blog | werkgroep caraïbische letteren

Surinamers tentoongesteld in circustent Amsterdam: ‘Mijn opa en oma zaten daar’

door Evy van der Sanden

Toen Goziëm Frijmersum als 4-jarig kind naar foto’s van zijn overgrootouders keek in een boek van zijn vader Frits, dacht hij altijd dat ze fotomodel waren. Niets is minder waar, weet hij nu. Ze stonden in dat boek omdat ze jaren nadat de slavernij was afgeschaft, in een circustent in Amsterdam tentoon werden gesteld en heel Nederland naar ze kon gaan kijken.

Op onderstaande foto een jongetje dat tentoon werd gesteld op de Wereldtentoonstelling van 1883. (Stadsarchief Amsterdam / Hisgen, F. 1846-1912), Roche, G.)

Het verhaal is onderdeel van de expositie Famiri Familie die vanaf deze maand te zien is in Amsterdam. De overgrootouders van Goziëm waren niet de enigen. Het laten zien van Surinamers was een van de populairste attracties van de Wereldtentoonstelling in 1883, die het hele Museumplein besloeg en waarin producten én mensen uit de koloniën werden getoond.

“Dagelijks van 10 tot half 6 te bezichtigen: verschillende mensenrassen van Suriname. Waaronder Arowakken en Caraïb-Indianen, Maronen of Boschnegers en Creoolsche typen. De meeste dezer rassen zijn voor de eerste maal in Europa”, zo luidde de reclame.  “Het was echt een mensententoonstelling”, zegt historicus Mark Ponte. 

Een reclamefolder voor de tentoonstelling © Stadsarchief Amsterdam

Om de Surinamers te zien, moest je wel bijbetalen: een kwartje per persoon. Ponte: “Ondanks die extra kosten was het de populairste attractie.”

Het doel: tonen hoe goed het ging met het Nederlandse koloniale rijk en de economie. “Nederland wilde laten zien: wij zijn een klein landje maar kijk eens, koloniaal tellen we toch behoorlijk mee. Het was een grote reclametoonstelling om te laten zien dat een belangrijk project gaande was waarin mensen tot beschaving worden gebracht.” 

Zitten in een circustent

Zo zaten een half jaar lang 28 Surinamers van verschillende bevolkingsgroepen voor een nagemaakte plantagehut in een grote circustent. Om hen heen waren hekken geplaatst, binnen die hekken moesten ze het leven in Suriname nabootsen. Vrouwen deden vooral handwerk, je kon er souvenirs kopen – zo heeft Frits het over een sigarendoos met een foto van zijn oma – en er werd getrommeld.

Creoolse vrouwen voor een plantagehut in het Surinaamse dorp, onderdeel van de Wereldtentoonstelling van 1883 op het Museumplein. © Stadsarchief Amsterdam / Hisgen, F. (1846-1912), Roche, G.

“Ze zaten daar waarschijnlijk vaak een beetje op”, vertelt Ponte. “Er werd een soort toneelstuk opgevoerd waarin mensen moesten doen alsof ze op de plantage waren. Ze woonden in Suriname niet op plantages. Er werd een heel exotiserend beeld neergezet.”

Om dat beeld ‘kracht bij te zetten’ zorgde Artis voor Surinaamse vogels die in de tent rondvlogen. Op de binnenwand van de tent stonden schilderingen van het leven in Suriname. 

Ze konden niet zomaar zeggen: ‘sorry ik heb geen zin’ 

Voor dat toneelstuk kregen ze wel wat betaald, weet Ponte. “Hoeveel is onduidelijk. Buiten werktijd mochten ze doen wat ze wilden. Het waren geen gevangenen.” Helemaal stoppen was overigens geen optie. “Ze hadden een contract gesloten dus ze konden niet zomaar zeggen: sorry ik heb geen zin meer. Ze hadden ook geen plek om naartoe te gaan.” Slapen deden ze ‘vermoedelijk in de tent zelf.’

Meer dan één miljoen bezoekers kwamen erop af, nationaal en internationaal, Nederland had toen vier miljoen inwoners. Het zegt iets over de populariteit.

Frits Frijmersum en Goziëm Frijmersum © Privécollectie

Ook de opa en oma van Frits Frijmersum (84) en de overgrootouders van zijn zoon Goziëm (46) werden naar Nederland gehaald. Het gaat om Amalia Frijmersum, toen 24 jaar oud en serveerster in de huishouding in Paramaribo, en Richard Mazer, toen 28 en timmerman. Hun verhaal is onderdeel van de expositie Famiri Familie die afgelopen week opende in zowel Nederland als Suriname. 

Reis naar Holland

Als kind kreeg Frits al te horen dat zijn opa en oma een ‘reis naar Holland’ hadden gemaakt, vertelt hij telefonisch vanuit Paramaribo tegen RTL Nieuws. “De gewone Surinamer had het kapitaal niet. Dus het werd als iets bijzonders gezien.” Wat die reis precies inhield, wist hij toen niet. Hij had zijn ouders alleen wel eens horen praten over die sigarendoos waarop oma was afgebeeld. “Pas later hoorde ik dat er iemand waarschijnlijk geld aan verdiende om ze tentoon te stellen. Dan ga je begrijpen dat het zoetzuur is.”

Ook Goziëm had als kind niet door wat zijn overgrootouders hadden meegemaakt. Thuis lag wel een boek over de tentoonstelling met foto’s waar zij op stonden en die zijn vader regelmatig liet zien. “Dat vond ik heel wat, omdat ik alleen mijn eigen oma heb gekend”, vertelt hij telefonisch vanuit Amsterdam. Dat gold ook voor Frits. “Het is een van de weinige keren dat je tenminste iets ziet van jouw voorouders.”

Amalia en Samuel Frijmersum met familie, 29 juni 1934. © Collectie familie Frijmersum

Goziëm maakte vaak zelf associaties om het verhaal logisch te maken. “Ik dacht altijd dat ze een soort fotomodellen waren geweest want je kunt je dat andere niet voorstellen.” 

Voor Frits werd het hele verhaal ook pas duidelijk toen zijn neef op onderzoek uitging. Hij was toen 18 jaar, en studeerde in Nederland. “Enerzijds is het opvallend dat je oma en opa er van al die Surinamers bij mochten zijn, maar het was een curiositeit, niks anders dan tentoonstellen van mensen zoals een vee-tentoonstelling

Hij herinnert zich die keer dat hij in Nederland studeerde en dat een moeder kwam met een kind. Of ze hem mochten aanraken om te zien of hij afgaf. “Mensen waren onwetend. Het is begrijpelijk als je nooit een zwarte man hebt gezien, dat het bijzonder is.” Zo had Frits iets soortgelijks toen hij in Nederland aankwam: “Ik moest het even laten bezinken toen ik op mijn eerste dag in Nederland een witte vuilnisman zag.” 

Amalia Fri-Mason (24), de oma van Frits en overgrootmoeder van Goziëm, tijdens de tentoonstelling.© Stadsarchief Amsterdam / Hisgen, F. (1846-1912), Roche, G.

Hoe Amalia en Richard de tentoonstelling zelf hebben ervaren, is niet duidelijk. Zeer waarschijnlijk wisten ze vooraf niet precies wat hen te wachten stond, vertelt Goziëm. “Hen was voorgehouden dat ze de koning zouden ontmoeten.”  Ponte: “De mensen dachten dat de koning een belangrijke rol had gehad bij de afschaffing slavernij, wat niet zo was.”

Maar de koning die ze bij de opening dachten te zien, zagen ze niet: hij was te vermoeid om ook nog helemaal naar de achterkant van het terrein te gaan, staat in krantenberichten. Ponte: “Dat was een teleurstelling omdat ze hun ‘weerzin’ om naar Nederland te komen, hadden overwonnen met ‘slechts de zekerheid de koning te zien’. Mensen stonden niet in de rij om naar Nederland te komen en er waren lange onderhandelingen met opperhoofden van Marrons en Inheemsen nodig om mensen te vinden.”

Goziëm Frijmersum. © Eefje Emmaneel

Eenmaal in Nederland zaten ze dus in die circustent. “Ik heb geen verhalen gehoord dat ze vernederd zouden zijn of in moeilijkheden zijn gebracht”, vertelt Frits. Goziëm vermoedt wel dat ze het niet altijd even prettig hadden. “Ze waren daar niet 100 procent vrijwillig. Ze werden helemaal opgemeten, er zijn gipsafdrukken van hun hoofd gemaakt en mijn vaders oma lacht op geen enkele foto. Ze was niet happy, ze kijkt niet plezierig in de lens en in een krantenartikel staat dat ze de gipsafdrukken als zeer onprettig hebben ervaren.”

Opmeten lichaamsdelen

Bij iedereen werd de diameter van het hoofd opgemeten. Dat gebeurde door een antropoloog, vertelt Ponte. Hij hield interviews, maakte foto’s en nam hun maten op. “In de trant van de rassenleer. In die tijd werd dat soort bevolkingsonderzoek gedaan. De foto’s vonden ze tot daar aan toe maar je leest in kranten dat de gipsafdrukken als onprettig werden ervaren. Je had overal human zoo’s. Ook in Parijs, Londen en Brussel werden gekoloniseerde volkeren tentoongesteld in nagemaakte dorpen. Alsof je in een soort dierentuin bent. Je ziet op foto’s mensen poseren en buiten de hekken zie je allemaal toeschouwers.”

Richard Mazer (28), de opa van Frits en overgrootvader van Goziëm, tijdens de tentoonstelling. © Stadsarchief Amsterdam / Hisgen, F. (1846-1912), Roche, G.

Goziëm: “Moet je je voorstellen dat je continu bekijks hebt. Mensen staan om je heen, je weet niet wat mensen roepen of misschien wel gooien. Ik weet niet hoe het toen was, maar dat bedenk ik erbij.”  

Iemand schreef over een ‘etalage van mensenvlees’. 

Aanvankelijk werden ze ook ziek, vertelt Ponte. “Het was te koud. Er moest nog verwarming worden aangelegd. Een inheemse man is overleden. Volgens de berichten aan een longaandoening die hij al had, maar het klinkt toch een beetje alsof die kwaal op z’n minst is versterkt door de kou.”

De berichten over de tentoonstelling varieerden van ‘openlijk racistisch’ tot wat meer meelevend, vertelt Ponte. “Iemand schreef over een ‘etalage van mensenvlees’ in een negatief stuk. Hij zag het als een soort kermisattractie. Maar je ziet niet een soort van grote heftige vorm van kritiek.”

Richard Mazer (28), de opa van Frits en overgrootvader van Goziëm, tijdens de tentoonstelling. © Stadsarchief Amsterdam / Hisgen, F. (1846-1912), Roche, G.

Goziëm is zich pas sinds kort bewust van de gebeurtenissen op de tentoonstelling: hij verdiepte zich vier jaar geleden in zijn familiegeschiedenis. “Elke keer als ik dat boek nu open, gaat er letterlijk een rilling door me heen.”

Verdrietig

De tentoonstelling van zijn overgrootouders maakt hem verdrietig. “Toen ik meewerkte aan een documentaire voor de tentoonstelling en het boek opende, barstte ik in tranen uit. Ik geloof dat pijn overgedragen kan worden van generatie op generatie. Dat je manieren vindt om daarmee om te gaan. Als ik het boek open, is het alsof die coping mechanismen even mogen worden afgebroken.”

Die pijn vertaalt hij als ‘nog steeds niet als gelijkwaardig worden gezien’. “Dat heb je in gradaties gehad waarvan slavernij de ergste was, maar in de moderne tijd is er nog steeds uitsluiting discriminatie.

Frits Frijmersum © Privécollectie

Lees je krantenknipsels van toen, dan zie je hoe er over ‘Inheemsen en Marrons’ wordt geschreven, vertelt hij. Zo schrijven journalisten – die het vanaf het begin nauwgezet in de gaten hielden – over ‘een zeer belangrijke collectie uit Suriname gestuurd.’ In een andere krant staat: ‘de bezending bestaat in een verzameling Roodhuiden, Boschnegers en andere inboorlingen, Kaboegers en andere gekruiste rassen, die voor exemplaren van de Inlandsche oorspronkelijke en gekruiste rassen in Suriname kunnen gelden.’

Als hij nu aan zijn overgrootouders denkt, ziet hij sterke mensen, vertelt hij. “Met goede normen en waarden. Je best doen, je inzetten, doorzetten. Mijn opa en oma waren geen gestudeerde mensen. De een was timmerman, de ander deed het huishouden. Maar dat je niet gestudeerd bent, wil niet zeggen dat je je hart en hersenen niet op de juiste plek hebt.”

© Stadsarchief Amsterdam / Roche, G., Hisgen, F. (1846-1912)

Goziëm woont in Amsterdam en kijkt nu met een heel andere blik naar het Museumplein. “Tegelijkertijd weet ik ook wel: mijn voorouders zijn heel trots op ons allemaal als ze kunnen zien wat we van ons leven hebben gemaakt, niet ver van de plek waar ze zoveel ellende hebben meegemaakt.”

Er is er één silver lining in dit verhaal, zegt Goziëm. “Ze hebben daar hun eerste kind verwekt: de oom van mijn vader. En de vraag blijft: hadden ze elkaar ontmoet als ze niet aan die tentoonstelling hadden deelgenomen? Als dat niet zo is, waren wij er ook niet geweest.”

[RTLnieuws, 23 juni 2023]

1 comment to “Surinamers tentoongesteld in circustent Amsterdam: ‘Mijn opa en oma zaten daar’”

  • Dit soort ‘tentoonstellingen’ waren er in Frankrijk overal en aan de lopende band. De tijdgeest liet dat toe. Geen excuus maar wel een verklaring.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter