Stijlvol sterven (2)
door Peter Meel
Te midden van de schijngestalten en droomfiguren die Ashetu’s werk bevolken, zijn de contouren van de vaderfiguur het meest zichtbaar. Het is niet vaak dat hij herkenbaar op de voorgrond treedt. Dat doet hij mijns inziens nog het duidelijkst in het gedicht ‘Jij’, dat in de bloemlezing Dat ik zong een plaats kreeg.
Jij
Jij met
de gehaaide
gewatteerde trompetten
jij met
de haan en
de oranje vogel
jij die
ons gevoed hebt
met een witte bloem
jij bent
van de natte kusten
en van ’t oerwoud
dat verging.
De vader – die niet bij naam wordt genoemd, want dat zou onverdraaglijk zijn voor de dichter – wordt hier in al zijn burgerlijke benepenheid getekend. Muziek bestaat voor hem alleen als instrumenten gelikt en omfloerst hun klanken voortbrengen en spontaniteit en uitgelatenheid zorgvuldig zijn weggepoetst. De haan kan moeilijk naar iets anders verwijzen dan naar de machogedaante waarin de vader zich aan de zoon openbaarde, de oranje vogel naar het Huis van Oranje en de monarchistische inborst waarmee de vader zich in het private en publieke domein wenste te onderscheiden. De witte bloem refereert naar mag worden aangenomen aan de cultuur en geschiedenis van Europa waarmee de vader zijn gezinsleden hoopte te begeesteren. Dat de vader van de natte kusten en het niet meer bestaande oerwoud is, laat zich lezen als diens vervreemd zijn van het wezen van zijn land en zijn gehechtheid aan de zoom van Suriname, die hem via de Atlantische Oceaan tastbaar met de kust van de Lage Landen verbond.
Een ander gedicht waarin ik de vader meen te herkennen, zij het op een meer indirecte wijze, is ‘De historicus’ (uit Dat ik je liefheb).
De historicus
Mr. Lecky
is altijd de historicus,
nooit de partisaan.
Het kan ook niet anders;
hij wordt gekweld door
zoveel bange eeuwen.
Als hij naar me kijkt
klotst water tegen rotsen
aan in m’n zieke buik.
Eens, in zijn studeerkamer,
greep hij ontzet naar de
kop van een opgezette
koningstijger, toen ik op
gekrulde sandalen, gloeiend
in de ogen, zacht zijn
tergend vertrek met een
vuurwapen binnenschreed.
Heeft de dichter hier met opzet zijn vader, met diens belangstelling voor Griekse mythologie en Europese beschavingsgeschiedenis, het alias gegeven van een in zijn tijd befaamd Iers historicus en (conservatief) parlementariër? Speelde bij die voorkeur mee dat de gekozen naam tevens kan gelden als een verbastering van Leckie, een bekende Surinaamse familienaam? Evenals zijn vader was de historicus William Edward Hartpole Lecky een studeerkamergeleerde en politicus, die zijn wortels nooit verloochende, maar die het gewapenderhand nastreven van politieke doeleinden principieel afwees. ‘Zoveel bange eeuwen’ kan betrekking hebben op de tijdspanne van het oeuvre van de historicus Lecky, maar in overdrachtelijke zin ook verwijzen naar de twee wereldoorlogen die Van Ommeren senior meemaakte. Hoe dit ook zij, de dichter voelt zich duidelijk niet op zijn gemak in de confrontatie met de historicus. Omgekeerd is de historicus op zijn hoede in de omgang met de dichter. De historicus zoekt houvast bij ‘de kop van een opgezette koningstijger’ – hoe genadeloos kan je iemand als koloniaal wegzetten – als hij zich bedreigd voelt door de dichter. Diens wraakfantasie – verzorgd gekleed en soeverein het gehate studeervertrek binnensluipen en het object van afkeer en vijandschap naar het leven staan – komt in verschillende vormen in Dat ik je liefheb terug.
In ‘Marcel’ is de vader veel meer verstopt aanwezig, een stille kracht op de achtergrond, een presentie die de vormvaste geladenheid van het gedicht extra diepte geeft.
Marcel
Hij liep op de punten van
lichte schoenen het dak af.
Zijn zeden waren verkwikkelijk licht.
Hij viel op rode stenen
bij helder winters weer
en niemand begreep de vreemde
pauw tijdens zijn dure begrafenis.
Alleen God.
En dit was de zoete Marcel.
Nog meer dan in ‘De historicus’ voltrekt de hoofdfiguur in dit gedicht een daad die er niet om liegt. Hij schept er behagen in om deze handeling goed voorbereid en in stijl uit te voeren. Ashetu verbeeldt in dit vers niets minder dan de ultieme vergeldingsactie. Niet zijn vader uit de weg ruimen is het doel van de dichter, maar hem hard en langdurig treffen door zichzelf van het leven te beroven. Alles wat de vader veracht, heeft de dichter in zijn laatste handeling samengebald: de dandyeske uitrusting waarin hij zich heeft gehuld, de lichtzinnige en onbezorgde levenshouding die hij etaleert, en de weloverwogen enscenering van zijn daad in het door de vader zo gerespecteerde Nederland. Als alleen de dood ontsnapping biedt aan het regime van de vader dan moet deze in de ogen van de dichter groots worden gevierd en alle luister worden bijgezet. De overwinning dient grandeur te bezitten en naar een zinderende climax te leiden. Dat verklaart onder andere de dure begrafenis die het bravourestuk van de beminnelijke Marcel afsluit.
Maar die ‘vreemde pauw’, wat moeten we daarmee? Als alleen God de aanwezigheid van deze vogel kan begrijpen, zijn wij dan bij machte daar iets zinnigs over te zeggen? De pauw zou als een symbool van schoonheid en waarheid kunnen worden beschouwd en als zodanig een bestanddeel kunnen zijn van het zelfdodingproject van de hoofdfiguur. Maar de pauw zou evengoed kunnen verwijzen naar hoogmoed en trots. In die zin zou de vreemde pauw kunnen refereren aan de vaderfiguur, die eigendunkelijk en zelfvoldaan de wereld tegemoet trad, maar (verborgen wens van de zoon?) desondanks de moed bezat afscheid te komen nemen van zijn overleden vlees en bloed.
Anders dan voor de hoofdfiguur in Caesarion hebben de wraakoefeningen voor Ashetu nooit een louterend effect gehad. Daarvoor waren ze teveel het product van de verbeelding. Wel mag worden verondersteld dat zijn poëzie – die grotendeels in het verborgene tot stand kwam – voor hem lange tijd van rituele en esthetische betekenis is geweest. Een instrument ter beteugeling van al te heftige emoties en tegelijk een manier om gemoedsbewegingen te verkennen en schoonheid te creëren. Zou de zoon zich hebben gerealiseerd dat zijn vader – gepromoveerd op het onderwerp abortusbehandeling en als sociaal geneesheer op dit terrein een zekere faam genietend – op zijn manier zich eveneens op een complexe manier tot leven en dood verhield?
Rest ons na drie bloemlezingen uit het werk van de dichter de uitgave van de verzamelde poëzie van Bernardo Ashetu. Rolf van der Marck heeft hier al menigmaal hartstochtelijk voor gepleit en zelfs een ontwerp gemaakt voor een onderzoeksplan. Ik sluit mij graag bij zijn oproep aan.
Dank voor deze inhoudelijk zeer boeiende beschouwing die ik met groot genoegen heb gelezen!
Ik heb genoten van deze ‘close reading’ (met erin verwerkte ‘cultural studies’) van Ashetu. Het is steeds moeilijker te verdragen dat Ashetu’s oeuvre nog altijd niet is ontsloten voor het grote publiek, want de Verzamelde Ashetu is inderdaad een ‘must’. Wat kunnen we er met z’n allen aan doen om dat mogelijk te maken? Daar zou de werkgroep eens over moeten brainstormen!