blog | werkgroep caraïbische letteren

Switie Sranan ‘show’

Op woensdag 10 juli jl. werd in B.S. Het Park een ludieke presentatie gegeven van het boek van Don Walther Donner, een kroniek over de Gongrijpstraat en omgeving rond de Tweede Wereldoorlog. Aan het boek, dat reeds in 1990 in eerste druk is verschenen en in 1993 in – enigszins herziene – tweede druk, is al vaker aandacht besteed. De versie waarover we het hier hebben (ik weet niet om welke druk het inmiddels gaat) is in april ’19 op de thema-avond van de Schrijversgroep ’77 in Tori Oso gepresenteerd. Ook over de auteur is er vaker geschreven en gesproken, zoals de hommage ter gelegenheid van zijn 89ste verjaardag op 11 december 2018 in Het Park.

Het publiek

door Sandra Smit

In dit artikel wil ik dan ook alleen een verslag geven over de zeer geslaagde avond op 10 juli jl. En hiermee heb ik het al verklapt: het was een succes! De zaal was overvol, meer dan 150 mannen en vrouwen, gelukkig allen boven de 18 jaar. Sommigen dachten dat op deze avond de ‘Switie Sranan-show’ opgevoerd zou worden, terwijl het toch echt ging om een ludieke presentatie van het boek. Tenminste, dat zei Carlo Jadnanansing in zijn openingswoord, maar gaandeweg de avond kon geconcludeerd worden dat het wel degelijk een show betrof: sketchjes naar aanleiding van passages uit het boek, die werden afgewisseld met liedjes uit de jaren ’50 ten gehore gebracht door Hans en Borger Breeveld.

Om degenen die er niet bij konden zijn toch een idee te geven hoe het was, geef ik hier een impressie.

Precies om half 8 werd door Sylva Koemar, de m.c. van de avond, aangekondigd hoe de avond eruit zou zien, waarop Carlo Jadnanansing op een ons bekende wijze een intro hield. Hij beet de spits af met woordspelingen, die deze avond zouden spekken, want ook de sketchspelers hadden vele in hun koker, sommige uit het boek en sommige uit eigen pen, allemaal heel gevat, vaak zelfs ondeugend. Jadnanansing merkte op dat Donner in een hoekje was gaan zitten, maar zeker niet in een hoekje was gedrukt; dat Donner meer dan 30 boeken had geschreven en dat het gekozen boek van vanavond een van zijn luchtigste boeken is: het druipt van de humor, terwijl de schrijver zelf (zoals hij in het boek vertelt) ook eens een druiper had opgelopen. Later zou een van de sketches hierop voortborduren.

Met het eerste optreden van de gebroeders Breeveld zat de stemming er meteen goed in. Als eerst belichtte Jerry Dewnarain enkele markante figuren die in het eerste hoofdstuk van het boekje worden beschreven, zoals een gevluchte Franse gevangene uit het Bagno in Frans-Guyana, die ‘monsieur’ werd genoemd. ’No wan man tyari monsieur go na Parijs’; monsieur is eenzaam gestorven daar aan de Gongrijpstraat. De tweede was een ‘Liengaman’, een bedelende Hindoestaan, die na zijn dood vele percelen bleek te bezitten. Meneer Vervuurt (een broer van de moeder van Donner) gaf toentertijd aan bedelaars altijd wat, maar nadat de rijkdom van deze Hindoestaan bekend was geworden, heeft hij nooit meer een bedelende Hindoestaan geld gegeven. Een andere markante figuur was meneer Breed, die het zelf niet breed had, maar wel een ‘schlung’ had (dat is een enorm groot mannelijk voortplantingsorgaan), dat zo groot was als een flashlight waar vier grote batterijen in kunnen. Op een avond stuitte hij op zijn volwassen zoon, bij een voor beiden bekende prostituee thuis. Wie dacht dat het op een ruzie zou uitlopen, dacht verkeerd. Meneer Breed lachte hard en riep: ‘We hebben dezelfde maat flashlight.’

Na met nog enkele leuke figuren kennis te hebben gemaakt, zongen de Breevelds wat liedjes van Max Woiski, waaronder Fai Tang. De zaal zong enthousiast mee. Jerry Dewnarain sloot de Markante figuren af met de sketch Sweet laugh. Op treffende wijze gaf hij het gelach van een dementerende, halve gek uit de Gonggrijpstraat weer. Zo goed, dat hij wat mij betreft best een sessie lachtherapie kan verzorgen.

Rappa en Stanny Handigman

De derde sketch ging over opa en oma Donner, beiden van Duitse afkomst, waar de schrijver van het boek als hun kleinkind opgroeide. Dit echtpaar, gespeeld door Rappa (Robby Parabirsing) en Stanny Handigman, had vaak ruzie, omdat oma Donner het zuurverdiende geld van opa jatte, ongeacht waar hij het verstopte: in het kippenhok, onder zijn matras, achter het schilderij in de voorkamer, waar dan ook, zij vond het en verbraste het. Het frappante was dat zij alleen Sranan Tongo (toentertijd ‘negerengels’ genoemd) sprak, terwijl opa alleen maar Nederlands sprak. Alleen als hij vloekte, deed hij dat in het Duits. Dat was allemaal goed te horen in de sketch van Rappa en Stanny. Omaatje waarschuwde opa dat ze zijn geld altijd zou vinden, ook al verstopte hij het in zijn onderbroek. Dit omaatje-lief stal als een dief.

Hans Breeveld wijst hierna op enkele mooie Surinaamse woorden van vroeger die in het boek zijn opgenomen en vaak meerdere betekenissen hebben. Kennen wij het spel Djoel nog? En wat schreeuwden we wanneer we heen en terug waren gegaan zonder aangetikt te zijn? ‘Yariiiii!!’ Of wat vinden we van A grasi fadon in’ a grasi? (het glas is in het gras gevallen).

Toen was het pauze. Het einde hoefde niet omgeroepen te worden, want toen de gebroeders Breeveld Gi’m wan bosi, brasa mi begonnen te zingen, haastte iedereen zich naar zijn plek terug om vooral niets te missen.

De volgende sketch ging over De Dames van plezier (Switi Sranan, pag.17 e.v.), die Rappa inleidde met: ‘dit is geen geouwehoer, maar realiteit’ en zich vervolgens ‘verslikte’: ‘…waar de mannen hun geneukten …ehh… geneugten konden botvieren. De mannen betaalden met keiharde Amerikaanse dollars, nadat een bepaald lichaamsdeel zacht geworden (in ieder geval niet keihard) was.’ Donner zegt in zijn boek dat hij zijn vocabulaire flink heeft kunnen aanvullen met de vele krachttermen die hij van deze dames heeft geleerd als ze weer eens heftig met elkaar op straat ruzieden. Hij was in staat om een half uur iemand uit te schelden zonder een woord tweemaal te gebruiken. Soms trokken deze ‘dames van plezier’ hun ondergoed zelfs uit om het een en ander te bewijzen. En de auteur stelt: ‘En wij tieners keken poeslief toe…’

Jeffrey Quartier en Carlo Jadnanansing

De sketch Bij de dokter gaat over een dokter (gespeeld door Carlo Jadnanansing), die de 12-jarige Donner (gespeeld door Jeff Quartier) in zijn praktijk krijgt en die een geslachtsziekte (een druiper, droipi en geen drepi) heeft opgelopen aan zijn vrolijke fluit. U zult begrijpen dat ik liever geen voorbeelden uit deze sketch zal opnemen, dus zal ik er slechts over zeggen dat het vol schunnige woordspelingen zat en erg grappig was.

De stijging van de stemming was niet meer te stuiten en toen naar aanleiding van de genoemde gokspelletjes (Switi Sranan, pag.54) het lied Piauw-piauw-piauw werd gespeeld, zong het publiek uit volle borst mee.

Na de show – anders kan ik het niet noemen – was er nog de mogelijkheid het boek aan te schaffen en te laten signeren door de auteur, waar velen gebruik van hebben gemaakt, en kon men onder het genot van een drankje en een hapje nog nagenieten van deze ludieke en gezellige avond. Met dank aan de Stichting Don Walther Fonds, het Carlo Jad Fonds en de Beta Group.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter