
beantwoorden
Wat fijn voor Nelly dat ze een fantastische reis heeft gemaakt in de binnenlanden van Suriname maar wat vind ik zo minachtend dat ze een “hindoestaanse juf”” badend in de rivier zag en dat zij zich kunnen verlaten op de minzame vriendelijkheid van de auteur, die haar bevindingen ook nog eens op de site van RWN geplaatst weet te krijgen. Was ze een marron juf tegen gekomen, hoe had ze dan op geschreven. Een beetje platvloers, Nelly

Ten eerste vind ik de denigrerende toon waarop het geschreven is vreselijk . Ten tweede snap ik de clou niet.
Enfin, een naar, kneuterig en onzorgvuldig geschreven stukje zonder pointe van betekenis.
Stiko

26 januari 2012 – 7:13 pm / Noord KoreaGeintje
beantwoorden
Ja. Vreselijk, he? Maar je hebt “chinese winkelier” en” Surinaamse Dagbladen” gemist. Zeg je daar in je volgende reaktie ook iets van, want dit KAN gewoon niet! (En “marron juf” is trouwens ook zeer ongepast ) Verander je ‘screenname’ ook maar in gewoon ‘bhai’ want die ‘bherka’ geeft aanleiding tot allerlei speculaties.
Maar alle grappen op een stokje, want ik begrijp niet waarom je bakboord’s toontje minachtend en denigrerend vind. Voor mij is het de toon van een toerist die van de ene in de andere verbazing valt door al die, voor haar, onbekende en vreemde situaties. Waarom reageren jij en je sidekick, srananuma, zo fel? Bakboord neemt alleen maar voor haar stukje de rol op zich van ‘fos tron … ‘ ehm… zeg maar, ‘innocent bystander’
Srananuma

26 januari 2012 – 4:58 pm / Suriname
beantwoorden
Ay, @BB, je hebt helemaal gelijk, wat die opmerking over een hindoestaanse juf betreft. Dit is bovendien geen column. In een column horen zaken op scherp te worden gezet, moet er een felle reactie op kunnen komen. Dit is gewoon een gezapig reisverhaaltje, geen column! Zal zeker wel goed betalen.

Inbox

door Nellie Bakboord

In mijn inbox heb ik als een gek zitten zoeken naar een emailbericht welke ik dacht te hebben opgeslagen. Zoeken kost tijd als je berichten niet delete. Terwijl ik mijn inbox ondersteboven keer denk ik aan mijn dierbare landgenoten die van alles hebben getrotseerd om hun dozen op tijd in Suriname te krijgen.
Dozen met allerlei lekkers en hebbedingetjes worden vooraf opgestuurd omdat we zonder brok’ede willen genieten van een welverdiende kerstvakantie. ‘Je kan het zo gek niet bedenken’ of het gaat in de doos. Alsof er niets behoorlijks te koop is in Suriname. Nadia heeft al drie van de allergrootste dozen gepost. Of waren het vier? Bewust laat ik haar familienaam achterwege want tijdens het verschepen kan er van alles misgaan. Henna is al in Su en kan bijna direct na aankomst door naar Nieuwe Haven om haar dozen zelf in te klaren. Ik zie nog haar vette knipoog toen ze uitgebreid op het grote marktplein in Amsterdam Zuidoost uit de doeken deed hoe zij dit aanpakt. Henna zal van niemand een emailberichtje krijgen met een lijstje van hebbedingetjes.
Hebbedingetjes! Dat was het onderwerp. Snel open ik de mail afkomstig van mijn moeder.
Al lezende maak ik aantekeningen die wanneer ik ermee klaar ben een doodgewoon boodschappenlijstje is geworden.
Aan ma@gmail.com
Van: jedochter@gmail.com
“Hoi ma, je laatste emailbericht onderwerp ‘hebbedingetjes’ had ik zorgvuldig opgeslagen waardoor ik het bijna niet meer terug kon vinden. Je had het in een vroeg stadium gemaild zodat ik rustig kon shoppen voor de drukke feestdagen. Ma, je weet hoe dat gaat. Een paar dingen heb ik toch voor het laatst gelaten en nu moet ik rennen.
Gaat alles wel goed in Suriname want aan het lijstje te zien is er niets lekkers meer te koop en lijken de schappen leeg. Nu weet ik dat bijna iedereen in Suriname vindt dat alles wat uit Holland komt lekkerder is. En goedkoper. Goedkoper klopt, want een blik bruine bonen kan je al voor 39 eurocent kopen. t Merk maakt niets uit want met een lekker stukje zoutvlees van de Combémarkt of bij Gopie wordt jouw bruine bonen een bruine bonen waar iedereen U tegen zegt. Die supermarkten maken enorme woekerwinsten. Het moet toch iedereen opvallen dat die winkel van omu sneysi allang geen gewone winkel meer is maar een enorm grote supermarkt. Met aangepaste openingstijden. Gelukkig heb je winkels als ‘never sleeps’. Rommelig. Lekker klein, lekker smoezelig en zoals ik al zei, één-maal-vierentwintig-uur.
Suriname verandert en het is maar goed ook. Soms had omu toch niet alles wat je zocht.
Je vroeg me, om terug te komen op je boodschappenlijstje, om die lekkere tandpasta te kopen van het merk herbal van Golgate. Wel ma ik kan je zeggen dat ik me kapot heb lopen zoeken. Tot in Almere. Ik moet je helaas teleurstellen dus misschien moet je overstappen op wit’tifi. Of verkopen ze geen wit’tifi meer in Suriname want het is toch alweer een poos geleden dat ik in switi Sranan was. Ik denk niet dat ik wit’tifi hier ga vinden, ook niet bij Ghazi of één van die andere Surinaamse winkels op de Dappermarkt of de Albert Cuyp.
In ieder geval heb ik al die andere dingen gevonden maar of Kwame alles mee kan nemen is de vraag. Ma, nog wat. Je eet nooit drop dus voor wie is dat zakje drop die ik speciaal bij Jamin moest kopen? Trouwens die rookworst is van de Aldi want voor het eerst had de Hema helemaal geen worst. Er was iets met het productieproces of zo. Heel Holland stresste. Een leven zonder Hema-rookworst moet niet te lang duren. Aay boi ma, ik moest wel lachen om je lijstje hoor, want je vraagt om de gekste dingen en volgens jouw wegen die dingen niks.
In ieder geval hoef je dit jaar geen kerstbrood voor ons te sturen maar als het kan stuur een pom met Kwame. Van te voren in gevroren komt het goed aan. Snelle brasa’s voor iedereen want mijn mailtje is veel langer geworden.

 

Javaanse jongens

door Nellie Bakboord

Javaanse jongens hèbben mooie bruine lippen. Misschien dat heel Suriname direct een ‘gil’ geeft of ‘ieuw’ roept zodra ze lezen wat ik schrijf maar ik waag het erop. Voor hetzelfde geld is heel Suriname het wel met me eens maar durft het niet toe te geven. Ik durf ‘t. Hardop.

Laatst reed ik met Amat rond een uur of vier vanuit Noord via de Ring naar het Cupidoproject. Gabriëllastraat. Hij kende de buurt goed. Amat was niet zijn echte naam maar de naam van een Javaanse jongen op wie ik vroeger erg gesteld was. Amat was toen 10 jaar en ik acht. Kalverliefde. Hoe verder wij de Ring opreden hoe meer ik aan Amat dacht, vandaar dat ik de uiterst vriendelijke taxichauffeur met de mooie bruine lippen voor vandaag de naam Amat gaf.
Vanwege het contrast met zijn gelige huidskleur leken zijn lippen bruin ingekleurd. Ik bleef kijken. Gefascineerd! Toen ik in de Anamoestraat de auto instapte raakten mijn ogen behoorlijk in de war.
Amat had echter niets in de gaten. Hebben Javaanse jongens weleens iets in de gaten? Aaybaya. Tot het begin van de Ring hield ik me kalm. Vanuit mijn ooghoeken, ik moest een beetje schuins zitten, kon ik onopvallend zijn ook mooi gevormde lippen gadeslaan. Aay mi Gado, echte zoenlippen! Die conclusie kon ik gerust trekken. Amat reed heerlijk rustig waardoor ik met alle gemak verder kon observeren. Voorzover mijn ervaring reikt, rijden Javaanse taxichauffeurs altijd rustig. Noch de radio noch de cd-speler stond aan zodat ik totaal geconcentreerd mijn gang kon blijven gaan. Halverwege de Ring hield ik het niet meer uit en startte een nietszeggende conversatie. Amat kwam, alsof hij erop zat te wachten helemaal in de stemming, beantwoordde al mijn vragen glimlachend en hield zich tegelijkertijd op de Ring keurig aan de toegestane snelheid. Hierdoor kon hij met gemak en uit beleefdheid met de regelmaat van een klok zijn gezicht naar mij toekeren. U raadt het al. Ik kon nu met datzelfde gemak, terwijl ik genoot van zijn rustige rijstijl openlijk genieten van zijn mooie bruine lippen. Gelijk een smakelijk voorgerecht in afwachting van een bijzonder hoofdgerecht. Voor mij was ‘de hot stone massage van Marijke’ op het Cupidoproject, het hoofdgerecht. Zonder dat Amat het wist deden zijn bruine lippen dienst als voorgerecht. Of was het zijn rustige rijstijl die mij reeds in de sfeer bracht waarin men moet verkeren in afwachting van een hotstone. Een mens kan zich soms ook van alles in het hoofd halen.
Voor de deur van Marijke verzamelde ik alle moed. Eerst rekende ik keurig het afgesproken bedrag af en stapte kalm uit. Terwijl ik de deur van de wagen zachtjes dicht liet gaan, kon ik het niet laten. Dat ik hem vriendelijk dankte voor de prettige rit hoorde Amat helemaal niet maar toen ik hem complimenteerde vanwege zijn mooie bruine lippen, toverde Amat zijn meest ‘verlegen’ glimlach. Javaanse jongens! Ze hebben het echt wel in de gaten.

Pssst: Ieder zijn eetcultuur!

door Nellie Bakboord

“Let maar op, na 25 woorden beginnen Surinamers te praten over eten”, zegt Georgine en op haar lief gezicht verschijnt een innemende glimlach. Ik moet hier zo hartelijk om lachen, spreek haar niet tegen en denk zelf dat Surinamers het vijfentwintigste woord niet eens halen. We praten niet alleen graag over eten, we maken er met heel veel plezier ook een sport van.

‘Uitbundig eten’ neemt een heel belangrijke plaats in binnen onze cultuur. Een Surinaamse ‘verjaring’ zonder eten is geen verjaring, en ook bij een lezing, boekpresentatie of welke gelegenheid dan ook, Surinamers rekenen op een goedverzorgde lekkere hap. Bij Hollanders, vooral degene die nog niet ingeburgerd zijn, is het even anders. Zij houden niet van dat ‘gedoe’ dus organiseren zij een borrel. Compleet met osseworst, plakjes leverworst, stukjes kaas met augurk en hier en daar een nootje. Zij verwijten ons ook een beetje dat we altijd over eten praten en als je hoort hoe zij met eten omgaan lijkt het alsof zij “eten om te leven” en wij “leven om te eten”.

De opmerking van Georgine zit nog steeds in mijn achterhoofd wanneer ik bezig ben met het opscheppen van soep voor mijn kroost. We aten cassavesoep zoals mijn moeder die maakt. Wanneer de soep helemaal klaar is voegt zij een blikje cocosmelk om het áf te maken. “Extra smakelijk en lekker deftig”, zijn steevast haar woorden. Terwijl we samen intens van de soep zitten te genieten kan ik het niet nalaten even te grinniken omdat ik het gezicht van Georgine weer helemaal voor me zag. Toen Georgine zei dat Surinamers het altijd over eten hebben herkende ik het natuurlijk wel maar of het echt al na het vijfentwintigste woord is? Wij zijn wel altijd bezig met eten en misschien nog wel het meest in Suriname. Al moet je er een flink stuk voor omrijden of helemaal uit Holland laten halen, we hebben het ervoor over.

Vraag een willekeurige Surinamer hoe zijn of haar verblijf in Suriname was en je krijgt de prachtigste bloemlezing. “Meisje ik heb verschrikkelijk lekker gegeten. Ik ben vier keer naar Chi Min gegaan. Die Chinezen daar geven je verschrikkelijk veel vlees, je krijgt het gewoon niet op. Ik had na het eten echt moeite met opstaan. Elk weekend aten we laat in de nacht op Blauwgrond. Ik proef die bami van Pawiro nog steeds in mijn mond. Ken je Fa Tai? vooral die geroosterde kalkoen gevuld met nóg meer vlees, is om te smullen en voordat we zondags naar Boiti gingen stopten we bij Lelydorp om eerst wat te eten. Je weet toch dat je ‘s morgensvroeg al uitgebreid kan smullen van de Javaanse keuken? We kochten er extra porties voor later want op Boiti kan je niets kopen dus laat niemand je wat wijs maken. Hooguit wat suikerriet, uitgedroogde markoesa’s of lekkere bacoves, cassavebrood en dokun.”

Je kan je voorstellen dat na het aanhoren van zo een smakelijk klinkend reisverhaal je geneigd bent onmiddelijk een Surinaamse pot te starten. Op de valreep probeer je nog te vragen of ze ook foto’s hebben gemaakt maar het water loopt je ondertussen zo in de mond waardoor je die vraag ogenblikkelijk doorslikt. Aaybaya, ook ik heb situaties meegemaakt waar nog tijdens het nuttigen van de maaltijd discussies werden gevoerd over de volgende maaltijd. Ook de verscheidenheid aan gerechten die de Surinaamse keuken rijk is passeren de revue. Als ik hieraan terugdenk blijf ik lachen en ben ervan overtuigd dat Surinamers “leven om te eten” en Hollanders “eten om te leven”.

Toch worden Surinamers nog steeds niet moe van dezelfde gerechten op hun feestjes. Traditiegetrouw is er pom, pastei, kip, bami, nasi en natuurlijk voor de liefhebbers B.B. met R, bruine bonen met rijst. Wat je niet opkrijgt vul je een beetje aan en neem je mee in het alombekende chinese bakje, of je verlaat het feest met minstens een stuk gele of bruine cake verpakt in een stukje folie. De ingeburgerde Surinamer organiseert een koud buffet dus geen haar op je hoofd die eraan denkt een bakje mee te nemen. Het staat onfatsoenlijk dus zorg je ervoor dat de maag ter plekke wordt gevuld. Je eet tot je niet meer kan!

Over Nellie Bakboord:
Officieel heet ik Petronella Maria Bakboord en ik ben geboren op 6 januari 1954 in Paramaribo. Na de 5e klas, (st.Elisabethschool) vertrekken wij in 1965 met het hele gezin naar Nederland/ Amsterdam. Vervolgens studeer ik af aan de Sociale Academie in Amsterdam. Zonder de studie politicologie af te ronden, vertrek ik in januari 1986 met mijn man en 2 kinderen naar Paramaribo. Hier blijf ik wonen en werken tot december1996. Ik woon en werk nu weer in Nederland en heb inmiddels drie kinderen. Naast mijn werk als coördinator in Amsterdam-Zuidoost van een onderwijsondersteunend project schrijf ik in mijn vrije tijd tweewekelijks een column voor de Ware Tijd (Nederlandse versie). Ik hou van lezen, schrijven, theater, koken, van lol maken en lachen.

[overgenomen van RNW]

Prasi-oso

door Nellie Bakboord

Vraag wat een prasi-oso is, en je krijgt verschillende antwoorden en vragende blikken. De laatste reactie krijg je voornamenlijk van jonge Surinamers. Een reden te meer over prasi-oso te schrijven. Een prasi-oso is een woning gebouwd op het erf van een ander. Een erfwoning.

Niets bijzonders, maar hier wil ik het hebben over de prasi-oso waar bewoners niet beschikken over eigen bad, noch toilet of stromend water. Voor op het erf staat een kraan voor gezamenlijk gebruik. Deze erfwoningen zijn woningen, die we liever vergeten of ontkennen dat ze bestaan. De prasi-oso verscholen achter de prachtige herenhuizen in de binnenstad van Paramaribo. Het wordt tijd dat in Suriname een begin wordt gemaakt met het grondig renoveren van dit stukje cultureel erfgoed.

Officieel heet ik Petronella Maria Bakboord en ik ben geboren op 6 januari 1954 in Paramaribo. Na de 5e klas, (st. Elisabethschool) vertrekken wij in 1965 met het hele gezin naar Nederland/Amsterdam.
Vervolgens studeer ik af aan de Sociale Academie in Amsterdam. Zonder de studie politicologie af te ronden, vertrek ik in januari 1986 met mijn man en 2 kinderen naar Paramaribo. Hier blijf ik wonen en werken tot december1996.
Ik woon en werk nu weer in Nederland en heb inmiddels drie kinderen. Naast mijn werk als coördinator in Amsterdam-Zuidoost van een onderwijsondersteunend project schrijf ik in mijn vrije tijd tweewekelijks een column voor
de Ware Tijd (Nederlandse versie).
Ik hou van lezen, schrijven, theater, koken, van lol maken en lachen.

Als ik terugdenk aan een prasi-oso, dan ga ik behoorlijk terug in de tijd. Mijn grootvader woonde in de Stoelmanstraat. Hartje stad. Op een steenworp afstand van het voormalige theater Star. Een tijdlang stond er een benzinepompstation, nu is het een grote open plek. Het huis was geen grote woning, maar het feit dat er op het erf een aantal erfwoningen stonden, maakte dat mijn opa best een beetje een voorname positie in de samenleving innam.

Op het erf kwam ik nooit. Waarom niet? Dat heb ik nooit geweten. Als ik bij opa binnenhuppelde, was op dat moment voor mij niets belangrijker dan op zijn schoot zitten en gezellig bij het raam genieten van een slokje van zijn ijsthee. Een groot glas, goed gevuld met klontjes ijs. Opa had, zittend op zijn hobbelstoel, zijn vaste plekje bij het raam. Tussen de houten jaloeziëen kon je ongemerkt gluren naar passanten, terwijl het verkeer voorbij raasde.

De Stoelmanstraat was toen al een vrij drukke straat. Ik kan me levendig voorstellen dat opa flink zat te genieten. Dat er gezinnen in de erfwoningen woonden, was alles wat ik me kan herinneren. Toen ik onlangs ernaar informeerde, bleek dat de erfwoningen niet bouwvallig waren en dat het een vrij breed erf was.

Schoon
Een andere ervaring met erfwoningen was die op het achtererf bij mijn oom en tante, die met hun kinderen in een bovenwoning recht tegenover hotel Torarica woonden. Op het erf stonden vier erfwoningen. De woningen zagen er heel goed uit en het erf werd goed schoon gehouden door haar bewoners. Ook op dit erf kwam ik niet. Als wij op bezoek gingen bij tante dan gingen wij op bezoek bij tante.

Ik weet nog heel goed dat ik door de houten jaloeziëen van het keukenraam met een tikkeltje jaloezie keek naar de dyonpofutu spelende kinderen. Er woonden grote gezinnen en het zag er altijd gezellig uit met hier en daar moeders die al vegend of harkend tori stonden te praten.

Toen maakte ik rond mijn veertiende kennis met De Plee en andere verhalen van de schrijver Dobru. Robin Raveles. Dobru verhaalde over de ellende waarin talloze medemensen op smerig stinkende erven in Paramaribo leefden. Ik herkende dat beeld niet.

Aanklacht
Dan achterhaal ik dat sinds 1964 men wekelijks de ene aanklacht na de andere over de mensonterende wantoestanden van de hand van Dobru kan lezen in het dagblad De Vrije Stem. Wat hebben deze aanklachten opgeleverd? ‘A prasi fu Bigi Dorsi’ is één van de meest bekende erfwoningen waarover Dobru schrijft.

Door Dobru leer ik dat het leven op de prasi-oso mensonterend en erbarmelijk is en allesbehalve een vrijwillige keuze om er te wonen. Natuurlijk is niemand in Suriname trots op deze erfwoningen, maar je treft ze nog wel, in onveranderde staat in de binnenstad van Paramaribo. Gelukkig geen nieuws voor wie er ooit de scepter zwaait of zwaaide. Politici zijn op de hoogte. Bij volkstellingen weten ze de erfwoningen te betreden en bij verkiezingen worden erfbewoners for the time being op handen gedragen.

Wie met eigen ogen een stukje leven op een prasi-oso wil zien hoeft slechts lichtjes de nengredoro, de deur aan de zijkant van een herenhuis, open te duwen. De aanklachten van Dobru staan nog steeds recht overeind. En zitten hopen dat er een eind wordt gemaakt aan de vele krotwoningen die Paramaribo rijk is, is geen optie.

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter