blog | werkgroep caraïbische letteren

Stilstaan bij de sporen

door Mineke de Vries
 .
Het is zo lang geleden. Het viel allemaal wel mee. We kennen die geschiedenis inmiddels wel. Het houdt toeristen weg. Laten we het positieve erfgoed vieren in plaats van stilstaan bij de pijn. Vijf uitspraken over de zwarte tijd van slavernij, die berusten op vijf mythes, stelt Valika Smeulders die promoveerde op haar onderzoek naar slavernij in Curaçao, Ghana, Suriname en Zuid Afrika. Op 1 juli 2013 stonden we stil bij 150 jaar afschaffing slavernij, maar ook bij de nog zichtbare sporen in de huidige samenleving. De conclusie moest worden getrokken dat op Curaçao de invloed van de slavernijgeschiedenis eerder toeneemt dan afneemt.
l
Het gaat niet om de mate van wreedheid tijdens de slavernij, maar om wat mensen verloren en opnieuw moeten opbouwen. Het gevoel je daarbij te moeten conformeren aan de Europese maatstaf betekent al dat je niet op gelijke voet staat. Het idee ‘hoe lichter hoe beter’ zit diepgeworteld en als zelfs de commercie hierop inspeelt – licht haar is gewoon te koop en iemand als Beyoncé promoot het – onderschrijf je deze norm. Naast uiterlijk wordt de mate van succes afgemeten aan geld, waarbij rijkdom belangrijker blijkt dan hoe je elkaar behandelt. Smeulders: “De aantrekkingskracht van geld en macht als nawerking van het slavernijverleden vind ik erg heftig.”
Van huis uit kreeg Valika mee een bijdrage aan de maatschappij te leveren; haar Surinaamse ouders gingen na de onafhankelijkheid vanuit Nederland terug naar Suriname om het land op te bouwen. Op haar negende verhuisde ze met moeder en zus terug naar haar geboorteland Curaçao. “Zowel thuis als op het Peter Stuyvesant College spraken we veel over de koloniale geschiedenis en maatschappelijke verschillen.” Met die bagage ging ze in Leiden Talen en Culturen van Latijns Amerika studeren. Ze kwam terecht in managementfuncties voor milieuprojecten, maar bleef daarnaast schrijven voor Antilliaanse bladen en rolde zo in de onderzoeksjournalistiek waar ze in opdracht van ministeries en gemeenten de positie van Antillianen in Nederland onderzocht, hun problemen met het vinden van een baan, aansluiting in de samenleving. “Je zag in de jaren negentig een groep Antillianen naar Nederland komen met een armere achtergrond, die moeite had hun weg te vinden.” Vanuit het onderzoek naar slavernij-erfgoed in Nederland voor het boek Op zoek naar de stilte kreeg ze bij de Erasmus Universiteit Rotterdam de mogelijkheid onderzoek te doen naar omgang met het slavernijverleden in Ghana, Curaçao, Suriname en Zuid Afrika, waarmee Valika uiteindelijk zeven jaar bezig was en wat resulteerde in haar proefschrift Slavernij in perspectief: Mondialisering en erfgoed in Suriname, Ghana, Zuid-Afrika en Curaçao’.
Mondiale inbedding
Het onderzoek in de verschillende landen was intensief. In Zuid Afrika was ze bijna drie maanden, naar de andere landen ging ze met regelmaat terug. Op Curaçao werd het werk bemoeilijkt doordat de ontwikkeling niet stil stond in die jaren.“Het onderzoeksmateriaal veranderde onder mijn handen en daarmee mijn analyses. In 2005 was er één museum over slavernij, het Kura Hulanda, maar toen Museo Tula, een tentoonstelling bij NAAM en Savonet volgden, haalde Curaçao – waar altijd het minst te zien was – Suriname in.” Dit had te maken met de mondiale inbedding, Unesco wilde meer aandacht en Curaçao kon niet achterblijven. Het gaf het eiland een impuls om er meer van te tonen.”
Valika onderzocht wat mensen drijft maar ook hoe je van elkaar en de positieve factoren uit elk land kunt leren. Om haar inzichten te delen werkt ze mee aan tentoonstellingen (Doorbreek de Stilte, Zwart&Wit, Kleurrijk Koninkrijk), panels, geeft presentaties, colleges, schrijft artikelen en leverde een bijdrage aan de nieuwe website van NiNsee: Slavernij en Jij. Tevens schreef ze mee aan Black Heritage Tours die voert langs de schaamteloze afbeeldingen van onderdrukking op gevels, waarbij pijnlijk duidelijk wordt dat Amsterdam is gebouwd op slavenhandel. Ook het feit dat haar proefschrift downloadbaar is, past binnen het idee dat dit gedachtegoed voor iedereen toegankelijk moet zijn.
 
Ghana behield eigenheid
Zowel de Curaçaose als Surinaamse samenleving, gevormd door koloniale geschiedenis, moest haar identiteit opnieuw uitvinden, waarbij het meten aan de Europese standaard de eigenheid van mensen onder druk zette “Dit werd me helder in Ghana, waar mensen het contact met hun eigen cultuur wel konden behouden. Ghanezen zijn trots, zelfbewust, stralen zelfvertrouwen uit. Ze lopen in traditionele kleding, spreken hun oorspronkelijke talen, behielden eigen geloof en eetgewoontes. En omdat hun huidige maatschappelijke positie wordt bepaald door wat hun familie in het verleden deed, weten ze heel goed wie ze zijn. In Curaçao, Suriname zijn we pas sinds kort aan het zoeken wie we zijn.” Het feit dat het spreken over het koloniale verleden nog zo’n moeilijk onderwerp is op Curaçao heeft te maken met de groepen die er samenleven. De Europese onderdrukker is niet weg; men moet een nieuwe samenleving opbouwen waar nazaten van onderdrukker en onderdrukte samenleven. In Ghana was daarvan geen sprake, ook in Suriname was een andere balans tussen bevolkingsgroepen – overwegend afstammelingen van slaven of contractarbeiders – die een nieuwe samenleving vormden. De afwezigheid van daders maakte dat men daar feller kon praten over datgene wat was gebeurd. Dat is een ander verhaal op Curaçao, waar kinderen van daders en slachtoffers gezamenlijk de samenleving moeten vormen.
Het verschil trouwens met oudere vormen van slavernij in Ghana is dat er geen raciale component bij kwam kijken. Ondanks dat de één zich verheven voelde boven de ander kon het de gemeenschap niet in tweeën verdelen op basis van huidskleur; er was geen standaard waaraan de ander zich moest aanpassen. “Het feit dat de lokale slavernij in Ghana nog steeds bestaat en niet bespreekbaar is, is een taboe waaraan serieus gewerkt moet worden”, aldus Smeulders.
Zuid Afrika’s apartheid
Ook in Zuid Afrika speelt het slavernijverleden geen dusdanige rol als op Curaçao, wat voortkomt uit het feit dat apartheid de slavernij ‘overschaduwde’. De apartheid, die duurde tot Mandela in 1994 aan de macht kwam, is veel dichterbij dan de Tweede Wereldoorlog, laat staan het slavernijverleden. De pijn ervan wordt gevoeld door mensen die het zelf meemaakten, in plaats van de pijn van voorouders. Daarbij was in Zuid Afrika sprake van een ander soort slavernij: slaven – gehaald uit West en Oost Afrika en de gebieden rond de Indische Oceaan – werden niet te werk gesteld in overzeese gebieden, maar werkten op lokale basis in de tuinbouw en in de wijngaarden om producten te verbouwen voor de VOC.
Smeulders: “Zuid Afrika heeft mij veel geleerd in de relatie tussen zwart en wit. Een achterstand van Zuid Afrikanen wordt verklaard vanuit de apartheid, niet uit de slavernij. De slaafgemaakten hadden diverse huidskleuren, maar tijdens de apartheid werden de donkersten uit éigen volk het meest gediscrimineerd, niet dus de afstammelingen van de slaven. De huidige situatie vloeit voort uit dié geschiedenis, waardoor dat nu meer een politiek issue is dan slavernij.”
Om racisme in de toekomst te voorkomen riep Mandela op te praten over de geschiedenis, maar het ook te tonen in musea, in het brede verband van alle geschiedenis (zoals ook de Joden die naar Zuid Afrika kwamen vanwege de Holocaust). Ondanks dat gaat het langzaam, stelt Smeulders: “In musea wordt erover gesproken, maar op straat? Ik vond het schrijnend te ervaren dat Kaapstad na zonsondergang opeens wit werd, waaraan je zag dat de gekleurde en zwarte bevolking economisch gezien nog steeds een achterstand heeft. De sociale segregatie zoals we die kennen in het Caribisch gebied ging hier veel verder omdat het werd vastgelegd in de wet. Dat is anders dan ‘alleen’ onderdrukking; vastgelegd in de wet betekent dat de pas bepaalde waar je werd toegelaten.” De wetten werden tijdens de apartheid gemaakt op basis van meten: zo bepaalde de potloodregel – bleef een potlood zitten in je haar of niet – of je behoorde tot zwart danwel gekleurd of wit. Het paradoxale voordeel van een wet was dat deze kon worden afgeschaft en vervangen door wetten die diversiteit erkennen.
 
Curaçao’s worsteling
Op Curaçao liggen zaken subtieler, er is geen wet die kan zorgen voor omkering in beleid. Ideeën over mensen voortvloeiend uit het slavernijverleden kunnen ongereguleerd doorwerken. “Het speelt onderhuids en ondanks dat segregatie van alle tijden is, lijkt het of verschillen tussen zwart en wit groter zijn dan dertig jaar geleden, je zou bijna spreken van apartheid: openbare plekken lopen minder door elkaar, je krijgt onderhand witte en zwarte stranden, wat vroeger niet zo was omdat de meeste stranden toen gratis en vrij toegankelijk waren. Hoe meer mensen een podium krijgen, hoe scherper de tegenstellingen, hoe groter de tweedeling. Erover praten kan mensen naar elkaar toebrengen zoals in Zuid Afrika, maar zaken ook aanscherpen zoals op Curaçao. Toch hoeft de behoefte aan erkenning van het slachtoffer en het herdenken van een gezamenlijk verleden een land niet te verdelen. “Curaçao moet wel bedenken wat voor samenleving het met elkaar wil vormen. Daarvoor zijn denkers nodig die boven de hedendaagse groepsbelangen kunnen uitstijgen en politici die niet uit zijn op eigen voordeel, maar zich inzetten voor de samenleving als geheel. Niet elk land heeft het geluk een Nelson Mandela te hebben, maar we kunnen wel Zuid Afrika als voorbeeld nemen om beleid met visie voor diversiteit te ontwikkelen, waarbij bewustwording leidt tot een trotse rainbow nation.”
“Het is goed dat er in Nederland zoveel nieuwe frisse ideeën en activiteiten zijn. Veel reguliere instellingen die nooit meededen, durven nu wel te tonen dat koloniale rijkdom is gebouwd op onderdrukking, wat bijdraagt aan de openheid die we nodig hebben, een aanzet tot een nieuwe golf bewustwording. We vieren tenslotte ook allemaal 4 en 5 mei, dus waarom niet gezamenlijk 1 juli?” Naar aanleiding van de herdenkingen en debatten wordt veel problematiek onder de loep genomen met de vraag of er verband is met de slavernij. “Vaak is dat er niet rechtstreeks, maar de maatschappelijke ongelijkheid komt wel voort uit het feit dat ook de afstammelingen van slaafgemaakten geen gelijke kansen en zeggenschap kregen.” De volgende vraag is volgens Smeulders wat je doet met die maatschappelijke problemen: “Gebruik je ze als excuus om voort te kabbelen, krijgt het probleem steeds andere gezichten. Wil je echt wat veranderen, moet worden geanalyseerd waarom mensen anderen onderdrukken om er zelf beter van te worden, in het verleden en in het heden.”
Weerlegging van de mythes
De vijf bovengenoemde mythes liggen ten grondslag aan het wegstoppen van ons verleden. Is ‘al 150 jaar geleden’ niet kort als je beseft dat tien tot vijftien generaties leden onder slavernij? En voor wie viel het overigens mee? Kennen we de persoonlijke verhalen van mensen die nog in het schip overleden, die werden uitgebuit en doodgeslagen? Hoe trots kan een mens zijn op het positieve erfgoed dat is gebouwd op uitbuiting van anderen? Het toelaten van die pijn en erkenning ervan is de eerste stap op weg naar genezing. Vervolgens: toeristen blijken overal ter wereld met grote interesse tentoonstellingen over slavernij te bezoeken. Kortom, we moeten af van de eenzijdige belichting van vertellers die ofwel affiniteit hebben met de machthebbers, ofwel met de onderdrukten. “Het presenteren van het slavernijverleden zegt uiteindelijk vooral iets over de bereidheid te praten over de sociaal-economische verhoudingen van toen, maar vooral van nu.”
Het vergt moed en wijsheid de pijn te erkennen, maar vooral er zonder eigenbelang en zonder oordeel over te spreken. Pas dan ontstaat ruimte voor een breder perspectief en een oprechte manier van samenleven.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter