blog | werkgroep caraïbische letteren

Taal brengt tongen in beweging

(De toren van Babel door Pieter Breughel de Oude)

De laatste onlangs door het Directoraat Cultuur van het ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling (Minov) georganiseerde conferentie over de invoering van een taalwet in Suriname, waarvan ik hier op 19 juni j.l. verslag heb gedaan onder de titel “Taal, talen, taalordening” [klik hier], heeft veel tongen los gemaakt en tekstverwerkers in beweging gezet. Niet toevallig aan de vooravond van Keti Koti heeft Bert Eersteling zich bij het koor van commentatoren gevoegd met zijn ingezonden stuk op StarNieuws: “De taalwet in de geest van de Surinaamse werkelijkheid” [klik hier voor diens tekst – red. CU.]

Ter introductie: Bert Eersteling is Hoofd Onderwijs Binnenland van het Minov en daarnaast hoofdbestuurslid van de Broederschap in Eenheid Partij (BEP). Deze partij is voortgekomen uit de behoefte een politieke partij te vormen ter belangenbehartiging van Inheemsen en Marrons in de binnenlanden van Suriname, later omgebouwd tot een partij met het streven gelijke kansen te scheppen voor elke Surinaamse burger, zonder onderscheid naar ras, huidskleur en/of etnische afkomst. Zeker sinds de BEP de A-Combinatie vormde met de twee andere partijen van Inheemsen en Marrons, ABOP en SEEKA, zit BEP echter nog steeds duidelijk op zijn van ouds vertrouwde uitgangspunt. Deze introductie, waarde lezer, is nodig opdat u Eersteling’s visie kunt begrijpen.

Eersteling begint met een niet zeer coherente inleiding over “de Surinaamse werkelijkheid”, waartoe hij allereerst aangeeft dat in Suriname als uitvloeisel van zijn geschiedenis een grote mate van diversiteit aan culturen, religies, rassen, etniciteiten, enz. is ontstaan. Vervolgens trapt Eersteling een open deur in met te stellen: “Deze situatie is vanaf dat moment een Surinaamse werkelijkheid, ongeacht de acceptatie of non-acceptatie van deze werkelijkheid. Het is derhalve juist dat onze samenleving op basis van de voornoemde diversiteiten benaderd dient te worden.” Helaas echter werkt hij zijn differentiatie “ongeacht de acceptatie of non-acceptatie van deze werkelijkheid” niet uit, maar hierop zal ik later nog terugkomen.

 

Volgt een verheerlijking van Jaggernath Lachmon en diens principieel-ideologische invalshoek ter zake, namelijk de “Eenheid in Verscheidenheid- gedachte of -filosofie”, die volgens Eersteling deze oude Indiase filosofische benadering zeer doeltreffend en praktisch heeft gesurinamiseerd. Extatisch roept Eersteling uit: “Herinnert u nog zijn presentatie vanuit diverse podia met wijd verspreide armen en breed lachend over de fleurige Surinaamse bloementuin. Hij zag een Surinaamse natie/volk in al de diversiteiten. Hij vond dat deze diversiteiten slechts gezien moeten worden als een verrijking van de Surinaamse cultuur. Ja, want die Surinaamse cultuur, die steeds en actief wordt gevoed door de subculturen/de diversiteiten, bestaat er daadwerkelijk. Laat alle bloemen in hun waardigheid en dan gaat u zien welke nieuwe werkelijkheid er ongedwongen ontstaat.”

Hier gaat Eersteling zich aan “wishful thinking” te buiten. Hij koestert nog altijd dit naïeve idee, lees maar: “Veel Surinamers beseffen (nog) niet dat de grote wereld heel erg jaloers is op onze samenleving, die vanuit de zojuist geschetste werkelijkheid in zeer co-existentie sfeer ontwikkelt.” Helaas echter is dit enkel schijn en geen werkelijkheid, want die zogenaamde coëxistentie waag ik sterk te betwijfelen. Godzijdank hebben zich hier nog geen uitgesproken etnische conflicten voorgedaan en geven wij de buitenwereld inderdaad te denken dat wij fantastisch geïntegreerd zijn, waartoe steeds opnieuw die naast elkaar gebouwde synagoge en moskee als illustratie moeten dienen. Allemaal schone schijn, laat Eersteling eerst maar eens uitleggen wáár die nieuwe werkelijkheid ontstaat en vooral hoe ongedwongen, want daar zijn nergens sporen van te ontwaren.

Zonder het verder te verklaren stelt Eersteling dat “de voorstanders van de assimilatie theorie/filosofie/strategie op basis van dit Surinaamse pragmatisme als voornoemd grote mate van terrein en aanhang hebben verloren.” Kennelijk duidt Eersteling op wat hij denkt te zijn de overwinning van het goede op het kwade, ofwel de assimilatie heeft het afgelegd tegen de coëxistentie, “want” vervolgt hij, “ik weet niet of zij (de voor- standers van assimilatie) de ongedwongen dynamische werkelijkheid goed in de gaten houden. De subculturen beïnvloeden elkaar zeer intensief, kennelijk omdat alle subculturen als verrijkingsbron van de nationale Surinaamse cultuur dienen. De beïnvloeding heeft onder ander tot resultaat dat de bevolking er anders uitzien dan bijvoorbeeld 30 jaren geleden. Ook op het gebied van de taal doet zich zeer goede en positieve ontwikkeling voor.”

Aangenomen mag worden dat voor Eersteling assimilatie hier gelijk staat aan integratie, want anders kan ik zijn betoog niet duiden. Dat er geen sprake in van integratie maar enkel van coëxistentie , daar heeft hij volledig gelijk in, ook dat “de subculturen elkaar zeer intensief beïnvloeden”, maar dat houdt nog geen acceptatie in en dát is waar de schoen wringt. De Surinaamse werkelijkheid is dat alle bevolkingsgroepen (vooralsnog vreedzaam) naast elkaar existeren en elkaar in hun waarde laten, maar ondergronds schuilt er een veenbrand waar ik in het geheel niet gerust op ben. Want hoezeer Eersteling die coëxistentie ook verheerlijkt, het zijn en blijven allemaal werelden apart, die er alles aan doen om hun ‘eigen’ wereld af te schermen en in stand te houden.

Wanneer Eersteling dan bij “taal” uitkomt, stelt hij dat de Surinamer gekozen heeft voor het Surinaams-Nederlands als officiële/voertaal/instructietaal of ontwikkelingstaal zoals hij het noemt. “Dit betekent”, zegt hij, “dat alle etnische groepen begrepen hebben dat willen zij succesvol zijn in onze Surinaamse samenleving zij het Surinaamse-Nederlands moeten beheersen. (…) Dat voor een breder mondiale oriëntatie de Engelse taal beter (accent op conversatie) onderwezen moet, staat absoluut voor wat mij betreft buiten kijf”. Om te concluderen: “Maar vervanging van de Taalwerkelijkheid door een Taalonwerkelijkheid lijkt mij niet een prudent idee of besluit. Ik zal niet uitwijden over de vermoedelijke reden hiertoe. Maar ik waarschuw wel om zich niet onnodig in een mentale slavernijschap te houden.” Wat Eersteling onder dit laatste verstaat is mij niet duidelijk, hooguit kan ik vermoeden dat het vasthouden aan het Surinaams-Nederlands voor hem de taalwerkelijkheid betekent en invoering van het Engels de taalonwerkelijkheid. Dit lijkt mij een alleszins realistische visie, maar waarop hij doelt met die “vermoedelijke reden” ontgaat mij te enen male en zijn waarschuwing voor mentale slavernij is waarschijnlijk niet anders dan een verwijzing naar The redemption song van Bob Marley: “Emancipate yourselves from mental slavery”.

Wat mij in toenemende mate bevreemdt is dat alle Surinamers, zoals nu Eersteling weer, naar buiten toe vriendelijk en beleefd blijven alsof er niets aan de hand is, maar ondertussen krampachtig de eigen apartheid blijven bevechten. Die schijnwereld moet ooit leeglopen of ontploffen. Hopelijk is ons de tijd gegund een ontploffing vóór te zijn en tot de broodnodige assimilatie te komen.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter