blog | werkgroep caraïbische letteren

Surinaamse kinder- en jeugdliteratuur in notendop

Onvervreemdbaar

Dit wordt ons niet ontnomen: lezen
en ademloos het blad omslaan,
ver van de dagelijksheid vandaan.
Die lezen mogen eenzaam wezen.
Zij waren het van kind af aan.
Hen wenkt een wereld waar de groten,
de tijdelozen, voortbestaan.
Tot wie wij kleinen mogen gaan;
de enigen die ons nooit verstoten.

Ida Gerhardt
In: Het sterreschip, 1979.

Onvervreemdbaar is door Ida Gerhardt geschreven toen zij 74 jaar oud was. Het gedicht gaat over het lezen. Als je leest en het blad steeds omslaat, kan je in een andere wereld vluchten. De lezende persoon kruipt makkelijk in de huid van een personage en kan zich verplaatsen in de gebeurtenissen en de ruimte binnen het verhaal. Hij is rijk aan fantasie en kan in een droomwereld leven: openness to experience (de mate waarin iemand nieuwe ervaringen aandurft of ervoor openstaat). De lezer raakt ver van de dagelijkse werkelijkheid vandaan, wat je niet kan worden afgepakt. Dit betekent, dat andere dingen jou wel kunnen worden ontnomen.


door Jerry Dewnarain

De geschiedenis van de Surinaamse kinder- en jeugdliteratuur is jong. Volgens Michiel van Kempen (2003, band 1: 626) was van een echte Surinaamse jeugdliteratuur tot eind jaren vijftig van de vorige eeuw geen sprake. Het ging eerder veelal over boeken van Nederlandse auteurs die zich in Suriname afspeelden en in Nederland werden uitgegeven. Tijdens de periode tot de onafhankelijkheid van Suriname (1975) verscheen in 1962, Baccha, het ezeljong. Dit verhaal werd uitgegeven in 1962 als nummer 1 in de serie ‘Ontspanningslectuur voor jong en oud’. De officiële uitgever is ‘Bureau Volkslectuur’. Wie er precies achter dit Bureau schuilgaat, is onduidelijk, omdat de schrijvers van de publicaties van Bureau Volkslectuur altijd geheimgehouden werden. Zeker is echter wel dat Albert Helman er een grote bijdrage aan heeft geleverd. Hij is daarbij geholpen door Jnan Adhin en Hein Eersel. Dit bureau gaf toentertijd boeken uit bestemd voor de jeugd. Het betrof boekenseries over Surinaamse helden uit het verleden en over de Surinaamse cultuur. Het dagblad Suriname gaf tussen 1961 en 1970 een kinderpagina uit Door de jeugd en voor de jeugd onder redactie van Thea Doelwijt. Lydia Emanuels, Hans Breeveld en Doelwijt zelf leverden hun bijdragen aan deze pagina.

1975: Sis en Sas de ruziestrooiers;  groei Surinaamse jeugdliteratuur

Met de verschijning van Sis en Sas de ruziestrooiers, met illustraties van Ron Flu in 1975, is het begin van de groei van de Surinaamse jeugdliteratuur gemaakt. In dit werk wordt het mensenland Suriname weergegeven in de bomen-, planten- en dierenwereld. Het gaat om een satirisch verhaal dat nog steeds niet aan actualiteit heeft ingeboet. Twee glibberige, gemene slangen zetten de honden op tegen de hagedissen en proberen door hun geroddel en een complot de ‘kwikkers’ te verjagen van het erf. Op den duur is haast eenieder vijand van elkaar.

Topjaar 1978

Als gevolg van de onafhankelijkheid kwam er een bewustwording van het eigene op gang: auteurs kregen oog voor de rol van de jeugdliteratuur in de vorming van de Surinaamse jeugd en het Surinaamse natiebesef. Er verschijnen steeds meer boeken voor verschillende leeftijden, allemaal op Surinaamse leest geschoeid, voor jonge lezers. ‘Herkenning van het eigene door het kind betekent ook erkenning van het eigene’, stelt Van Kempen (2003: 1185). Al in 1978 verschijnen er maar liefst tien kinderboeken, onder meer van Mechtelly en Gerrit Barron. De eerstgenoemde met het boek, voor iets oudere kinderen, Het meisje uit Tapoeripa en de laatstgenoemde met Een lach en een traan, het debuut van Barron. Deze schrijver zal hierna verschillende thema’s in zijn boeken ‘aan de kaak stellen’, ook politieke onderwerpen. Zijn verhalen zijn sprookjesachtig, veel dieren komen in zijn verhaal voor.

Het meisje uit Tapoeripa

Dit verhaal gaat over het leven van de zeven jaar oude Foki, die in het transmigratiedorp Tapoeripa woont, omdat haar eigen woonplaats is verdwenen door de bouw van de Afobakadam in de Surinamerivier. Het leven van alledag wordt eenvoudig beschreven: hoe het in de nieuwe houten huizen heel anders is dan in de vroegere hutten, over school, de rijstoogst, enz. Het eerste kinderboek van Mechtelly verscheen in 1977: Japi en Joewan. Haar poëzie verscheen al in 1973 met de dichtbundel Akoeba.

Een lach en een traan

Dit eerste boek van Gerrit Barron gaat over het alledaagse leven van kinderen in een gezin. Dit bestaat uit vader Johan, Hindostaan, moeder Thea, creoolse (wat nadrukkelijk vermeld wordt) en hun vier kinderen: een meisje van zeventien, drie jongens van respectievelijk vijftien, elf en tien. De jongsten, Harold en Kela, zijn nogal eens ondeugend en halen allerlei kattenkwaad uit. Maar alles komt steeds weer goed, want het is een leuk gezin en bij de Soravasinghs ‘wordt er meer gelachen dan boos gekeken.’

Dit verhaal biedt een stuk herkenbaar Surinaams leven en nog wel in een district (Saramacca). Het is een baanbrekend werk van Barron, omdat hij van binnenuit schrijft. Het Surinaams kind moest het eerder (met name de periode vóór de onafhankelijkheid) hebben van boeken die zich buiten zijn eigen leefmilieu afspeelden. Verhalen uit Nederland waren vertrouwd bij de Surinaamse lezer, maar verhalen die in eigen land afspeelden, waren er niet. Barron stelde eens dat de trek in die jaren minder zou zijn geweest indien jonge Surinamers tijdens hun jeugd beter op de hoogte waren over hun eigen land en cultuur.  

Het levenswater van Ana Bolindo-Kondre

Ook Ané Doorson kwam in dat jaar uit met Het levenswater van Ana Bolindo-Kondre. Het is een oude orale vertelling, waarschijnlijk uit de tijd van de balatableeders. Ané Doorson (1927-1997) heeft het verhaal opgetekend uit de mond van verteller Henry J. Balker (1922), van geboorte Coroniaan, later woonachtig in Nickerie, maar voegde ook elementen van andere vertellers, Charles Bendt en Alex Wiliams, toe aan de vertelling. In 1978 werd deze bewerking als boek uitgegeven in de reeks van het jeugdlectuurproject van het Cultureel Centrum Nickerie (CCN) dat werd uitgevoerd door Leonore de Vries. Het verhaal is een echte ‘queeste’ (zoektocht), drie broers die op zoek gaan naar het Levenswater van Ana Bolindo dat hun vader moet genezen van blindheid. Een schitterend Surinaams sprookje!

In 1978 verschijnen ook nog werken van H. Heyde, Rita Rahman en Tecumseh: Haboeli en de boze Teteli (1978) is de schriftelijke weergave van een Waraus verhaal in het Engels door Stella Vlet (1921), die half-Warause is. Tecumseh (1947) is het pseudoniem van een onderwijzer van Indiaanse afkomst; deze bewerkte het Indiaanse verhaal in het Nederlands.

De jaren 80

Omslagillustratie Doel Soekinta

Door de komst van het militaire regime raakt de Surinaamse literatuur in het slop. Zowel de volwassen- als de jeugdliteratuur maken slechte tijden mee. Boeken verschijnen nauwelijks en als er wat verschijnt, zijn die uitgaven onbetaalbaar. Het is het dagblad de Ware Tijd dat literatuur nog levend houdt gedurende deze jaren van dictatuur. Onder redactie van Chandra van Binnendijk, Henk Zoutendijk en Paul Woei verschijnt wekelijks de door de Stichting uitgegeven kinderrubriek Beeldspraak. Er verschijnen tachtig nummers en veel jeugdliteratuurschrijvers werken mee. Zo wordt op krantenpapier Het geschenk van watramama gedrukt, anoniem uitgegeven, maar van de hand van Henk Zoutendijk. Mechtelly en Barron blijven schrijven, terwijl Doelwijt naar Nederland vertrekt. Rappa en Mani Sapotille doen hun intrede in de Surinaamse literatuur. In 1980 kwam Rappa’s eerste verhalenbundel Friktie tories oftewel gevlochten verhalen uit. In het voorwoord zette Rappa zijn discours met betrekking tot literatuur en taal uiteen: hij schrijft op een speelse wijze in het Surinaams-Nederlands wat herkenbaar is voor het Surinaams kind, aangepast aan de Surinaamse leefwereld. Met uitzondering van deze neergang in het begin van de jaren tachtig is de ontwikkeling van de Surinaamse kinder- en jeugdliteratuur geleidelijk aan gegroeid.

Herstel democratie: 1987

De Surinaamse kinder- en jeugliteratuur krijgt heel duidelijk een eigen gezicht. De pioniers gaven iets vanzelfsprekends aan het van binnenuit schrijven. In 1986 komt Orlando Emanuels uit met zijn gedichten bestemd voor kinderen van de onderbouw van het basisonderwijs Popti Patu 1 en 2: herkenbaar, humorvol en met schitterend rijm: ‘In een regenton/in een regenton/zat een kleine todo/die een liedje kwaken kon/kwekker-de kwak/kwekker-de-kwik/de mooiste todo/dat ben ik’

Frits Wols (pseudoniem van Eugène Wilfried Wong Loi Sing) geeft twee avonturenboeken uit, te weten: Het groene labyrint (1988) en De leeuwen in gevaar (1991). En dan komt in 1992 een Surinamer berstensvol hoopvolle verwachtingen met de boot naar Suriname in Verbroken cirkel. Hij raakt in versukkeling. Dit boek bevat sterk autobiografische elementen, vooral in het eerste deel. Het boek eindigt overigens optimistisch met enig zelfinzicht van de hoofdpersoon. Veel van wat de Surinamers in Nederland bezielt, wordt in rake scènes neergezet. Daarom kan deze roman zich dan ook moeiteloos handhaven onder de schaarse, betere prozaboeken die in Suriname verschenen. De boeken van Frits Wols, waarin angst en twijfel een plaats krijgen, zijn spannend, tegelijkertijd ook heel menselijk. Daarom verdienen deze boeken meer bekendheid onder de Surinaamse jeugd én volwassenen!

De jaren negentig

Met de verschijning van Veren voor de piai (1992) van Ismene Krishnadath toont deze productieve kinderboekenschrijfster dat de Surinaamse kinder- en jeugdliteratuur kan evenaren met buitenlandse kinderliteratuur. Zij debuteerde met de verhalenbundel De flaporen van Amar in 1989 en samen met Nieuwe streken van Koniman Anansi (1980, een bundel Anansiverhalen) ontvangt Krishnadath in 1993 de eerste Staatsprijs voor jeugdliteratuur. Begin jaren negentig geeft kinderboekenschrijfster Francis Vriendwijk kindergedichten uit veelal in eigen beheer: ‘abcdefg/ meester de jongens/ nemen knikkers van me mee/ stoute jongen je mag niet klikken/ anders krijg je zeven tikken/ zeven tikken met een lat/ meester ik ben niet bang voor je lat’`/ 

Effendi Ketwaru bewerkte het verhaal Rani en de slagenkoning (1991) op een zeer creatieve manier waardoor het verhaal makkelijk leesbaar werd voor kinderen. Het is een verhaal uit de Indiase mythologie dat aangepast is aan de Surinaamse belevingswereld van de jonge lezer. Ismene Krishnadath heeft dat ook prachtig gedaan met bijvoorbeeld haar jeugdromans. Zo zijn in De opdracht van Fodewroko (2002) heden en verleden, mythe en werkelijkheid met elkaar verweven. Voor jonge lezers is enige coaching vereist om dit boek te lezen. Desondanks is dit boek een internationaal succes geworden. Het werd in 2002 in Nederland herdrukt door KIT Publishers in Amsterdam. Ismene Krishnadath heeft het zelf herdrukt bij haar eigen uitgeverij Publishing Services Suriname. Het verhaal speelt zich af in het binnenland van Suriname, waar een groep jongeren van verschillende herkomst tijdens de vakantie spannende en emotionele avonturen beleeft. ‘Goud’ is de gouden draad door het verhaal. Goud als bron van onbeheerste geldzucht, goud als motief in legenden en vergiftiging van het milieu door goudzoekerspraktijken.

De jaren 2000 tot 2010

Binnen de Surinaamse kinder- en jeugdliteratuur komt de groep oudere kinderen, vanaf een jaar of 12 er bekaaid vanaf. Juist die boeken waar tieners zich graag mee in een hoekje terugtrekken, zijn er te weinig van eigen bodem. Ismene Krishnadath vult met haar jeugdromans een gat hierin met haar Veren voor de piai (1992), De opdracht van Fodewroko (2001), De legende van Cakuntela van het Groene Continent (2004), Gerrit Barron met Het verhaal van Bati en Dew (1988), Kerst in de Kippenren (2010), Thea Doelwijt met Op zoek naar Mari Watson (1988), ‘O sekoer! Help!’ (2000), Stop je hoofd nooit in een spinnenweb (2006), Francis Vriendwijk over Gotong-Roj[y]ong. Help mij en morgen help ik jou (2008), Xarlos, de flessenwasser (herdruk, 2008.)

Vlak voor en tijdens het Kinderboekenfestival 2004 verschenen er maar liefst zeven in Suriname geproduceerde kinderboeken. De Nederlandse schrijvers die te gast waren op het festival, brachten bovendien een boekje met verhalen en gedichten voor de Surinaamse jeugd mee als cadeau. Dit is een geweldige oogst. De Stichting Projekten Protestants Christelijk Onderwijs Suriname  heeft er een belangrijk aandeel in met drie uitgaven. Anansi en Koning Leeuw van Paul Middellijn, Anansi dala van Marylin Simons, De jongen die naar Suriname wilde van Cyiza Wills, het boek van sam en kim van Cynthia Mc Leod, De kinderen van Sadoema van Gerrit Barron, Groeten uit Holland van Karen van Holst Pellekaan, Koos Meinderts, Marijke van Mil, Lydia Rood, Sjoerd Kuyper en Judith Bovenberg, Gedichten met Surinaamse gezichten van Carla Sanichar.

In 2011 alleen werden de volgende boeken uitgegeven in verband met de Kinderboekenfestivals die in Nickerie en in Paramaribo werden gehouden: Ram eet kwie-kwie van Ismene Krishnadath, Rupsje Regenboog, Het levensverhaal van de rijstkorrel van Indra Hu, Familie Oker en de monsters van Ans Engel, Lied voor schoonwater van Soecy Gummels, Amaisa gaat sparen van Christine Feenstra, Els Moor (samenstelling) Taal leren is leuk, Het meisje met de vogels, Laat het verleden leven, Cobi Pengel met Rozengeur voor oma Roos en Joyce Pereira’s De belevenissen van een muizenfamilie en andere verhalen.

Ook in 2012 zijn er veel kinderboeken verschenen. Dit mede dankzij het Kinderboekenfestival. Naast veel boeken voor beginnende lezers zijn er enkele voor gevorderde, wat oudere lezers verschenen die qua inhoud en uitgave professioneel zijn. Goed is dat in de kinderliteratuur problemen waar men niet graag over praat een rol beginnen te spelen, ook wat betreft de bedreiging van onze rijke natuur. De kinderliteratuur ontwikkelt zich goed. Voor de bewustwording van onze jeugd is dat prima! Enkele voorbeelden: Draken en Heksendrank van Marja Themen-Sliggers, Het Speeltuinfeest van Cobi Pengel en Laat mij niet alleen van Indra Hu! (2012). Een informatief, verhalend jeugdboek over hiv/aids en hoe zich ertegen te beschermen voor jeugdigen, leeftijd 11+. Hiervan is ook een dvd beschikbaar.

Op de Kinderboekenfestivals lagen in de stand ‘Lees je wijs!’ van Els Moor bijna alle ooit verschenen Surinaamse kinder- en jeugdboeken. Netjes recht en in alfabetische volgorde van de namen der schrijvers of schrijversgroepen, zoals de Amaisa-serie van PCOS en de Wagina-serie (MoiBoi-serie) van de schrijversgroep Wagina uit Wageningen. Niet volgens leeftijdsgroepen dus. In Suriname zijn boeken niet voor bepaalde leeftijdsgroepen, maar ze worden gelezen naar leesniveau. Het boek dat je aankunt op grond van het niveau waarop je de schooltaal kunt lezen, dat kies je om te lezen of door te bladeren. Vanaf de beginjaren van Gerrit Barrons schrijverschap (begin zeventiger jaren) tot de nieuwste uitgaven lagen de boeken op tafels in Moors stand.

Lees je wijs!

Uit de jarenlange ervaring opgedaan tijdens het Kinderboekenfestival, kwam bij Els Moor het idee voort om een boek over kinderliteratuur te maken, dat in 2009 uitkwam en gepresenteerd werd bij het Kinderboekenfestival van 2009 in Paramaribo. Dit boek is vooral een wegwijzer voor lezers die geïnteresseerd zijn in (kinder- en jeugd)literatuur. Op een kindvriendelijke manier wordt in het boek duidelijk uitgelegd hoe men het lezen kan bevorderen bij jonge lezers. Els Moor gaat hierbij uit van verschillende functies vanuit de literatuurwetenschap. De lezer maakt kennis met de geschiedenis (in beknopte vorm) van de Surinaamse kinderliteratuur. Namen als Thea Doelwijt, Rappa, Gerrit Barron, Mechtelly, Ismene Krishnadath, Marylin Simons passeren de revue. Verhalen van schrijvers die zeker aan de belevingswereld van het Surinaams kind voldoen. Om het lezen te stimuleren, gaat Moor uit van een leesvriendelijke klas. Daarvoor geeft zij richtlijnen. De leesbevorderaar noemt als voorbeeld de boekenhoek: boeken op lage tafeltjes of in rekken. Kussens eromheen waarop de kinderen lekker kunnen zitten lezen of luisteren naar het voorlezen of vertellen.

Met het uitgeven van Lees je wijs! wilde Moor ook bekendheid geven aan Surinaamse kinderliteratuur van binnen en buiten Suriname.  Het boek is ook opgedeeld naar leesleeftijd. Allereerst komen de boeken aan bod die geschikt zijn voor kinderen van baby tot tiener. Voor elke categorie is er een teken bedacht, waarmee wordt aangeduid of het boek geschikt is voor een beginnende of gevorderde lezer. Bij verschillende verhalen zijn diverse werkvormen gekozen die gericht zijn op een creatieve beleving van het verhaal. Uit een lijst met 230 Surinaamse kinderboeken zijn er 60 uitgekozen om mee te werken. De criteria voor de keuze zijn aangegeven. De auteurs zijn vervolgens in alfabetische volgorde geplaatst. De kernwoorden die in dit deel steeds terugkeren zijn: Wat? Waarom? Hoe?’

Volgens Moor is de Surinaamse kinderliteratuur een wereld, een spiegel op Suriname met kwaliteit en geklungel, met humor en gezapige ‘wijze lessen’, met originaliteit en clichés. De criteria voor de Surinaamse literatuur die zij opsomt, zijn: inventiviteit en creativiteit, de sfeer van het beschreven milieu authentiek weergegeven in een begrijpelijke taal, maar niet kinderachtig en met humor. ‘Samen vormen al deze boeken, boekjes en floddertjes, meer dan tweehonderd in één kast, een schat voor het Surinaams kind. Het werken aan verbetering van de kwaliteit is al op gang gekomen via workshops bij vele gelegenheden en er wordt steeds overleg gepleegd over meer beklijvende begeleiding.’ Het draait allemaal om creatieve werkvormen bij Surinaamse kinder- en jeugdliteratuur: hoe bevorderen we het leesplezier bij kinderen?’

De ontwikkeling van de kinder- en jeugdliteratuur in dit artikel eindigt rond 2010. In een ander artikel zal aandacht worden besteed aan de ontwikkeling van kinder- en jeugdliteratuur tot heden.

[De Ware Tijd Literair, 5 FEBRUARI 2022]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter