Taal, talen, taalordening
Het Directoraat Cultuur van het Surinaamse Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling (Minov) hield jongstleden zaterdag een conferentie over de invoering van een taalwet. Er is gesproken over ‘ordening van onze meertaligheid’. Dit was het sluitstuk van een aantal afzonderlijke consultaties die de adviesgroep ‘Taalraad en taalwet’ de afgelopen maanden heeft gehouden met personen en instanties die zich bezighouden met taal, dit ter afronding van een concept taalwet die binnenkort wordt aangeboden aan minister Raymond Sapoen (Minov). Daarnaast komt er een conceptwet voor de Taalraad, welke twee documenten samen moeten bijdragen aan de ordening van het taalbeleid binnen Suriname.
Oud probleem
Zoals Gobardhan-Rambocus vaststelde is Suriname vanaf 1667 Nederlandstalig. Sindsdien zijn er een aantal momenten geweest die gerede aanleiding vormden om de voertaal in Suriname ter discussie te stellen, maar steeds kwam het Nederlands weer bovendrijven. In zijn recent op Caraïbisch Uitzicht gepubliceerde artikelenreeks over de Surinaamse Taalproblematiek heeft mr. dr. W.R.W. Donner geconcludeerd dat de Nederlandse taal bepaald geen zegening is (geweest) voor Suriname. Zonder aan zijn visie afbreuk te willen doen, moet echter worden gesteld dat het een aanname is, een speculatie die op geen enkele wijze meetbaar is.
Steeds opnieuw wordt betoogd, en niet ten onrechte, dat Suriname zich zowel in Zuid-Amerka als in het Caraïbisch gebied op taalgebied in een isolement bevindt en dat het daarom aanbeveling zou verdienen het Engels (of wellicht het Spaans) tot voertaal te maken. De laatste keer dat dit onderwerp in het parlement aan de orde is geweest, was toen Suriname een aantal jaren geleden geassocieerd lid werd van de Nederlandse Taalunie. Die discussie blonk bepaald niet uit door historische kennis, noch ook door kennis van de materie, en heeft derhalve nauwelijks gevolg gehad, zij het dat de toen ook weer gehoorde roep om een Surinaamse Taalautoriteit waarschijnlijk mede de aanzet is geweest tot bovengenoemde adviesgroep ‘Taalraad en taalwet’
Tussen droom en daad
Het is natuurlijk niet voor niks dat men in de loop der jaren steeds opnieuw weer is teruggevallen op het Nederlands, want het is bepaald geen sinecure om verandering te brengen in een eeuwenlang gegroeide situatie. Niet zomaar heeft Gobardhan-Rambocus op bovengenoemde taalconferentie gezegd “dat het Nederlands – zeker in de komende honderd jaar – zijn belangrijke positie (zal) behouden.” Want zoals Willem Elsschot al zei: “… tussen droom en daad staan wetten in de weg en practische bezwaren, …”
In Suriname worden zo’n twintig talen gesproken, in volgorde van belangrijkheid naar aantallen sprekers: Nederlands, Sranantongo, Engels, Sarnami, Javaans, verschillende Marrontalen (o.a. Saramaccaans en Aukaans), en Chinees (o.a. Hakka, Mandarijn en Kantonees). Uit onderzoek is gebleken dat Surinamers geen moeite hebben met het Nederlands, 70,7% van de jeugd en 57% van de volwassenen hebben daar geen enkel probleem mee. Uit datzelfde onderzoek is eveneens gebleken dat men het Engels als tweede taal geen slecht idee vindt.
(monument ‘Afaka’ van Marcel Pinas ter nagedachtenis van de Marron Atumisi, die aan het begin van de 20e eeuw het alfabet van het Afaka ontwierp, bestaande uit 56 tekens die nog steeds gebruikt worden)
Volgens de uitkomsten van de in 2004 gehouden algemene volks- en woningtelling, is het Nederlands de meest gesproken thuistaal in Suriname. In ruim 70% van de huishoudens wordt Nederlands als eerste of tweede taal gesproken. Het Sranantongo wordt in 46% van de huishoudens gesproken, hoofdzakelijk als tweede taal, het Sarnami in ruim 22% en het Javaans in 11% van de huishoudens. Opmerkelijk is de tweetaligheid: in bijna 80% van de Surinaamse huishoudens wordt een tweede taal gesproken.
Waarheen?
Zoals uit het eerder hier gepubliceerd verslag bleek, bestaat er een diversiteit aan visies op deze taalproblematiek, hetgeen tegen de gegeven achtergrond uiteraard niet verwonderlijk is. Maar dat één lid van de adviesgroep ‘Taalraad en taalwet’ -in navolging van bijvoorbeeld India, Zuid-Afrika en de Antillen als landen met méér dan één officiële taal- voor Suriname zou willen voorzien in drie officiële talen, Sarnami, Sranan en Javaans, is gewoon belachelijk, kijk maar naar de uit de census blijkende cijfers. Dit is weer een duidelijk blijk van de hier naar aanleiding van de ‘vrijheids/ apartheids-vieringen’ eerder door mij gesignaleerde Hindostaanse geldingsdrang.
Taal en grondwet
Zeer belangrijk is de verwijzing van de voorzitter van de adviesgroep, Hein Eersel , naar de grondwet, waar in artikel 8.2. staat: “Niemand mag op grond van zijn geboorte, geslacht, ras, taal, godsdienst, afkomst, educatie, politieke overtuiging, economische positie of sociale omstandigheden of enige andere status gediscrimineerd worden.” “Alle mensen hebben het recht”, zei Eersel, “om hun taal in het openbaar te gebruiken. Dit betekent ook dat de toegang tot overheidsdiensten en contacten met de overheid, van welke aard ook, niet belemmerd mag worden door de taalkeuze van de burger. Het Surinaamse volk mag niet op grond van taal gehinderd worden in zijn democratisch recht op vrije meningsuiting en op op invloed op de regering. Echte beleving van de democratie kan niet bereikt worden, als men beperkt, belemmerd of gehinderd wordt in de taalkeuze uit de nationale talen van Suriname.”
Als practisch voorbeeld wil ik hierbij aanhalen wat eerder- genoemde Donner recent in de Surinaamse pers heeft opgeworpen, namelijk “dat iedere Surinaamse burger wordt geacht de wet te kennen”. Hoe kan iemand de wet kennen als die wet niet in zijn taal beschikbaar is, of wanneer hij de talen niet machtig is waarin het wetboek voorhanden is? De minister en het parlement zij veel wijsheid toegewenst.