blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Anema Karin

Heengaan wonderdokter ‘Pake’ laat schok achter

door Naomi Hoever

Paramaribo – De bekende culture geneesheer, kruidendokter, medicijnman en bottendokter Severinus Schmidt, meer bekend als ‘Pake’, is zaterdagochtend heengegaan. Zijn werk- en woonplaats waren gevestigd aan de Meursweg, waar hij dagelijks tientallen mensen behandelde met soms rottende wonden.’ Pake’ werd 59 jaar. read on…

Jagen op geneeskracht uit het oerwoud

door Karin Anema

Het is groen, geneeskrachtig en er valt geld mee te verdienen. De Surinaamse jungle is een schatkamer van medicinale planten waarvan het effect wetenschappelijk vaststaat. Hoe ze precies werken weten alleen medicijnmannen. Naar die kennis speurt de farmaceutische industrie het oerwoud af.

Mijn zoon had een botziekte die niet met westerse geneeskunde te behandelen was. In Suriname legde marronmedicijnman Pake (marron: afstammeling van gevluchte plantageslaven – red.) kruidencompressen bij hem aan, waarna mijn zoon zonder rolstoel naar huis kon terugkeren. Nadat in het VPRO televisieprogramma Boeken dit verhaal aan de orde kwam tijdens het interview naar aanleiding van mijn boek De groeten aan de koningin. Reis door Suriname, volgde een stroom van reacties. Ze kwamen vooral van patiënten die er al hun geld voor over hadden om ook naar Suriname te gaan.

Dat vond ik even fascinerend als zorgwekkend. Want ondanks deze geslaagde genezing door de betreffende ‘bottendokter’ is Suriname niet het land van belofte, waar een medicijnman een blik vol kruiden opentrekt. Bovendien is van die wereld van traditionele genezers en de precieze geneeskrachtige werking van de planten nog maar weinig bekend. Wel groeit het besef dat deze geneeskrachtige planten een waardevolle aanvulling kunnen zijn op de westerse geneeskunde. En dus neemt de belangstelling toe. Niet alleen van patiënten, maar ook van de medisch-wetenschappelijke wereld. In dat opzicht kwam de mooiste reactie van een Surinaamse huisarts uit Den Haag: ‘Als medicus ben ik tegen inheemse medicijnmannen. Maar ik ben je heel dankbaar dat je dit boek hebt geschreven, het werd tijd dat de waarheid op schrift werd gesteld.’

Vaststaat dat het Surinaamse oerwoud een schatkamer is van geneeskrachtige planten en dat daarin een aardige handel wordt gedreven. Die speelt zich vooral af binnen de marrongemeenschap. Veel marrons drijven als kenners, verzamelaars en verkopers eenmansbedrijfjes. Etnobotanicus Tinde van Andel, van het Nationaal Herbarium Utrecht, die onderzoek doet naar geneeskrachtige planten in onder andere Suriname, schat dat er 245 soorten medicinale planten worden verhandeld, die jaarlijks een marktwaarde van ongeveer 1 miljoen US dollar vertegenwoordigen. Per jaar wordt 55 duizend kilo kruiden geëxporteerd naar Nederland, vertelt zij. ‘Marktventers vertellen graag dat de kruiden diep uit het bos komen, maar de meeste planten groeien als onkruid rondom Paramaribo. Daar hebben wij ze ook voor ons onderzoek verzameld.´

Voetballers en politici

Soms is de kennis van medicinale kruiden het visitekaartje van een gemeenschap. Zo is Pake, de marron die mijn zoon genas, niet zomaar een medicijnman. Zijn faam reikt tot ver over de Surinaamse grens: van voetballers uit het Nederlands elftal tot parlementsvoorzitter Lachmon kwamen op zijn erf.

Vaak ook lijkt kennis door het uitsterven van medicijnmannen te verdwijnen.

De neef van Pake is Frits van Troon (70), veldbotanicus, geboren in het district Saramacca in het noorden van Suriname. Volgens Van Troon is het verlies van de expertise van medicijnmannen vaak ook gewoon toeval. ‘Het gaat om kennis binnen een familie. Als clans ruzie met elkaar krijgen, zoekt een van de partijen zijn toevlucht elders. Als dat de familie is die veel weet van medicinale planten, verlies je die kennis meteen ook.’

Hoe het in dit opzicht is gesteld met inheemse bevolking van Suriname, de indianen, is vaak nog onduidelijker. Deels komt dit doordat hun knowhow van de ene op de andere dag werd afgeschreven door zendelingen die de pil van de blanken superieur verklaarden. Toch zijn er indianen die hun kennis hebben weten te behouden. Ook al doen ze soms alsof ze er niets meer van weten, omdat traditioneel genezen not done is in de ogen van ‘de kerk’ en ‘de blanken’.

Veldbotanicus Van Troon is een van de laatst levende traditionele bomen- en plantenkenners van Suriname. In samenwerking met het Nationaal Herbarium in Utrecht en Leiden en met etnobotanicus dr. Tinde van Andel determineert hij planten in Suriname en ook in Guyana (voorheen Brits) en Frans Guyana. Ook legt hij vast welke planten voor welke kwaal worden gebruikt. Het resultaat van dat speurwerk wordt de plantengids van het Nationaal Herbarium, die in 2008 verschijnt en die is bedoeld als een consumentengids van welke planten voor welke kwaal kunnen worden gebruikt.

Al decennialang bestudeert het Nationaal Herbarium, samen met het Nationaal Herbarium van de Anton de Kom Universiteit in Paramaribo, de flora van Suriname en inmiddels liggen zo’n 50.000 gedroogde exemplaren in Utrecht opgeslagen. Zo’n onderzoek hangt volledig af van een goede bomenkenner ter plaatse, zegt Tinde van Andel. Bovendien kent Van Troon tientallen medicijnmannen in Suriname, onder marrons, en ook onder indianen, Hindoestanen en Javanen. Van Troon: ‘Ze hebben allemaal hun eigen planten, medicijnen en specialisme: van botziekten tot onvruchtbaarheid, van potentieklachten tot vrouwenkwalen. De marrons zijn meester in het mixen van kruiden voor het genezen van de meest ingewikkelde bot- en gewrichtsziekten.’

Ik herinner me hoe Pake bij zijn kookpot vol pruttelende kruiden vertelde dat de exacte hoeveelheid van de afzonderlijke ingrediënten heel nauw luisterde. De ene plant heeft effect op de botgroei, een andere doet een schadelijke bijwerking teniet, en weer een andere zorgt voor het transport van de werkzame stof.

Westerse belangstelling

Voor die kostbare kennis komt steeds meer belangstelling van westerse bedrijven. Zo doet het Amazon Conservation Team onderzoek naar geneeskrachtige planten in Suriname. Het Noord-Amerikaanse ACT probeert volgens hun mission statement, samen met de inheemse bevolking de biodiversiteit in tropisch Zuid-Amerika te onderzoeken én te behouden. Het gebeurt lang niet altijd dat de verdiensten daarvan terugvloeien naar de gemeenschap waar de plantenkennis vandaan komt.

Zo werkte Frits van Troon jarenlang voor het ACT. Van Troon bracht de directeur overal heen en wees hem de weg in Suriname. Honderden inheemse planten werden naar een Amerikaans laboratorium gestuurd. Bij deze onderneming was ook het grote Noord-Amerikaanse farmaceutische bedrijf Bristol-Myers-Squibb betrokken. Tijdens een reis door Suriname sprak ik met Skapie, een Javaan en de opvolger van Frits van Troon bij ACT. Hij vertelde dat ACT ook in Brazilië, Colombia en Venezuela actief is en dat het bedrijf de activiteiten in Suriname uitbreidt naar de Saramaccaanse dorpen.

Ook Rudi Labadie kent de commerciële interesse voor de planten en voor de traditionele geneeskunde. Hij is emeritus hoogleraar in de farmacie met als specialisatie biogene geneesmiddelen. (biogeen: door levende organismen gevormd – red.) ‘Als de werking van een stof bekend is, kan een fabrikant via een chemisch proces vervolgens stoffen maken die er sterk op lijken: het synthetiseren. Het vereist veel integriteit van wetenschappers om zorgvuldig om te gaan met, bijvoorbeeld, de stoffen die Pake heeft gebruikt bij het genezen van je zoon.

Ook Frits van Troon was zich daarvan bewust, reden waarom hij tijdens zijn samenwerking met het ATC dan ook niet alle kennis zomaar heeft overgedragen: ‘Ik had de planten gecodeerd. Want als het laboratorium de plantennaam krijgt te zien, komen ze niet bij mij terug. Als ze bijvoorbeeld om ‘B29′ vroegen, dan wist alleen ik om welke schors het ging. Slotsom is dat het laboratorium niets meer van zich heeft laten horen. Het ACT houdt haar onderzoek geheim.’ Patenten zijn voor zover bekend nog niet aangevraagd.

Ook ik heb het ACT diverse keren benaderd om te vernemen hoe het ervoor staat, maar de geslotenheid van het bedrijf is uiteindelijk alleen uit te leggen als eigenbelang. Organisaties als het World Wildlife Fund en Conservation International doen vergelijkbaar onderzoek en proberen de inheemse kennis vast te leggen. Maar iedereen lijkt angstvallig op zijn eentje te werken. De inheemsen die in Suriname met het ACT samenwerken, sluiten – vermoedelijk op aandrang van het ACT – hun territorium voor andere onderzoekers. Het wordt steeds lastiger het binnenland in te komen en daar research te doen.

Ander nadeel: de orale dynamiek en het aloude proces van trial and error dreigen te verdwijnen in het proces van vastleggen. Het bevriest als het ware de traditionele, holistische, kennis. Terwijl ik juist die holistisch waarde sterk heb ervaren bij de behandeling van mijn zoon: Pake behandelde niet alleen de zieke heup, maar het hele lichaam om het weer in balans te krijgen. Labadie beaamt dat de holistische benadering niet verloren mag gaan: ‘Je moet de kennis niet alleen op schrift stellen, maar ook levend houden door die traditie over te dragen aan bijvoorbeeld een etnofarmacologisch centrum.’

Lichaamssappen en merg

Valt die traditionele kennis wel te combineren met de westerse reguliere geneeskunde? Zelf vond ik die twee werelden onverenigbaar. Van Pakes uitleg over lichaamssappen en merg begreep ik niets. Farmacoloog Labadie, die ook onderzoek deed naar grondstoffen uit de natuur om daar geneesmiddelen van te maken, weet uit ervaring hoe traditionele geneeskunst kan botsen op westerse regelgeving en op de eis van gestandaardiseerde receptuur. Toch ziet hij wel degelijk aanknopingspunten: ‘Pake heeft een bepaald beeld van wat hij aan het doen is. In feite beoefent hij gewoon een andere manier van kijken naar dezelfde dingen. In mijn wetenschappelijke veldwerk heb ik ervaren dat, zodra je in detail met deze kenners gaat praten, je verband kunt leggen tussen wetenschappelijke theorie en traditionele voorstellingsbeelden. Pake heeft van een aantal planten een extract gemaakt en kompressen aangebracht op het afstervende bot. Wat zijn dan die werkzame stoffen die de botgroei stimuleerden? In de reguliere geneeskunde zoek je naar één stof. In een plant gaat het altijd om meerdere stoffen. De wetenschap moet dat spoor gaan volgen: in meerdere stoffen gaan denken. Bovendien: geluk is zowel in de wetenschap als in de traditionele kennis belangrijk. Op beide terreinen wordt inzicht met vallen en opstaan verworven. De kennis van mensen als Pake en Frits is opgebouwd uit heel kleine stapjes, overlevering en praktische oefening, het is evolutie. Achter hun traditionele kennis zit geen magie maar intelligentie.’

Genezend gif

De natuur is de bron van alle geneesmiddelen. Denk aan morfine (uit papaver) en aan aspirine (uit wilgenbast). In één plant zitten duizenden stoffen. Slechts een klein deel van de geneeskrachtige planten is onderzocht op hun medicinale efect, dat sterk afhankelijk is van de toegepaste hoeveelheid. Een beetje meer en de stof werkt als gif. Wat indianen vroeger in hun pijlen deden, gebruiken anesthesisten nu in een kleinere hoeveelheid.

De farmaceutische industrie probeert niet alleen de werkzame chemische stoffen van een plant te ontrafelen, maar geneeskrachtige planten ook genetisch te manipuleren, als het synthetisch vervaardigen van een plantaardige stof te moeilijk of te kostbaar is. Of als voor het genezen van één patiënt zes bomen nodig zijn. Dan kunnen via mutaties de werkzame stoffen snel worden vermeerderd. Dat gebeurt met taxol, een werkzame stof tegen borstkanker die in de taxusboom zit. Ook een maagdenpalmsoort uit Madagascar, waarvan in de jaren tachtig werd ontdekt dat deze plant twee zeer effectieve stoffen produceert tegen kinderleukemie en de ziekte van Hodgkin, wordt in gemuteerde vorm in Texas verbouwd.

OnzeWereld Media september 2007]

Paramaribo door het schrijversoog

Een veel beschreven stad

door Ko van Geemert

[De Paramariboroute, is een wandeling door de stad waarbij stilgestaan wordt bij de talloze schrijvers, dichters en journalisten die over Paramaribo geschreven hebben. Van Cynthia McLeod tot Tessa Leuwsha en van Bea Vianen tot Clark Accord. De wandeling vormt de kern van het boek Paramaribo, Brasa! onder redactie van Ko van Geemert, dat 13 november op de Pier van Torarica gepresenteerd werd. Een voorproefje.]

We lopen vanaf het Onafhankelijkheidsplein de Waterkant op. Aan de overkant van de Surinamerivier vertrekken de zwarte slaaf Abonni, zijn vrienden Axel, Mani en Tania richting de vrijheid in de ‘avonturenroman voor jongvolwassenen’ Naar de Barbiesjes van J.B. Charles: ‘In de zomer van het jaar 1849 wandelden twee jongens in stevig tempo langs de rechteroever van de Surinamerivier, in ongeveer zuidoostelijke richting, want de rivier maakte daar, net voorbij Paramaribo, een sterke bocht naar het zuiden. De stad – aan de overkant – lag al een eindje achter hen’.

De Surinamerivier speelt in diverse teksten een voorname rol. De aangrijpende roman van Annejet van der Zijl over Sonny Boy, begint zo: ‘Waldemar was een zwemmer. Nog niet eens vijftien jaar oud, en nu al zwom hij met gemak twintig kilometer langs verlaten plantages en drukke steigers, vanaf Domburg helemaal naar het grote huis van zijn moeder aan de Waterkant.’ Het vertelt het waargebeurde, wonderlijke verhaal van de twintigjarige, zwarte Waldemar en de getrouwde, bijna veertigjarige, blanke Rika die elkaar in 1928 ontmoeten en samen een kind krijgen.

‘Op de promenade, overhuifd door de tegenover de huizen in het gelid staande amandelbomen, zag het zwart van de mensen. Zelfs op de keurig bijgehouden strook gras tussen de bomen en de rivier, die gewoonlijk verboden was te betreden, verdrongen de mensen zich. Alle ogen waren gericht op de drie grijze Amerikaanse oorlogsschepen midden op de rivier’. Het is de Waterkant in november 1941, beschreven door Clark Accord in zijn succesvolle romandebuut De koningin van Paramaribo. Wilhelmina Rijburg (1902-1981), vooral bekend onder haar ‘werknaam’ Maxi Linder, was een van Surinames beroemdste prostituees. Door zeelieden en soldaten uit Nederland werd ze liefkozend de Koningin van de West genoemd.

Met de koningin in De groeten aan de koningin uit 2006 van Karin Anema wordt niet Maxi Linder maar Beatrix bedoeld. Anema reist van Paramaribo naar het diepe binnenland. Maar hoe ver ze ook reist, Nederland is nooit ver weg. Haar reis begint in Paramaribo, waar ze vanzelfsprekend de Waterkant bezoekt: ‘Aan de Waterkant staan auto’s slordig geparkeerd, portieren open, terwijl de bestuurders met hun benen door de open raampjes verveeld liggen te luisteren naar luide muziek uit de autoradio. De ogen half geloken, maar alert op langskomend wild. “Waar ga je?” “Wandelen? Alleen? Is dat niet eenzaam?… Ik ben wel eenzaam. Kom, stap in, rijden we ergens en maken het samen gezellig. Doe het dan voor mij.” Wandelen doet een Surinamer met de auto, de boot, de fiets, een liefje, zolang het maar om ontspanning gaat. Als ik niet reageer, roept hij met harde stem om niemand in het onzekere te laten over zijn oordeel: “Hé, u moet niet gaan discrimineren!” Zijn buurman laat zich niet weerhouden ook een gokje te wagen: “Ik heb een auto met airco!” ’

Sinds jaar en dag is de Waterkant een geliefd trefpunt. Het is een mooie plek om elkaar tori’s, verhalen, te vertellen. Tori’s schrijft ook Rappa (pseudoniem van Robbie Parabirsing), onder meer gebundeld in Nieuwe friktie tories uit 2006. In het verhaal ‘Loketten-vrij’ beschrijft hij hoe iemand letterlijk gek wordt van de bureaucratie en het feit dat hij voortdurend voor een loket belandt: ‘Alles kwam die laatste dag eruit. Ik gooide kaartenbakken omver, smeet die aftandse printer naar een van die onvriendelijke mensen daar, boi, als je zag hoeveel snelheid ze opeens konden ontwikkelen. Toen kwamen ze me halen. Ze waren in het wit gekleed, dat vond ik vreemd. Ze deden me in een dwangbuis, waarom? Ik was toch bezig orde op zaken te stellen?’

De journalist Ischa Meijer, die hier in zijn jeugd woonde, schreef ook over de Waterkant, die hij overigens Zeekant noemt. Uit Een rabbijn in de tropen (1977): ‘Hier heet de kade Zeekant, en het stadsbeeld is er bewaard gebleven zoals dat in de vorige eeuw al was. […] Daarachter vertoont de stad een steeds meer verworden karakter; het riekt er overwegend naar rottend afval, de straten zijn te nauw voor het immer toenemende verkeer, de armoede is wreed duidelijk’.

We passeren in gedachten Gerrit Barron, die hier in 1986 (Ik en mijn pen) langs de Waterkant slentert, richting hotel Torarica: ‘De Surinaamse trotse stromen wiegelden langs de waterkant in de lekkere drukte van half vijf. […] Tegen vijf uur gingen we gevuld van geest richting centrum om vervolgens in de buitenwijken te belanden. Wat ons onmiddellijk opviel was de invloed van het fort, fort Zeelandia op de totale bevolking vanaf de jaren zeventig en misschien versterkt na de coup. Overal zagen we gebarricadeerde huizen. Een ieder die meer verdient dan f 400,- netto, een kleuren tv of een stereo set in huis heeft, barricadeert zijn huis, niet tegen coupplegers maar tegen huisvredebrekers, inbrekers’. (Uit ‘Diefijzer’)

Anthonie Donker (pseudoniem van de Nederlandse letterkundige Nico Donkersloot) schrijft na zijn bezoek in 1956 enthousiast over Paramaribo: ‘Het straatbeeld is levendig, kleurig en bont, van de nakomelingschap van zo verschillende immigraties en importaties.’ Donker steekt de loftrompet over het werk van Albert Helman: ‘Met recht heeft Helman in Zuid-Zuid-West [1926] geschreven dat in dit land alle rassen ter wereld elkaar ontmoeten. Met de indrukken van dit land vervuld herlees ik Helmans boeken met een bewondering er voor groter nog dan toen ik ze zonder deze indrukken voor het eerst las’. (Westwaarts, 1956)

Voor de Waag ligt de steiger van de Surinaamse Scheepvaart Maatschappij (sms). In de jaren vijftig werd de schrijver Cees Nooteboom verliefd op Fanny Lichtveld, de dochter van de directeur van de sms, Frans Lichtveld, broer van Albert Helman. Hij besluit op een vrachtboot naar Suriname te gaan.
‘De tijd in Suriname herinner ik me als een groot feest’, schrijft Nooteboom in het voorwoord van De koning van Suriname. ‘Met mijn aanstaande schoonvader kon ik het uitstekend vinden, we gingen dansen en varen, hij leerde me Surinaams eten en nam me mee naar feesten in Sociëteit Het Park […] en moet intussen goed op me gelet hebben, want voor het huwelijk wilde hij zijn toestemming niet geven.’ Frans Lichtveld raakte na de coup van Bouterse c.s. alles kwijt en wilde naar Nederland. Omdat hij de Surinaamse nationaliteit had aangenomen, lukte dat niet erg.
Nooteboom: ‘Uiteindelijk is het met hulp van vrienden dan toch nog gelukt en ik herinner me zijn tachtigste verjaardag op een kleine flat in de Bijlmer, een hokje vergeleken bij de grote koloniale huizen waaraan hij gewend was, maar klagen daarover zou hij onwaardig gevonden hebben. […] Het huwelijk was ontbonden, wat dat betreft had hij gelijk gekregen, maar ook dat deed er op een gegeven moment niet meer toe. De vriendschap is gebleven, de familie heeft mij in haar grote omarming gehouden, een vloeiende en bestendige band met een gezelschap van gewone en uitzonderlijke mensen die allemaal een tik van de tropen hebben, keramisten en schrijvers, violisten en artsen, computerfreaks en advocaten, een narrenschip dat door de tijd vaart en dat mij ooit, in 1956, voorgoed aan boord heeft genomen. Hoe mijn leven verlopen zou zijn als ik ze niet had leren kennen, ik wil het me niet voorstellen’.

[overgenomen uit Parbode, 22 oktober 2010]

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter