blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Ashetu Bernardo

Bernardo Ashetu – Oranje

De sinaasappel

werd opgegeten
en bleef oranje
in de mond
en bleef oranje
in de maag
en lag daar
toen de nacht
zich spande
om de mens
zich vastbeet
in de mens
totdat vanaf een
andere planeet
een stem schreeuwde
van de zon
en bleef hangen
boven de mens
als een grote
vreemde bol
in fel oranje.
[uit Yanacuna, 1962]

In Memoriam Rolf van der Marck 1935-2013

door Michiel van Kempen

Het leek er soms op dat hij 24-uurs diensten draaide: bij nacht en ontij kon je Rolf van der Marcks commentaren verwachten op brandende maatschappelijke kwesties. Zijn vlijmscherpe reacties op zijn eigen website, Suriname Stemt, en hier op Caraïbisch Uitzicht, volgden weinig minuten op een persbericht dat hem niet zinde. Hij was vaak de eerste om te reageren op een Facebook-bericht, en wanneer er een reactie verscheen op een van zijn eigen teksten, dan stond er een minuut later alweer een reactie van zijn hand onder. Op donderdag vroeg hij me om 7 minuten over 5 in de ochtend hoe hij toch een bijschrift onder een foto geplaatst moest krijgen. De avond van diezelfde dag  overleed hij, op weg naar het Academisch Ziekenhuis in Paramaribo.

read on…

Drie groten van de Surinaamse poëzie in ‘Plantage Hecht en Sterk’ van de Letterij

Shrinivási

Op woensdag 28 november staat Letterij, het programma met schrijvers, in het teken van poëzie uit Suriname. Drie grote Surinaamse dichters komen ter sprake: Michaël Slory, Shrinivási en Bernardo Ashetu. Van alle drie verschijnen of zijn net nieuwe gezaghebbende bundels verschenen.

Stempel eerste dag van uitgifte postzegel Bernardo Ashetu 2010

Uit het grotendeels ongepubliceerde werk van Bernardo Ashetu (1929-1982) werd de bundel Dat ik je liefheb samengesteld door Michiel van Kempen, die ook in samenspraak met Michaël Slory (1935) diens bundel Torent een man hoog met zijn poëzie bezorgde. De titel van deze aflevering van Letterij is ontleend aan de nieuwe bundel van Shrinivási (1926, tegenwoordig woonachtig op Curaçao), Hecht en sterk, met een Nawoord van Geert Koefoed. De dichters zijn dan weliswaar niet lijfelijk tegenwoordig, maar prachtige, zelden uitgezonden filmbeelden uit documentaires van zowel Slory als van Shrinivási tonen de uniciteit van deze dichters, de ‘grand old men’ van de Surinaamse poëzie.

Michael Slory en Michiel van Kempen. Foto © Monica van Kempen

 

Speciale gast is Michiel van Kempen, Bijzonder Hoogleraar West-Indische Letteren aan de Universiteit van Amsterdam. Hij gaat in gesprek met uitgeverijredacteur en radiopresentator Peter de Rijk. De presentatie van de avond is in handen van Franc Knipscheer.

‘Letterij’ is een maandelijkse programmareeks van Uitgeverij In de Knipscheer in de Pletterij.

Locatie:  Pletterij, Lange Herenvest 122, 2011 BX Haarlem
Aanvang: 20.00 uur
Zaal open: 19.30 uur
De toegang: € 5,00
Reserveren: reserveren@pletterij.nl of 023 542 3540

Caraïbische dichters onder de surrealisten

Vier Caraïbische dichters zijn opgenomen in de zojuist verschenen Nieuwe anthologie van de Nederlandse surrealistische poëzie, samengesteld door Laurens Vancrevel: Luc Tournier, Oda Blinder, Charles Corsen en Bernardo Ashetu (wiens naam spijtig genoeg foutief is gespeld als Barnardo Ashetu). Op een totaal van 42 dichters scoren de Caraïbiërs daarmee heel goed in deze bescheiden maar keurig gedrukte bloemlezing. Deze uitgave is een gewijzigde herdruk van de Spiegel van de surrealistische poëzie in het Nederlands uit 1989.

Nieuwe anthologie van de Nederlandse surrealistische poëzie.
Samengesteld en ingeleid door Laurens Vancrevel.
Bloemendaal: Brumes blondes, 2012.
ISBN 978-90-77414-42-2

…maar zekerheid is er niet, en nooit geweest

Michiel van Kempen, wetenschapper & schrijver
 

door Rolf van der Marck
Michiel van Kempen & ik hebben elkaar in april 2008 virtueel leren kennen, en wel met zijn reactie onder een artikel van mij over Kader Abdolah en ‘zijn’ Koran op Blaw-blawblogspot, inhoudende het verzoek of ik zo vriendelijk wilde zijn contact met hem op te nemen. Uit dat contact zijn mijn regelmatige bijdragen aan Caraïbisch Uitzicht voortgekomen en is door de jaren heen tussen ons een wederzijdse waardering en genegenheid ontstaan. Behalve een heel plezierige avond met dyogo en witte wijn, die hij tijdens zijn bezoek aan Suriname van drie jaar geleden bij mij op het terras in Paramaribo heeft doorgebracht, is ons contact altijd virtueel, maar daarom niet minder hartelijk gebleven. Ons beider lichtelijk provocerende aard, in Suriname niet altijd even welkom, is daarbij een goed bindmiddel gebleken.
 
Bernardo Ashetu
 

Nu had Van Kempen eerder mijn artikel “Een onbekende, maar niet te vergeten dichter” opgemerkt, een liefdesverklaring aan Bernardo Ashetu, van 17 oktober 2007 op mijn Volkskrantblog, dat hij op 18 mei 2009 integraal heeft overgenomen op Caraïbisch Uitzicht. Ashetu is overduidelijk een minstens even groot bindmiddel tussen ons beiden, de regelmatige lezer van Caraïbisch Uitzicht zal dat ongetwijfeld niet zijn ontgaan. Telkenmale wanneer Van Kempen weer een gedicht van Ashetu op CU plaatste, heb ik hem gesmeekt om eindelijk de geannoteerde Verzamelde Ashetu te publiceren, aangezien hij de verantwoordelijk curator is van de poëtische erfenis van Ashetu. Daarom ben ik blij hem recent te hebben horen zeggen dat hij nu éérst zijn biografie van Albert Helman wil afmaken, waaraan ik de hoop ontleen dat hij daarna onmiddellijk de Verzamelde Ashetu ter hand neemt. Lijkt mij een nog veel aantrekkelijker uitdaging dan de biografie van Helman.
Mijn stelling dat het een aantrekkelijker uitdaging is, is gebaseerd op de verrassende ontdekking die alle Van Kempen-kenners recent hebben kunnen doen, namelijk dat Michiel van Kempen behalve wetenschapper en schrijver ook dichter blijkt te zijn, getuige zijn debuut op 55-jarige leeftijd: Wat geen teken is maar leeft. Het lijkt me dan ook aannemelijk dat hij meer affiniteit heeft met de ras-poëet Ashetu dan met de schrijver/politicus Helman, waarvan hij althans voor mij het bewijs onder andere heeft geleverd in twee Ashetu-bloemlezingen. Daaruit is ook gebleken dat annotatie bij de gedichten van Ashetu een welkome – zo niet noodzakelijke – aanvulling is en dat Van Kempen daartoe de eerstaangewezen persoon is.
Maar nu de schijnwerpers vol op Michiel van Kempen de dichter. Het voor mij belangrijkste kenmerk van deze bundel wordt gevormd door de grote lijnen waarin zijn poëzie zich voortbeweegt, alsof je de rivier afzakt en in een weldadige sula belandt. Zoals in het gedicht Thuiskomst:
[…]
Thuis is niet waar jij je hebt verbeeld dat thuis was
Aankomst is gesmolten sneeuw en vreemdheid die verdampt
Waar wensen zijn die niets verlangen
Dan jouw aanwezigheid en de droom die nooit verzandt.
Of zoals in het zeer herkenbare gedicht ‘Kindkoorts’ over zijn jeugd, net niet weemoedig door provocerende tussenwerpingen als ‘Elk huisje heeft zijn kruisje, het onze hangt boven de schouw (…)’:
[…]
die onvoorwaardelijke beschutting:
vertel me maar waar die ooit ophield te bestaan,
of hoe dat kwam, en wie ’t heeft geweten,
en of ’t ook ooit anders had kunnen gaan.
Of in het kritische maar liefdevolle portret van zijn vader, ‘Van de hoge’, waar hij verzucht:
[…]
Als vaders niet de moed hebben het leven op hun schouders
te nemen, waar moeten zonen dan gaan zitten?
Als volgt besluitend:
[…]
Daar gaat hij, leg het vast, knipper even niet met je ogen,
Hij zweeft – misschien – dag vader, zweef maar verder
Ik verbeeld je even als de vader die je wilde zijn
En niet kon wezen, oké, ik omarm je, kom dan hier,
Ik zit nog altijd in het pierenbad, ik vraag geen mededogen.
Ik ben al groot, maar jij bent klein,
Wees dan veilig bij mij: je hoeft niet van de hoge.
Zoals Levity Peters in zijn recensie “Achteroverflikkeren in de vervreemding” al heeft gezegd: “Zonder taalplezier geen goed gedicht”. Het taalplezier spat er bij Van Kempen vanaf, en niet zomaar taalplezier, maar het spel van een taalkundige zoals in het gedicht ‘Een hand in een café’:
[…]
…want als je creatief bent
buig je de taal om naar je wil

 



Michiel van Kempen, dichter; 
foto © Nicolaas Porter

 

De bundel Wat geen teken is maar leeft is zonder meer een droomdebuut, Michiel van Kempen is op slag geëvolueerd tot “wetenschapper, schrijver en dichter”, helaas is Gerrit Komrij er niet meer om dat te boekstaven. Maar Van Kempen zal de eerste zijn om dat te relativeren, zoals hij in het gedicht Wald zegt:
[…]
maar zekerheid is er niet, en nooit geweest

 
 

Ashetu: meester van de ontregeling en betovering

door Klaas de Groot

Hoe verborgen kan een groot dichter zijn? En wat kan een dichter al niet verbergen? Die vragen liggen voor de hand bij het verschijnen van Bernardo Ashetu’s bundel Dat ik je liefheb. Michiel van Kempen verzorgde een schitterende bloemlezing van 102 gedichten uit al het werk van Ashetu. En dat werd tijd.
Bernardo Ashetu; me and my father brown. Foto © Nicolaas Porter
Ashetu werd verborgen door de geschiedenis. In april 1959 debuteerde hij in de Antilliaanse Cahiers (III/4) van Cola Debrot en Henk Dennert, keurig met naam en toelichting. In een ‘Mededeling’ van de redactie wordt hij omschreven als ‘een van die varensgezellen in het Caribisch Gebied die halsstarrig hopen op een betere toekomst, waarin zij niet geloven’. Een lichtelijk paradoxale typering, die Ashetu niet meteen helder voor het voetlicht brengt. Pas in 1962 volgde een tweede publicatie. In jaargang V nr.1 van dezelfde Cahiers staan tien gedichten. Maar Ashetu’s naam staat niet op de voorkant van het blad, noch bij de inhoudsopgave. Daardoor komt het waarschijnlijk dat de publicatie niet genoemd wordt in Van Kempens nawoord. De tweede publicatie is duidelijk bedoeld als opmaat. In dezelfde jaargang van de Cahiers wordt, onder de titel Yanacuna, een magistrale verzameling van 205 gedichten gelanceerd. Debrot heeft dus voor deze dichter hetzelfde gedaan als hij deed voor auteurs als Frank Martinus Arion, Aletta Beaujon en Tip Marugg, namelijk ruimte scheppen met ruime hand.
Helaas, het werk viel niet op. Pas in 2002 verschijnt een keuze in boekvorm. Uitgeverij Okipoki in Suriname komt met Marcel en andere gedichten, geredigeerd door Van Kempen. In 2007 maakt de paus van het Nederlandse bloemlezingenwezen, Gerrit Komrij, een keuze. Dat ik zong is weer een mooie poging om Ashetu voor het voetlicht te brengen. Veel aandacht is er niet. Gelukkig stelt In de Knipscheer nu een krachtige daad. Nog mooier: Van Kempen koos de meeste gedichten uit ongepubliceerd werk. Daarmee biedt hij meer zicht op het talent van deze verborgen dichter.
De dichter hield zichzelf ook verborgen. Voor zijn gedichten koos Hendrik George van Ommeren (Paramaribo 4 maart 1929 – Den Haag 3 augustus 1982) het pseudoniem Bernardo Ashetu. Verder gebruikte hij geregeld de naam Kamanda. Ka man da, een woordcombinatie uit Ghana, betekent ‘ik ben een neger’. Deze verschuiltactiek zorgde er ook voor dat Ashetu / Van Ommeren 31 dichtbundels samenstelde om ze vervolgens niet te publiceren. Van Kempen legt uit dat de oorzaak gezocht moet worden in de tragische relatie die de dichter had met zijn vader. Dat was een man die zijn zoon als een mislukkeling zag en dit duidelijk liet merken. Publicatie van meer dichtbundels zou betekenen dat de naam Van Ommeren de ronde zou doen en dat mocht niet gebeuren.
Tussen debuut en de diverse boekuitgaven waren er wel incidentele publicaties. Een van de opvallendste is die van zeven gedichten in de Spiegel van de surrealistische poëzie in het Nederlands . Ook deze keuze zorgt er niet voor dat Ashetu het grote publiek bereikt. Wat op zich niet vreemd is: surrealistische poëzie is geen gewild artikel in poëtisch Nederland. Een mogelijkheid om de gedichten van Ashetu te bezien is hiermee wel gegeven.
Misschien is Ashetu’s vorm van surrealisme wel één van de poëtische elementen, waardoor het oog van Debrot op deze gedichten viel. Hierbij is misschien illustratief het gedicht ‘Herinnering’ . Het stond in Yanacuna, in de Spiegel en het staat in Dat ik je liefheb (p. 21)
In dat gedicht stromen heden en verleden tezamen. Het lied dat de dichter zingt, het gedicht dat hij maakt, is hetzelfde lied dat de zuster zong, en dat de spin bij haar losmaakte in een andere tijd. Ook twee andere elementen lijken ineen te vloeien, namelijk de zuster en de spin. De ik zit naast ‘mijn zuster, een negerin. Blauwe / vlinders vlogen rond en vlogen langs / de duist’re boom waarin zij zat / met haar rode nagels, de spin,/ die aan mijn zuster ’t lied ontlokte,/ dat naklinkt in mijn herinnering.’
In de ‘gewone’ wereld horen rode nagels toch eerder bij een vrouw dan bij een spin! Samen met de sfeer, veroorzaakt door de kleuraanduidingen: het zwart van de kreek, het blauw van de vlinders en het rood van de nagels, alles nog versterkt door het donkere van de zuster en het duistere van de boom, ontstaat een beeld dat voor velen alleen met de logica van de droom te vatten is. En daarmee doet het surrealisme zijn intrede. ‘Herinnering’ is net als veel van de gedichten ook een schitterend raadsel, een open gebied voor de lezer. En dan gaat het nog niet eens om de vraag die de wending ‘mijn zuster, een negerin’ oproept, en misschien wel opriep bij Debrot.
Het authentieke van Ashetu is vooral het feit dat hij in veel gedichten zijn beelden opbouwt met herkenbare elementen. Dan verliest het surrealisme zijn alleenrecht. In die gedichten zijn de verschuivingen die hij toepast onvoorspelbaar en raadselachtig. Een voorbeeld geven is niet moeilijk. ‘Bij een bijzonder dichter heb je altijd prijs’, schrijft Komrij toepasselijk in zijn ‘Vooraf’ bij Dat ik zong. Neem het ‘bijna ’surrealistisch gedicht ‘De historicus’ (p. 49)
In iedere strofe staat wel een raadsel, eenvoudig verwoord en daardoor verraderlijk. Strofe 1 luidt: ‘Mr. Lecky / is altijd historicus, / nooit partisaan.’ De lezer krijgt de hardste klap in de laatste strofe. Dan komt een ik een ‘tergend vertrek’ binnen, waar een opgezette koningstijger staat. Die ik ‘schrijdt’ op gekrulde sandalen. Is het iemand uit duizend en één nacht? En duikt de tijger niet weer op in het woord ‘tergend’? Geweld en dreiging regeren door de tijden heen. Ashetu is een meester in dit soort poëzie, poëzie die ontregelt en betovert tegelijk.
Bijzondere combinaties die de vervreemding in de hand werken, zijn ook te zien in veel van de gedichten waarin de zee een plaats krijgt. Dat Ashetu de zee gebruikt, mag geen wonder heten bij een dichter die varend als marconist, heel wat zeeën gezien heeft, vooral Caribische. In het nawoord waarschuwt Van Kempen dat het te gemakkelijk zou zijn om Ashetu de Surinaamse Slauerhoff te noemen. Het grote verschil is mijns inziens dat Slauerhoff zich meer op de wereld richt. Ashetu is introverter, en hij trekt de wereld naar binnen. Maar thema’s als onthechting en vervreemding hanteren ze alle twee. Wonen, deden beiden alleen in hun gedichten, lijkt het.
Er zijn ook minder omvattende zaken in dit verband te signaleren. Slauerhoff zou zich wel herkend hebben in ‘Thuiskomst’ (p.98). De suggestie die uitgaat van de zwaar geparfumeerde trap: ‘Een dikke geur van rozen / viel tot onder aan de trap’ en het gemompelde woord ‘zeeman’ zou Slauerhoff wel aangesproken hebben. Er zijn waarschijnlijk weinig zeemansvrouwen die hun thuisgekomen echtgenotes ‘zeeman’ toefluisteren. Het zal hier wel om een andere thuiskomst gaan. In nog meer gedichten ontstaan er beelden die aan Slauerhoff doen denken, maar concrete ‘zeebeelden’ zoals bijvoorbeeld ‘Fernando de Noronha’ van laatstgenoemde, die vindt men niet bij Ashetu. Wel schrijft hij in het gedicht ‘Zee’ (p.52) aan het slot: ‘Daarom besprak ik / de zee / en ik bezong de schepen.’De woorden ‘zee’ en ‘schepen’ vallen. Er is sprake van ‘goud uit ’t binnenland’. Gaat het om piraten, om Eldorado? Laat de ik zich niet omkopen en blijft hij gedichten schrijven over de zee en schepen? De lezer ziet achter dit gedicht misschien de vader opdoemen die zijn zoon van het dichten wil afhouden.
Slauerhoff is ook helemaal niet nodig. Ashetu is een uniek dichter die volstrekt overtuigt. Een dichter die vorm en inhoud tot een geheel kon maken. Dat ik je liefheb laat goed zien hoeveel variaties deze dichter kon aanbrengen in zijn werk. Lees bijvoorbeeld het gedicht Awine (p. 60), en de daaraan verwante gedichten over muziek. Daarin komt de passie voor taal en klank van Ashetu tevoorschijn.
Dat er over deze gedichten nog veel meer te zeggen valt, laat Van Kempen goed zien in zijn instructieve nawoord. Hij kijkt door een Surinaams bril en geeft Ashetu een plaats binnen de Surinaamse poëzie. Zie onder andere zijn opmerkingen over het gedicht ‘Uit goud’. Dat ik je liefheb is een boek dat niet vergeten mag worden, de dichter kan nu te voorschijn komen. De Caribisch-Nederlandse letterkunde is een goudmijn rijker. En de waarde van goud stijgt nog steeds.
Bernardo Ashetu, Dat ik je liefheb. Michiel van Kempen, keuze en nawoord. Haarlem: In de Knipscheer, 2011. 126 p., isbn 978 90 6265 676 9, prijs € 19,50.
[uit Oso 2012.1]

Bernardo Ashetu – Dood

Zoals ik je zei

                               van die zeilboot
we blijven niet eeuwig jong,
ik viel om
                               om
                                               en om
in bladeren schrikwekkend rood.
En zoals ik je zei
                               van die zeilboot
zijn de matrozen bleek
                               ze zijn bleek
                                               ze zijn dood.
[uit de ongepubliceerde bundel Tu-taf]

Bernardo Ashetu – Ciudad Bolívar 6-12-’57

Telkens kom je weer in andere plaatsen. Je wordt er moe van maar je merkt het zelf niet. Hier regent het en elders schijnt vrolijk de zon. In feite begrijp je er niets van. Ergens ga je dan ook maar zitten in het gras. Je voelt je zoals het zich met woorden haast niet zeggen laat. Je voelt je eindeloos verlaten. Je plukt om je heen twee bloemen en vergelijkt ze met elkaar. De ene is rood, de andere lila. Je plukt er nog twee. De ene geel, de andere wit. Je weet het niet. Je loopt moedeloos naar de rivier. Je beziet het stromende water. Je werpt er een kushand naar toe of je stoot er een vloek tegen uit. Hoe immers, in hemelsnaam, kan je wat weten. Tenslotte loop je naar een hut aan de rand van het stadje, een kleine hut van klei waarin een vrouw woont. Je duwt de deur open. Je gaat naar binnen. Haar groet beantwoord je niet. Je voelt haar vragende blikken. Je voelt de ontoereikendheid en machteloosheid van woorden. Je haat haar maar je wil niet haten. Je wilt vergeten. Je kust haar lippen. Je sluit je ogen.

[uit Yanacuna, 1962]

Otto Sterman leest Bernardo Ashetu

Bernardo Ashetu, geportretteerd door Nicolaas Porter

Op deze opname van Radio Nederland Wereldomroep leest de voordrachtskunstenaar Otto Sterman gedichten uit Ashetu’s enige, tijdens zijn leven gepubliceerde bundel Yanacuna (1962) in de radioserie ‘Surinaamse en Antilliaanse proza en poëzie’. Klik hier:

Let op: het downloaden van het bestand neemt enkele minuten voordat het geluid begint!

 

Bernardo Ashetu – Partisaan

Zal ik dan nooit meer
de partisanen spreken
Djiwa, Luala
en al die andere mannen
van de vliegende wapens?

Nog steeds is het land bezet
nog steeds overvallen mij dromen
van ‘t kleurige gif waarmee
oude koningen wisten te voorkomen
de val van mijn donker ras.

[uit de ongepubliceerde bundels Disso en Negro]

Stijlvol sterven (2)

door Peter Meel

Te midden van de schijngestalten en droomfiguren die Ashetu’s werk bevolken, zijn de contouren van de vaderfiguur het meest zichtbaar. Het is niet vaak dat hij herkenbaar op de voorgrond treedt. Dat doet hij mijns inziens nog het duidelijkst in het gedicht ‘Jij’, dat in de bloemlezing Dat ik zong een plaats kreeg.

read on…

Stijlvol sterven (1)

Wat betekent een huis. De muren rond een holte. Het betekent binnen, het beschermt je tegen buiten. Nu stond binnen op het punt buiten te worden.


door Peter Meel

Een van de attracties van de roman Caesarion van Tommy Wieringa is de overdonderende aanwezigheid van de vader van hoofdpersoon Ludwig Unger. De uit Oostenrijk afkomstige Bodo Schultz is een conceptueel kunstenaar, die visionaire en groteske projecten realiseert die doordrenkt zijn van haat en vernietigingsdrang. De misantropische en gewelddadige kanten van deze duistere figuur worden door Wieringa met veel stilistische brille geschilderd. Als vader heeft Schultz voor Ludwig nooit echt bestaan. Hij was afwezig in het gezin waarin Ludwig alleen met zijn moeder opgroeide. Met deze vrijgevochten vrouw onderhield hij een obsessieve relatie.

read on…
  • RSS
  • Facebook
  • Twitter