blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Ansano Richenel

De Cultuur Top Vijf van 2023 (3)

Het eind van het volle jaar 2023 zit er bijna op. Caraïbisch Uitzicht vroeg alle mensen die betrokken zijn bij de site van de Werkgroep Caraïbische Letteren om hun top-vijf van culturele evenementen die zij het afgelopen jaar hebben bijgewoond of de beste boeken die zij lazen. Vandaag de derde aflevering door de Curaçaose neerlandicus, recensent en acteur Jeroen Heuvel.

read on…

Het jaar van Ini Statia (70): ‘Spannend dat anderen mijn gedichten kunnen lezen’

door Oscar van Dam

In het jaar waarin zij zeventig is geworden, heeft Ini Statia één van haar dromen waargemaakt. De taalliefhebber debuteert als dichter en brengt een boek uit in drie talen.

read on…

Wie jarig is trakteert

Ini Statia publiceert drietalige dichtbundel

Ik ben een ongedurige vlinder,
die van alles een beetje heeft geproefd,
nooit ergens is blijven rusten
en zich nauwelijks de cocon herinnert,
behalve als je er weer een voor me spint

Ini Statia, in 1952 geboren op Aruba, maar thuis op alle drie ABC-eilanden, publiceert rond haar 70e verjaardag een drietalige dichtbundel Na nòmber di amor / In naam der liefde / In the Name of Love, met daarin dertig gedichten die opgedragen worden aan haar dertigjarige petekind Gita Santosha die ook voor het prachtige kunstwerk op het omslag zorgde.

read on…

Juryrapport Cola Debrotprijs 2020 voor Laura Quast

De Jury, benoemd door de Konseho Kultural Kòrsou, adviseert de Ministerraad van het land Curaçao, om de Cola Debrot Prijs 2020 – theater – toe te kennen aan Drama docent, actrice, vakdidacticus maar voornamelijk Dramaturg: Laura Quast.

read on…

Reclaiming history

This is for everyone who feels a need to critically approach his or her own questions, images and stories with regards to (Curaçao) history. This can be a personal need, or a professional need, for example for artists and writers, and also teachers and students. read on…

Gendered and Sexual Citizenship in Curaçao and Bonaire

Lecture and masterclass

The NWO-funded project ‘Cultural Practices of Citizenship under Conditions of Fragmented Sovereignty: Gendered and Sexual Citizenship in Curaçao and Bonaire’ is honoured to invite you to the lecture and masterclass ‘Critical Thinking in Curaçao and the Construction of Forgetting’ by Richenel Ansano. read on…

Filosoferen en Indigo

Willemstad – Over de indigoteelt in Curaçao leren de lezers van Kristòf. read on…

‘Febea’ desvelá

pa Jeroen Heuvel

 

Introdukshon

Mi a disidí di skirbi e artíkulo akí pasobra ku yudansa di Richenel Ansano mi a deskubrí kon bon un poema spesífiko di Pierre Lauffer ta hinká den otro. Ta trata aki di un poema di su promé tomo ku a sali na 1944, Patria. read on…

Trommelgeesten (10)

door Fred de Haas
 
Curaçao
Voor het schrijven van onderstaande aantekeningen over het bestaan van Afro-religieuze ceremonies op Curaçao heb ik mij voor aanvullende informatie gewend tot mevrouw dr. Rose Mary Allen, Curaçaose onderzoeker en gastdocente aan de mr. dr. Moises Frumencio da Costa Gómez Universiteit (de vroegere UNA), de heer Richenel Ansano, directeur van het Nationaal Archeologisch en Antropologisch Museum en de heer Bob Harms, hoofdredacteur van Telecuraçao, die mij uitgebreid in hun kennis over dit belangwekkende onderwerp hebben laten delen. Ik ben hun hiervoor zeer erkentelijk. Hun informatie was zeer waardevol en zal in dit artikel worden verwerkt. Ook heb ik onlangs nog gesproken met de rechtshistoricus Bastiaan van der Velden die van 2006-2009 werkzaam was als hoofdmedewerker aan de – toenmalige –  UNA te Willemstad, Curaçao. In zijn boek over de rechtsgeschiedenis van Curaçao (Ik lach met Grotius en alle die prullen van boeken, 2011 Carib Publishing, Uitgeverij SWP Amsterdam) schrijft hij in hoofdstuk 15 over Afro-Curaçaose rituelen en de normatieve rol van populaire geloofsopvattingen.
Wat mij opviel was hun voorzichtige en respectvolle benadering van dit toch gevoelige onderwerp. Als ik hun woorden citeer of samenvat zal ik, waar dit relevant is, hun namen erbij vermelden.
Allen, Ansano en Harms hebben getracht een antwoord te formuleren op onderstaande (hier in verkorte vorm weergegeven) vragen:
          Heeft er in vorige eeuwen op Curaçao in enige vorm een Afro-Caribische eredienst bestaan die te vergelijken is met, bijvoorbeeld, de Vodou in Haïti of de Santería in Cuba? Bedoeld wordt een eredienst (c.q. ceremonieel) die met de slaven is meegekomen in de 17eeeuw of later.
          Zo niet, wanneer hebben Vodou-achtige erediensten op Curaçao hun intrede gedaan onder invloed van, bijvoorbeeld, religieuze erediensten uit Haïti (Vodou) en Venezuela (María Lionza)?
          Wat is de invloed hiervan op de bevolking?
De antwoorden op de eerste vraag geven een verdeeld beeld te zien. De heer Ansano verwijst o.a. naar een verslag uit het Archief NWIC van 20 november 1788, waarin vermeld wordt dat een aantal Curaçaoënaars zich schuldig hebben gemaakt aan ‘toverij of geheime konsten’ en ‘giftmenging’, waarvoor zij door Justitie in 1788 worden veroordeeld en gestraft met geseling en verbanning van het eiland. Zij hadden hun praktijken volvoerd in ‘zeekere danshuyzen […] alwaar met singuliere gewaden als ook bellen, trommen en instrumenten gedanst en gespeeld wierd, mitsgaders beesten geslacht, het bloed gestort en met mais gekookt, om aan omstanders uyt te deelen en andere diergelyke vreemde dingen meer […]’ ( zie ook A.M.G. Rutten, Magische Kruiden in de Antilliaanse folklore, Erasmus Publishing, Rotterdam 2003, p. 91 t/m 93).
Het betrof hier duidelijk een bijeenkomst in een waarschijnlijk openbaar toegankelijk danshuis buiten de muren van de stad in Otrobanda. De hele gebeurtenis draagt een Vodou-achtig karakter. Er zullen ongetwijfeld meer van dat soort bijeenkomsten zijn geweest, maar duidelijkheid hierover is er niet. Het rechtvaardigt mijns inziens niet de conclusie dat er een gestructureerd en regulier soort Afro-Caribische godsdienst op het eiland zou hebben bestaan.Wellicht komen er nog eens andere documenten boven water die meer licht werpen op dit soort zaken.
De heer Harms vermeldt de ceremonie van het drinken van de ‘Awa di Huramentu’ aan het begin van de opstand van Tula in 1795, een plechtigheid die op een Afrikaanse oorsprong wijst. Iets dergelijks had in Haïti plaatsgevonden in 1791 toen de slaven in Haïti in opstand kwamen tegen het Franse gezag. Ik ben het met hem eens dat er in die tijd ‘tenminste de kennis aanwezig was van belangrijke elementen van rituelen en ceremonies’. Maar ook dat rechtvaardigt niet de conclusie van het bestaan van gestructureerde Afro-achtige erediensten. Zowel Ansano als Harms bevelen verder onderzoek aan.
Rose Mary Allen is het meest uitgesproken in haar opvatting dat er ‘voor zover de bestaande onderzoeken uitwijzen’ op Curaçao ‘vroeger geen gestructureerde godsdiensten in de vorm van Santería (Cuba), Vodou (Haïti en Santo Domingo) etc. bestonden. In haar proefschrift verwijst zij wel naar geïsoleerde gevallen van beschuldigingen van hekserij.
Brua / Brujería(= o.a. het verrichten van ‘magische’ handelingen)
Hoewel de term ‘Brua’ een veel voorkomende en haast niet te vermijden manier is om ‘goede of slechte magische handelingen’ uit te drukken, verdient het aanbeveling om voorzichtig met die term om te gaan. Rose Mary Allen schrijft in haar artikel ‘Hende a hasi malu p’e’ (mensen hebben iets slechts met hem/haar gedaan) over volksgeloof in de Curaçaose cultuur dat ze heeft aangeboden op het International Congress ‘Quality of Psychiatric Care in the Caribbean’ (oktober 2009) het volgende (niet helemaal letterlijk): ‘vanwege de negatieve lading die de term ‘brua’ in de samenleving heeft, gebruiken de beoefenaars een minder beladen term als ‘trabou di misterio’ (mysteriewerk) en de specialisten noemen zichzelf ‘trahadó di misterio’ (mysteriewerkers) en geen ‘hasidó di brua (brua-plegers)’.
Ansano vindt het een non-probleem, ziet geen verschil tussen ‘brua’ en het Curaçaose ‘montamentu’ (waarover meer hieronder), en Harms verbindt brua zijdelings aan religieuze ceremoniële bijeenkomsten.
Het is een wat verwarrende terminologie, maar laten we eerlijk zijn: een ‘milieuverzorgster’ blijft een werkster, een ‘milieumedewerker’ blijft een vuilnisophaler en een ‘arbeidsreservist’ blijft een werkloze. Laten we er niet al te moeilijk over doen.
Het onderwerp ‘Brua’ in de Amigoe di Curaçao
Het zou te ver voeren om alles wat er ooit aan rijp en groen over Brua is geschreven in de Amigoe in het kader van dit artikel te behandelen. Ik zal slechts enkele meningen naar voren halen uit kranten die verschenen zijn in de tweede helft van de 20e eeuw.
Degene die veelvuldig heeft geschreven over ‘Brua’ (en vele andere zaken die de Curaçaose volkskunde betreffen)  is Pater Paul Brenneker (1912-1996) met wie ik het voorrecht heb gehad kennis te maken in de jaren 60. Samen met Elis Juliana was Brenneker een van de grootste verzamelaars van oude Curaçaose verhalen en artefacten. Hun werk kan niet genoeg worden geprezen.
In de Amigoe van 17 december 1965 schrijft Brenneker dat de meeste opvoeders, geestelijken zowel als leken, de neiging hebben te doen alsof het fenomeen ‘Brua’ niet bestaat, terwijl het verschijnsel toch diep geworteld is in de beleving van de Curaçaose bevolking. De brua-makers zelf vinden dit uitstekend omdat ze liever niet in het centrum van de belangstelling staan. Dat zou hun ‘praktijken’ alleen maar schade toebrengen. En die praktijken bedreigen, aldus Brenneker, de geestelijke volksgezondheid. Brenneker pleit er overigens voor om de ‘Brua’ goed te bestuderen. Verbieden werkt, zo schrijft hij, alleen maar averechts.
Op 8 februari 1966 wijdt hij opnieuw een stuk in de krant over Brua. Het is de moeite waard hem hier even letterlijk te citeren:
‘Brua leeft meer in de stad en de omgeving van de stad dan op de knoek. Meer op Bandariba dan op Bandabao, en meer op Bonaire en Aruba dan op Curaçao. Er bestaat een lichte vorm van Brua: geluksmiddelen, voortekens en amuletten. Hieraan doet wel bijna iedereen zo min of meer. En het is de vraag of al deze praktijken volkomen onredelijk zijn. Sommige hebben enige grond van bestaan. Daarnaast bestaat de zware Brua. Deze wordt intens beleefd. Ze is overheersend in iemands levenshouding en er is grof geld mee gemoeid. Praktisch kan men wel zeggen dat Brua die veel geld kost, altijd oplichterij is. Een gunstige bodem voor Brua is de innerlijke onzekerheid die we toch wel als een volksmanco moeten erkennen voor de bewoners van deze eilanden. Brua belooft oplossing, belooft zekerheid en maakt de onzekeren onzekerder dan ooit. En zo blijft de vicieuze cirkel intact. En ook de bron van inkomsten voor de bruamakers. De waas die de Brua omgeeft is haar bescherming: hoe vreemder en raadselachtiger hoe beter. De bruaman geeft zijn geheimen niet prijs, anders gooit hij zijn eigen ruiten in; hij zou inboeten aan gezag. En wie brua ondergaat, is er niet spraakzaam over, uit angst voor de gevolgen, voor wraak’.
Tot zover Pater Brenneker die niet bang was om te zeggen wat hij ervan dacht. Laten we niet vergeten dat Pater Brenneker een priester was, die, hoewel controversieel in de ogen van zijn superieuren, toch deel uitmaakte van het hiërarchisch geordende katholieke systeem dat gewoon was alles te bestrijden wat buiten de grenzen van de door de katholieke kerk gestelde regels ging. En Brua viel natuurlijk heel duidelijk buiten die regels.
Wie een idee wil krijgen van de wijze waarop Pater Brenneker in het leven stond kan de Amigoe Kerstkrant van 23 december 1991 er eens op naslaan. Daarin staat ook dat Brenneker met toestemming van de brua-maker ‘montamentu’ ceremonies heeft bijgewoond. Het boeide hem, wat zijn bedenkingen ertegen ook waren, in hoge mate.
Op 9 juni 1973 staat er een stukje in de krant over Rhonnie Sillé en zijn toneelstuk Até, ata zoembie (= Kijk, daar heb je een zombi). Daarin zegt de auteur in een interview dat Tambú (Afrikaans geïnspireerde zang en dans. In Brennekers ‘Sambumbu’ no. 2 van 1970 kunt u op bladzij 494 een mooie tekening zien waarop Elis Juliana vier mensen heeft geschilderd die in trance zijn geraakt tijdens een tambú bijeenkomst) en Montamentu (‘bezetenheid’) onverbrekelijk zijn verbonden met de Curaçaose cultuur en dat deze fenomenen daarom alleen al respect verdienen. Sillé: ‘[…] ik heb voordat ik mijn stuk schreef zeer veel van deze Montamentu ceremoniën meegemaakt. En ik heb er keer op keer gezien hoe ongelooflijk veel kracht en een enorme troost een groot deel van onze bevolking hieruit kan putten’.
Maar, zo gaat hij verder, ‘er zijn natuurlijk altijd negatieve punten te vinden zoals de bewering dat gehaaide personen het geloof van de mensen in de Montamentu uitbuiten door ze af te zetten.
Sillé is dus genuanceerder in zijn opvattingen dan Brenneker. Overigens zegt Sillé wel heel eerlijk in hetzelfde stukje dat ook hij, gelovig als hij is, zijn twijfels heeft bij het verschijnsel Montamentu.

In 1988 schrijft Pablo Walter een stuk in de Kerstkrant (Kerstkrant, Bonaire, Katern D van 28-12-1988) over Brua. Hij schrijft voornamelijk over ziektes die door magische krachten als Brua zouden kunnen worden veroorzaakt (zwarte magie, dus). Ook hij dringt aan op nader onderzoek naar het doen en laten van traditionele genezers. Niet alles moet negatief worden geduid, aldus Walter. In het beste geval zijn de bonafide genezers een soort ‘volkspsychologen’ die nuttig werk kunnen verrichten bij het genezen van psychosomatische ziektes. Op deze opvatting zal ik aan het eind van dit artikel nog nader ingaan.

[wordt vervolgd]

Met instemming gedicht

Hoe komt iemand aan gedachten? Of aan gedichten? Door de fysieke hersenen die inspiratie ontvangen, waarmee je aan de onzichtbare realiteit achter de zichtbare werkelijkheid uiting kan geven. Door het vorm geven aan en verdichten van die inspiratie. Richenel Ansano gaat zelfs zo ver dat hij zijn eerste Papiamentu bundel Kolosenshi noemt: met licentie, met instemming. De dichter legt uit dat kolosenshi een woord is uit het Guinees, de taal die vroeger door de uit Afrika hier naar toe gedwongen slaven en hun nakomelingen werd gesproken.

Richenel Ansano
 
De bundel, uit 2009, is opgedragen aan zijn maat Ced Ride vanwege zijn gelijkgestemde interesse in de cultuur, geschiedenis, godsbeleving, spiritualiteit en scheppingsdrang van het Curaçaose volk. Maat is in de vorige zin gebruikt als lid van een maatschap, om te proberen in een Nederlandse vertaling het door Ansano gebruikte alimáweer te geven. Alimá is ook de naam van de uitgeverij van deze bundel. Ook dit woord is Guinees en werd volgens de auteur gebruikt om niet alleen vriendschap aan te duiden maar ook een hechte band tussen mannen. Ansano ontrukt dit woord aan de vergetelheid om zo te erkennen dat deze hechte band verder reikt dan die tussen mannen alleen, en de kunstmatige grenzen tussen geslachten, leeftijden, nationaliteiten en alle levensvormen en mineralen overstijgt. Heel vrij vertaald kan alimá in het Nederlands allemaal één worden.
Een van de manifestaties
van het godenrijk: Changó
 
De antropoloog Richenel Ansano is directeur van het Nationaal Archeologisch en Antroplogisch Memory Management (NAAM). Hij weet dat kolosenshi verwant is aan de uitdrukking ‘con licencia’ van de afro-Cubaanse religie Palo. Con licencia is een uiting van ontzag voor God en zijn manifestaties en het geeft aan dat wat de gelovige doet hij alleen maar kan doen als hij toestemming en de zegen heeft gevraagd en ontvangen van God en zijn manifestaties. Hij noemt zijn bundel geen dichtbundel, maar een bundeling van wat woorden in het Papiamentu, poko palabra na Papiamentu. Hij biedt hem met instemming aan de bevolking van Curaçao aan. Met instemming van onder een heleboel andere Alá van de Keté, Yehova-Elohim, Obatalá, José Gregorio Hernandez en Nanzi Koko. 
Zevenentwintig gedichten staan er in. Zevenentwintig, drie maal drie maal drie. Ze staan in een volgorde van tijd en ruimte en de maat (mens) daar in. Het gedicht met de langste titel is het elfde gedicht en heeft de minste woorden en drukt uit dat elk eind een begin is. De dichter ziet in elke moeilijkheid een mogelijkheid. Het langste gedicht is een lied, met veel herhalingen in korte refreinen. De dichter legt in een noot uit dat de woorden voor dit gedicht tot hem kwamen in een moment van stilte voor de begrafenis van meesterzanger Pai Tili.
Het ene gedicht is een vraag, het andere een gedachte, weer een ander een wijsheid of een wens. In benta vraagt de dichter waarom christenen bang zijn (geweest) van tambú. In nochigaat het om welke krachten in de avond heersen. In mardugá grandi spoelt de nacht het zweet van de afgelopen dag weg en bereidt de volgende ochtend voor. In ex amen gaat het over het dilemma tussen – geloven in – meer goden of één God.
 
 Andere gedichten gaan over wat de zee aan land brengt, waar de zee de noordkant kust, het Magdalena bloempje dat kanker kan helen, de wolkbreuk die schoon schip houdt op het klagende eiland.Kijk je naar de stekels van de infrou, de bladcactus, of geniet je van haar goudgele kroon? Wees matig met kritiek naar anderen. De dichter zou willen kunnen vliegen om al het gekissebis te overstijgen, maar dat is dagdromerij, want hij beseft dat hij één is van de mensen. Hier volgt het gedicht, het twaalfde (p 21):
mi tin gana
mi tin gana di bira miron
pa mi para mira mi alanan
doblá, kansá kasi sunú
ya sin pluma
erante di un buelo furioso
di bida aki bou meimei di tantu sumpiña
mi tin gana di sinti mi kabes pisá
skouder doblá, morchá
bista pa mundu di bèrdè
desafiando miedu i kansansio
kana drenta lus
pa mi sigui krese
na otro banda di bida
desaroyá sigui bai
pero kada bes mi filosofiá
purba studia fin di mi buelo
bida ta grita bisa ta ko’i kèns!
anto mi ta lanta fo’i soño
ku man den man di mi ruman
úniko kos doblá
ta nos dedenan
ku ta ankra nos duru
na otro
Daarna vraagt de dichter vergiffenis omdat hij iemand onnodig heeft gekwetst in de zoektocht naar zichzelf. Wat betekent het dat we veel op elkaar lijken, dat we allemaal ongeveer hetzelfde willen, maar dat toch iedereen uniek is en iemand anders kan helpen? Als hij in de droge put zit, droomt hij dat hij de put vol tranen huilt en een vis wordt die dan uit de put kan springen om weer mens te worden.
 
Een van de manifestaties
 van het godenrijk:
 José Gregorio Hernandez
 
In bibu bibu kan je wel de zon en de hitte verwijten dat het moeilijk is om vooruit te komen, maar je kunt ook de dood vermoorden, want om te leven heb je geen enkel voorwendsel nodig.
In het negentiende gedicht, het eerste van de laatste negen, klinkt de cyclus in de ontwikkeling van het Papiamentu, met Portugese voorouders en Arabische geest en de Yoruba religie, een fragment (p 28):
sabiduria
un amor ku ta mustra
lamuèrtè su trabou
pa loke e ta
djis un paso mas
den bida
un porta pa mas ayá
un te aworó
De inhammen aan de noordkust vormen een krachtenveld waar water zoutkristallen op de aarde spuwt, waar elementen samenkomen, waar voorouders en nakomelingen zijn, de cyclus van het leven. De dichter wil in ruman graag vreugde met zijn maten delen, maar het wil maar niet lukken, steeds komt er iets tussen, leidt iets af, daarom wil hij zich concentreren en bewust worden van alles wat vreugde schenkt. Zonder uit het oog te verliezen hoeveel kwaad er heerst: in Chakuto di wordt rassendiscriminatie op Curaçao herdacht van een halve eeuw na de afschaffing van de slavernij. Maar ook daarin klinkt weer de hoop: ze kunnen je lichaam wel verbranden maar je geest niet vermoorden. Daarom zoekt de dichter op negenveertigjarige leeftijd, in wesu na kuarentenuebe, naar iemand die hem de zin van het leven kan uitleggen, gezien het wonderlijke ervan naast het menselijk mishandelen en moorden.
In de laatste drie gedichten spreekt de kracht van het luisteren, van het medeleven. Maar ook het ongeduld van de dichter. In het slotgedicht, ainda, wil hij nog zoveel doen, één leven is te kort om die duizend dingen te kunnen volbrengen.
En dan verschijnt Nanzi en maakt de cirkel rond. In het eerste gedicht vraagt de dichter aan Nanzi Koko om toestemming, ook al beseft hij dat Nanzi zijn tijd nog zal komen. In het laatste gedicht heeft Nanzi de wereld veroverd. De dichter grapt dat Nanzi het op slechts acht poten heeft gedaan, dus dat het niet vreemd is dat het de dichter op duizend poten niet gelukt is, in het volgende fragment (p 42):
kuantu bia mi no a mira futuro
e mesun futuro
para bira spil ku ta kontami
kuenta di mi frakaso
di purba hasi lo imposibel
asta Nanzi den su konkista di mundu
tabatin solamente ocho pia
kon por ta
mi so ke kana riba mil
Schuilt hierin een belofte op meer werk van Ansano?
Richenel Ansano: Kolosenshi, Poko palabra na papiamentu. 2009 Uitgeverij Alimá, te bestellen via www.Lulu.com

Krusa Laman/Writers Unlimited in Cariben

Een week lang – van 15 tot 21 april 2012 – reisden Rodaan Al Galidi (Nederland/Irak), Petina Gappah (Zimbabwe), Helon Habila (VS/Nigeria) en David van Reybrouck (België) door de Cariben. De schrijvers traden op voor algemeen publiek, scholieren en studenten op Sint Maarten, Aruba en Curaçao. Ruim 2500 mensen genoten van de optredens. “Een van de indrukwekkendste ervaringen uit mijn schrijverschap”, aldus Petina Gappah. Onder de Antilliaanse deelnemers waren schrijvers/dichters Frank Martinus Arion, Richenel Ansano, Lucille Berry-Haseth, Cathleen Giterson, Dora Lauffer-Mathilda, Miriam Sluis en Jossy Tromp. De tournee kwam tot stand door samenwerking van Writers Unlimited met de Philipsburg Jubilee Library op St. Maarten, Biblioteca Nacional Aruba en het FPI (Fundashon pa Planifikashon di Idioma) op Curaçao.

Curaçao: vijfde maal Literatuurfestival Krusa Laman

Curaçao tekent voor de vijfde editie van het Internationaal Literatuurfestival Krusa Laman Writers Unlimited Willemstad

Tussen 12 en 22 april 2012 wordt op Curaçao voor de vijfde keer het internationale literatuurfestival Krusa Laman-Writers Unlimited Curaçao georganiseerd. Krusa Laman/Crusa Lama/Crossing the Seas is een schrijverstournee van het Internationale Literatuurfestival Writers Unlimited Den Haag (voorheen Winternachten), dat sinds 2003 op Curaçao, Aruba en Sint Maarten wordt gehouden.

read on…
  • RSS
  • Facebook
  • Twitter