blog | werkgroep caraïbische letteren

Taal is politiek of Zonder bier geen oorlog

door Ezra de Haan

Kees Broere, sinds 2017 woonachtig op Curaçao, was decennialang correspondent van de Volkskrant. In die hoedanigheid bracht hij ons bijna twintig jaar lang op de hoogte van wat zich allemaal in Afrika afspeelde. Vervolgens werkte hij nog een vijf jaar in Zuid-Azië. Los van zijn journalistieke werk schreef Broere ook romans onder het pseudoniem Kees Asten. Pom is zijn derde roman, deze keer onder zijn eigen naam.

Kees Broere in Afrika

 

Peter Flinck is de man om wie het allemaal in Pom draait. Als het gaat om verantwoordelijkheid loopt hij liever een straatje om. ‘Daar ga ik niet over,’ is zijn standaard reactie wanneer iemand zijn mening vraagt. Het heeft hem de scheiding opgeleverd die zijn moeder veel verdriet deed. Met de woorden: ‘Soms moet iets kapot om iets nieuws te beginnen,’ troost ze zichzelf. Ze heeft Peter alleen opgevoed, zag haar schoondochter als een eigen kind en wordt nu ook nog eens opgezadeld met een zoon die voor onbepaalde tijd Nederland gaat verlaten. Flinck vertrekt naar Nairobi om daar in Kenia ‘het juridisch netwerk een beetje in de gaten te houden.’ Dat haar moeder hem waarschuwt dat zijn lot vaststaat gaat langs hem heen.

 

Kees Broere. © In de Knipscheer

We schrijven het jaartal 1993, Nelson Mandela staat op het punt verkozen te worden als president van Zuid-Afrika. Het is het Afrika dat Kees Broere als journalist dagelijks volgde en dat merk je ook als hij erover schrijft. Waarschijnlijk heeft hij zijn eigen ervaringen naadloos in de dialogen van Pom verwerkt. Zo leert Peter Flinck dat taal politiek is. Dat de gruwelen van Rwanda nu les événements genoemd worden en beide strijdende partijen ervoor zorgden dat de brouwerij openbleef. ‘Zonder bier geen oorlog’ was het devies. Kees Asten is de journalist die Flinck dit allemaal vertelt. Een grapje van Kees Broere, die zijn pseudoniem van weleer gebruikt voor een personage in het eerste boek onder eigen naam. Asten waarschuwt Flinck. ‘Niemand is te vertrouwen. Je moet altijd oppassen. En hopen dat je het geluk aan je zijde hebt.’ Ook een collega van Peter Flinck waarschuwt hem dat de gedachte ‘dat als je maar wilt, het allemaal wel voor elkaar komt,’ in Afrika niet opgaat. Er is altijd ‘de ander, oppassen dus,’ zegt ze. ‘Van alles wie en wat je bent, is maar een klein stuk van jezelf.’ Als in een thriller zorgt Kees Broere voor cliffhangers die je doen doorlezen. Je weet dat er iets gaat komen. Maar wat?Het moment van confrontatie met zichzelf komt wanneer Peter Flinck het gastenboek van de Chui Lodge doorbladert en zijn eigen naam tegenkomt. Het moet iemand anders met dezelfde voor- en achternaam zijn, want hij is er nooit eerder geweest. Maar dan ziet hij dat zelfs de tekst die deze Peter Flinck schreef overeenkomt met zijn eigen tekst, ooit in een hotel in Colombo op Sri Lanka in een gastenboek geschreven… Het is een variant op het dubbelgangersmotief die je wel vaker in de literatuur tegenkomt. Neem De donkere kamer van Damokles van W.F. Hermans of Der Doppelgänger van Heinrich Heine. Kees Broere heeft het echter heel anders gebruikt. Wellicht laat hij daarom wel zijn alter ego Kees Asten de schrijver Von Hoffmannsthal citeren. “Die Tiefe muss man verstecken. Wo? An der Oberfläche.”

Flincks verhaal is tot nu toe vooral het ontbreken van een verhaal. Nu iemand rondloopt met zijn naam en men hem aanspreekt alsof ze hem al jaren kennen, bekruipt hem een ongemakkelijk gevoel. En dat is pas het begin van deze uiterst verrassende roman. Als Peter zijn paspoort moet vernieuwen herinnert hij zich een brief die hij een jaar geleden ontving. Al die tijd is de brief ongeopend blijven liggen. Het moment dat hij de brief opent is de katalysator van het verhaal waarop de lezer zat te wachten. Ook de mogelijkheid van een dubbelganger is immers, door een opmerking van zijn moeder, wederom besproken. ‘Weet je dat de kans één op zeven is dat je in je leven je dubbelganger tegenkomt? En toch hoor je nauwelijks dat het mensen echt overkomt. Dan zou je denken: dat klopt dus niet, van die één op de zeven. Maar volgens mij klopt het wel… Alleen wij zien het niet. We merken het niet als het ook werkelijk gebeurt. Dan ben je bij wijze van spreken met je andere ik in één en dezelfde ruimte, en heb je niets in de gaten. We leven in de waarheid, maar kennen haar niet.’

Foto © Kees Broere/In de Knipscheer

Wanneer Peter Flinck door de brief Ton Vermeeten leert kennen, wordt hij voor de zoveelste keer met de andere Peter Flinck geconfronteerd. Net als zijn voorganger, met dezelfde naam, wordt hem voorgesteld ‘de loop van een rivier met grote vissen in kaart te brengen.’ Het is de bedoeling dat hij naar Zaïre gaat waar een opstand tegen de president Mobuto Sese Seko is begonnen. ‘Nederland’ wil op de hoogte blijven welke andere Afrikaanse krachten een rol kunnen gaan spelen. Vermeeten maakt meteen duidelijk dat het gesprek dat ze hebben ‘nooit heeft plaatsgevonden’ en zegt Peter vervolgens dat hij de ideale informant is. ‘Iemand bij wie je je van alles kunt voorstellen, maar niet dat hij zoiets als een spion zou zijn.’ De wereld is veranderd van ‘A kinder and gentler world’ naar een waarin ‘vermoorde Amerikanen door de straten van Mogadishu worden gesleept.’ De Binnenlandse veiligheidsdienst verwacht slechts wat informatie van Peter. Het Afrikaans islamitisch terrorisme is de grootste angstfactor voor de Amerikanen geworden en Nederland denkt dat ze daarin gelijk hebben. Of Flinck de ideale man voor deze klus is blijft de vraag. Al spreekt de opmerking van zijn moeder boekdelen: ‘Jij kunt, zelfs zonder het te willen, uiterst slordig met mensen en dingen omgaan.’

Het thema van spion tegen wil en dank werd door Graham Greene in de klassieker Our man in Havanna gebruikt en op uiterst humoristische wijze door Jonathan Coe in zijn roman Expo 58. Met Kees Broeres Pom doet, bij mijn weten, voor het eerst de onhandige spion zijn intrede in de Nederlandse literatuur. Flinck laat zich voor zijn nieuwe taak werven, gelokt door de tienduizend gulden per jaar en de geringe inspanningen die er tegenover staan. Eenmaal in Zaïre blijkt Kabila zo moeilijk te benaderen dat Flinck tegen het advies van zijn collega’s in een wandeling door Goma maakt. De wereld blijkt klein. Hij ziet zijn Amerikaanse collega David het gebouw van de IRC uitlopen. En dat was niet de bedoeling. Een gesprek met hem leert Peter dat zijn bedrijf in Nairobi met de CIA samenwerkt. David vraagt hem er met niemand over te spreken. ‘Jij bent Nederlander. Aan jou zal niemand vragen voor een geheime dienst te werken.’ Langzaam sluit het net rond Peter Flinck. En hij krijgt het nog benauwder wanneer ook Kees Asten meer dan een journalist blijkt te zijn. Zonder het zich bewust te zijn heeft Flinck zich in een waar wespennest gestoken.

n de maanden die volgen blijft Vermeeten hameren op de dreiging van de moslimterreur en de noodzaak dat Peter er meer over te weten moet komen. ‘Je bent of met ons, of met de moslims. Dus als je het al niet voor Nederland doet, doe het dan in elk geval voor jezelf.’ Kort na half elf op vrijdagochtend 7 augustus verandert alles voor Peter Flinck. Een vrachtwagenbom zorgt ervoor dat het glas uit de ramen van het kantoorgebouw van de Nederlandse ambassade knalt. De Amerikaanse ambassade blijkt getroffen te zijn. Na een week staat de teller op tweehonderd doden. ‘Begrijp je het nu?’ vraagt Vermeeten als ze elkaar ontmoeten. In het gesprek dat volgt blijkt ene Osama bin Laden het brein achter de aanslag. ‘Waarom doen mensen zulke dingen,’ vraagt Flinck heel terecht. Vermeetens antwoord lijkt een reactie op alles wat na deze aanslag volgde. ‘Haat, hoe dom ook, is een blinde, is een verwoestende, maar ook enorme kracht. Als we gaan zitten wachten tot de wereld door liefde zal worden geregeerd, kun je hier nog heel wat kopjes koffie bestellen. Hoe je ook in het leven staat, je moet weten dat geen plek ter wereld helemaal veilig is, en dat het knap gevaarlijk kan zijn om iemand je vertrouwen te geven.’
Flinck wordt gevraagd scherp op te letten. Hij moet proberen de ander altijd minstens één stap voor te zijn. En dus te bedenken wat die ander van plan kan zijn, nog voordat hijzelf op dat plan is gekomen. Flinck komt achter de ware paradox van de geheime dienst. Om je van iemand gevrijwaard te weten, om jezelf tegen hem te kunnen beschermen, is het nodig je helemaal in hem te kunnen verplaatsen. Je moet als het ware met hem samenvallen. ‘Druk je vrienden aan de borst. Maar vooral je vijanden.’

Met Pom heeft Kees Broere een belangrijke roman over hedendaags terrorisme, contraspionage en politieke dwarsverbanden geschreven waarbij hij vernuftig gebruik weet te maken van alle ervaringen die hij in Afrika opdeed. Pom is een roman die om herlezen vraagt. Want wat lag aan de oppervlakte en wat heb je over het hoofd gezien?

Kees Broere – Pom, Haarlem: In de Knipscheer, 2019, ISBN 9789062655069

 

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter